Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nissewaard

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard houdende regels omtrent kabels en leidingen Handboek kabels en leidingen Nissewaard

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNissewaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard houdende regels omtrent kabels en leidingen Handboek kabels en leidingen Nissewaard
CiteertitelHandboek kabels en leidingen Nissewaard
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp
Externe bijlagenAanvraag rioolhuisaansluiting (PDF; 0,75 MB) Standaardprofiel (PDF; 0,63 MB)

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 3 Leidingverordening Nissewaard
  2. artikel 2 Telecommunicatieverordening Nissewaard
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-11-201601-06-2016nieuwe regeling

01-11-2016

Gemeenteblad 2016, 156942

16.B.00443

Tekst van de regeling

Intitulé

Handboek kabels en leidingen Nissewaard

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard;

gelet op artikel 3 van de Leidingverordening Nissewaard en artikel 2 van de Telecommunicatieverordening Nissewaard;

besluit de nadere regels als volgt vast te stellen:

Handboek kabels en leidingen Nissewaard.

Hoofdstuk 1 Algemene Informatie
Artikel 1.1.1 Uitleg van gebruikte begrippen en afkortingen

In dit handboek wordt verstaan onder:

  • -

    APV: de Algemene Plaatselijke Verordening;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    CROW: CROW is het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. Deze not-for-profitorganisatie ontwikkelt, verspreidt en beheert praktisch toepasbare kennis voor beleidsvoorbereiding, planning, ontwerp, aanleg, beheer en onderhoud. Dit gebeurt in samenwerking met alle belanghebbende partijen, waaronder Rijk, provincies, gemeenten, adviesbureaus, uitvoerende bouwbedrijven in de grond-, water- en wegenbouw, toeleveranciers en vervoerorganisaties;

  • -

    leidingexploitant: degene onder wiens verantwoordelijkheid een leiding aangelegd, beheerd, geëxploiteerd of verwijderd wordt;

  • -

    vergunning: afhankelijk van de aard, de leeftijd of eigendom van een leiding:

    • ·

      een vergunning als bedoeld in de Leidingenverordening;

    • ·

      een vergunning als bedoeld in de APV;

    • ·

      een instemming als bedoeld in de Telecommunicatieverordening;

    • ·

      een toestemming als bedoeld in een concessieovereenkomst tussen de gemeente en een leidingexploitant;

  • -

    leiding: een buis bestemd voor het transport van vaste stoffen, vloeistoffen of gassen, of een kabel bestemd voor het transport van elektriciteit, gelegen:

    • ·

      in, op of boven openbare grond of openbaar water;

    • ·

      in, op of boven een civiel kunstwerk, met alle daarbij behorende voorzieningen zoals mantelbuizen, kabelgoten, afsluiters, brandkranen, kasten en dergelijke;

    • ·

      met uitzondering van bovengrondse hoogspanningskabels, gemeentelijke rioleringsbuizen en trafohuisjes;

  • -

    leidingenverordening: Leidingenverordening Nissewaard;

  • -

    NPR: Nederlandse Praktijk Richtlijnen;

  • -

    RAW: de RAW-systematiek, beheerd en onderhouden door CROW, is sinds jaar en dag dé standaard voor bestekken in de grond-, water- en wegenbouw (GWW). Bij de meeste werken in de GWW wordt de systematiek gevolgd;

  • -

    Telecommunicatieverordening: Telecommunicatieverordening Nissewaard;

  • -

    toezichthouder: de bij besluit van het college en van de burgemeester aangewezen ambtenaren die belast zijn met het toezicht;

  • -

    VCA: Veiligheids Checklist Aannemers;

  • -

    vergunning: afhankelijk van de aard, de leeftijd of eigendom van een leiding:

    • ·

      een vergunning als bedoeld in de Leidingenverordening;

    • ·

      een vergunning als bedoeld in de Algemene plaatselijke verordening;

    • ·

      een instemming als bedoeld in de Telecommunicatieverordening;

    • ·

      een toestemming als bedoeld in een concessieovereenkomst tussen de gemeente en een leidingexploitant;

  • -

    WION: Wet informatie voorziening ondergrondse netten.

Hoofdstuk 2 Procedures
Paragraaf 1.2 Aanvraag
Artikel 2.1.1 Vergunning c.q. instemming

Alle werkzaamheden van ingrijpende aard. Voor het aanbrengen, verwijderen of vervangen van kabels en leidingen dient een vergunning c.q. instemming te worden aangevraagd.

De aanvraagprocedure voor een vergunning of instemming zoals bedoeld in dit artikel verloopt via het geautomatiseerde registratiesysteem https://ltc.andes.nl/ltcmv.

Artikel 2.1.2 Graafmelding

Werkzaamheden van niet ingrijpende aard:

  • a.

    het openen van handholes;

  • b.

    het graven van lasgaten;

  • c.

    het graven van proefsleuven voor kabel- en leidingwerkzaamheden;

  • d.

    het maken van boringen voor grondonderzoek in het belang van kabels en leidingen;

  • e.

    het opsporen van storingen.

Voor a, b, c, en d geldt dat hiervan zijn uitgezonderd werkzaamheden die uitgevoerd worden in, op of boven een wegkruising of rotonde.

Indien bovenstaande werkzaamheden leiden tot het vervangen van de betreffende kabel of leiding, dient een vergunning c.q. instemming te worden aangevraagd overeenkomstig artikel 2.1.1.

Tevens dienen graafwerkzaamheden te worden gemeld zodra gestart wordt met werkzaamheden waarvoor volgens artikel 2.1.1 een vergunning c.q. instemming is afgegeven.

De aanvraagprocedure voor een graafmelding zoals bedoeld in dit artikel verloopt via het geautomatiseerde registratiesysteem https://ltc.andes.nl/ltcmv. Vanuit dit registratiesysteem wordt een straatbriefje gegenereerd. Dit straatbriefje moet bij het uitvoeren van het graafwerk kunnen worden getoond (zie ook de artikelen 4.1.2 en 4.1.5).

Artikel 2.1.3 Tijdstip

Een vergunningaanvraag dient acht weken voorafgaand aan de werkzaamheden bij het college te worden ingediend. Bij complexe werken en tracés langer dan 2.000 meter dient de aanvrager rekening te houden met een langere behandeltijd.

Een melding dient uiterlijk drie werkdagen voorafgaand aan de werkzaamheden bij het college te worden ingediend.

In de vergunningaanvraag of melding dient het tijdstip van uitvoering te worden vermeld. Afwijking van dat tijdstip is mogelijk. In overleg met de aanvrager bepaalt het college dan een nieuw aanvangstijdstip. In het geval van een evenement op de locatie van de uit te voeren werkzaamheden kan de gemeente een tijdelijk werkverbod opleggen.

Artikel 2.1.4 Tekening

Bij de vergunningaanvraag of melding dient een tekening van het geplande tracé in viervoud te worden aangeleverd. De tekening heeft een schaal van minimaal 1:500 en bevat een duidelijke weergave van de locatie van het beoogde tracé.

Artikel 2.1.5 Oriëntatiemelding

Bij de vergunningaanvraag of melding dient door middel van een oriëntatiemelding alle informatie m.b.t. de ligging van aanwezige ondergrondse netten te worden geleverd volgens het in de WION vastgestelde formaat.

Artikel 2.1.6 Telecommunicatieverordening

Voor kabels die onderdeel zijn van een openbaar elektronisch communicatienetwerk is de Telecommunicatieverordening Nissewaard van toepassing.

