Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Overbetuwe

Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Overbetuwe 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOverbetuwe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Overbetuwe 2017
CiteertitelBeleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Overbetuwe 2017
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet basisregistratie personen, artikel 4:17
  2. Algemene wet bestuursrecht, titel 5.4

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-02-2017nieuwe regeling

07-02-2017

De Betuwe, 15 februari 2017

16BWB00083

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Overbetuwe 2017

Onderwerp: Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Overbetuwe 2017

 

Ons kenmerk: 16BWB00083

 

Burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe;

 

gelet op artikel(en) 4.17 van de Wet basisregistratie Personen (Wet BRP) en titel 5.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht;

 

b e s l u i t e n :

 

vast te stellen de

 

Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen

gemeente Overbetuwe 2017

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Deze regeling verstaat onder:

    • a.

      de wet: de Wet basisregistratie personen;

    • b.

      toezichthouder: de op grond van het bepaalde in artikel 4.2 van de wet door burgemeester en wethouders benoemde ambtenaar;

    • c.

      boete: de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 4.17 van de wet;

    • d.

      overtreder: degene die verwijtbaar niet heeft voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 4.17 onder a van de wet dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan het bepaalde in artikel 4.17 onder b. van de wet of een valse aangifte heeft gedaan.

  • 2.

    De begripsbepalingen van de wet zijn op deze beleidsregel onverkort van toepassing

Artikel 2 Doel

De boete heeft ten doel de burger te bewegen alsnog te voldoen aan zijn verplichtingen, zoals genoemd in artikel 4.17 van de wet.

Artikel 3 Algemene bepaling

  • 1.

    Per geconstateerde overtreding kan slechts één bestuurlijke boete worden opgelegd.

  • 2.

    Een bestuurlijke boete wordt opgelegd binnen drie jaar nadat burgemeester en wethouders de overtreding hebben geconstateerd, opgelegd.

  • 3.

    In geval de verplichtingen als bedoeld in de wet moeten worden vervuld door een ander dan de ingeschrevene of de aangifteplichtige zelf, wordt de boete opgelegd aan degene op wie de verplichting ingevolge de wet rust.

  • 4.

    Als op grond van de wet aan meerdere personen een boete kan worden opgelegd ten aanzien van dezelfde overtreding en burgemeester en wethouders besluiten de boete ook aan meerdere personen op te leggen, dan zijn deze personen afzonderlijk hoofdelijk voor de gehele boete aansprakelijk.

  • 5.

    Indien de overtreder vóór inning van de opgelegde bestuurlijke boete komt te overlijden, vervalt deze op de datum van overlijden.

Artikel 4 Verwijtbaarheid en bijzondere omstandigheden

  • 1.

    Voor het opleggen van een boete moet er sprake zijn van verwijtbaarheid.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen van het opleggen van een boete afzien of een boete matigen indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat het opleggen van de boete een onevenredig zware sanctie is op grond van:

    • a.

      de ernst van de overtreding;

    • b.

      de mate van verwijtbaarheid;

    • c.

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of

    • d.

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert.

Artikel 5 Hoogte boete

  • 1.

    De hoogte van de standaardboete bedraagt € 200,00.

  • 2.

    De hoogte van de op te leggen hogere boete bedraagt € 325,00. Deze zal worden opgelegd indien:

    • a.

      het aannemelijk is, dat de aangifteverplichting opgenomen in de artikelen 2.38, 2.39, 2.43 van de wet bewust niet is nagekomen;

    • b.

      het aannemelijk is, dat de verplichting opgenomen in artikel 2.46 van de wet bewust niet wordt nagekomen;

    • c.

      er sprake is van “gelegenheid geven” als bedoeld in artikel 4.17 onder b. van de wet;

    • d.

      er sprake is van recidive;

    • e.

      er sprake is van valsheid in geschrifte en er vindt geen strafrechtelijke afdoening plaats.

  • 3.

