Organisatie | Papendrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemeen mandaatbesluit |
Citeertitel | Algemeen mandaatbesluit |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
vastgesteld door het college en de burgemeester
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-02-2017 | 17-11-2020 | Nieuwe regeling | 07-02-2017 Papendrechts Nieuwsblad, 22-02-2017 | Onbekend |
Het college van de gemeente Papendrecht en de burgemeester van de gemeente Papendrecht, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft
overwegende, dat het om redenen van doelmatigheid wenselijk is, de daarvoor in aanmerking komende bevoegdheden te mandateren dan wel volmacht te verlenen aan ambtenaren;
gelet op de bepalingen van de Gemeentewet, afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en het Burgerlijk Wetboek;
2. Algemene toelichting en instructie personeel
3. Artikelsgewijze toelichting Algemeen mandaatbesluit
4.1. Gemeentesecretaris / algemeen directeur
5.1 Lijst van gebruikte afkortingen
5.2 Algemeen / alle afdelingen
5.5 Maatschappelijke Ontwikkeling
6.1 Overzicht mandaten aan externen
6.2 Overzicht volmacht vertegenwoordiging in ALV, VvE en AvA
6.3 Overzicht aanwijzingsbesluiten
7.1 Mandaatbesluit uitvoering Wet Basisregistraties adressen en gebouwen
8.1 Mandaatbesluit Omgevingsdienst ZHZ 2014 gemeente Papendrecht
8.2 Besluit van het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht inzakehet verlenen van mandaat aan de directeur van de Dienst Gezondheid & JeugdZuid-Holland Zuid
8.3 Mandaatbesluit havenmeester 2011
8.4 Besluit mandaat, volmacht en machtiging Beschermd Wonen en Opvang
8.5 Mandaat subsidieverordening aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2013
8.6 Mandaatbesluit Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid inzake de
Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets en bodemenergiesystemen 2013
Hoofdstuk 1 Algemeen mandaatbesluit
Het college van de gemeente Papendrecht en de burgemeester van de gemeente Papendrecht, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft
overwegende, dat het om redenen van doelmatigheid wenselijk is, de daarvoor in aanmerking komende bevoegdheden te mandateren dan wel volmacht te verlenen aan ambtenaren;
gelet op de bepalingen van de Gemeentewet, afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en het Burgerlijk Wetboek;
de uitoefening van de, in de bij dit besluit behorende lijsten vermelde bevoegdheden, op te dragen aan de daarbij genoemde functionarissen en daarop de in die lijsten vermelde specifieke bepalingen, alsmede de onder punt II van dit besluit gestelde algemene bepalingen, van toepassing te verklaren;
Artikel 1 Overleg met andere afdeling
Indien bij een te nemen besluit een andere gemeentelijke afdeling belang heeft dan wel de betreffende zaak het taakgebied van een andere gemeentelijke afdeling raakt, legt de gemandateerde de zaak vooraf aan het hoofd van die afdeling voor.
Indien met deze geen overeenstemming wordt bereikt, legt de gemandateerde de zaak aan de betrokken portefeuillehouder voor. Indien zij geen overeenstemming bereiken, beslist het betrokken bestuursorgaan.
Onverminderd het eerste lid, heeft de gemandateerde een aan de uitoefening van de bevoegdheid voorafgaande informatieplicht en een signaleringsplicht jegens het college indien de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid voor het college naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen kan hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de gemeente aansprakelijk zal worden gesteld of anderszins aangesproken zal worden.
Hoofdstuk 2 Algemene toelichting en instructie personeel
1. Inleiding: toekennen bevoegdheden
In wettelijke regelingen zijn bevoegdheden toegekend aan bestuursorganen. Het uitgangspunt is dat het bestuursorgaan de enige is die een besluit mag nemen, tenzij er in de mandaatlijst wordt aangegeven dat een bepaalde ambtenaar de bevoegdheid ook mag uitoefenen. In het mandaatregister wordt aangegeven wie welke bevoegdheden heeft. Daar waar het mandaat is verleend aan het afdelingshoofd, is de algemeen directeur ook altijd bevoegd.
De bevoegdheden zijn onder te verdelen in toestemming tot het verrichten van publiek- en privaatrechtelijke rechtshandelingen en van feitelijke handelingen. Onder een publiekrechtelijke rechtshandeling wordt verstaan een handeling van de gemeente als overheidsinstelling jegens de burger, waarbij een publiekrechtelijk rechtsgevolg optreedt (bijvoorbeeld de verlening van een vergunning). Een privaatrechtelijke rechtshandeling is een handeling tussen de gemeente als private partij en de burger, waarbij een privaatrechtelijk rechtsgevolg optreedt (bijvoorbeeld het sluiten van een contract). Bij een feitelijke handeling treedt geen rechtsgevolg op (bijvoorbeeld de aanleg van een trottoir).
Bij het toekennen van bevoegdheden tot het verrichten van publiekrechtelijke rechtshandelingen spreekt men (o.a.) over mandaatverlening, van privaatrechtelijke rechtshandelingen over volmacht en van feitelijke handelingen over machtiging.
Door de aanstelling van de ambtenaar in zijn functie wordt hij bevoegd feitelijke handelingen te verrichten die binnen zijn functie dienen te worden uitgevoerd.
Dit geldt echter niet voor het aangaan van publiek- en privaatrechtelijke rechtshandelingen. Hiervoor moet het bestuursorgaan een uitdrukkelijk besluit tot mandatering nemen.
De bij het Algemeen mandaatbesluit behorende mandaatlijsten geven expliciet aan welke ambtenaren (functies) bevoegd zijn om welke bevoegdheden uit te oefenen. In de meeste gevallen betreft het een publiekrechtelijke handeling en dus een mandaat, in sommige gevallen betreft het een volmacht voor een privaatrechtelijke handeling.
2. Mandaat volgens de Algemene wet bestuursrecht
Onder mandaat wordt verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen (zie artikel 10:1 Awb). Mandaat kan zowel worden verleend aan een bestuursorgaan als aan een natuurlijk persoon. De mandaatverlening kan zowel plaatsvinden binnen de gemeentelijke organisatie - van een bestuursorgaan naar een medewerker van de gemeente – als buiten de eigen organisatie. Wordt een bevoegdheid gemandateerd aan een instantie of persoon die niet onder verantwoordelijkheid van de mandaatverlener werkzaam is, dan behoeft de mandaatverlening instemming van de gemandateerde.
Essentieel kenmerk van mandaatverlening is dat de verantwoordelijkheid voor de uitoefening van de bevoegdheid, in tegenstelling tot delegatie, bij het bestuursorgaan blijft (artikel 10:2 Awb). Het bestuursorgaan blijft bevoegd de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen (artikel 10:7 Awb) en kan per geval of in het algemeen instructies geven terzake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid (artikel 10:6 Awb).
Rechtens geldt een in mandaat genomen besluit als een besluit van de mandaatgever; de rechtsgevolgen zijn dezelfde als wanneer de mandaatgever zelf het besluit tot stand had gebracht. Dit betekent onder meer dat het mandaterende bestuursorgaan in bezwaar of beroep optreedt als het verwerende bestuursorgaan. Mandaat kan worden gezien als de publiekrechtelijke tegenhanger van de privaatrechtelijke volmacht en kan worden gezien als een vorm van vertegenwoordiging.
Voorwaarde voor de binding van het in mandaat genomen besluit is dat het besluit is genomen binnen de grenzen van de gemandateerde bevoegdheid. Dit spreekt voor zichzelf, omdat buiten de grenzen van hetgeen is gemandateerd geen bevoegdheid bestaat. Wordt een besluit genomen over een onderwerp dat buiten de bevoegdheid ligt, dan is sprake van een onbevoegd genomen besluit. Anders dan bij delegatie heeft mandaat, behoudens uitzonderingen, geen wettelijke grondslag nodig (artikel 10:3 Awb).
Mandaatverlening is geoorloofd, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald dat de aard van de bevoegdheid zich tegen de verlening verzet of het tweede of derde lid van artikel 10:3 Awb hieraan in de weg staat. Een burger moet uit een krachtens mandaat genomen besluit kunnen afleiden namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen (artikel 10:10 Awb). Is sprake van ondermandaat dan dient in ieder geval de oorspronkelijke mandaatgever te worden vermeld.
Het uitgangspunt is dat het gemeentebestuur politiek verantwoordelijk is voor de genomen besluiten.
Een mandaatbesluit moet er dan ook zo uitzien dat principiële, politiek zware beslissingen blijven bij het bestuursorgaan waar ze thuishoren. In veel van dit soort gevallen zal de aard van de bevoegdheid zich tegen mandaat verzetten. Andere beslissingen kunnen worden gemandateerd.
