Organisatie | Landgraaf |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Landgraaf 2016 |
Citeertitel | Beleidsregel bestuurlijke boete BRP gemeente Landgraaf 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 4.17 Wet basisregistratie personen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-02-2017 | nieuwe regeling | 22-10-2016 | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf;
overwegende dat het wenselijk is om burgers aan te zetten tot het nakomen van verplichtingen die de Wet basisregistratie personen aan hen oplegt, om fraude en andere onwenselijke gedragingen rondom die verplichtingen te voorkomen en te bestrijden;
overwegende dat het wenselijk is om de kwaliteit van de gegevens over de ingeschrevenen in de Basisregistratie personen verder te verhogen;
overwegende dat het wenselijk is om de uitvoering van het handhavingsinstrument van de bestuurlijke boete uit artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen voor de gemeente Landgraaf in een beleidsregel vast te leggen;
gelet op de circulaire bestuurlijke boete van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 januari 2014 en de handreiking bestuurlijke boete van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken van november 2013;
gelet op het bepaalde in artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen en titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht;
Beleidsregel bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Landgraaf 2016
Het ontbreken van verwijtbaarheid wordt in beginsel niet aangenomen, in de volgende situaties waarin de overtreder:
stelt langere tijd niet in staat te zijn geweest zijn belangen te behartigen, doordat hij tijdelijk niet op het adres zegt te wonen. Hieronder wordt ook begrepen tijdelijk verblijf in het buitenland, tijdelijk verblijf in een instelling voor de gezondheidszorg, instelling op het gebied van kinderbescherming of penitentiaire instelling;
aangemerkt wordt als gelegenheidsgever in de zin van sub g van dit artikel en stelt dat de andere persoon niet langer op het adres woont, terwijl hij niet aantoont dat de andere persoon recentelijk verhuisd is naar een ander adres of vertrokken is naar het buitenland en daarvan nog niet binnen de wettelijke termijn als bedoeld in artikel 2.39 en 2.43 van de wet aangifte heeft gedaan.
Artikel 5 Onvoorziene omstandigheden en afwijkingsbevoegdheid
In de gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.