    De boete als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt alleen opgelegd als de overtreder bij voorbaat schriftelijk is geïnformeerd over de oplegging van een bestuurlijke boete bij het niet voldoen aan de verplichtingen als genoemd in de wet.

Artikel 6 Valsheid in geschrifte

  • 1.

    Indien een tot aangifte verplicht persoon een valse of vervalste aangifte doet, zich uitgeeft voor iemand anders dan wel valse of vervalste documenten overlegt met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken is er sprake van valsheid in geschrifte.

  • 2.

    Van valsheid in geschrifte wordt door de toezichthouder BRP namens burgemeester en wethouders aangifte bij de politie gedaan.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

Artikel 8 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Overbetuwe 2017.

 

Aldus besloten in de vergadering van 7 februari 2017.

 

Burgemeester en wethouders,

de gemeentesecretaris,

de burgemeester,

 

 

 

 

drs C.W.W. van den Berg.

drs A.S.F. van Asseldonk.

 

 

Toelichting

Artikel 1

In dit artikel zijn de in de regeling gebruikte begrippen nader gedefinieerd en is aansluiting gezocht bij de wettelijke begripsomschrijvingen, die onverkort van toepassing zijn.

 

Artikel 2

De Wet Basisregistratie Personen (Wet BRP) biedt de gemeente een aantal instrumenten voor de handhaving van de plichten die de burgers op grond van de wetgeving hebben (tijdige aangifte van vestiging, verhuizing, emigratie, overleggen van bescheiden, voldoen aan de informatieplicht, etc.). Het artikel is opgesteld ten behoeve de borging en/of verbetering van de kwaliteit, integriteit en betrouwbaarheid van de in de basisregistratie opgenomen gegevens.

 

Artikel 3

Artikel 3 lid 1, Dit betreft het zogenaamde 'ne bis in idem' beginsel. In de jurisprudentie ten aanzien van dit beginsel heeft de Hoge Raad enkele criteria opgeworpen om vast te stellen of er sprake is van hetzelfde feit. Allereerst is de feitelijke gedraging van belang. Er is sprake van hetzelfde feit als de gedraging in meer delicten hetzelfde is. Daarnaast speelt het beschermde rechtsgoed een rol. Wanneer de burger geen aangifte doet van zijn adreswijziging en vervolgens niet verschijnt wanneer burgemeester en wethouders hem daartoe verplicht, dan zijn dat in feite twee overtredingen. Het kan in dit geval disproportioneel zijn om twee boetes op te leggen. Overwogen kan worden om slechts één boete op te leggen.

 

Artikel 3 lid 2, De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt drie jaar nadat de overtreding is begaan conform artikel 5:45 Algemene Wet Bestuursrecht. Het is dus van belang om te bepalen op welke datum de overtreding van een verplichting op grond van de Wet BRP is begaan. Uitgangspunt is, dat de overtreding wordt geacht te zijn begaan op het moment, dat burgemeester en wethouders constateren, dat niet aan de wettelijke verplichting is voldaan. Bijvoorbeeld na overtreding van de aangifteplicht blijft de overtreding actueel. Elke dag dat de burger in gebreke blijft, overtreedt hij de wet. De termijn schuift daarmee dus op.

 

Artikel 3 lid 3, Meestal ligt de verplichting in de Wet BRP alleen bij de ingeschrevene. In dat geval is de boete alleen opeisbaar bij de ingeschrevene. Soms echter ligt de verplichting bij verschillende mensen. In dat geval kan de boete ook opgelegd worden aan verschillende mensen. Er moet dan een keuze gemaakt worden aan wie de boete wordt opgelegd.

 

Verplichting Wet BRP

Betreffende personen

Verantwoordelijke personen

Verplichting geldt niet als

2.38, 2.39 en 2.43, 2.44, 2.45, 2.46 en 2.47 Verplichting aangifte migratie, overleggen van brondocumenten, verschaffen inlichtingen

Minderjarigen tot 16 jaar.

Ouders, voogden of

verzorgers.

n.v.t.