Artikel 2.1.7 Rioolaansluitingen

Voor een aansluiting op het gemeentelijke rioolstelsel dient bij het college een aanvraag te worden gedaan door het volledig invullen en retourneren van het aanvraagformulier rioolaansluiting Nissewaard. Zie daarvoor bijlage 1 bij dit handboek.

Per 1 januari 2017 wordt een nieuwe verordening voor rioleringen van kracht. Vanaf die datum dient een aanvraag voor zo’n aansluiting op grond van deze verordening te worden gedaan.

Artikel 2.1.8 Toestemming derden

De leidingexploitant draagt er zorg voor dat hij voor de uitvoering van de werkzaamheden tevens beschikt over vergunningen en toestemmingen af te geven door andere overheidsorganen (bv. Waterschap de Hollandse Delta) en andere belanghebbenden (vervoersbedrijven e.d.).

Artikel 2.1.9 Bodemverontreiniging

Voor werkzaamheden in de bodem is de Wet bodembescherming (Wbb) onverkort van toepassing. Dit betekent onder andere dat de leidingexploitant verplicht is uit te zoeken of de bodem ter plekke van het leidingtracé verontreinigd is. Daarvoor kan hij:

  • ·

    bij DCMR Milieudienst Rijnmond navragen of er informatie beschikbaar is over de bodemkwaliteit. Dit kan via www.dcmr.nl of telefonisch. Aan het nazoeken in het archief van DCMR Milieudienst Rijnmond zijn voor derden kosten verbonden.

  • ·

    bij geen of onvoldoende informatie kan in het kader van arbowetgeving de leidingexploitant een bodemonderzoek laten uitvoeren door een gecertificeerd onderzoeksbureau.

In geval van ernstige bodemverontreiniging, en er geen alternatief tracé in overleg met het college is overeengekomen, moeten graafwerkzaamheden volgens de daarvoor geldende procedures worden gemeld bij het bevoegd gezag (DCMR Milieudienst Rijnmond). Uitvoering van de werkzaamheden mag dan alleen plaatsvinden op basis van een goedgekeurd saneringsplan. Bodemverontreinigingen die onverwacht tijdens het graafwerk aan het licht komen, dienen direct aan het bevoegd gezag (DCMR Milieudienst Rijnmond) en aan de toezichthouder te worden gemeld, waarna voortzetting van de werkzaamheden moet worden afgestemd met het bevoegd gezag.

Artikel 2.1.10 Spoedeisende werkzaamheden

In geval van spoedeisende werkzaamheden aan een leiding, nodig vanwege een storing, calamiteit of andere onvoorziene gebeurtenis die ernstige schade kan veroorzaken en waarbij uitstel van de werkzaamheden redelijkerwijs niet mogelijk is, meldt de leidingexploitant dit voor aanvang van de werkzaamheden aan het college. Op werkdagen tussen 07.00 en 16.00 uur dient dit gemeld te worden bij de gemeentelijke afdeling die de uitvoering begeleidt.

In alle gevallen dient de leidingexploitant ten hoogste twee werkdagen na het uitvoeren van de werkzaamheden te handelen overeenkomstig de artikelen 2.1 en volgende.

Paragraaf 2.2 Vergunning
Artikel 2.2.1 Termijn

Het college beslist op de aanvraag voor een vergunning binnen een termijn van acht weken. Het college kan de beslissing met acht weken verdagen.

Artikel 2.2.2 Tijdsduur

Het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor een vergunning is verleend dient binnen drie maanden na de dagtekening van de vergunning aan te vangen.

Artikel 2.2.3 Leges

Voor de aanvraag van een vergunning voor het (ver)leggen van een kabel of leiding wordt leges geheven zoals bepaald in de Legesverordening zoals deze luidt ten tijde van het tijdstip van de indiening van de aanvraag.

Artikel 2.2.4 Precario

Voor het hebben van kabels en leidingen in openbare grond wordt precariobelasting geheven. Dit geldt niet voor kabels en leidingen die vallen onder de Telecommunicatiewet.

Artikel 2.2.5 Duur van de uitvoering

De werkzaamheden moeten binnen drie maanden na aanvang van de werkzaamheden zijn voltooid, tenzij in de vergunning anders is bepaald.

Hoofdstuk 3 Tracé
Artikel 3.1.1 Tracébepaling

Het college onderzoekt of het in de vergunningaanvraag voorgestelde tracé gevolgd kan worden. Waar een eventueel bestaand tracé niet kan worden gevolgd, geeft het college aanwijzingen en/of maatvoering voor een alternatief tracé aan.

Artikel 3.1.2 Standaardprofiel

De gemeente Nissewaard hanteert voor een nieuwe situatie een standaardprofiel (zie bijlage 2), waarbij o.a. de onderlinge afstand tussen de kabels en leidingen is aangegeven. De diepteligging wordt bepaald aan de hand van de nodige kruisingen. Wanneer er rekening gehouden dient te worden met middenspanningskabels, hogedruk gasleidingen, persriolen e.d. kan het college een nieuw profiel ontwerpen. In bestaande situaties dient, waar mogelijk, gebruik te worden gemaakt van bestaande tracés ter beoordeling van het college.

Ten behoeve van kabels en leidingen waarvoor andere normen en voorschriften gelden, zal de maatvoering per geval worden vastgesteld.

Artikel 3.1.3 Dekking

Leidingen dienen met een minimale dekking van 0,80 meter tot maaiveld te worden aangebracht, kabels met een minimale dekking van 0,60 meter. Afwijking van de aanlegdiepte is alleen toegestaan na overleg en met instemming van het college. In bestaande tracés en in nieuw aan te leggen tracés dienen de leidingexploitant zo economisch mogelijk om te gaan met de toegewezen ruimte. Waar meerdere kabels worden gelegd (of mogelijk in de toekomst worden gelegd) dient de leidingexploitant de kabels op zodanige diepte aan te leggen dat uitbreiding van het kabelbed in een verticale richting mogelijk blijft en waarbij een dekking tot maaiveld van minimaal 0,60 meter wordt gewaarborgd.

Artikel 3.1.4 Boringen en persingen (sleufloze technieken)
  • -

    Algemeen: boor- en perstechnieken worden verdeeld in vier hoofdgroepen:

    • ·

      open front techniek (OFT)

    • ·

      gesloten front techniek (GFT)

    • ·

      pneumatische boortechniek (PBT)

    • ·

      horizontal directional drilling (HDD)

  • -

    Elke boortechniek kent zijn eigen specifieke toepassingscriteria en de keuze van de meest geschikte methode is afhankelijk van:

    • ·

      diameter, materiaal en verbindingen van de leiding;

    • ·

      aard van het te kruisen object;

    • ·

      lengte van de kruising;

    • ·

      bodemgesteldheid;

    • ·

      grondwaterstand of grondwaterpotentiaal.

  • -

    Boorplan: voor elke boring of persing dient een boorplan te worden gemaakt dat ter goedkeuring aan het college wordt voorgelegd. De inhoud van het boorplan voldoet aan de eisen als beschreven in bijlage 3.

Artikel 3.1.5 Alternatief tracé

Aan de hand van proefsleuven bepaalt de leidingexploitant of het tracé vrij is van belangen van derden. Indien blijkt dat het bij de aanvraag voorgestelde tracé niet gevolgd kan worden en een ander tracé gevolgd moet worden, kan in overleg en met toestemming van het college een alternatief tracé worden vastgesteld.

Artikel 3.1.6 Maatvoering

Indien het college instemt met het voorgestelde tracé dan wel met een alternatief tracé geeft zij daarvoor een maatvoering aan.

