Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zuidplas

Verordening bezwaarschriftencommissie gemeente Zuidplas 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZuidplas
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening bezwaarschriftencommissie gemeente Zuidplas 2017
CiteertitelVerordening bezwaarschriftencommissie gemeente Zuidplas 2017
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-03-2017Onbekend

21-02-2017

Onbekend

R16.000094

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening bezwaarschriftencommissie gemeente Zuidplas 2017

De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Zuidplas;

 

ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft;

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

 

gelet op het bepaalde in artikel 84 van de Gemeentewet en artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

BESLUITEN:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening bezwaarschriftencommissie gemeente Zuidplas 2017

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: de adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidplas;

  • c.

    secretaris: de door het college aangewezen ambtenaren;

  • d.

    verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

  • e.

    voorzitter: de door het college benoemde voorzitter dan wel plaatsvervangend voorzitter van de commissie;

  • f.

    wet: algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk II De commissie

Artikel 2. Bevoegdheid commissie

  • 1.

    Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissingen op bezwaar tegen besluiten van de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester.

  • 2.

    De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van:

    • a.

      Een wettelijk voorschrift inzake de Wet waardering onroerende zaken en belastingen;

    • b.

      Een wettelijk voorschrift met betrekking tot ambtenaren als bedoeld in de Ambtenarenwet en Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling / Uitwerkingsovereenkomst van de gemeente Zuidplas, met uitzondering van bezwaarschriften die zijn ingediend door griffiemedewerkers;

    • c.

      Organisatiebrede functiebeschrijving en functiewaardering.

Artikel 3. Samenstelling van de commissie

  • 1.

    De commissie bestaat uit twee voorzitters en ten minste zes leden.

  • 2.

    De commissie regelt de vervanging van de voorzitter.

  • 3.

    De voorzitter en de leden van de commissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan van de gemeente Zuidplas.

Artikel 4. Instelling van kamer

  • 1.

    De commissie kan kamers instellen die belast worden met de behandeling van bepaalde categorieën bezwaarschriften.

  • 2.

    Elke kamer bestaat uit drie leden, waarvan:

    • a.

      een voorzitter.

    • b.

      twee andere leden, door de commissie aangewezen uit haar midden.

Artikel 5. Benoeming en zittingsduur

  • 1.

    De voorzitter en de leden van de commissie worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 2.

    De voorzitter en de leden van de commissie worden benoemd voor een termijn van maximaal vier jaar. Ze zijn bij hun aftreden opnieuw benoembaar voor maximaal twee termijnen met een mogelijkheid tot verlenging.

  • 3.

    De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan het college.

  • 4.

    Het college kan bij besluit een lid tussentijds ontslaan indien hiertoe zwaarwegende redenen zijn.

  • 5.

    De aftredende voorzitter en de aftredende leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

  • 6.

    Het college voorziet zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen drie maanden in de opvolging van de afgetreden leden of voorzitter.

Artikel 6. Vergoeding voorzitter en leden

Het college stelt voor de voorzitter en de leden een vaste vergoeding per bezochte vergadering vast.

Hoofdstuk III Procedure

Artikel 7.Werkwijze

Met betrekking tot de werkwijze van de commissie wordt een procesbeschrijving vastgesteld door het college.

Artikel 8. Uitoefening bevoegdheden

De volgende in de wet neergelegde bevoegdheden worden voor zover de voorbereiding van de beslissing op bezwaar in handen van de commissie is gesteld, uitgeoefend door de secretaris:

  • a.

    artikel 2:1, tweede lid;

  • b.

    artikel 6:6, wat betreft het de indiener stellen van een termijn;

  • c.

    artikel 6:17, voor zover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling door de commissie;

  • d.

    artikel 7;4, tweede lid;

  • e.

    artikel 7:6, vierde lid.

Artikel 9. Verstrekken stukken aan de commissie

Het verwerend orgaan is verplicht aan de commissie alle op het bezwaarschrift betrekking hebbende stukken over te leggen.

Artikel 10. Vooronderzoek

  • 1.

    De voorzitter is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.

  • 2.

    De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf toestemming van het college vereist.

Artikel 11. Hoorzitting

  • 1.