2.38, 2.39 en 2.43, 2.44, 2.45, 2.46 en 2.47

Minderjarigen van 16 tot 18 jaar.

Ouders, voogden of

verzorgers.

de minderjarige zelf aangifte doet.

2.38, 2.39 en 2.43, 2.44, 2.45, 2.46 en 2.47

Onder curatele gestelde personen.

Curatoren.

n.v.t.

2.51 Verplichting overlegging overlijdensakte van iemand overleden in het buitenland.

In het buitenland overleden ingeschrevenen.

Echtgenoot, geregistreerde partner, andere nabestaanden tot en met de tweede graad.

n.v.t.

 

Artikel 3 lid 4: Indien meerdere personen de verplichting hebben om aangifte te doen op grond van dit artikel, zijn deze personen hoofdelijk aansprakelijk. Dat betekent dat aan elke persoon afzonderlijk een boete opgelegd kan worden (ook indien anderen medeaansprakelijk zijn). Als één van de personen aan wie de boete is opgelegd betaalt, zijn de anderen gevrijwaard van het betalen van de boete. Voor de aangifte moet burgemeester en wethouders wel bepalen op wie de verplichting voornamelijk rust. In het geval van minderjarigen zal de verplichting eerder rusten op de ouder, voogd, of verzorger, bij wie het kind gaat wonen, dan bij de ouder of ouders op wiens adres het kind niet meer woont. In het geval dat het burgemeester en wethouders meerdere personen aansprakelijk stelt voor de bestuurlijke boete, zullen deze personen afzonderlijk aangeschreven moeten worden.

 

Artikel 3 lid 5: De bestuurlijke boete kan niet opgelegd worden als de overtreder is overleden. Wanneer de boete bij leven van de burger is opgelegd en de burger vóór de inning komt te overlijden, dan vervalt de boete.

 

Artikel 4

Een bestuurlijke boete kan alleen worden opgelegd als er sprake is van verwijtbaar gedrag. De mate van verwijtbaarheid wordt volgens vaste jurisprudentie bepaald op grond van objectieve en subjectieve verwijtbaarheid. Bij objectieve verwijtbaarheid gaat het om het handelen of nalaten van de burger: heeft hij feitelijk een wettelijke regel overtreden? Bepalend daarbij is of er op hem een verplichting rustte op grond van de Wet BRP. Als uit een geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat op hem geen verplichting rustte, is er geen reden tot opleggen van de boete. Of er sprake is van objectief verwijtbaar gedrag blijkt uit het dossier op grond waarvan uiteindelijk een boete wordt opgelegd. Als kan worden vastgesteld dat de burger niet voldaan heeft aan zijn verplichting, wordt de verwijtbaarheid van de gedraging in beginsel aangenomen.

 

Bij subjectieve verwijtbaarheid gaat het om de persoon zelf: wist, of kon hij redelijkerwijs weten, dat hij een verplichting had moeten nakomen? Afhankelijk van de feiten en de omstandigheden waarin de burger zich ten tijde van de verplichting bevond, bepalen burgemeester en wethouders en eventueel de rechter of er sprake is van een overmacht situatie, waardoor het de burger op subjectieve gronden niet verweten kan worden dat hij niet aan zijn verplichting voldoet. Een voorbeeld daarvan is een spoedopname in een ziekenhuis, waardoor iemand niet tijdig aan zijn verplichting kan voldoen. Hierbij is het wel van belang dat de overtreder zo snel mogelijk nadat hij is ontslagen uit het ziekenhuis, alsnog aan zijn verplichting voldoet. Blijft hij nalatig in het voldoen aan deze verplichting, dan is hij immers nog steeds in overtreding.

 

Artikel 5

In het bestuursrecht wordt onderscheid gemaakt tussen lage en hoge bestuurlijke boetes. Voor lage bestuurlijke boetes gelden minder voorschriften en administratieve regels dan voor hogere boetes. De grens ligt op € 340,-. Om onnodige administratieve lasten te voorkomen heeft de wetgever voor het opleggen van boetes ingevolge de Wet BRP gekozen voor een maximum van € 325,-. Conform het advies van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) is ervoor gekozen om per overtreding minimaal een standaardboete op te leggen van € 200,- en voor de hogere boete het maximale bedrag van € 325,-.