Artikel 3.1.7 Boven- en ondergrondse voorzieningen

Zowel boven- als ondergrondse voorzieningen, zoals schakelkasten, lassen van telecommunicatiekabels, handholes, RAM-kasten en dergelijke, dienen in de aanvraag voor een vergunning vermeld te worden.

Artikel 3.1.8 Grote projecten

Wanneer een tracé langer is dan 2.000 meter, of langer is dan 100 meter met een onderkant sleufbreedte van minimaal 1,20 meter, dan is dit een bijzonder tracé. Bij een bijzonder tracé kunnen afspraken op maat worden gemaakt over de communicatie, wijze van dichtstraten, tijd van uitvoering en dergelijke, dit ter beoordeling van het college.

Hoofdstuk 4 Aanleg- en uitvoeringsvoorschriften

Paragraaf 4.1 Voorschriften voor het werken in de openbare ruimte

 

Artikel 4.1.1 Algemeen

Het college is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid en kan daarom regels stellen aan het werken aan en in de openbare ruimte. Het college stelt de volgende algemene voorwaarden aan een leidingexploitant om werken uit voeren in de openbare ruimte:

  • 1.

    Een bewijs van erkenning door de SEB (Stichting Erkenning voor het Bestratingsbedrijf);

  • 2.

    Bij werk in uitvoering moet de leidingexploitant kunnen verklaren dat de aannemer werkt volgens de richtlijnen van het CROW in de publicatie 96-B. Die regels zijn van toepassing. Waar in deze opbreekregels gesproken wordt over de leidingexploitant wordt tevens bedoeld de aanvrager, de houder van de instemming en/of de opdrachtgever;

  • 3.

    De leidingexploitant moet een door de aannemer gedateerde en gewaarmerkte kopie van het kwaliteitssysteemcertificaat op basis van de norm ISO 9001 of ISO 9002 overleggen, dat betrekking heeft op de aard van het werk. Dit certificaat moet zijn afgegeven door een certificatie-instelling (goedgekeurd door de Raad voor Accreditatie). Het certificaat moet geldig zijn op de datum van aanbesteding van dit bestek. In geval van een combinatie van inschrijvers moet de combinatie respectievelijk moeten alle deelnemers in het bezit zijn van het hiervoor bedoelde kwaliteitssysteemcertificaat;

  • 4.

    Een door de aannemer gedateerde en gewaarmerkte kopie van het VCA** (liefst)-certificaat of (minimaal) het VCA*-certificaat of, in het geval van een combinatie van inschrijvers, een gewaarmerkte kopie VCA** of VCA* certificaat van de combinatie of van alle deelnemers afzonderlijk.

Artikel 4.1.2 Start werkzaamheden

Drie werkdagen voor aanvang van de uitvoering dient de start van de werkzaamheden door middel van een bij de vergunning gevoegd formulier worden gemeld bij de gemeentelijke afdeling die de uitvoering begeleidt. Bij de melding moet het werkplan worden overlegd, alsmede de planning met hierin aangegeven het moment van oplevering.

Tevens moeten worden overlegd:

  • -

    (een afschrift van) de instemming

  • -

    de gewaarmerkte tekeningen

  • -

    straatbriefje

Artikel 4.1.3 Communicatie naar burgers en bedrijven

De leidingexploitant draagt er zorg voor dat belanghebbenden worden geïnformeerd over de uit te voeren werkzaamheden. De informatie moet uiterlijk vijf werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden worden verstrekt en bestaat ten minste uit:

  • -

    vermelding soort werkzaamheden

  • -

    projectstart en projectduur

  • -

    werktijden van de werkzaamheden

  • -

    de vorm en mate van overlast voor burgers en bedrijven

  • -

    door de aannemer te treffen voorzieningen in het kader van de bereikbaarheid

  • -

    door de burger of het bedrijf te treffen maatregelen in het kader van vuilophaaldienst

Bij tussentijdse wijziging van de uit te voeren werkzaamheden dient de leidingexploitant de belanghebbenden hiervan onverwijld in kennis te stellen.

Artikel 4.1.4 Vooropname

Voor aanvang van het werk lopen de leidingexploitant en een vertegenwoordiger van de gemeente het tracé na en nemen de mate van beschadiging en kwaliteit van het bestratingsmateriaal en de groenvoorzieningen op. Dit wordt vastgelegd in een document dat zo mogelijk vergezeld gaat van gedagtekende foto’s en/of gedagtekende video-opnamen. Dit document wordt ondertekend door daartoe bevoegde vertegenwoordigers van de gemeente en de leidingexploitant.

Artikel 4.1.5 Documenten ter plaatse

Tijdens en ter plaatse van de uitvoering van de werkzaamheden moet (een afschrift van) de vergunning aanwezig zijn inclusief de gewaarmerkte tekening(en) en een straatbriefje. Deze documenten moeten desgevraagd aan de toezichthouder getoond worden.

Artikel 4.1.6 Algemene voorwaarden
  • 1.

    Het opnemen van de bestrating en grasbermen, het graven van de sleuf, het leggen van de kabels/leidingen/buizen en het weer aanvullen en verdichten van de sleuf alsmede het provisorisch herstellen van de bestrating (zodanig dat dit voor de weggebruiker geen gevaar oplevert) en groenvoorzieningen moet door en voor rekening van leidingexploitant geschieden met inachtneming van de vigerende Standaard RAW-Bepalingen. De leidingexploitant wordt geacht van deze bepalingen op de hoogte te zijn.

  • 2.

    Leidingexploitant moet zich voor bovengenoemde werkzaamheden uitsluitend bedienen van voor alle door of namens haar uit te voeren werkzaamheden gecertificeerde bedrijven. Personeel dat ingezet wordt moet voor de uit te voeren werkzaamheden gekwalificeerd zijn.

  • 3.

    Bij het leggen van de kabels/leidingen/buizen moet rekening worden gehouden met een minimale gronddekking zoals aangegeven in het standaardprofiel (zie bijlage 2). Als hiervan afgeweken moet worden mag dit alleen na toestemming van de gemeente.

  • 4.

    Omtrent de juiste plaats van de te leggen kabels/leidingen/buizen en aan te brengen kasten en dergelijke moet aanvrager tevens overleg plegen met de overige kabel- en leidingbeheerders.

  • 5.

    Voor aanvang van de werkzaamheden moet een KLIC-melding worden gedaan.

  • 6.

    Zo nodig moeten in overleg met de gemeente en overige kabel- en leidingbeheerders ter bepaling van de juiste ligging van reeds aanwezige leidingen ter plaatse proefgaten van voldoende omvang en diepte worden gegraven.

  • 7.

    Als de plaatselijke toestand niet strookt met het normprofiel zullen de juiste plaats en de diepte van de kabels/leidingen/buizen in overleg met de gemeente door middel van proefgaten of proefsleuven in het werk worden bepaald.

  • 8.

    Wanneer kabels/leidingen/buizen van leidingexploitant die in openbare grond zijn gelegen hun functie verliezen, moet u de gemeente hiervan onverwijld in kennis te stellen.

  • 9.

    Kabels/leidingen/buizen van leidingexploitant die blijvend buiten bedrijf zijn gesteld moeten worden verwijderd, tenzij anders wordt overeengekomen (zie artikel 8.2).