    De secretaris bepaalt namens de voorzitter de plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

  • 2.

    De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de wet.

  • 3.

    Indien de voorzitter op grond van het tweede lid van dit artikel besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.

Artikel 12. Uitnodiging hoorzitting en toezending stukken

  • 1.

    De secretaris nodigt namens de voorzitter de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste twee weken voor de hoorzitting schriftelijk uit.

  • 2.

    De op het bezwaarschrift van toepassing zijnde stukken worden ten minste twee weken voor de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan toegestuurd.

Artikel 13. Quorum

  • 1.

    Voor het houden van een hoorzitting is vereist dat ten minste drie leden, onder wie in elk geval de voorzitter of zijn plaatsvervanger, aanwezig zijn.

  • 2.

    Voor het houden van een hoorzitting aangaande bezwaarschriften met betrekking tot de Jeugdwet kan de commissie bepalen dat het kind zoals bedoeld in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind afzonderlijk of in de aanwezigheid van een vertegenwoordiger wordt gehoord door één of meer commissieleden in een daarvoor geschikte ruimte.

Artikel 14. Niet-deelneming aan de behandeling

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 15. Openbaarheid zitting

  • 1.

    De hoorzitting van de commissie is openbaar.

  • 2.

    De deuren kunnen worden gesloten indien de voorzitter van de commissie of één van de aanwezige leden het nodig oordeelt.

  • 3.

    Indien de voorzitter vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de hoorzitting verzetten, vindt de hoorzitting plaats met gesloten deuren.

  • 4.

    De commissie kan bepalen dat het horen van jeugdigen zoals bedoeld in artikel 12 van het internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind plaatsvindt met gesloten deuren.

Artikel 16. Schriftelijke verslaglegging

  • 1.

    Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de wet vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

  • 2.

    Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd.

  • 3.

    Indien de hoorzitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvindt, of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 4.

    Het verslag verwijst naar de op de hoorzitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

  • 5.

    Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

Artikel 17. Nader onderzoek

  • 1.

    Indien na afloop van de zitting, maar voordat het advies is uitgebracht, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek houden.

  • 2.

    De uit nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de commissieleden, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.

  • 3.

    De belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de uit nader onderzoek verkregen informatie.

  • 4.

    De commissieleden, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen twee weken na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op zo’n verzoek.

Artikel 18. Raadkamer en advies

  • 1.

    De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

  • 2.

    De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

  • 3.

    Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

  • 4.

    Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien die minderheid dat verlangt.

  • 5.

    Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

  • 6.

    Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Artikel 19. Uitbrengen advies en verdaging

  • 1.

    Het advies wordt, onder medezending van het verslag als bedoeld in artikel 16 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het verwerend orgaan.

  • 2.

    Indien naar het oordeel van de voorzitter de termijn van 12 weken als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, van de wet ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.

Artikel 20. Uitbrengen jaarverslag

De commissie brengt elk jaar voor 1 juli aan de raad, het college en de burgemeester een verslag uit van haar werkzaamheden in het voorgaande kalenderjaar.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 21. Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de dag van bekendmaking. Op hetzelfde tijdstip vervalt de oude verordening.

Artikel 22. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bezwaarschriftencommissie gemeente Zuidplas 2017.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van 21 februari 2017,

De raad voornoemd,

 

De griffier, De voorzitter,

 

P.van Vugt K.J.G. Kats

 

Ondertekening

 

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders op 13 december 2016,

 

De gemeentesecretaris, De burgemeester,

 

C.Bos, K.J.G. Kats

 

Aldus besloten door de burgemeester op 13 december 2016,

 

K.J.G. Kats

 

Toelichting

 

Deze verordening geeft een uitwerking van de behandeling van bezwaarschriften door een adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Deze verordening geeft een volledig beeld van de procedure die moet worden gevolgd bij de behandeling van een bezwaarschrift. In de artikelsgewijze toelichting worden de bepalingen uit de Awb en de verordening naast elkaar geplaatst.

