Organisatie | 's-Gravenhage |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling Innovaties in het Onderwijs Den Haag 2017 |
Citeertitel | Subsidieregeling Innovaties in het Onderwijs Den Haag 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze subsidieregeling vervalt op 1 januari 2021
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-03-2017 | 06-03-2018 | Nieuwe regeling | 21-02-2017 Gemeenteblad | RIS 296406, BOW/2016.673 |
Toelichting op de Subsidieregeling innovaties in het onderwijs Den Haag 2017
In de HEA ‘Kwaliteit als Kompas’ is de wens opgenomen dat scholen meebewegen met maatschappelijke ontwikkelingen en wetenschappelijke inzichten. Met deze subsidieregeling wordt uitwerking gegeven van een nieuw beleidsonderdeel van de HEA, waarmee het college de educatieve partners in de stad de ruimte wil bieden te komen met voorstellen voor innovatie in het Haagse onderwijs.
De educatieve partners zijn peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, de verschillende sectoren in onderwijs en partners die betrokken zijn bij volwasseneneducatie. Met het beleid worden deze organisaties gestimuleerd een ‘lerende organisaties’ te worden. Innovatie is daarbij essentieel. Het gaat erom bestaande kennis efficiënt en effectief toe te passen (verbeteren) en tegelijkertijd creatieve combinaties van kennis en ervaringen beter mogelijk te maken (vernieuwing). En daarvoor is betrokkenheid op alle niveaus van belang.
Dit is de reden waarom het college met het beleid gericht op innovatie in het Haagse onderwijs twee wegen bewandelt.
Van onderop: via de betrokkenen bij het primaire proces (ouders en leerlingen, leidsters en pedagogisch medewerkers, en leraren, tezamen aangeduid met ‘betrokkenen primaire proces’). Met de regeling krijgen zij ruimte, vertrouwen en ondersteuning om vernieuwende ideeën in de eigen leer- en werkcontext vorm te geven.
Van bovenaf: via (consortia van) de besturen in de HEA-kolom van educatieve organisaties (peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, scholen voor basis-, voortgezet- en middelbaar onderwijs en de volwasseneneducatie, tezamen aangeduid met ‘de besturen’). De regeling daagt deze besturen uit om binnen hun verantwoordelijkheid innovatieve ontwikkelingen op gang te brengen.
Betrokkenen in het primaire proces krijgen ondersteuning in het omzetten van innovatieve ideeën in een haalbare voorstellen. Daarvoor wordt subsidie verstrekt aan een organisatie die de ondersteuning op zich neemt (art. 2:2, onder c). Bij besturen is daarvoor voldoende beleidsvoerend vermogen aanwezig. Deze voorstellen worden vervolgens beoordeeld door een onafhankelijke adviescommissie. In deze adviescommissie zijn respectievelijk vertegenwoordigd een jongere, een leraar, een schoolleider, een innovator en een ondernemer. Deze commissie adviseert aan het college omtrent subsidiëring van de ingediende ideeën (art. 4:2). Het gehele subsidieproces zal in het voorjaar van 2017 zijn doorlopen, opdat in het schooljaar 2017-2018 met de innovaties kan worden gestart.
De gemeente toont betrokkenheid bij de uitvoering en evaluatie van de innovaties. Dit levert gaandeweg duidelijkheid op over de mate waarin met de regeling het beoogde doel wordt bereikt en of dit rechtmatig gebeurt. Met een eindevaluatie van het totaal zal in de zomer van 2018 bepaald worden of en hoe dit beleid gecontinueerd wordt.
Ten behoeve van de leesbaarheid van de regeling, is ervoor gekozen met het begrip “leerlingen” te werken, waaronder iedere persoon wordt verstaan die onderwijs volgt in het basis-, voortgezet, mbo- en volwassenenonderwijs en kinderen die een voorziening voor kinderopvang of een peuterspeelzaal bezoeken.
Daarnaast wordt – eveneens voor de leesbaarheid – met het begrip “professionals” gewerkt.