Artikel 4.1.7 Achterlaten werken

In de weekeinden, op feestdagen, in winkelgebieden op koopavonden en op eventueel nader door de gemeente aan te wijzen tijdstippen moeten de sleuven in de verharding aangevuld en dicht gestraat zijn. De sleuven door de bermen en groenstroken moeten dan tot de oorspronkelijke hoogte aangevuld zijn. De leidingexploitant kan met de gemeente overeenkomen om een werk ‘open te laten liggen’. Hiervoor kan de gemeente aanvullende eisen stellen ten aanzien van de afzetting en bescherming van de gebruikers.

Artikel 4.1.8 Schaderegeling

Alle werken of eigendommen van de gemeente die ten gevolge van het aanleggen, wijzigen, gebruiken, onderhouden, aanwezig zijn of opruimen van de krachtens een vergunning aanwezige werken worden beschadigd, worden door en op kosten van de leidingexploitant op de eerste aanzegging van de gemeente tot haar genoegen en binnen de gestelde termijn hersteld.

Tijdens het uitvoeren van het werk moeten maatregelen worden getroffen ter voorkoming van schade aan brandkranen, afsluiters en dergelijke. Tevens dienen deze te allen tijden bereikbaar en duidelijk zichtbaar te zijn.

Verplaatsingen van aanduidingen in leidingstroken mogen slechts geschieden in aanwezigheid en/of na verkregen toestemming van de betrokken beheerder.

Artikel 4.1.9 Meldingsprocedure bij schade

Schade ontstaan ten gevolge van de uitvoering van de werkzaamheden aan eigendommen van derden of van de gemeente moet door de leidingexploitant aan de betrokken eigenaren worden gemeld.

Artikel 4.1.10 Grondwerk

Bij het door of namens leidingexploitant uit te voeren grondwerk moeten de vigerende Standaard RAW- Bepalingen in acht worden genomen. Uitkomende overtollige grond moet door en voor rekening van leidingexploitant worden afgevoerd naar een door het college aan te wijzen locatie. Overige niet bruikbare materialen moeten na beëindiging van de werkzaamheden zijn verwijderd op kosten van leidingexploitant.

Uitkomende grond die op last van de gemeente niet mag worden teruggebracht moet door en voor rekening van leidingexploitant worden afgevoerd naar een door het college aan te wijzen locatie. Het hierdoor eventueel ontstane grondtekort vult de leidingexploitant op zijn kosten aan met zand.

Artikel 4.1.11 Open verhardingen

Bij het door of namens leidingexploitant uit te voeren moeten de vigerende Standaard RAW-Bepalingen acht worden genomen. Het opbreken van verharding moet zorgvuldig geschieden zodat bestratingsmateriaal niet onnodig wordt beschadigd of verloren gaat. Het materiaal moet binnen handbereik worden opgeslagen. Verlies, vermissing of beschadiging van bestratingsmateriaal is voor rekening van de leidingexploitant tot het tijdstip waarop het herstel door de leidingexploitant heeft plaatsgevonden.

Het namens de gemeente te vervangen (vooraf reeds beschadigd) bestratingsmateriaal wordt op kosten van en door de gemeente op het werk ter beschikking gesteld.

Artikel 4.1.12 Gesloten verharding

Als regel mag gesloten verharding niet worden opengebroken. Bij wegkruisingen onder gesloten verharding moeten de kabels/leidingen/buizen in een mantelbuis worden aangebracht, zodanig dat geen schade kan ontstaan aan het wegdek (zetting, oppersing, en dergelijke) en de naastgelegen bermen, trottoirs of fietspaden, alsmede aan de ondergrondse infra- structuur. De mantelbuis moet een minimale dekking hebben van 0,50 m en de buiseinden moeten als regel 0,75 m buiten de kant van de verharding uitsteken.

Indien in uitzonderingsgevallen en onder nader te bepalen voorwaarden door de gemeente het openbreken van de gesloten verharding wordt toegestaan moeten de leidingexploitant tijdelijke voorzieningen treffen. De wijze waarop dit moet gebeuren wordt door de gemeente per geval bepaald. Het definitief herstellen van de gesloten verharding wordt door de gemeente verricht. De reparatieconstructie wordt van geval tot geval op maat bepaald door de gemeente. De kosten van alle hiermee verband houdende, door de gemeente te verrichten werkzaamheden komen voor rekening van de leidingexploitant.

Artikel 4.1.13 Kunstwerken

Het leggen van kabels/leidingen/buizen in of door kunstwerken (bruggen, tunnels, etc.) is slechts mogelijk als hiermee tijdens de bouw van het kunstwerk rekening is gehouden door middel van speciaal daarvoor bestemde en aangebrachte mantelbuizen of holle ruimten.

De leidingexploitant moet vooraf in overleg met de gemeente en de overige kabel- en leidingbeheerders nagaan of deze mantelbuizen of holle ruimten reeds bezet of bestemd zijn. Indien voor dat onderzoek het openbreken van de verharding van de kunstwerken nodig is, is toestemming van de gemeente vereist.

Artikel 4.1.14 Groenvoorzieningen

In de periode april tot en met oktober moet gras in gazons door leidingexploitant in dunne zoden, dikte 3 à 5 cm, worden verwijderd door middel van een zodensnijder. De zoden moeten met de begroeide kanten tegen elkaar worden opgeslagen, zo nodig vochtig worden gehouden, en zo spoedig mogelijk weer provisorisch teruggebracht worden.

Vinden de werkzaamheden buiten de periode van april tot en met oktober plaats, dan moeten de verwijderde zoden door en op kosten van leidingexploitant worden afgevoerd en vult de leidingexploitant de sleuf aan tot dezelfde hoogte als het omliggende gazon. In de daaropvolgende groeiperiode van april tot en met oktober zal de gemeente de sleuf op kosten van de leidingexploitant inzaaien met gras van overeenkomstig ras.

Gras in bermen en overig landschappelijk gras moet gefreesd worden. Na het aanvullen van de sleuf zaait de leidingexploitant het gras in met een door de gemeente voorgeschreven mengsel.

Beplanting mag niet worden opgenomen of verwijderd dan na instemming van de gemeente. Opgenomen beplanting moet worden ingekuild. De leidingexploitant zet de opgenomen beplanting zo spoedig mogelijk terug. Als terugzetten niet mogelijk is, plant de leidingexploitant op zijn kosten door de gemeente goedgekeurde beplanting terug.

De beplanting zal door de gemeente worden ingeboet in het betreffende plantseizoen (zoals vernoemd in de vigerende Standaard RAW-Bepalingen) met de oorspronkelijke soorten en maten.

De gemeente en de leidingexploitant komen overeen welke maatregelen worden genomen om schade aan te handhaven beplanting te beperken.

Onder of in de nabijheid van bomen dient te worden gewerkt overeenkomstig het Handboek Bomen van het Norminstituut Bomen.

Graven in de wortelzone moet worden voorkomen. Als voor nieuwe kabels een tracé buiten de wortelzone niet mogelijk is, moet de wortelzone worden gepasseerd door het boren van mantelbuizen onder de wortelzone.

Ontgraven wortels moeten worden beschermd tegen uitdroging, vorst en beschadiging. Teneinde schade aan het wortelgestel te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken moet leidingexploitant bij de passage van de wortelzone beide zijden van de sleuf afdekken met zwarte folie die strak tegen de wand wordt vastgezet. Mochten worteluiteinden toch worden beschadigd, dan mogen deze alleen in overleg met de toezichthouder worden afgezaagd.

Ontgravingen binnen de wortelzone van te handhaven beplanting moeten zo beperkt mogelijk worden uitgevoerd en zo snel mogelijk te worden aangevuld.