 

Artikelsgewijze toelichting op de verordening bezwaarschriftencommissie

 

In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordenende bevoegdheid heeft. Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot het instellen van de commissie bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Awb voorkomen, dan wel in deze verordening extra toelichting behoeven om eventuele verwarring te voorkomen. Zo ontbreekt een omschrijving van het begrip 'bestuursorgaan' hoewel dat op meerdere plaatsen in de verordening voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de verordening aangeduid als 'verwerend orgaan'. Dit kan de gemeenteraad betreffen, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester. Daarnaast zijn er begripsbepalingen opgenomen die het mogelijk maken om in de verordening een afkorting te gebruiken. Dit is het geval voor de begrippen ‘commissie’, ‘college’, ‘voorzitter’, ‘secretaris’ en ‘wet’.

Artikel 2. Bevoegdheid commissie

De bezwaarschriftencommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 van de Awb wordt via deze inleidende bepaling ingesteld. In artikel 1:5 van de Awb is omschreven wat onder het maken van bezwaar dient te worden verstaan.

De commissie is bevoegd te adviseren ten aanzien van bezwaarschriften die de normale route van de Awb volgen, die betrekking hebben op specifieke materie of onderwerpen betreffen waarover grote aantallen bezwaarschriften worden ontvangen en waarvan het wenselijk is dat daarvoor een adviescommissie in het leven wordt geroepen. De commissie is niet bevoegd te adviseren ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten inzake de Wet waardering onroerende zaken, belastingen, inzake organisatiebrede functiebeschrijving en functiewaardering en personele aangelegenheden. Griffiemedewerkers zijn de uitzondering. De commissie is wel bevoegd om ten aanzien van bezwaarschriften ingediend door en betreffende griffiemedewerkers te adviseren.

De Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Wet waardering onroerende zaken bevatten afwijkende of aanvullende bepalingen over beslistermijnen, het horen en de geheimhouding. In verband hiermee is gekozen om bezwaarschriften die hiermee verband houden in elk geval uit te zonderen.

Artikel 3. Samenstelling van de commissie

De commissie betreft een commissie zoals bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet en artikel 7:13 van de Awb. Artikel 7:13 van de Awb stelt minimum-eisen aan de samenstelling van een

adviescommissie; een adviescommissie dient te bestaan uit een voorzitter en ten minste twee leden en de voorzitter maakt geen deel uit en is niet werkzaam onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Op deze manier kan de commissie vrij van last en ruggespraak het bestuursorgaan adviseren.

Artikel 4. Instelling van kamers

De commissie kan zelf over de instelling van kamers bepalen. De commissie kan bijvoorbeeld kamers instellen in verband met een wenselijke splitsing naar onderwerp.

Artikel 5. Benoeming en zittingsduur

De voorzitter en de leden van de commissie worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen. Voor de zittingsduur van vier jaar is aansluiting gezocht bij de zittingsduur van het college. De commissieleden kunnen worden benoemd voor een termijn van maximaal vier jaar; dit betekent dat de commissieleden ook voor een kortere termijn dan vier jaar kunnen worden benoemd. In beginsel wordt echter de termijn van vier jaar wel aangehouden.

De zittingsperiode van de voorzitter en de leden van de commissie bedraagt maximaal twee termijnen. Het college kan besluiten de zittingsperiode te verlengen.

Een lid van de commissie kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het kan bijvoorbeeld een toekomstig tijdstip kiezen om zodoende nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. De bepaling van het vijfde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.

Artikel 6. Vergoeding voorzitter en leden

Het college stelt voor de voorzitter en overige leden van de commissie een vergoeding vast.

Artikel 7. Werkwijze

Het college stelt een procesbeschrijving op om het werkproces behorend bij de afhandeling van bezwaarschriften vast te leggen en afspraken met vakafdelingen te uniformeren.

Artikel 8. Uitoefening bevoegdheden

De voorzitter van de commissie dan wel van de kamer aan welke de behandeling van het bezwaarschrift is opgedragen draagt er zorg voor dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling ervan genoegzaam voor te bereiden. De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de wet zijn aan de secretaris gemandateerd uit proceseconomische redenen. Het werkproces wordt hierdoor niet onnodig vertraagd en zorgt voor een snellere afhandeling van bezwaarschriften.