Het open staan voor verrassingen, creativiteit, dialoog en lef om nieuwe ideeën uit te werken zijn kenmerken van innovaties. Wanneer strenge criteria worden gesteld aan de innovatieve voorstellen, ontstaat er een spanning met deze kenmerken. Daarom worden de criteria voor de voorstellen globaal gehouden.
Aspecten waarop de innovatieve voorstellen zich kunnen richten zijn: innovatieve onderwijsconcepten; inhouden en methoden; werkvormen; vormen van competentie- en vaardigheidsontwikkeling van leraren; voorzieningen en digitalisering; organisatievormen, -structuur of -cultuur en/of nieuwe partners bij samenwerking. De innovaties dienen direct of indirect gericht te zijn op het behalen van extra kwaliteit in het educatieve veld binnen Den Haag. Het voorstel dient dan ook te passen bij de aard van het grootstedelijke onderwijs in deze internationale, cultuurdiverse stad. Verder wordt gekeken naar de mate waarin het voorstel niet alleen lokaal maar ook landelijk vernieuwend is, vorm en inhoud geeft aan een actueel maatschappelijk vraagstuk, meerdere HEA-ambities op originele wijze met elkaar combineert dan wel meerdere onderwijssoorten met elkaar verbindt.
Schoolbesturen, houders van centra voor kinderopvang of peuterspeelzalen en de organisatie die ouders en leerlingen ondersteunt, kunnen voor subsidie in aanmerking komen. Ook de organisatie die professionals, leerlingen en ouders ondersteunt, kan een subsidieaanvraag indienen, maar doet dat namens de professionals, leerlingen of ouders. Voor deze constructie is gekozen omdat de hoofdregel is dat natuurlijke personen geen subsidie kunnen krijgen op grond van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014.
Aanvragen moeten worden ingediend via het onderwijsloket.
Het college moet de adviezen van de Adviescommissie innovaties in het Haagse onderwijs bij de besluitvorming betrekken.
Indien burgemeester en wethouders een besluit nemen dat afwijkt van het advies van de commissie, dienen zij op grond van artikel 3:50 van de Algemene wet bestuursrecht in de motivering van dit besluit aangeven wat de redenen voor de afwijking zijn.
Voor alle organisaties die op grond van deze regeling subsidie ontvangen, geldt dat de aanvraag tot vaststelling de volgende elementen bevat:
Subsidieregeling Innovaties in het onderwijs Den Haag 2017
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 2:1 bedoelde activiteiten.
§ 2 De activiteiten en de doelgroep
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan:
Artikel 3:1 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen
Artikel 3:2 Hoogte van de subsidie
§ 4 Subsidieplafond en verdeling
Artikel 4:2 Wijze van verdeling
Artikel 5:2 Aanvraagtermijn Een aanvraag om subsidie kan tot 1 april 2017 worden ingediend.
Artikel 5.3 Aanvullende weigeringsgrond
Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 11, eerste en tweede lid van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014 en artikel 8 van de Verordening personele en materiële voorzieningen onderwijs gemeente Den Haag 2014 kan subsidieverlening worden geweigerd als de aanvraag niet tijdig is ingediend en deze niet reeds op grond daarvan buiten behandeling is gesteld.
§ 6 Verplichtingen, vaststelling en voorschot
Indien een subsidieontvanger die houder van een peuterspeelzaal of een centrum voor kinderopvang is, de kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de op deze wet gebaseerde regelgeving en de Verordening nadere kwaliteitseisen peuterspeelzalen 2013 niet naleeft kan het college de subsidie lager vaststellen of intrekken.
Artikel 6:2 Eindverantwoording subsidies
Het bepaalde in artikel 20, derde lid van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014 is van overeenkomstige toepassing op de aanvraag tot subsidievaststelling van schoolbesturen.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 14, tweede lid van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014, vermeldt het besluit tot subsidieverlening de hoogte en de termijnen van de voorschotten, indien tot bevoorschotting is besloten.
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van het bepaalde in artikel 5:2 van deze regeling voor zover toepassing ervan gelet op het belang van innovaties in het onderwijs, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 7:2 Overgangs- en slotbepalingen