Bij het verlagen van de grondwaterstand binnen de wortelzone van te handhaven beplanting in het betreffende groeiseizoen (zoals vernoemd in de vigerende Standaard RAW-Bepalingen) de beplanting zo nodig water geven. Hiervoor moet zo mogelijk oppervlaktewater met voldoende zuurstof worden gebruikt. Hiervoor mag uitdrukkelijk geen bronneringswater worden gebruikt.

Het inrichten van een werkterrein binnen de wortelzone van te handhaven beplanting is niet toegestaan.

Artikel 4.1.15 Bronnering

De werkzaamheden moeten zo mogelijk worden uitgevoerd in een droge sleuf. Wanneer dit niet mogelijk is en het onttrekken van grondwater noodzakelijk is, dient hiervoor een vergunning te worden aangevraagd of een melding gedaan te worden bij het bevoegd gezag. In de meeste gevallen is dat Waterschap Hollandse Delta. Via de website van het waterschap kunnen zowel het ontrekken als het lozen van grondwater gemeld worden middels het formulier ‘meldingsformulier grondwater’

Artikel 4.1.16 Archeologisch beleid

Leidingexploitant moet voorafgaand aan werkzaamheden bij de gemeente nagaan of archeologisch onderzoek bij geplande werkzaamheden noodzakelijk is op basis van het vigerende bestemmingsplan of de Archeologische Waarden- en Beleidskaart. Dit geldt alleen voor werkzaamheden in nieuw te verstoren gebieden. Werkzaamheden binnen bestaande kabel- of leidingentracés hoeven niet vooraf te worden onderzocht.

Indien een leidingexploitant bij de uitvoering van werkzaamheden in de bodem mogelijke archeologische waarden aantreft, meldt hij dit terstond aan het college. Elke melding wordt onderzocht, waarbij de werkzaamheden zo nodig worden stilgelegd. Als de melding tijdig wordt gedaan, kan archeologisch onderzoek mogelijk voorafgaand aan de werkzaamheden worden uitgevoerd, of bij de werkzaamheden worden ingepland. De kosten van archeologisch onderzoek komen voor rekening van de aanvrager van het archeologisch onderzoek.

Artikel 4.1.17 Bodemverontreiniging bij werkzaamheden aan kabels en leidingen

Naast het gestelde in artikel 2.8 van dit handboek moeten de werkzaamheden conform het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) uitgevoerd worden.

Artikel 4.1.18 Verkeersmaatregelen

Verkeersmaatregelen moeten voldoen aan de richtlijnen CROW publicatie 96 B aangevuld met de volgende bepalingen.

  • -

    Algemeen

    • ·

      Het op- en afrijden van de voor de uitvoering bestemde terrein(en) en wegen moet plaatsvinden via, door de gemeente vooraf goed te keuren dan wel door haar aan te wijzen, locatie(s) en wegen.

    • ·

      De gemeente is bevoegd, als de veiligheid en/of de afwikkeling van het verkeer dit vereist, de werkzaamheden niet te laten aanvangen of te doen onderbreken. Ontsluiting van het werk mag alleen via hoofdwegen plaatsvinden.

    • ·

      Het verkeer binnen de werkgrenzen moet tijdens de werkzaamheden kunnen doorgaan. Hiervoor moeten tijdelijke verkeersmaatregelen worden toegepast conform CROW-publikatie 96 B.

    • ·

      De leidingexploitant moet zodanige preventieve maatregelen treffen dat geen klei, modder of zand op de bestaande wegen kan komen en dat de wielen van de voertuigen, waarmee de transporten plaatsvinden, zijn ontdaan van klei, modder en zand voordat over bovengenoemde wegen wordt gereden.

    • ·

      Als de leidingexploitant de ter zake van het reinigen van wegdekken, zowel binnen als buiten het werkterrein, gegeven opdrachten van de gemeente niet nakomt en de gegeven voorschriften niet naleeft zullen per geval door de gemeente maatregelen worden genomen om de verkeersveiligheid te waarborgen. De kosten van deze maatregelen zullen in rekening worden gebracht bij de leidingexploitant.

    • ·

      Sleuven moeten afgezet worden met skigaas. Grote openliggende gaten moeten met bouwhekken worden afgezet na goedkeuring gemeente.

  • -

    Verkeersvoorziening

    • ·

      Afzetting op het werk ter plaatse van de begrenzing van het werk, alsmede de omleidingsroutes moeten door de gemeente worden verzorgd. Onderhoud van deze voorzieningen geschiedt door de gemeente. De kosten voor het plaatsen en onderhouden van deze komen voor rekening van de leidingexploitant.

    • ·

      De omleidingsroutes worden alléén geplaatst als er continue werkzaamheden worden uitgevoerd. De leidingexploitant moet zelf zorg dragen voor het plaatsen van een deugdelijke afzetting binnen het werkterrein.

  • -

    Onderhoud verkeersmaatregelen

    • ·

      Verkeersvoorzieningen betreffende het werk, die tijdelijk geen dienst doen, moet de aanvrager terstond verwijderen c.q. afdekken en op het tijdstip dat deze weer nodig zijn, herplaatsen c.q. afdekking verwijderen.

    • ·

      De leidingexploitant zorgt voor een dagelijkse en voldoende controle op de instandhouding van verkeersborden, wegbebakening en -afzettingen, ook buiten de normale werktijden.

    • ·

      Dit geldt ook voor de in opdracht van de gemeente geplaatste verkeersvoorzieningen.

    • ·

      Geconstateerde gebreken binnen het werkgebied en aan de afzettingen die buiten werktijd bij de storingsdienst van de gemeente worden gemeld, worden aan de leidingexploitant doorgegeven en indien noodzakelijk moeten deze binnen twee uur worden hersteld.

    • ·

      Vindt herstel niet plaats binnen de gestelde tijd, dan worden de gebreken in opdracht van bovengenoemde dienst onmiddellijk hersteld. De kosten hiervan worden in rekening gebracht bij het desbetreffende bedrijf.

  • -

    Bereikbaarheid

    • ·

      In het kader van de bereikbaarheid zijn de wegen van de gemeente gerubriceerd. Per rubriek gelden verschillende voorwaarden voor de wegwerkzaamheden en omleidingroutes.

    • ·

      Ten behoeve van de nood- en hulpdiensten gelden de volgende aanvullende voorwaarden:

    • ·

      De minimale doorrijbreedte voor voertuigen van hulpdiensten bedraagt minimaal 3,50 meter en moet altijd gewaarborgd zijn;

    • ·

      De werkzaamheden moeten op zodanige wijze worden uitgevoerd dat te allen tijde per rijrichting minimaal één rijstrook beschikbaar is;

    • ·

      Het blokkeren van een straat mag slechts geschieden met niet meer dan één afsluiting per straat; De minimale doorrijhoogte bedraagt 4.20 meter;

    • ·

      Brandkranen moeten minimaal met 1 meter worden vrijgehouden en worden opgenomen in voetpaden; Brandkranen moeten zichtbaar blijven;

    • ·

      Aansluitingen voor droge blusleidingen moeten worden vrijgehouden; Toegangen tot belendende percelen mogen niet worden geblokkeerd;

    • ·

      Gewone uitgangen en nooduitgangen van voor het publiek toegankelijke gebouwen zoals bioscopen, ziekenhuizen, cafés etc. moeten worden vrijgehouden. De vrije doorgang dient te allen tijde te zijn gegarandeerd over de volle breedte van de uitgangen en nooduitgangen (minimaal 2 meter afstand); De tijdsduur van de werken/afzettingen moet worden aangegeven;

    • ·

      Ten behoeve van bedrijven worden zodanige maatregelen getroffen dat de bevoorrading van die bedrijven is gegarandeerd.