 

Het betreft de volgende artikelen van de Awb: Artikel 2:1, tweede lid, artikel 6:6, wat betreft het de indiener stellen van en termijn, artikel 6:17, voor zover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling door de commissie, artikel 7:4, tweede lid en artikel 7:6, vierde lid.

 

Artikel 2:1, tweede lid, van de Awb bepaalt dat een bestuursorgaan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging kan verlangen. Omdat deze bepaling facultatief is geformuleerd, is de secretaris vrij om al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken.

 

Artikel 6:6 van de Awb bepaalt datindien niet is voldaan aan in artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad om het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

De termijn waarbinnen het verzuim dient te worden hersteld, wordt vastgesteld door de secretaris. Er is in de verordening geen vaste termijn opgenomen voor het herstellen van een verzuim, omdat het niet goed mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn. in de meeste gevallen kan met een termijn van twee weken na het einde van de bezwaartermijn worden volstaan, maar soms is er een termijn van vier weken nodig. Enerzijds moet de indiener van het bezwaar een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen, anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd.

 

Een zorgvuldige formulering van de brief waarin gewezen wordt op het verzuim en waarin de termijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim moet worden hersteld, is noodzakelijk. Er zal duidelijk aangegeven moeten worden welke consequentie verbonden is aan het niet voldoen aan deze verplichting. Dit volgt ook uit de facultatieve wijze waarop artikel 6:6 van de Awb is geformuleerd: het bezwaarschrift 'kan' niet-ontvankelijk worden verklaard. De uiteindelijke beslissing ligt dus bij het bestuursorgaan. Overigens zal niet zonder meer geconcludeerd mogen worden dat er in zo'n situatie sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaarschrift waardoor - ingevolge artikel 7:3 van de Awb - van het horen kan worden afgezien.

 

Ten slotte wordt hier gewezen op artikel 7:10 van de Awb waarin voorschriften zijn opgenomen voor de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaarschrift dient te worden beslist. De beslistermijn wordt namelijk opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

 

Artikel 6:17 van de Awb bepaalt datindien iemand zich laat vertegenwoordigen, het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in elk geval aan de gemachtigde zendt. Voor zover het de behandeling door de commissie betreft, ligt deze taak bij de secretaris.

 

Artikel 7:4, tweede lid van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage legt. In deze verordening is er voor gekozen om de stukken in ieder geval twee weken voor de zitting naar belanghebbenden en het verwerend orgaan te sturen.

Het inzagerecht is als een van de fundamentele waarborgen voor een goed verlopende bezwaarschriftenprocedure te beschouwen. Het maakt het principe van hoor en wederhoor mogelijk. Het is gekoppeld aan de hoorzitting: wordt er niet gehoord, dan is er ook geen sprake van een verplichte ter-inzage-legging.

 

Stukken toezenden hoeft niet, maar een verzoek van een belanghebbende om stukken in te zien mag niet beperkt blijven tot de termijn van ter-inzage-legging (Rb. Amsterdam, 8 augustus 1995, Awb katern 1996, 19). In de gemeente Zuidplas is er voor gekozen om alle stukken aan alle partijen en belanghebbenden toe te sturen en niet om de stukken ter inzage te leggen.

Artikel 7:6, vierde lid, van de Awb bepaalt dat een bestuursorgaan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege kan laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Het derde lid van dit artikel bepaalt dat wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, ieder van hen op de hoogte wordt gesteld van het verhandelde tijdens hethet horen buiten zijn aanwezigheid. In het tweede lid van artikel 7:6 van de Awb wordt de mogelijkheid gegeven om de belanghebbenden afzonderlijk te horen. Een reden om dit te doen kan zijn dat tijdens het horen feiten of omstandigheden bekend zullen worden waarvan geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Het vierde lid geeft aan dat in dit geval de verschillende partijen niet geïnformeerd hoeven te worden over wat er in de afzonderlijke hoorzittingen is besproken.

Artikel 9. Verstrekking stukken aan de commissie

Het verwerend orgaan is verplicht alle op het bezwaarschrift betrekking hebbende stukken aan de commissie over te leggen. De commissie dient tijdig over de van belang zijnde stukken te beschikken om een weloverwogen advies op schrift te kunnen stellen. Daarnaast dienen deze stukken ook beschikbaar te zijn voor belanghebbenden.