Besluiten die in elk geval voor mandatering in aanmerking komen zijn:
3. Systeem mandaatbesluit, algemene kaders
Zoals gezegd vormt het samenstel van bepalingen uit het Algemeen mandaatbesluit, de algemene bepalingen, de instructie voor het personeel, de artikelsgewijze toelichting, de mandaatlijsten en de vervangingsregeling gemeentesecretaris de kaders voor de mandatering van de gemeentelijke bevoegdheden.
De gemandateerde is bij het gebruik van zijn bevoegdheden gebonden aan de wettelijke regels en voorschriften, het bestaand beleid en de incidentele aanwijzingen van de mandaatgever.
Het mandaatbesluit bestaat uit een algemeen deel, waarin algemene bepalingen zijn opgenomen die de gemandateerde in acht moet nemen. Daarnaast maakt van het mandaatbesluit deel uit een verzameling mandaatlijsten, het mandaatregister. Dit mandaatregister omvatten algemene bevoegdheden die alle afdelingen betreffen en meer specifieke bevoegdheden die per afdeling beschreven worden.
De bevoegdheden zijn zo concreet mogelijk omschreven, zo mogelijk met vermelding van het desbetreffende wetsartikel.
De algemene bevoegdheden betreffen onder andere de uitoefening van bevoegdheden in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur, de Algemene wet bestuursrecht, de rechtspositionele bevoegdheden, de bestuurlijke handhavingsinstrumenten en het aangaan van overeenkomsten. De meer specifieke bevoegdheden per afdeling zijn uitgewerkt per wet of gemeentelijke regeling.
Steeds is aangeduid welk bestuursorgaan bevoegd is, aan wie mandaat verleend wordt, of er een mogelijkheid voor ondermandaat is en op welke wijze deze wordt ingevuld, en onder welke bijzondere voorwaarden het mandaat uitgeoefend moet worden.
Bij het mandaatbesluit is ook een artikelsgewijze toelichting op de algemene bepalingen toegevoegd. Een interne instructie voor het personeel maakt eveneens deel uit van het mandaatbesluit. De instructie moet in acht genomen worden bij het gebruik van het verleende mandaat.
Bij het verlenen van het mandaat wijst het bevoegd gezag (college of burgemeester) in de meeste gevallen het afdelingshoofd aan als gemandateerde. Voor een aantal bevoegdheden is het mandaat alleen verleend aan de algemeen directeur. Het is aan het bevoegd gezag om de mogelijkheid van submandaat te geven, maar de concrete invulling daarvan door aanwijzing van de bevoegde functionaris is voorbehouden aan de gemandateerde. . Ten behoeve van de overzichtelijkheid en daarmee de bruikbaarheid van dit document, wordt echter niet alleen de mogelijkheid van de submandaat benoemd (=de bevoegdheid van het betreffende bestuursorgaan), maar wordt deze ook ingevuld met de betreffende functionaris (=bevoegdheid van de (hoofd)gemandateerde).
Bij het uitoefenen van bevoegdheden in mandaat gaat het in de eerste plaats om vertrouwen. Het mandaterende bestuursorgaan moet kunnen vertrouwen dat een besluit wordt genomen dat het orgaan zelf ook zou hebben genomen. In het verlengde daarvan is de gemandateerde gehouden het bestuursorgaan actief, en zo mogelijk vooraf, te informeren in geval van bijzonderheden in een dossier die voor het bestuursorgaan van betekenis zijn of kunnen worden. Immers, ook in geval van in mandaat uitgeoefende bevoegdheden blijft het bestuursorgaan (politiek) verantwoordelijk.
Dat geldt vanzelfsprekend ook in geval van ondermandaat. In geval van ondermandaat verleend is aan een behandelend ambtenaar, past dat bij het niveau van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid.
In geval van ondermandaat is het de taak van de ondermandaatgever om de ondergemandateerde op een juist gebruik van de gemandateerde bevoegdheden aan te spreken. De kaders daarvoor zijn vastgelegd in dit Algemeen mandaatbesluit en bijbehorende onderdelen, waaronder Interne instructie personeel.
Mandaat kan juridisch gezien alleen worden verleend voor het nemen van besluiten, niet voor het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een publiekrechtelijke rechtshandeling zijn.
Veelal worden echter ook bevoegdheden als het voeren van algemene correspondentie (noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling) of het bestellen van kantoorartikelen (privaatrechtelijke rechtshandeling) aan anderen dan het bestuursorgaan overgelaten.
Voor het voeren van correspondentie, het doen van mededelingen en dergelijke kan aan ambtenaren dus formeel geen mandaat worden verleend. Er is dan juridisch sprake van machtiging.
Gaat het om het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, dan wordt volmacht verleend in plaats van mandaat. In de Algemene wet bestuursrecht is vastgelegd dat de bepalingen omtrent mandaat van overeenkomstige toepassing zijn op machtiging en volmacht (artikel 10:12). Machtigingen en volmachten zijn ook in de bijbehorende mandaatlijsten opgenomen.
4. Soort mandaat / ondertekening
In de mandaatlijst wordt impliciet onderscheid gemaakt tussen een
Van de mogelijkheid om alleen mandaat te verlenen voor het ondertekenen van een besluit dat door het bestuursorgaan zelf wordt genomen, wordt in dit mandaatbesluit geen gebruik meer gemaakt.
Op grond van artikel 10:10 Awb dient uit het besluit duidelijk te zijn of er sprake is van een in mandaat genomen besluit. Dat moet in elk geval blijken uit de ondertekening, waarbij namens het bevoegd bestuursorgaan wordt getekend.
Indien er een overeenkomst met de gemeente gesloten wordt, wordt hierdoor de gemeente als publiekrechtelijke rechtspersoon gebonden. Alleen het college is op grond van artikel 160 Gemeentewet bevoegd het besluit te nemen tot het aangaan van een overeenkomst. Volgens artikel 171 Gemeentewet is alleen de burgemeester vervolgens bevoegd de overeenkomst te ondertekenen namens de gemeente.
Uit overwegingen van efficiëntie wordt in de mandaatlijst onder ‘Bevoegdheid tot het aangaan van bepaalde overeenkomsten’ het mandaat verleend om namens het college bepaalde overeenkomsten aan te gaan en namens de burgemeester de betreffende overeenkomsten te ondertekenen.
Nadrukkelijk wordt voor wat betreft het aangaan van overeenkomsten verwezen naar de bijzondere voorwaarden (opgenomen in de mandaatlijst) die daarbij van toepassing zijn.
6. Rechtsmiddelenclausule / motivatie negatieve beslissing
Op grond van artikel 3:45 Awb moet onder elk besluit de rechtsmiddelclausule worden vermeld.
Op grond van artikel 3:46 Awb moet elk besluit worden gemotiveerd. Dat is dus ook van toepassing bij positieve besluiten, maar zeker bij negatieve besluiten is een volledige en deugdelijke motivering van groot belang. Met een onjuiste of onvolledige motivering zal een besluit een rechterlijke toets nooit doorstaan.
Indien ondermandaat is verleend aan een behandelend ambtenaar, is het afdelingshoofd ook altijd bevoegd.
Indien de gemandateerde behandelend ambtenaar afwezig is, oefent zijn afdelingshoofd de bevoegdheid uit. Indien deze er niet is, is diens formeel aangewezen plaatsvervanger bevoegd. En bij afwezigheid van deze plaatsvervanger is de algemeen directeur bevoegd. Het plaatsvervangend afdelingshoofd is niet bevoegd terzake van rechtspositionele besluiten. Voor dergelijke besluiten is de algemeen directeur bevoegd bij afwezigheid van het afdelingshoofd.
Indien de bevoegdheid exclusief is toegekend aan de gemeentesecretaris / algemeen directeur, zal hij bij zijn afwezigheid worden vervangen conform de Vervangingsregeling gemeentesecretaris.
Zoals hiervoor gesteld, gaat het bij het uitoefenen van bevoegdheden in mandaat in de eerste plaats om vertrouwen. Het mandaterende bestuursorgaan moet kunnen vertrouwen dat een besluit wordt genomen dat het orgaan zelf ook zou hebben genomen. Inherent aan de uitoefening van bevoegdheden in mandaat is dat het zicht van de portefeuillehouders op de genomen beslissingen minder wordt.
In het verlengde daarvan is de gemandateerde gehouden het bestuursorgaan actief, en zo mogelijk vooraf, te informeren in geval van bijzonderheden in een dossier die voor het bestuursorgaan van betekenis zijn of kunnen worden. Immers, ook in geval van in mandaat uitgeoefende bevoegdheden blijft het bestuursorgaan (politiek) verantwoordelijk. Dat geldt vanzelfsprekend ook in geval van ondermandaat. In bepaalde gevallen kan het zelfs noodzakelijk zijn dat het bestuursorgaan zelf de beslissing neemt en het mandaat niet wordt gebruikt. Het is dan ook van groot belang dat de gemandateerde een "politieke antenne" heeft.