  • -

    Aanvullende bepalingen

    • ·

      Tijdens de uitvoering van de werken mag het verkeer niet worden gestremd en zo weinig mogelijk worden gehinderd, een en ander ter beoordeling van de gemeente.

    • ·

      De leidingexploitant draagt zorg voor de bereikbaarheid van woningen, winkels, openbare gebouwen en dergelijke voor (minder valide) voetgangers. In overleg met de betrokkenen kan de mate van bereikbaarheid nader inhoud worden gegeven.

    • ·

      De leidingexploitant houdt het gemotoriseerde bestemmingsverkeer naar woningen, winkels, bedrijven, bouwwerken, landerijen enzovoorts in overleg met de betrokkenen zoveel mogelijk in stand. Indien met de betrokkenen geen overeenstemming kan worden bereikt over de beperking van de bereikbaarheid, treedt de leidingexploitant tijdig in overleg met de gemeente. Verder draagt de leidingexploitant zorg voor een doorgang voor het fietsverkeer en de voetgangers of in overleg met de gemeente voor een omleidingsroute.

    • ·

      De leidingexploitant moet inzake volledige afsluiting van wegen- en verkeersomleidingen als regel ten minste twee weken voor het begin van het werk de gemeente en de plaatselijke politie van dit voornemen in kennis stellen. Ook bij werkzaamheden aan leidingen met een spoedeisend karakter moet de gemeente op de hoogte zijn van alle verkeersafzettingen.

    • ·

      Gedurende de tijd, liggende tussen een half uur na zonsondergang en een half uur vóór zonsopgang, moeten de opgebroken gedeelten bestratingen en dergelijke en andere in verband met de uit te voeren werken aanwezige, voor het verkeer gevaarlijke obstakels, op duidelijke wijze, ten genoegen van de gemeente zijn aangegeven. De verlichting moet zijn volgens de desbetreffende voorschriften.

    • ·

      Bereikbaarheid voor de hulpverleningsinstanties (voorschriften brandweer, politie en GHOR) In verband met de bereikbaarheid voor hulpverleningsvoertuigen gelden de volgende eisen:

    • ·

      Direct na gereedkomen van het grondwerk moet een zodanige verhardingslaag aangebracht worden dat de weg bereden kan worden door hulpverleningsvoertuigen.

    • ·

      De maximale afstand van een mogelijke opstelplaats voor redvoertuigen tot elke plaats in de gevel van een gebouw mag ten hoogste 18 meter bedragen. Deze opstelplaats moet te allen tijde bereikbaar zijn voor redvoertuigen.

    • ·

      De opstelplaats moet een obstakelvrije ruimte omvatten van 5,5 bij 10 meter en een stempeldruk van 1 MN/m2 te kunnen weerstaan.

    • ·

      Alle wettelijke verkeersvoorzieningen en te treffen verkeersmaatregelen die verband houden met het werk, zoals het plaatsen van borden, hekken en dergelijke langs sleuven en gevaarlijke punten, moeten voor rekening van de leidingexploitant in overleg met- en ter goedkeuring van- de gemeente worden uitgevoerd. De gemeente zorgt voor afstemming met onder andere nood- en hulpdiensten.

Artikel 4.1.19 Werkterrein

Voor het plaatsen van een bouwkeet moet een melding gedaan worden bij de gemeente. Een omgevingsvergunning is daarvoor niet vereist, tenzij de leidingexploitant een openbare plaats langer dan vier weken als werkterrein wil inrichten. Hiervoor zijn leges en precario verschuldigd. Bij gemeentelijke projecten coördineert de gemeente het gebruik van werkterreinen. Als hiervoor één gezamenlijk werkterrein ingericht wordt, verzorgt de gemeente de beschikbaarheid.

Artikel 4.1.20 Gereedmelding

Eén werkdag voor beëindiging van de werkzaamheden moet de leidingexploitant hier van melding maken bij het college onder vermelding van datum en kenmerk van de vergunning krachtens welke de werkzaamheden worden uitgevoerd.

Artikel 4.1.21 Oplevering

De oplevering van de werkzaamheden moet twee werkdagen van tevoren bij het college worden gemeld. Oplevering vindt plaats onder leiding van de gemeente in aanwezigheid van alle betrokken partijen. Bij de oplevering wordt vastgesteld of de werkzaamheden zijn uitgevoerd conform de voorwaarden van de vergunning. Van de oplevering wordt een opleveringsrapport gemaakt.

Artikel 4.1.22 Garantie

Vergoeding van degeneratiekosten vindt plaats conform de Richtlijn Tarieven Graafwerkzaamheden van het VNG, task B2. Dit houdt in dat de leidingexploitant de sleuf dichtstraat volgens de eisen van de gemeente, en de gemeente zorg draagt voor het herstel na eventuele verzakkingen. Dit houdt in dat de leidingexploitant ten behoeve van herstelwerkzaamheden geen garantie verschuldigd is.

Artikel 4.1.23 Handhaving

Het college houdt toezicht op de voorschriften waaronder vergunningen verstrekt zijn en de werkzaamheden uitgevoerd dienen te worden. Bij het niet conform deze voorwaarden uitvoeren van werken kan het college de leidingexploitant verzoeken om het werk te herstellen. Indien niet wordt voldaan aan de voorschriften van de vergunning is het college gerechtigd om via bestuursdwang alle benodigde maatregelen te treffen.

Hoofdstuk 5 Veiligheid
Artikel 5.1.1 Algemeen

De veiligheid van de bewoners en bebouwing heeft de hoogste prioriteit voor het college. Een leidingexploitant zal dus altijd aan het college moeten aantonen dat een leiding is aangelegd en onderhouden wordt conform de vigerende wettelijke normen en regels.

De verantwoordelijkheid voor een leidingexploitant voor het veilig onderhouden van een leiding vervalt niet door het verkrijgen van vergunning. Het college behoudt zich het recht voor om bij wijzigende regelgeving of normering de leidingexploitant hiervan op de hoogte te brengen en eventueel verhoogde eisen te stellen mocht het gemeentelijk belang in het geding komen.

Artikel 5.1.2 Handreiking voor veiligheidseisen

Voor alle nieuwe buisleidingen moet een vergunningaanvraag worden voorzien van een risicoanalyse. Onderdeel hiervan is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA). Bij het opstellen van de QRA moet gebruik worden gemaakt van “Guidelines for Quantitative Risk Assessment”, CPR18E, uitgegeven door de Commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke Stoffen. De resultaten van de QRA zijn plaatsgebonden risicocontouren en grafieken waaruit het groepsrisico blijkt.

Leidingen worden vaak ingedeeld in categorieën op grond van de omvang van de schade, die een eventuele breuk van de leiding of van een bijbehorend toestel aan de omgeving kan veroorzaken. Mede op grond van de toe te kennen categorie worden aan de leiding veiligheidseisen gesteld. Deze veiligheidseisen hebben betrekking op externe veiligheid en de zorg voor milieu en het voorkomen van milieuverontreiniging. Naast bovengenoemde veiligheidseisen kunnen ook veiligheidseisen van andere overheidsorganen aan de orde zijn. (zie artikel 2.8)

Bovenstaande aspecten moeten door de leidingexploitant in de aanvraag worden meegenomen, als blijkt dat het gaat om een leiding met verhoogd risico. Een dergelijke risicoanalyse bevat de volgende aandachtspunten:

  • ·

    omschrijving van het schadebeeld dat bij lekkage of breuk kan ontstaan;

  • ·

    invloed die verspreiding van het getransporteerde product heeft op de omgeving;

  • ·

    aard van de omgeving waarin de leiding ligt;

  • ·

    de omvang van het schadebeeld;

  • ·

    tijdsduur van bestrijding en/of herstel van de schade.