Artikel 10. Vooronderzoek

Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift voldoende voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de bezwaarde in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.

De activiteiten van de commissie of haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten met zich meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden en de voorzitter. Bij bijzondere kosten kan men denken aan bijvoorbeeld het inschakelen van externe deskundigen.

Aangezien de kosten door het college vergoed dienen te worden ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat het college hiervoor toestemming heeft gegeven. Om deze reden is in onderhavige bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat het college door zo'n toetsing het werk van de commissie frustreert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast.

In dit verband verdient ook artikel 3:7 van de Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.

Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden.

Artikel 11. Hoorzitting

Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is, kennelijk ongegrond is, de belanghebbenden verklaard hebben geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan volledig tegemoet denkt te kunnen komen aan het bezwaarschrift, het daarover met de voorzitter van de commissie contact opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op 6:19 van de Awb. In artikel 6:19 van de Awb gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van het bezwaar intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In dit artikel is tevens bepaald dat indien een bestuursorgaan zo'n intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen, het bezwaar geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit geheel tegemoetkomt aan het bezwaar.

De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de verordening toegekend aan de voorzitter. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid van de Awb waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de Awb.

Het bepaalde in het derde lid van artikel 11 van de verordening spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge artikel 7:12 van de Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.

Artikel 12. Uitnodiging hoorzitting en toezending stukken

Ingevolge deze bepaling worden zowel de belanghebbenden als ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor de commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken.

Het verdient aanbeveling een standaardtermijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarmaker en de belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Gekozen is voor een termijn van in ieder geval twee weken, dit mede in verband met de termijn van 12 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaarschrift moet zijn beslist en het bepaalde in artikel 7:4 Awb. Indien mogelijk zal de uitnodiging nog eerder worden verzonden. De op het bezwaarschrift van toepassing zijnde stukken worden uiterlijk twee weken voor de hoorzitting toegezonden.

Artikel 13. Quorum

Indien niet is gebleken van een opdracht om het horen door de voorzitter of een lid te laten plaatsvinden zoals bedoeld in artikel 7:13, derde lid, van de Awb, dient het horen te geschieden door ten minste drie personen. Het horen door de voorzitter en een lid is bij het ontbreken van een opdracht om in die samenstelling te horen in strijd met artikel 7:13, derde lid, van de Awb. Dit gebrek kan met toepassing van artikel 6:22 van de Awb worden gepasseerd, waarbij de Afdeling van belang acht dat het horen heeft plaatsgevonden door meer personen dan op grond van de wet is vereist en dat uit het advies volgt dat het derde commissielid wel betrokken is geweest bij de beoordeling en bij het uitbrengen van het advies (ABRvS 22 april 2015, ECLI:NL:RVs:2015:1311, JB 2015/104).

Artikel 14. Niet-deelneming aan de behandeling

Zie hiervoor ook artikel 2:4 van de Awb. Ook al zijn de voorzitter en de leden formeel onafhankelijk, dan staat daarmee nog niet vast dat er ook op inhoudelijk vlak van niet-vooringenomenheid sprake is (Rb. Leeuwarden 8 februari 1996, JB, 3 (1996), 100).

Artikel 15. Openbaarheid zitting

Ingevolge artikel 7:5, tweede lid van de Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid, van de Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend.

In de verordening is bepaald dat de hoorzitting in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld indien bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.

Er is besloten om voor jeugdigen wel een aparte regeling op te nemen. Het horen van deze groep dient te voldoen aan het gestelde in artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). De commissie kan daarom besluiten om de zitting met gesloten deuren te laten plaatsvinden. De commissie dient hierbij rekening te houden met de leeftijd en de rijpheid van het kind.

 

Artikel 12 van het IVRK bepaalt het volgende:

  • 1.

    De Staten die partij zijn, verzekeren het kind dat in staat is zijn of haar eigen mening te vormen, het recht die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen, waarbij aan de mening van het kind passend belang wordt gehecht in overeenstemming met zijn of haar leeftijd en rijpheid.

  • 2.