In de hierna beschreven situaties moet in elk geval vooraf overleg gepleegd worden met de portefeuillehouder en eventueel met het bevoegde bestuursorgaan:
Gelet op het voorgaande terzake van vertrouwen en de kaders waarbinnen gebruik gemaakt mag worden van het verleende mandaat, spreekt het voor zich dat over in mandaat genomen besluiten periodiek verantwoording afgelegd moet worden aan de mandaatgever.
In algemene zin wordt over de (kwaliteit van de) uitoefening van bevoegdheden gerapporteerd door middel van de reguliere rapportages binnen de planning- en controlcyclus (marap). Ook de bevindingen van de accountant zijn een belangrijke bron van informatie, alsmede de jaarverslagen terzake van klachten en bezwaarschriften.
Meer specifiek wordt per afdeling periodiek gerapporteerd aan de aan het betreffende onderwerp gerelateerde portefeuillehouder. Die rapportage betreft een cijfermatig en inhoudelijk overzicht van ingediende aanvragen en verleende vergunningen. Voor de frequentie van de rapportage wordt zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij het stramien van rapportage binnen de planning- en controlcyclus. In voorkomend geval zal de portefeuillehouder (vakwethouder) relevante zaken terugleggen in het college danwel aan het college rapporteren.
In het Algemeen Mandaatbesluit is geregeld dat de afdelingshoofden verantwoordelijk zijn voor het actueel houden van de mandaatlijsten. Indien een aanpassing van het mandaatbesluit gewenst is, moet deze door de afdeling worden voorbereid voor (bestuurlijke) besluitvorming in overleg met de afdeling Bestuur en Organisatie. De afdeling Bestuur en Organisatie draagt zorg voor de consolidatie van het Algemeen mandaatbesluit. De afdeling Bestuur en Organisatie draagt ook zorg voor de periodieke, algehele actualisatie van het Algemeen mandaatbesluit.
Hoofdstuk 3 Artikelsgewijze toelichting
In geval een besluit in mandaat genomen wordt, moet er altijd sprake zijn van een zorgvuldig uitgevoerde belangenafweging en besluitvorming.
Op grond van artikel 171 Gemeentewet heeft de burgemeester de bevoegdheid om de gemeente in en buiten rechte te vertegenwoordigen. Hieronder valt het ondertekenen van een overeenkomst die met de gemeente wordt aangegaan. Hiervoor kan de burgemeester een volmacht (bevoegdheid tot het verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling) aan een ambtenaar verlenen. In de mandaatlijst is onder het kopje “Bevoegdheid tot het aangaan van bepaalde overeenkomsten” in het algemene deel van de mandaatlijst door de burgemeester voor daar omschreven gevallen volmacht verleend voor de ondertekening van overeenkomsten.
Naast de volmacht voor de ondertekening is ook een besluit nodig voor het aangaan van de betreffende overeenkomst. Daarbij is het college het bevoegd gezag; in de mandaatlijsten is ook het mandaat voor het aangaan van de overeenkomsten door het college geregeld.
Het krachtens een mandaat genomen besluit vermeldt altijd namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen (artikel 10:10 Awb).
Naast het (hoofd)mandaat dat het bestuursorgaan aan de algemeen directeur verleent, kan deze de bevoegdheid ook doorleggen aan een afdelingshoofd of aan een behandelend ambtenaar. Hij is ook bevoegd dit ondermandaat in te trekken.
In de mandaatlijst is aangegeven of en aan wie er ondermandaat verleend wordt. Indien er aan de algemeen directeur gemandateerd is en een ondermandaat aan de behandelend ambtenaar is verleend, is ook altijd het betreffende afdelingshoofd bevoegd de beslissing te nemen.
Het spreekt voor zich dat over in mandaat genomen besluiten periodiek verantwoording afgelegd moet worden aan de mandaatgever.
In algemene zin wordt over de (kwaliteit van de) uitoefening van bevoegdheden gerapporteerd door middel van de reguliere rapportages binnen de planning- en controlcyclus (marap). Ook de bevindingen van de accountant zijn een belangrijke bron van informatie, alsmede de jaarverslagen terzake van klachten en bezwaarschriften.
Meer specifiek wordt per afdeling periodiek gerapporteerd aan de aan het betreffende onderwerp gerelateerde portefeuillehouder. Die rapportage betreft een cijfermatig en inhoudelijk overzicht van ingediende aanvragen en verleende vergunningen. Voor de frequentie van de rapportage wordt zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij het stramien van rapportage binnen de planning- en controlcyclus. In voorkomend geval zal de portefeuillehouder (vakwethouder) relevante zaken terugleggen in het college danwel aan het college rapporteren.
In lid 1 is geregeld dat bij afwezigheid van de behandelend ambtenaar die ondermandaat heeft, het afdelingshoofd de bevoegdheid in mandaat uitoefent. Daarvoor hoeft het afdelingshoofd niet met name genoemd te zijn in de mandaatlijsten.
Lid 2 regelt dat bij afwezigheid van het bevoegde afdelingshoofd, een door de algemeen directeur aan te wijzen functionaris hem vervangt. Wanneer de plaatsvervanger afwezig is wordt het afdelingshoofd vervangen door de algemeen directeur.
Lid 3 regelt dat indien de gemeentesecretaris bevoegd en niet aanwezig is, hij vervangen wordt volgens de vervangingsregeling gemeentesecretaris.
Hoofdstuk 4 Vervangingsregelingen
4.1 Vervangingsregeling gemeentesecretaris / algemeen directeur
Gelet op artikel 106 van de Gemeentewet en artikel 5 van het Algemeen mandaatbesluit
besluiten burgemeester en wethouders de vervangingsregeling gemeentesecretaris als volgt vast te stellen:
Als loco-gemeentesecretaris c.q. plaatsvervangend algemeen directeur worden benoemd:
Burgemeester en wethouders van Papendrecht, 7-2-2017
de secretaris, de locoburgemeester,
behorende bij Algemeen Mandaatbesluit
vastgesteld door college en burgemeester op 07-02-2017,
gepubliceerd op 22-2-2017 en in werking getreden op 23-02-2017.
5.2 Algemeen / alle afdelingen
zie ook onder 5.2.5 (Algemene wet bestuursrecht)
5.2.3 Wet openbaarheid van bestuur
5.2.4 Wet bescherming persoonsgegevens
5.2.5 Algemene wet bestuursrecht
zie ook onder 5.2.2 (Handhaven)
5.2.6 Bevoegdheid tot het aangaan van bepaalde overeenkomsten
N.B. Het mandaat wordt beperkt door voorwaarden als bedoeld onder 5.2.6, De bevoegdheid is afhankelijk van genoemde financiële limieten gemandateerd aan de algemeen directeur/afdelingshoofd/taakveldcoördinator.
In het geval de aanneemsom de beperkende limieten uit 5.2.6. naar verwachting te boven gaat dient het college te beslissen. Daarbij geldt het hier onderstaande, (waarbij een separaat mandaat dus voor alle latere stappen niet meer nodig is).
Indien het college in het geval van een aan te besteden opdracht, het Definitief Ontwerp (DO) en de bijbehorende projectbegroting heeft vastgesteld, gelden binnen de aanbestedingsprocedure de onderstaande mandaten voor het Afdelingshoofd (bij 5.2.7.3 de behandelend ambtenaar). De gemandateerde bevoegdheid wordt begrensd door het uit te voeren DO en het bedrag van de projectbegroting en na de gunning dient het afdelingshoofd de betreffende portefeuillehouder te informeren.
* Ten tijde van de vaststelling van het voorliggende mandaatbesluit het “Inkoop-en aanbestedingsbeleid van de Drechtsteden en de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden vanaf 2014”.
Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling (CAR), Uitvoeringsovereenkomst (UWO), lokale aanvullingen/regelingen
NB.: De gemandateerde kan ten aanzien van zichzelf geen bevoegdheden in mandaat uitoefenen; de bevoegdheid gaat in dat geval naar het hiërarchisch hogere niveau.
5.2.9 Algemene subsidieverordening Papendrecht 2013
Beslissen op aanvraag subsidie op de beleidsterreinen de afdeling betreffende. | Met inachtneming van het door de raad vastgestelde subsidieplafond en de gemeentebegroting. | ||||
Wijzigen van de begroting binnen het taakveld bij gelijk blijvende omvang van baten en lasten (autorisatie budgetverschuivingen). |
Opdracht tot incasso en afboeken mandaat bij gemeente; voorbereidingshandelingen mandaat SCD. |
5.2.12 Klachtenverordening 2003
5.2.13 Handelsregisterwet 2007 & Handelsregisterbesluit 2008
5.3.1 Bouwverordening en -besluit
5.3.2 Wet basisregistraties Adressen en Gebouwen
Zie Mandaatbesluit uitvoering Wet BAG, bijlage 7.1.