Aandachtpunten / randvoorwaarden die bij de risico-analyse terug moeten komen per onderwerp zijn hieronder weergegeven.

Artikel 5.1.3 Invloed

Indien bij een breuk van de leiding het te transporteren product uit de leiding treedt en de omgeving bereikt, zal een aantal aspecten aan het karakter van het product kunnen worden ontleend die het schadebeeld beïnvloeden, te weten:

  • 1.

    Ongevaarlijk

  • 2.

    Hinderlijk

  • 3.

    Vervuilend

  • 4.

    Brandgevaarlijk

  • 5.

    Explosief

  • 6.

    Giftig

Artikel 5.1.4 Aard van de omgeving

Het schadebeeld en de schadeomvang zullen sterk afhankelijk zijn van de omgeving, waarin de schade optreedt. In een aantal gevallen zal de primaire schade veroorzaakt door een breuk van de leiding een of meerdere secundaire schaden tot gevolg kunnen hebben. Hierbij kan worden gedacht aan een waterleiding die een gat doet ontstaan in een waterkerende dijk, waarbij de secundaire schade die de overstroming veroorzaakt een veel grotere omvang heeft dan de primaire schade.

De omgeving waarin de leiding zich bevindt is van grote invloed op de totale schade. Hierbij worden binnen de gemeente vier gebieden onderscheiden die als richtlijn gelden voor de analyse:

  • ·

    Agrarische / Natuurlijke gebieden;

  • ·

    Industriegebieden; Stedelijke gebieden;

  • ·

    Beïnvloedingsgebieden (bijvoorbeeld park tijdens festival)

Artikel 5.1.5 Omvang van het schadegebied

De combinatie product, druk en hoeveelheid zijn primair bepalend voor de omvang van het schadegebied. Het toekennen van het schadegebied in de risicoanalyse moet hierbij gebruik maken van de vigerende eisen die gelden voor het te transporteren medium.

De omvang van het schadegebied zal afhangen van deze gegevens, alsmede van de aard van de omgeving en het karakter van het schadebeeld. Binnen een schadegebied kunnen in het algemeen de volgende invloedszones worden onderscheiden.

In bovenstaande figuur zijn de bij de puntentoekenning te bepalen invloedszones die bepalend zijn voor de omvang van het schadegebied, schematisch weergegeven, waarbij:

  • 1.

    inundatiezone: het gebied waar, in geval van breuk ergens in de leiding, door uitstromen van de vloeistof, de omgeving met dat product in aanraking kan komen.

  • 2.

    erosiezone: het gebied waar, in geval van breuk ergens in de leiding, door uitstromen van het product ontgronding kan ontstaan. Voor de berekening wordt verwezen naar NPR 3659/A1:2004

  • 3.

    brandzone

  • 4.

    explosiezone

  • 5.

    intoxicatiezone

Voor de bepaling van de brandzone, explosiezone en/of intoxicatiezone kan gebruik worden gemaakt van “Methods for the calculation of physical effects, part 1 and 2”, CPR 14E, uitgegeven door de Commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke Stoffen.

Artikel 5.1.6 De tijdsduur van bestrijding en/of herstel van de schade(n)

Schade toegebracht aan een omgeving zal gedurende korte of langere tijd die omgeving in een bepaalde mate ongeschikt maken voor gebruik. Wanneer een woongebied wordt getroffen door een brand en hierdoor voor een groot deel is afgebrand, zal gedurende de herstelperiode bewoning onmogelijk zijn. Glasschade als gevolg van een explosie zal echter in korte tijd verholpen kunnen worden.

Naarmate de tijdsduur die nodig is voor bestrijding en/of herstel van de schade toeneemt, zal de schade als ernstiger worden ervaren.

In de risicoanalyse moet de invloed van de tijdsduur van bestrijding en/of herstel verwerkt worden.

Artikel 5.1.7 Andere factoren en/of wederzijdse beïnvloeding

Schaden zijn van veel meer factoren afhankelijk dan de aspecten die zijn onderscheiden. Bijvoorbeeld kunnen klimatologische omstandigheden gunstig of ongunstig werken. Ontstaat door breuk een gifgaswolk, dan zal bij windstil weer lokaal gevaar ontstaan. Door de aanwezigheid van wind kan een veel groter gebied gevaar gaan lopen, terwijl een toevallig optredende storm het gehele gevaar nagenoeg tenietdoet.

Uit een oogpunt van veiligheid zullen bij de bepaling van de categorie steeds de meest extreme omstandigheden moeten worden beschouwd. Hiermee wordt bedoeld, dat de omstandigheden zodanig zijn, dat erop moet worden gerekend, dat de eventueel optredende schade zo groot mogelijk zal zijn.

Hoofdstuk 6 Beheer en Exploitatie
Artikel 6.1.1 Algemeen

De leidingexploitant is verantwoordelijk voor een duurzaam beheer en exploitatie van de leiding met aandacht voor de veiligheid van mens en milieu. Voor de uitvoering daarvan maakt de leidingexploitant gebruik van een beheersysteem.

Het beheersysteem geldt voor de gehele exploitatieperiode tot en met het buiten bedrijf stellen van de leiding. Uitgangspunten daarbij zijn:

  • ·

    De leiding dient duurzaam economisch, veilig en minimaal volgens de vigerende eisen in bedrijf te zijn

  • ·

    De conditie van de leiding dient bewaakt te worden.

  • ·

    Het onderhoud dient op de juiste wijze te worden verricht.

  • ·

    In noodgevallen dient de schade voor mens, milieu en goederen tot een minimum beperkt te worden.

  • ·

    De directe omgeving van de leiding dient bewaakt te worden.

Een leidingexploitant is wettelijk verplicht zorg te dragen voor een goede staat van onderhoud van de leiding. Beheer en onderhoud van een leiding geschiedt overeenkomstige de vigerende veiligheids- en kwaliteitsvoorschriften. Op verzoek van het college overlegt de leidingexploitant de inspectie- en onderhoudsplannen en –rapportages van zijn leiding.

Voor zowel kabels als buisleidingen geldt dat verschillende zaken onderdeel moeten zijn van het beheersysteem. Dit kan onder andere omvatten:

  • ·

    analyse van de storingen in het net;

  • ·

    onderzoek naar de ligginggegevens van het net in relatie tot de vaste punten in de aansluiting van percelen. Dit in relatie tot het zettinggedrag van het gebied.

Voor buisleidingen waarop dit van toepassing is geeft de leidingexploitant aan het college door welke beheerklasse van toepassing is. Het college kan de exploitant vragen dit te voorzien van een beheerplan. Dit beheerplan moet worden opgesteld conform de geldende normen en wet- en regelgeving.

Voor distributienetten van gas, water, warmte en elektriciteit kunnen de volgende zaken een onderdeel van het beheersysteem zijn:

  • ·

    analyse van de storingen in het net;

  • ·

    meting van de kathodische bescherming van stalen leidingen;

  • ·

    inspectie van het net op het vrijkomen van gas;

  • ·

    onderzoek naar de ligginggegevens van het net in relatie tot de vaste punten in de aansluiting van percelen. Dit in relatie tot het zettinggedrag van het gebied.