In Bijlage 1 ' Schema overtreding bestuurlijke boete' is ter toelichting schematisch aangegeven wanneer de standaardboete of de hogere boete opgelegd kan worden.

 

Artikel 6

Bij valsheid in geschrifte moet het in principe gaan om een document. Ook het opzettelijk gebruiken van een door iemand anders valselijk opgemaakt of vervalst geschrift geldt als valsheid in geschrifte.

 

Bij een valse aangifte als hier bedoeld kan een bestuurlijke boete worden opgelegd vanwege overtreding van de aangifteplicht. Er dient dan wel rekening te worden gehouden met het bepaalde in artikel 5.44 van de Algemene Wet Bestuursrecht. Als er naast het overtreden van de aangifteplicht tevens sprake is van valsheid in geschrifte, dient de zaak eerst aan het Openbaar Ministerie (OM) te worden voorgelegd. Besluit het OM niet strafrechtelijk te vervolgen dan kan alsnog een bestuurlijke boete worden opgelegd.

 

 

Bijlage 1

Overtreding bestuurlijke boete

Een schematisch overzicht van de soorten overtredingen die beboet worden en de hoogte van de te betalen boete wordt gegeven in onderstaande tabel

 

Overtreding

Boete

Wetsartikelen

Onjuiste aangifte met overlegging van valse documenten

€ 325

Wet BRP 2.38, 2.39 en 2.43 juncto 2.45

Het niet doen van aangifte van inschrijving uit het buitenland

€ 325,-

Wet BRP 2.38, eerste, tweede en vierde lid

Het niet overleggen van brondocumenten betreffende de burgerlijke staat of nationaliteit bij vestiging uit het buitenland

 

€ 200,-

Wet BRP 2.38, derde lid

Het niet doen van aangifte nieuwe verblijfplaats binnen Nederland.

 

€ 325,-

Wet BRP 2.39, eerste lid

Het ten onrechte opgeven van een adreswijziging naar een briefadres terwijl er sprake is van een woonadres.

 

€ 325,-

Wet BRP 2.39 derde lid

Het niet voldoen aan informatie of zorgplicht jegens ingeschrevene of gemeente als briefadresgever of hoofd van een instelling.

 

€ 200,-

Wet BRP 2.40, vijfde lid

Het niet overleggen van brondocumenten van feiten die zich buiten Nederland hebben voorgedaan en in de BRP opgenomen moeten worden.

 

€ 200,-

Wet BRP 2.44

Het niet geven van inlichtingen door de briefadresgever over de briefadreshouder op verzoek van het gemeentebestuur.

 

€ 200,-

Wet BRP 2.45, vierde lid

Het niet geven van inlichtingen door de briefadresgever over de briefadreshouder bij recidive.

 

€ 325,-

Wet BRP 2.45, vierde lid

Het niet overleggen van brondocumenten betreffende de burgerlijke stand of nationaliteit op verzoek van het gemeentebestuur.

 

€ 325,-

Wet BRP 2.46

Het niet verstrekken van inlichtingen over een mogelijke adreswijziging.

 

€ 200,-

Wet BRP 2.47

Het niet overleggen van een buitenlandse overlijdensakte.

 

€ 200,-

Wet BRP 2.51

Het niet voldoen aan de identiteitsplicht.

 

€ 200,-*

Wet BRP 2.52

Het geven van gelegenheid tot de overtreding.

 

€ 325

Wet BRP 4.17 sub b

*Indien duidelijk is dat een burger ID-fraude pleegt, hij zich bewust voor een ander uitgeeft, dan luidt het advies niet de weg van de bestuurlijke boete te volgen, maar hiervan aangifte te doen bij de politie. Het sanctioneren van ID-fraude past beter in het strafrecht.