5.3.3 Verordening naamgeving en nummering
Zie ook mandaatlijst afdeling BU
5.3.4 Procedureverordening advisering planschade
5.3.5 Subsidieverordening beeldbepalende panden langs de Papendrechtse dijk
5.3.6 Besluit brandveilig gebruik bouwwerken
5.3.7 Brandbeveiligingsverordening
5.3.8 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
5.4 Publiekszaken (dan wel de afdeling waar de hieronder genoemde onderwerpen in de toekomst onder gaan vallen)
5.4.2 Wet – en Besluit basisregistratie personen
5.4.3 Kieswet en -besluit en Wet raadgevende referenda
5.4.4 Rijkswet op het Nederlanderschap
Verrichten van alle wettelijke taken inzake de verkrijging door optie en afstand doen van het Nederlanderschap. |
Verrichten van alle wettelijke taken in verband met het aanvragen, verstrekken, wijzigingen, uitreiken, inhouden en vermissen van reisdocumenten, met uitzondering van de hierna genoemde bevoegdheden. |
5.4.6 Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001
5.4.7 Wegenverkeerswetgeving en Reglement rijbewijzen
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV), Wegenverkeerswet 1994 (WVW), Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW), Regeling voertuigen, Landelijke Regeling Gehandicaptenparkeerkaart, Reglement rijbewijzen, Parkeerverordening
5.4.8 Bomenverordening 2013 Groene Kaart
zie ook mandaatlijst afdeling BU
5.4.9 Wet- en Besluit op de lijkbezorging
zie ook mandaatlijst afdeling BU
5.4.10 Algemene Plaatselijke Verordening
5.4.14 Verordening huwelijkslocaties 2004
5.4.15 Verordening leerlingenvervoer gemeente Papendrecht
5.4.16 Marktverordening Papendrecht
Beleidsregels standplaatsen ambulante handel
5.4.17 Verordening winkeltijden Papendrecht
5.4.18 Wet kinderopvang en kwaliteitsregels peuterspeelzalen en Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Papendrecht
NB: verordening zal naar verwachting in 2018 worden ingetrokken; kwaliteitseisen worden opgenomen in Wet kinderopvang
5.5 Maatschappelijke Ontwikkeling
Besluiten op een aanvraag om vergunning voor tijdelijke verhuur van een woning (artikel 15). | |||||
Verlenging vergunning tijdelijke verhuur van een woning (artikel 15). |
5.5.2 Wet kinderopvang en kwaliteitsregels en peuterspeelzalen en verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Papendrecht
NB: verordening zal naar verwachting in 2018 worden ingetrokken; kwaliteitseisen worden opgenomen in Wet kinderopvang
5.5.3 Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs
Wet primair onderwijs, Wet voortgezet onderwijs, Wet expertisecentra
5.5.4 Huisvestingsverordening gemeente Papendrecht 2015
5.5.5 Verordening VROM startersregeling
5.5.6 Regeling Starterslening Afkoopmethodiek
Besluiten op een aanvraag om een vergunning aansluiting riolering of oppervlaktewater (artikel 10.33 Wm jo 2:11 APV). |
Wegenverkeerswet 1994 (WVW), Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW), Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV).
Vorderen en verhalen van de kosten van lijkbezorging op verwanten en nagelaten betrekkingen (in artikel 22). |
5.6.5 Verordening op het beheer en het gebruik van de Algemene begraafplaats voor de gemeente Papendrecht 2016 en Nadere regels grafbedekking e.d.
5.6.6 Wet basisregistraties Adressen en Gebouwen
Zie Mandaatbesluit uitvoering Wet BAG, bijlage 7.1.
5.6.7 Verordening naamgeving en nummering
Zie ook mandaatlijst afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling
Vaststellen, toekennen en bepalen van afbakening van verblijfsobjecten, ligplaatsen en standplaatsen, en het toekennen van huisnummers (artikel 3). |
5.6.8 Afvalstoffenverordening 2010
5.6.9 Algemene Plaatselijke Verordening
5.6.10 Telecommunicatieverordening Papendrecht
5.6.11 Bomenverordening 2013 Groene Kaart
Zie ook mandaatlijst afdeling Publiekszaken en Ruimtelijke Ontwikkeling
5.6.12 Leidingenverordening Papendrecht
5.6.13 Havenbeheersverordening Papendrecht
Uitoefenen van bevoegdheden Havenbeheersverordening Papendrecht 2011 (artikelen 1.4, 1.5, 1.7, 3.1 tot en met 3.8, 4.1, 4.4, 4.6, 6.1). |
5.6.14 Wet en besluit hygiëne, veiligheid badinrichtingen en zwembadgelegenheden
6.1 Overzicht mandaten aan externen
6.1.1 Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten
6.1.3 Havenbeheersverordening Papendrecht 2011, Havenreglement Papendrecht 2011, Havenbeveiligingswet, Scheepvaartverkeerswet, Wrakkenwet, Waterstaatswet 1990
6.1.4 Regionale subsidieverordening aangepast sporten Drechtsteden 2013
Cf Besluit mandaat uitvoering bevoegdheden op het gebied van de toepassing van de Subsidieverordening aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2013. |
6.1.5 Huisvestingsverordening Papendrecht 2015
6.1.6 Wet basisregistraties Adressen en Gebouwen
Conform Mandaatbesluit uitvoering Wet BAG, zie bijlage 7.1.
6.1.7 Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen
PM [ concept besluit ligt ter beoordeling bij AD]
6.1.8 Wet tijdelijk huisverbod
6.1.9 Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)
6.2 Overzicht volmacht vertegenwoordiging in ALV, VvE en AvA
6.3 Overzicht aanwijzingsbesluiten
6.3.1 Aanwijzing plaatsvervanger afdelingshoofden
6.3.2 Aanwijzingsbesluiten buitengewoon opsporingsambtenaren
1. Algemene Plaatselijke Verordening. |
6.3.3 Aanwijzingsbesluit medewerkers aangifte vondst
De behandeling en afhandeling van onbeheerde zaken (boek 5, titel 2, artikel 5). | Aanwijzingsbesluit aangifte van een vondst (gevonden en verloren voorwerpen). |
6.3.4 Aanwijzingsbesluit bevoegd ambtenaar artikel H 4, lid 4 Kieswet
6.3.5 Aanwijzingsbesluit beheerder begraafplaats
6.3.6 Aanwijzingsbesluiten toezichthouders
6.3.6.2 Ruimtelijke Ontwikkeling
Aanwijzingsbesluit toezichthouders Wabo, Leidingenverordening, Telecommunicatieverordening en bomenverordening 07-02-2017. | |||
Woningwet, Bouwbesluit, Bouwverordening, Wet ruimtelijke ordening. |
6.3.7.1 Ambtelijke hoorcommissie bezwaarschriften
1. Algemene wet bestuursrecht, artikel 7:5. 2. Verordening behandeling bezwaarschriften, artikel 2. derde en vijfde lid. | In het Aanwijzingsbesluit ambtelijke hoorcommissie van 1 september 2015 a. Teamleider Bezwaar & Beroep van het Juridisch Kenniscentrum, onderdeel van het Servicecentrum Drechtsteden, als voorzitter. b. Medewerkers van het Juridisch Kenniscentrum van het Servicecentrum Drechtsteden, als leden. |
Hoofdstuk 7 Mandaatbesluiten intern
7.1 Mandaatbesluit uitvoering Wet Basisregistraties adressen en gebouwen
Mandaatbesluit uitvoering Wet BAG 2014
Burgemeester en wethouders van de gemeente Papendrecht;
-"Mandaatbesluit uitvoering Wet BAG";
- dat zij het raadzaam achten de functietitulatuur aan te passen aan die welke in de praktijk sindsdien is gegroeid en die in dit mandaatbesluit ook aan te passen;
- dat het daarnaast wenselijk is om in dit mandaatbesluit vast te leggen, dat het voor de uitvoering van de in dit mandaatbesluit genoemde artikelen van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen door het gemandateerde hoofd van de afdeling Beheer en Uitvoering, in verband met detaillering en omvang, het dagelijks toezicht op die uitvoering zal verlopen via de aan zijn afdeling verbonden senior beleidsmedewerker beheer en geo-informatie;
gelet op de artikelen 10:1, 10:3, 10:9 en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;
vast te stellen het navolgende Mandaatbesluit uitvoering Wet BAG 2014.
Mandaatbesluit uitvoering Wet BAG 2014
Ambtenaren belast met de regie en het beheer van de basisregistraties adressen en gebouwen
e regisseur van de basisregistraties adressen en gebouwen mandaat te verlenen en submandaat te verlenen aan de beheerders om de navolgende taken en bevoegdheden namens burgemeester en wethouders uit te voeren:
het ontvangen, doorgeleiden en afhandelen van meldingen zoals bedoeld in artikel 37 en verzoeken zoals bedoeld in artikel 38 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen, inclusief de verwerking daarvan zoals bedoeld in de artikelen 31, 39, 40 en 41 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen;
het bevorderen van de nakoming van de gemeentelijke verplichtingen in het kader van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen, met inbegrip van de inrichting van de processen, de conformiteit van het gebruikte informatiesysteem en de beveiligingsmaatregelen, alsmede het rapporteren over die nakoming daarvan aan burgemeester en wethouders.