Artikel 6.1.2 Beëindiging van de exploitatie

Voor het verwijderen van kabels of leidingsystemen of individuele kabels of leidingen is het gestelde in de Leidingenverordening Nissewaard en Telecommunicatieverordening Nissewaard van toepassing.

Uitgangspunt hierbij is dat bij het vervangen van een kabel of leiding, de buiten bedrijf gestelde kabel of leiding verwijderd moet worden. Dit geldt eveneens voor leidingen die niet worden vervangen maar permanent buiten gebruik worden gesteld.

Er kunnen zich situaties voordoen waarbij het verwijderen van leidingsystemen of leidingen die niet meer in gebruik zijn, niet direct wenselijk is. Hiervoor dient altijd toestemming verkregen te worden van het college. In dat geval kunnen nadere eisen gesteld worden aan het tijdelijk handhaven van deze leidingsystemen of leidingen.

Deze eisen kunnen zijn:

  • ·

    Blijvende registratie van niet meer in gebruik zijnde leidingensystemen of leidingen in het beheersysteem van de leidingexploitant.

  • ·

    Inschatting van risico’s bij beëindiging en het nemen van de nodige risicobeperkende maatregelen of activiteiten.

  • ·

    Leidingsystemen of leidingen die voor langere tijd buiten bedrijf worden gesteld, moeten worden ontkoppeld, productvrij gemaakt, afgedicht en geconditioneerd. Het beheersysteem blijft van toepassing ten behoeve van de bewaking van de leiding en het archiveren van ligging- en leidinggegevens.

  • ·

    Uit leidingsystemen of leidingen die permanent worden verlaten moeten slurry, schraapsel, afvalstoffen en achtergebleven product worden verwijderd en op passende wijze worden afgevoerd.

  • ·

    Verwijdering als de gelegenheid zich voordoet, bijvoorbeeld in combinatie met wegonderhoud of aanleg van nieuwe leidingen in of direct naast het tracé.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen
Artikel 7.1.1 Inwerkingtreding

Dit Handboek treedt in werking op de dag na bekendmaking, en het werkt terug tot en met de dag waarop de Leidingverordening Nissewaard en de Telecommunicatieverordening Nissewaard in werking zijn getreden.

Artikel 7.1.2 Citeertitel

Dit Handboek wordt aangehaald als: Handboek kabels en leidingen Nissewaard.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard van 1 november 2016.

de secretaris,

M.L.M. Weerts

de burgemeester,

M. Salet

Bijlage 1 Aanvraag rioolhuisaansluiting

Aanvraag rioolhuisaansluiting (PDF; 0,75 MB)

Bijlage 2 Standaardprofiel

Standaardprofiel (PDF; 0,63 MB)

Bijlage 3 Aanvraagvoorschriften boorplan

Bij het indienen van een boorplan zijn de volgende voorschriften van toepassing.

  • 1.

    Het boorplan en toebehoren (inclusief dimensionering- en sterkteberekening) dient in drievoud te worden aangeleverd.

  • 1.

    In overleg met de gemeente wordt bepaald of bij de aanvraag een historisch onderzoek dient te worden gevoegd.

  • 2.

    In overleg met de gemeente wordt bepaald of bij de aanvraag een geotechnisch onderzoek dient te worden gevoegd.

  • 3.

    Er dient een profielonderzoek te worden uitgevoerd. Op de aanvraag dient de ligging en diepte van kruisende leidingen in het lengteprofiel van de te maken boring te worden aangegeven.

  • 4.

    Het in- en uittredepunt dient gemaatvoerd te zijn uit vaste punten of in RD-coördinaten te worden vermeld.

  • 5.

    Van het materiaal dat wordt toegepast dienen de kwaliteit, diameter, wanddikte en de overgangen te worden aangegeven.

  • 6.

    Van de productvoerende buis moet worden aangegeven:

    • maximum ontwerp- en werkdruk

    • temperatuur

    • verschillende verwachte zettingen langs de buis

  • 7.

    Te allen tijde dient te worden aangeven hoe de boring aansluit op het tracé van de leiding.

  • 8.

    Bij de aanvraag dient een werkplan te worden gevoegd, met daarbij aangegeven (in aanvulling op artikel 7.1.2.6 van dit handboek):

    • de indeling van het werkterrein

    • de plaats van op te stellen apparatuur

    • de plaats waar de leiding(en) wordt uitgelegd

    • de aan- en afvoer van mud

    • de plaats van opstelling van voertuigen

    • het verkeersplan, op te stellen in overleg met de gemeente

N.B. Nadat de boring gereed is dient een revisie met x-, y- en z-coördinaten digitaal te worden opgestuurd naar: leidingen@nissewaard.nl

Bijlage 4 Schaderegeling

  • 1.

    Bij het verlenen van vergunning voor kabel- en leidingwerkzaamheden wordt als voorwaarde gesteld dat de leidingexploitant ongefundeerde en gefundeerde elementenverharding, bermen, gazons en leidingstroken, weer geheel moet herstellen. Voor dat herstel zijn uitvoeringsvoorschriften opgesteld als bedoeld in het Handboek Kabels en Leidingen.

  • 2.

    Voor de kosten van "beheer", "onderhoud na zetting" en "degeneratie" wordt bij de leidingexploitant een schadebedrag in rekening gebracht. Daarbij worden tarieven per vierkante meter sleuflengte gehanteerd, die zijn gebaseerd op de door de VNG aanbevolen systematiek (Leidraad Nutsbedrijven / Richtlijn-tarieven Telecomsector). Het college stelt jaarlijks deze tarieven vast.

  • 3.

    Voor ingravingen waarbij met een melding kan worden volstaan, wordt geen schade in rekening gebracht, maar wel legeskosten. Het gaat hier om werkzaamheden, waarvoor geen vergunning is vereist. (Is dan leges wel mogelijk?)

  • 4.

    Bij ingraving in asfalt straat de leidingexploitant, na verdichting van de sleuf en herstel van de fundering de sleuf tijdelijk dicht. De gemeente herstelt de sleuf in asfalt. De kosten daarvan worden op basis van m2 en genormeerde tarieven bij de leidingexploitant in rekening gebracht.

  • 5.

    Bij ingravingen in "bijzondere bestrating" kunnen nadere voorwaarden met betrekking tot de uitvoering opgelegd worden. Eventueel kunnen aan (onder)aannemers extra eisen gesteld worden. De gemeente bepaalt wanneer er sprake is van "bijzondere bestrating".

  • 6.

    Bij ingravingen in bermen, plantsoenen e.d. dient de leidingexploitant ook het groen weer te herstellen. Dit houdt in het herstel van gazons, het herstel van gerooide struiken en vaste planten, etc.

  • 7.

    Het herstel van bestrating dient direct na afloop van de werkzaamheden te worden uitgevoerd. Tot het gereed komen van de herstelwerkzaamheden is de leidingexploitant of zijn aannemer verplicht de wettelijk voorgeschreven afzettingen en bebording aanwezig te hebben en in stand te houden.

  • 8.

    Na gereedkomen van de werkzaamheden wordt het werk aan de toezichthouder opgeleverd, waarbij getoetst wordt of aan de vergunningsvoorwaarden en onderliggende uitvoeringsvoorschriften is voldaan.

 

Met deze regeling wordt beoogd dat een leidingexploitant voor het gehele traject van uitvoering zelf verantwoording draagt. Met het betalen van de betreffende schadevergoeding heeft leidingexploitant, behoudens de garantie op het herstelwerk, geen verdere kosten en verplichtingen meer.