    Hiertoe wordt het kind met name in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in iedere gerechtelijke en bestuurlijke procedure die het kind betreft, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van een vertegenwoordiger of een daarvoor geschikte instelling, op een wijze die verenigbaar is met de procedureregels van het nationale recht.

     

Artikel 12 van het IVRK is volgens vaste jurisprudentie een rechtstreeks werkende bepaling. Het verplicht de gemeente in bezwaar het kind te horen op een wijze die in overeenstemming is met zijn leeftijd en rijpheid.

Het kan voor komen dat het horen door drie commissieleden, de secretaris, het verwerend orgaan, eventueel een notulist en de verzorger of vertegenwoordiger van het kind niet in overeenstemming is met de leeftijd en rijpheid van het kind. De commissie kan hierbij aansluiting zoeken bij gerechtelijke procedures waar het kind in een apart ingerichte ruimte wordt gehoord door de rechter, die een specifieke opleiding voor het horen van kinderen heeft gevolgd. Op deze manier wordt het best gewaarborgd dat het kind zich vrij voelt om zich te uiten. Uiteraard dient dit per geval te worden beoordeeld door de commissie.

De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 18 van de verordening achter gesloten deuren plaatsvindt met twee commissieleden en de voorzitter.

Artikel 16. Schriftelijke verslaglegging

Artikel 7:7 van de Awb en artikel 7:13, zesde lid van de Awb vereisen dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag zijn niet in de Awb geregeld. Daarom is er in de verordening een vaste procedure opgenomen.

Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de adviescommissie, dan hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden (CRvB, 2 april 1996, AB 1997/23).

Artikel 17. Nader onderzoek

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 van de Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel van hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren. Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek (Nationale ombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263). Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken (Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB, 1999/311).

Artikel 18. Raadkamer en advies

De beraadslaging van de commissie vindt achter gesloten deuren plaats.

Advisering door de voorzitter en één lid van de commissie is in strijd met artikel 7:13, eerste lid, onder a van de Awb (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 19-10-98, JB 1998/257). Een adviescommissie mag alleen adviseren; ze kan geen (gedelegeerde) beslisbevoegdheid krijgen (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 06-01-1997).

Een verzoek om vergoeding van de kosten moet worden gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Doorgaans zal een dergelijk verzoek in het bezwaarschrift, in een pleitnota of mondeling tijdens de hoorzitting worden gedaan. De bezwaarschriftencommissie adviseert in dat geval ook over dit verzoek en zal aangeven of er recht is op een vergoeding en zo ja over de hoogte van het vergoedingsbedrag. Dit laatste kan worden ontleend aan het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Artikel 19. Uitbrengen advies en verdaging

Volgens artikel 7:13, zesde lid van de Awb maakt het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.

De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb 12 weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter dat indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen.

Het besluit tot verdaging is een niet appellabele beschikking. Ingevolge artikel 7:14 van de Awb zijn de artikelen 3:41 tot en met 3:45 van de Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 van de Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden.

Artikel 20. Uitbrengen jaarverslag

Met het jaarverslag legt de commissie verantwoording over haar werk af en doet zij naar aanleiding hiervan aanbevelingen aan de raad, het college en de burgemeester. Op deze manier kan het inzicht in en de bekendheid met het werk van de commissie worden vergroot. De invulling van dit verslag is aan de commissie gelaten. Voor de hand ligt dat wordt aangegeven hoeveel bezwaarschriften er zijn ingediend, wat de werkvoorraad was, hoeveel adviezen er zijn uitgebracht, wat de adviezen inhielden en of het bestuursorgaan contrair heeft besloten.

Het verdient de voorkeur het jaarverslag zo snel mogelijk na het einde van het kalenderjaar uit te brengen.

Artikel 21. Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

Deze verordening is een algemeen verbindend voorschrift. Besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden verbinden niet dan wanneer ze bekendgemaakt zijn. Deze verordening wordt bekendgemaakt in het elektronische gemeenteblad van de gemeente Zuidplas en op https://www.officielebekendmakingen.nl en treedt in werking met ingang van de dag na de dag van bekendmaking. Op hetzelfde tijdstip vervalt de oude verordening.

Artikel 22. Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening bezwaarschriftencommissie gemeente Zuidplas 2017