N.B. De beoordeling naar inhoud en voortgang van de uitvoering door de beheerders van bovengenoemde (sub)mandaten wordt belegd bij de senior beleidsmedewerker beheer en geo-informatie van de afdeling Beheer en Uitvoering. Deze laatste functionaris informeert hierover in ieder geval elk half jaar en zo nodig in bijzondere gevallen het hoofd van de afdeling Beheer en Uitvoering.
Ambtenaren bevoegd tot het opmaken van een proces-verbaal van constatering zoals bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder b van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen
Als ambtenaren bevoegd tot het opmaken van een proces-verbaal van constatering zoals bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder b van de Wet basisregistraties en adressen, aan te wijzen:
de directeur Gemeentebelastingen Drechtsteden;
de hoofden van de afdelingen Beheer en Uitvoering en Ruimtelijke Ontwikkeling;
onder verantwoordelijkheid van deze afdelingshoofden:
de ambtenaren belast met bouwtoezicht;
de ambtenaren belast met het inwinnen van de geometrie van BAG objecten;
Te bepalen, dat deze functionarissen elkaar zo nodig over en weer zullen vervangen.
Ambtenaren bevoegd tot het opmaken van schriftelijke verklaringenstrekkende tot signalering van wijzigingen in de feitelijke situatie die van invloed zijn op de gebouwenregistratie en die niet in een ander krachtens de Wet basisregistraties adressen en gebouwen aangewezen brondocument zijn opgenomen
Als ambtenaren bevoegd tot het opmaken van schriftelijke verklaringen strekkende tot signalering van wijzigingen enz., aan te wijzen:
het hoofd van de afdeling Beheer en Uitvoering;
de onder A.3 en A.4 genoemde beheerders, die elkaar over en weer zullen vervangen;
de directeur Gemeentebelastingen Drechtsteden;
Nummergeving in de openbare ruimte
Mandaat te verlenen aan het hoofd van de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling of diens vervanger en onder zijn verantwoordelijkheid de submandaat voor de feitelijke uitvoering te verlenen aan de:
de adviseur ruimtelijke ordening, of diens vervanger, om de nummers toe te kennen aan de BAG-objecten in de openbare ruimte;
Te bepalen, dat daarbij de regels dienen te worden gevolgd als vastgelegd in het normaliseringsblad “NEN 1773, 2e druk, van 1983”.
Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 14 augustus 2014.
Toelichting op het mandaatbesluit uitvoering Wet BAG
Om de kwaliteit van de dienstverlening en de efficiëntie binnen de overheid te bevorderen, heeft het kabinet besloten over te gaan tot de wettelijke invoering van Basisregistraties voor adressen en gebouwen (Wet bag). Deze wetgeving is sinds 1 juli 2009 van kracht. In artikel 2 van de Wet bag wordt het beheer van de BAG in algemene zin aan burgemeester en wethouders opgedragen. Voor uitvoering van het beheer door een of meer ambtenaren is een mandaatbesluit nodig. Daarnaast verwijst de Wet bag op een aantal plaatsen naar “aangewezen ambtenaren” in verband met het opstellen van inschrijfbare brondocumenten. Ook deze ambtenaren dienen aangewezen te worden.
Het beheer van de BAG omvat meerdere aspecten, zoals gegevensbeheer, het beheer van het register, de beveiliging van de geautomatiseerde systemen en de communicatie met de landelijke voorziening BAG. De gemeente kan deze taken aan één beheerder toewijzen, maar kan eventueel ook specifieke taken aan anderen toewijzen. Bij dit laatste kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het bij een ICT afdeling beleggen van de beveiligingsaspecten en het onderhouden van de communicatie met de Landelijke Voorziening BAG, of aan het beleggen van het feitelijke beheer van de registers bij de afdeling die is belast met het beheren van het archief. In dit besluit zijn de taken en verantwoordelijkheden zoveel mogelijk aan de BAG-regisseur toegewezen en doorgemandateerd aan de BAG-beheerder. Alleen het beleggen van een aantal bijzondere in de Wet bag benoemde taken bij daartoe aangewezen ambtenaren, zijn afzonderlijk in het besluit beschreven. Dit is onder meer gedaan omdat deze in de praktijk meestal bij verschillende afdelingen worden belegd.
In dit mandaatbesluit zijn de taken en bevoegdheden van de regisseur en beheerder in onderdeel A uitgewerkt, met zoveel mogelijk verwijzingen naar de relevante bepalingen uit de Wet bag. De genoemde taken en bevoegdheden behoeven over het algemeen geen toelichting.
Onder punt 5a en 5d van onderdeel A van dit mandaatbesluit wordt de algemene taak aan de beheerder opgedragen om ervoor te zorgen dat, samengevat, altijd als daartoe aanleiding bestaat een brondocument wordt opgemaakt. Dit is een algemene taak en tevens een bevoegdheid. Onder deze bepaling vallen bijvoorbeeld verklaring gericht op ambtshalve correcties indien fouten zijn gemaakt bij het verwerken van brondocumenten of verklaringen ten behoeve van andere bijzondere situaties waarin de overige bepalingen niet voorzien.
Onderdeel B van het mandaatbesluit betreft het aanwijzen van ambtenaren die belast zijn met het vaststellen van de definitieve geometrie van panden en verblijfsobjecten, zoals is opgenomen in artikel 8 van de Wet bag. Dit zijn meestal medewerkers van de afdeling Geo-informatie. In andere gevallen zal het de ambtenaar zijn die is belast met de uitbesteding van de inwinning van deze geometrie.
Onderdeel C van het mandaatbesluit heeft betrekking op de ambtenaren die bevoegd zijn een proces-verbaal op te maken inzake de constatering van de feitelijke aanwezigheid van registreerbare objecten en benamingen, zoals opgenomen in artikel 10, eerste lid onder b van de Wet bag.
Onderdeel D van het mandaatbesluit heeft betrekking op de situaties waarvoor in de Wet bag geen specifiek brondocument is opgenomen en waarvoor het wenselijk is dat deze taken niet onder de algemene bevoegdheid van de beheerder vallen. Het gaat hierbij vooral om statusmutaties, zoals de constatering dat een pand in aanbouw is genomen, en om feitelijke mutaties. Bij dit laatste kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de afdeling WOZ die constateert dat een (vergunningvrije) dakkapel is gebouwd, als gevolg waarvan het oppervlak van het betreffende verblijfsobject is toegenomen. De WOZ medewerker kan in dat geval een schriftelijke verklaring opmaken, die als brondocument voor de noodzakelijke wijziging in de BAG kan worden gehanteerd. Hetzelfde kan bij bepaalde mutaties gelden voor medewerkers van Bouw- en Woningtoezicht en Geo-informatie. Voor elk van dit soort mutaties dienen ambtenaren bevoegd te zijn om de noodzakelijke brondocumenten op te maken.
Het is noodzakelijk naast een beheerder ook een of meerdere plaatsvervangers aan te wijzen, gezien de korte termijnen die voor het beheer gelden. Bij elke mandaatbevoegdheid dient de gemeente zich voorts de vraag te stellen of die in aanmerking komt voor ondermandaat. Een mandaat kan zowel aan een persoon als aan een functie worden verleend. In het algemeen verdient verlening aan een functie de voorkeur, omdat dit leidt tot een duidelijkere toewijzing van verantwoordelijkheden en een minder mate van gevoeligheid in het geval van personele wisselingen.
Hoofdstuk 8 Mandaatbesluiten extern
8.1 Mandaatbesluit Omgevingsdienst ZHZ 2014 gemeente Papendrecht
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Papendrecht
Aan de directeur wordt, voor zover het bevoegdheden van het college betreft, in mandaat opgedragen de bevoegdheid tot het aanvragen van subsidies, bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht, namens de gemeente, ten behoeve van de uitvoering van de programmataken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, mits en voor zover de vertegenwoordiger van de gemeente in het algemeen bestuur heeft aangeven akkoord te gaan met het aanvragen van de betreffende subsidie namens zijn gemeente.
Indien ten gevolge van wijziging van wetten alsmede uitvoeringsbesluiten, circulaires, beleidsregels en regelingen uitvoerende werkzaamheden als bedoeld in de bij dit besluit behorende mandaatlijst gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het in werking treden van dit besluit strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken zoals genoemd in de bij dit besluit behorende mandaatlijst, die aan de Omgevingsdienst zijn opgedragen.
Onverminderd het eerste lid, heeft de directeur een aan de uitoefening van de bevoegdheid voorafgaande informatieplicht en een signaleringsplicht jegens het college indien de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid voor het college naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen kan hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de gemeente aansprakelijk zal worden gesteld of anderszins aangesproken zal worden. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur alle benodigde informatie en voert hij overleg met het college alvorens de bevoegdheden bedoeld in artikel 2 uit te oefenen.
Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt, voor zover van toepassing en in verband met de activiteiten waarvoor mandaat wordt verleend, met mandaat gelijkgesteld de machtiging om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
MANDAATLIJST OMGEVINGSDIENST ZHZ 2014
Toelichting bij het Mandaatbesluit Omgevingsdienst ZHZ 2014 gemeente Papendrecht
De Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (hierna: OZHZ) voert een groot aantal milieutaken uit in opdracht van de regiogemeenten en de provincie Zuid-Holland. Dit is vastgelegd in de gemeenschappelijke regeling van OZHZ. Voor OZHZ is het praktisch en efficiënt als de mandaatverlening vanuit de gemeenten zo uniform mogelijk geschiedt. In het voorliggende mandaatbesluit is dit verwerkt doordat de tekst van het besluit en de bijbehorende mandaatlijst voor alle gemeenten identiek is voor wat betreft de uitvoering van de milieutaken, en alleen voor Dordrecht, Alblasserdam en (met ingang van 1 januari 2014) Leerdam toevoegingen zijn opgenomen vanwege de uitvoering van het takenpakket voor het brede omgevingsdomein.
2. Artikelsgewijze toelichting op het mandaatbesluit
Artikel 1 van het besluit bevat een omschrijving van de belangrijkste begrippen die in het mandaatbesluit worden gebruikt.
In het eerste lid van artikel 2 van het mandaatbesluit is de koppeling gelegd naar de mandaatlijst waarin de taken en bevoegdheden zijn opgenomen die OZHZ uitvoert namens de regiogemeenten. Hierop wordt hierna in de toelichting op de mandaatlijst ingegaan.
Artikel 2, tweede lid, regelt de bevoegdheid van de directeur tot het machtigen van ambtenaren van OZHZ ten behoeve van het in rechte vertegenwoordigen van de gemeente. Met deze bepaling wordt voorkomen dat per zaak door de gemeente een aparte machtiging moet worden opgesteld om een ambtenaar van OZHZ de gemeente in rechte te laten vertegenwoordigen.
Het derde lid van artikel 2 bevat de bevoegdheid voor de directeur om subsidies aan te vragen ten behoeve van de uitvoering van de programmataken. De directeur kan alleen van dit mandaat gebruikmaken indien de vertegenwoordiger van de gemeente in het algemeen bestuur heeft aangeven akkoord te gaan met het aanvragen van de betreffende subsidie namens zijn gemeente. Door deze constructie kan de gemeente de relatie met de eigen begroting borgen.
In het vijfde lid van artikel 2 is een voorziening opgenomen waarmee wordt geborgd dat het mandaat ook kan worden toegepast bij tussentijdse veranderingen in de genoemde wet- en regelgeving, voor zover hun strekking en omvang door die verandering niet wezenlijk veranderen.
De artikelen 3 en 4 dienen in onderling verband te worden bezien. Artikel 3 bevat een informatieplicht van de mandaatgever, in artikel 4 is de informatieplicht van de directeur van OZHZ opgenomen. Bij een geval als bedoeld in het vierde lid van artikel 3 (de wens om in een concreet geval af te wijken van het door het bestuur vastgestelde beleid en de gestelde kaders, en het overleg dat daarop volgt) is het wenselijk dat de gemaakte afspraken tevens in een kort verslag worden vastgelegd. Uiteraard is de uitkomst van het overleg leidend voor het uiteindelijk te nemen besluit. In het tweede lid van artikel 4 is vastgelegd dat – bij te verwachten politieke en maatschappelijke gevolgen, mogelijke aansprakelijkheid van de gemeente of indien de gemeente anderszins aangesproken kan worden – de directeur alle benodigde informatie verschaft en overleg heeft met de gemeente alvorens gebruik te maken van een gemandateerde bevoegdheid. Hiervoor kan het zogenaamde ‘driehoeksoverleg’ worden benut (het overleg tussen de bestuurlijk portefeuillehouder van de gemeente, OZHZ en het betrokken ambtelijke dienstonderdeel van de gemeente). In een enkel concreet geval kan er in overleg ook voor worden gekozen om een besluit niet in mandaat te laten nemen. In het derde lid van artikel 4 is vastgelegd dat de directeur van OZHZ en het college regelmatig overleggen over de planning, de aantallen en de kwaliteit van de te nemen en reeds genomen besluiten door de directeur. Hiertoe zal regelmatig afstemming plaatsvinden in het driehoeksoverleg.
Artikel 5 maakt duidelijk dat de directeur van OZHZ de aan hem gemandateerde bevoegdheden in ondermandaat kan opdragen aan een onder hem ressorterende medewerker. Dit is vanuit oogpunt van transparantie gewenst. De in de artikelen 2, 3 en 4 genoemde algemene instructies, de kaders en de informatieplicht zijn ook van toepassing op het ondermandaat.
3. Toelichting op de mandaatlijst
Algemene wet bestuursrecht (nrs. 1 t/m 7)
De nrs. 1 t/m 7 beschrijven een aantal gevallen waarin OZHZ mandaat wordt gegeven voor het nemen van besluiten in het kader van de Algemene wet bestuursrecht. De hier genoemde bevoegdheden dienen altijd in samenhang met de door de gemeente bij OZHZ belegde taken, de overige mandaten in het mandaatbesluit en de mandaatlijst te worden bezien.
Zowel in het kader van vergunningverlening als in het kader van handhaving is OZHZ bevoegd een aantal besluiten te nemen die aan de feitelijke vergunningverlening of een handhavingsbesluit vooraf gaan. Soms worden deze expliciet in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorgeschreven (zoals de bevoegdheid om een aanvraag niet in behandeling te nemen bij vergunningverlening, nr. 1), in andere gevallen volgen zij uit het systeem van de wet. Dit laatste is het geval bij de handhaving, waarbij het systeem van de wet voorschrijft dat de overtreder in voorkomende gevallen eerst de gelegenheid moet krijgen de overtreding ongedaan te maken. Met de voorwaarschuwingsbrief (nr. 2) wordt hieraan uitvoering gegeven. OZHZ is eveneens bevoegd tot het nemen van besluiten op verzoeken van derden om handhavend op te treden (nr. 3). Het spreekt voor zich dat dergelijke verzoeken worden besproken in een overleg (bijvoorbeeld het driehoeksoverleg) tussen gemeente en OZHZ (vanwege de mogelijke integraliteit van het verzoek).
In nr. 4 is de bevoegdheid opgenomen tot het opleggen van een dwangsom bij milieugerelateerde overtredingen. Daarbij geldt dat de directeur bevoegd is tot een maximaal te verbeuren bedrag, dat per gemeente in het mandaatbesluit wordt vastgesteld. Het uniforme mandaatbesluit van OZHZ gaat daarbij uit van een maximumbedrag van € 50.000. Indien het dwangsombesluit in mandaat is genomen volgt daaruit dat ook het besluit tot invordering van de dwangsom en andere besluiten die daarmee samenhangen door OZHZ kunnen worden genomen. Dit is geregeld in mandaat nr. 5.
Het opleggen van een last onder bestuursdwang is niet gemandateerd aan OZHZ. Deze bevoegdheid blijft voorbehouden aan het college van B&W. Is eenmaal door de gemeente een besluit genomen tot het toepassen van bestuursdwang dan geeft nr. 6 het mandaat om besluiten te nemen ten behoeve van de toepassing van bestuursdwang. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het aanwijzen van de ambtenaren die bevoegd zijn om uitvoering te geven aan het bestuursdwangbesluit en tot het betreden van plaatsen als bedoeld in artikel 5:27 van de Awb.
Nr. 7 regelt dat OZHZ namens de gemeente kan handelen in bestuursrechtelijke procedures. Het betreft het uitbrengen van verweerschriften en het verrichten van andere processuele handelingen.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (nrs. 8 t/m 11)
In nr. 8 is het mandaat opgenomen voor de enkelvoudige vergunningverlening op het gebied van milieubeheer. De verwijzing naar artikel 2.1, eerste lid onder e, heeft hierop betrekking. Indien sprake is van een meervoudige vergunning op grond van de Wabo (bijvoorbeeld de situatie dat naast een omgevingsvergunning voor milieu ook een vergunning wordt verleend voor bouwen of slopen) dan verleent de gemeente de hele omgevingsvergunning en levert OZHZ het milieudeel als onderdeel daarvan aan.
Met ingang van 1 juli 2013 voert de Omgevingsdienst ZHZ de gemeentelijke taken uit op het gebied van bodemenergiesystemen. In nr. 8 is daarom ook een mandaat voor de zgn. Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets (OBM) opgenomen. De OBM is van toepassing op twee typen activiteiten binnen inrichtingen: 1) activiteiten waarvoor een m.e.r beoordeling is verplicht (m.e.r.-OBM) en 2) activiteiten waarvoor het bevoegd gezag een lokale toets moet uitvoeren om te beoordelen of de activiteit ingepast kan worden in de lokale situatie. Dit laatste speelt bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, bij de bodemenergiesystemen. Het mandaat is dan ook breed toepasbaar, en niet beperkt tot de toepassing in het kader van de bodemenergiesystemen.
Nr. 9 geeft OZHZ het mandaat om besluiten te nemen over - op grond van wet- en regelgeving alsmede op grond van vergunningvoorschriften - te overleggen meldingen, rapportages en soortgelijke documenten. Daarnaast wordt aan OZHZ mandaat gegeven voor het uitoefenen van toezicht op de Wabo en de wetten die in artikel 5.1 van de Wabo worden genoemd (nr. 10), met inbegrip van de algemene maatregelen van bestuur en regelingen op basis van die wetten. Het betreft derhalve de Wabo zelf, alsmede de Flora- en faunawet, de Kernenergiewet, de Monumentenwet 1988, de Natuurbeschermingswet 1998, de Ontgrondingenwet, de Wet bescherming Antarctica, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening, de Waterwet en de Woningwet. Ook bijvoorbeeld het toezicht op en de handhaving van het Besluit lozen buiten inrichtingen, zijnde een algemene maatregel van bestuur op grond van de Wet bodembescherming, is op deze manier geregeld in dit mandaatbesluit. Artikel 6, waarin wordt bepaald dat machtiging wordt gelijkgesteld met mandaat, borgt vervolgens dat ook feitelijke handelingen, zoals het uitvoeren van het toezicht en het verrichten van onderzoek, onder dit mandaatbesluit vallen. Ook wordt de directeur gemandateerd om ambtenaren van OZHZ aan te wijzen als toezichthouder (nr. 11).
Wet milieubeheer (nrs. 12 t/m 16)
Nr. 12 heeft betrekking op het in behandeling nemen, beoordelen, accepteren van meldingen en nemen van besluiten ingevolge het gestelde in paragraaf 8.1 van de Wet milieubeheer. Deze paragraaf bevat regels voor de uitvoering van algemene regels voor niet-vergunningplichtige inrichtingen alsmede van algemene regels voor vergunningplichtige inrichtingen. Het betreft onder andere de bevoegdheid om maatwerkvoorschriften te stellen en om voorschriften te verbinden aan een omgevingsvergunning voor een inrichting. Het mandaat is ook van toepassing op uitvoering van de nieuwe bepalingen die betrekking hebben op de bodemenergiesystemen (i.c. de meldingsvereisten voor een inrichting met een gesloten bodemenergiesysteem en het noemen van de nieuwe activiteit ‘het installeren en in werking hebben van een gesloten bodemenergiesysteem’). Het toezicht op de regels die bij of krachtens paragraaf 8.1 zijn gesteld is geregeld in hoofdstuk 18 van de Wet milieubeheer (nr. 15).
Het nemen van besluiten ingevolge titel 12.3 van de Wet milieubeheer (nr. 13) heeft betrekking op de afhandeling van een PRTR-verslag door het bevoegde gezag. Het nemen van besluiten op grond van de hoofdstukken 17 en 19 van de Wet milieubeheer (nr. 14) ziet op het nemen van maatregelen in bijzondere omstandigheden, waaronder ongewone voorvallen, en de openbaarheid van milieu-informatie.
Mandaat nr. 16 heeft betrekking op besluiten op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer inzake milieueffectrapportage: de procedurestappen, het advies reikwijdte en detailniveau m.e.r. en het besluit m.e.r.-beoordeling. Het mandaat geldt alleen voor een milieueffectrapportage in het kader van vergunningverlening Wabo.
Besluit bodemkwaliteit (nr. 17)
Dit mandaat bevat het toetsen van meldingen krachtens het Besluit bodemkwaliteit voor de toepassing van grond, baggerspecie en bouwstoffen.
Dit mandaat betreft het zorgdragen voor de met het oog op een doelmatig en samenhangend waterbeheer benodigde afstemming van taken en bevoegdheden, voorzover het betreft de indirecte lozingen van inrichtingen. Gezien de verantwoordelijkheid voor het riool dient afstemming plaats te vinden met de betrokken afdeling van de gemeente.
Wet vervoer gevaarlijke stoffen (nr. 19)
Dit betreft de ontheffingverlening van de vastgestelde route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen ten behoeve van laden en lossen over wegen en vaarwegen.
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (nr. 20)
Het mandaat ziet op het vragen van advies aan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur naar aanleiding van een ingekomen vergunningaanvraag voor milieubeheer. Het bevoegde gezag kan de vergunning weigeren of intrekken op grond van artikel 3 van de Wet Bibob. Het advies wordt gevraagd in de gevallen waarin het beleid van de gemeente dat voorschrijft. In de voormalige Bestuurscommissie van OZHZ is op 28 september 2011 afgesproken dat van het mandaat geen gebruik wordt gemaakt, ‘tenzij’. Er dient derhalve altijd afstemming plaats te vinden met de gemeente.
Besluit lozen buiten inrichtingen (nr. 21)
Dit mandaat betreft het in ontvangst nemen en behandelen van meldingen, alsmede het nemen van besluiten krachtens het Besluit lozen buiten inrichtingen ten aanzien van bodemenergiesystemen. Bij deze laatste categorie gaat het om de bevoegdheden zoals opgenomen in artikel 3a.5 en 3a.6 inzake het stellen van maatwerkvoorschriften in het belang van een doelmatig gebruik van bodemenergie, het opleggen van een onderzoeksverplichting bij een te laag energierendement en het opleggen van een verplichting om maatregelen te treffen indien genoemd onderzoek daartoe aanleiding geeft.
Op grond van het Vuurwerkbesluit kan het bevoegde gezag nadere eisen stellen inzake de bereikbaarheid en toegankelijkheid van ruimten waar consumentenvuurwerk aanwezig mag zijn, de wijze waarop verpakt of onverpakt vuurwerk wordt opgeslagen, bouwkundige voorzieningen en de interne afstanden binnen de inrichting teneinde domino-effecten te voorkomen. De bevoegdheid hiertoe wordt gemandateerd aan OZHZ.
Hoofdstuk 8.2 Besluit van het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht inzake het verlenen van mandaat aan de directeur van de Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid
Tijdelijke mandaatregeling handhaving Leerplicht
Aan de directeur van de Dienst Gezondheid & Jeugd, als bedoeld in artikel 30, lid 1, van de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd, wordt, voor zover het de bevoegdheden van het college betreft, mandaat verleend voor de hierna genoemde bevoegdheden:
Het nemen van een besluit tot invordering van de dwangsom als bedoeld in artikel 5:37 eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede het nemen van besluiten tot restitutie van teveel betaalde dwangsombedragen of vermindering van het inningsbedrag vanwege verjaring van de invorderingsbevoegdheid op grond van de Algemene wet bestuursrecht.
Onverminderd het bepaalde in artikel 3 heeft de directeur een aan de uitoefening van de bevoegdheid voorafgaande informatieplicht en een signaleringsplicht jegens het college, indien de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid voor het college naar verwachting politieke of maatschappelijke gevolgen kan hebben, of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de gemeente aansprakelijk zal worden gesteld of anderszins aangesproken zal worden. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur alle benodigde informatie en voert hij overleg met het college alvorens de bevoegdheden bedoeld in artikel 1 uit te oefenen.
Hoofdstuk 8.3 Mandaatbesluit havenmeester 2011
Hoofdstuk 8.4 Besluit mandaat, volmacht en machtiging Beschermd Wonen en Opvang
Aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht wordt mandaat verleend tot het namens de gemeente uitvoeren van de taken op het gebied van beschermd wonen en opvang ter uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015. Het mandaat geldt niet voor het toepassen van de hardheidsclausule in de Verordening beschermd wonen en opvang;
aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht wordt mandaat verleend om te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten met aanbieders van voorzieningen op het gebied van beschermd wonen en opvang ter uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015, binnen de door de gemeente, in samenspraak met de andere Regiogemeenten vastgelegde financiële kaders; hierbij geldt dat de overeenkomsten met de zorgaanbieders een looptijd van ten hoogste één jaar mogen hebben, met de mogelijkheid om de looptijd met ten hoogste één jaar te verlengen;
Het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht is bevoegd om voor de uitvoering van de in het eerste lid onder a bedoelde taken op het gebied van beschermd wonen en opvang ter uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015, alsmede voor de behandeling van bezwaarschriften en rechtsgedingen en het vertegenwoordigen van de gemeente daarin, ondermandaat te verlenen aan het Drechtstedenbestuur van de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden, dat van de aan hem gemandateerde bevoegdheden ondermandaat kan verlenen aan functionarissen binnen de Sociale Dienst Drechtsteden.
In het ondermandaat besluit van het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht wordt tevens geregeld op welke wijze het Drechtstedenbestuur verantwoording aflegt over de door hem in ondermandaat uitgeoefende bevoegdheden aan de gemeente Dordrecht.
Hoofdstuk 8.5 Mandaat subsidieverordening aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2013
Hoofdstuk 8.6 Mandaatbesluit Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid inzake de Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets en bodemenergiesystemen 2013
Aan de directeur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid wordt mandaat verleend voor:
Het in behandeling nemen, beoordelen en het nemen van besluiten, met inbegrip van de weigering daarvan, op de aanvraag om omgevingsvergunning in de gevallen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht.
Het in ontvangst nemen en behandelen van een melding als bedoeld in artikel 1.10a van het Besluit lozen buiten inrichtingen, alsmede het nemen van besluiten op grond van hoofdstuk 3a “Algemene regels ten aanzien van bodemenergiesystemen” van dat besluit.
Het bepaalde in de Mandaatlijst, onder ‘Algemene wet bestuursrecht’, behorende bij het uniforme Mandaatbesluit Omgevingsdienst ZHZ, zoals vastgesteld door het college op 29 november 2011, is van toepassing op de bevoegdheden zoals opgenomen in dit besluit.
De directeur kan de bevoegdheden, genoemd in het eerste en tweede lid, in ondermandaat opdragen aan onder zijn bevoegdheid ressorterende ambtenaren.
De directeur neemt bij de aan hem in mandaat opgedragen bevoegdheden de algemene instructies en de instructies per geval van de burgemeester en het college in acht, als bedoeld in artikel 10:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van bevoegdheden in ondermandaat als bedoeld in het derde lid.
Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt, voor zover van toepassing en in verband met de activiteiten waarvoor mandaat wordt verleend, met mandaat gelijkgesteld:
de machtiging om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
Indien een besluit wordt genomen bij of krachtens het bepaalde in artikel 1, eerste en tweede lid, luidt de ondertekening:
Burgemeester en wethouders van Papendrecht
directeur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Gevolgd door de handtekening en naam van de functionaris.
Indien een besluit in ondermandaat wordt genomen bij of krachtens het bepaalde in artikel 1, derde lid, luidt de ondertekening:
Burgemeester en wethouders van Papendrecht
afdelings/bureauhoofd (naam afdeling of bureau) van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Gevolgd door de handtekening en naam van de functionaris.
Indien gebruik wordt gemaakt van machtiging overeenkomstig artikel 2, luidt de ondertekening:
directeur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Gevolgd door de handtekening en naam van de functionaris
Indien krachtens ondermandaat als bepaald in artikel 1, derde lid, gebruik wordt gemaakt van machtiging overeenkomstig artikel 2, luidt de ondertekening:
afdelings/bureauhoofd (naam afdeling of bureau) van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Toelichting op het mandaatbesluit Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid inzake de Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets en bodemenergiesystemen 2013
Alle gemeenten in Zuid-Holland Zuid hebben een mandaat afgegeven aan de directeur van de Omgevingsdienst ZHZ. Dit mandaat is gebaseerd op een uniform modelbesluit dat in 2011 door de voormalige Bestuurscommissie van de Omgevingsdienst ZHZ is vastgesteld. Per 1 juli 2013 gaat de Omgevingsdienst ZHZ voor de gemeenten taken uitvoeren op het gebied van bodemenergiesystemen. Dit noopt tot een beperkte aanvulling van het bestaande mandaatbesluit aan de Omgevingsdienst ZHZ, hetgeen in het voorliggende besluit is opgenomen.
Inhoud van het gegeven mandaat
Met ingang van 1 juli 2013 voert de Omgevingsdienst ZHZ de gemeentelijke taken uit op het gebied van bodemenergiesystemen. Het mandaat zoals opgenomen in artikel 1 van het besluit omvat het volgende:
Het behandelen, beoordelen en nemen van besluiten, met inbegrip van een weigering daarvan, op de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het verrichten van een activiteit die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving, als genoemd in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
Deze omgevingsvergunning, ook wel de ‘omgevingsvergunning beperkte milieutoets’ (hierna: OBM) genoemd, was nog niet opgenomen in het vigerende uniforme mandaatbesluit. De OBM is van toepassing op twee typen activiteiten binnen inrichtingen: 1) activiteiten waarvoor een m.e.r-beoordeling is verplicht (m.e.r.-OBM) en 2) activiteiten waarvoor het bevoegd gezag een lokale toets moet uitvoeren om te beoordelen of de activiteit ingepast kan worden in de lokale situatie. Dit laatste speelt bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, bij de bodemenergiesystemen. Het mandaat is dan ook niet beperkt tot de toepassing in het kader van de bodemenergiesystemen.
Van het mandaat kan enkel gebruik worden gemaakt voor zover het gaat om een enkelvoudige omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo.
Het in ontvangst en in behandeling nemen van een melding als bedoeld in artikel 1.10a van het Besluit lozen buiten inrichtingen, alsmede het nemen van besluiten op grond van hoofdstuk 3a “Algemene regels ten aanzien van bodemenergiesystemen. Bij deze laatste categorie gaat het om de bevoegdheden zoals opgenomen in artikel 3a.5 en 3a.6 inzake het stellen van maatwerkvoorschriften in het belang van een doelmatig gebruik van bodemenergie, het opleggen van een onderzoeksverplichting bij een te laag energierendement en het opleggen van een verplichting om maatregelen te treffen indien genoemd onderzoek daartoe aanleiding geeft.
Daarnaast is in artikel 2 expliciet opgenomen dat de bevoegdheden zoals opgenomen in de Mandaatlijst, onder ‘Algemene wet bestuursrecht’, behorende bij het uniforme Mandaatbesluit Omgevingsdienst van 2011, van toepassing zijn op de bevoegdheden zoals opgenomen in dit mandaatbesluit. In hoofdzaak gaat het hier om de bevoegdheden tot het nemen van een aantal procedurele stappen bij vergunningverlening en handhaving, het nemen van handhavingsbesluiten en het nemen van besluiten inzake bestuursrechtelijke procedures. Artikel 2 maakt duidelijk dat deze bevoegdheden ook gelden in de gevallen waarop het voorliggende mandaatbesluit betrekking heeft.
Reeds gemandateerde bevoegdheden in het kader van bodemenergiesystemen
De reeds in het uniforme Mandaatbesluit Omgevingsdienst ZHZ van 2011 opgenomen bevoegdheden in het kader van het Activiteitenbesluit, zijnde een algemene maatregel van bestuur op grond van de Wet milieubeheer, zijn ook van toepassing op de aanvulling per 1 juli 2013 in het Activiteitenbesluit voor de bodemenergiesystemen: de meldingsvereisten voor een inrichting met een gesloten bodemenergiesysteem, het noemen van de nieuwe activiteit het installeren en in werking hebben van een gesloten bodemenergiesysteem en het stellen van maatwerkvoorschriften. Er behoeft dus geen aanvullend mandaat te worden geformuleerd voor de bevoegdheden voortvloeiend uit het Activiteitenbesluit. Ook het toezicht op en de handhaving van het Activiteitenbesluit zijn al geregeld in het uniforme mandaatbesluit.
Ook het toezicht op en de handhaving van het Besluit lozen buiten inrichtingen, zijnde een algemene maatregel van bestuur op grond van de Wet bodembescherming, is al geregeld in het uniforme mandaatbesluit.
Hoofdstuk 8.7 Mandaatbesluit Service Centrum Drechtsteden
Besluit mandaat, volmacht en machtiging tot het uitoefenen van bevoegdheden van de deelnemers door het Servicecentrum Drechtsteden
Ondermandaat wordt verleend tot een leidinggevend niveau niet lager dan dat van manager serviceeenheid, behalve bij Treasury. Daar worden bevoegdheden tot aan de Treasurer ondergemandateerd.
Mandaatbesluit Servicecentrum Drechtsteden gemeente Papendrecht Versie 1.0
Plaatsvervangend leidinggevenden oefenen de bevoegdheden uit van de leidinggevende die zij bij diens afwezigheid vervangen.
Het college respectievelijk de burgemeester kan voorwaarden stellen met betrekking tot de verlening van het (onder)mandaat.
Teneinde de mandaatgever op de hoogte te houden van de belangrijke in (afdoening)mandaat genomen beslissingen dient de mandataris jaarlijks te rapporteren aan de mandaatgever.
Hoofdstuk 8.8 Mandaatbesluit Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
Besluit inzake mandaatverlening aan de algemeen directeur van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en ondermandaat aan de directeur Brandweer
De bevoegdheid tot het aanwijzen van toezichthouders belast met het toezicht op de naleving van de voorschriften, gesteld bij of krachtens de:
Milieuwetgeving (en vuurwerkbesluit);
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
Woningwetgeving (Bouwbesluit, ministeriële regelingen voor zover betrekking hebbend op de brandveiligheid en Bouwverordening)
en hen van een legitimatiebewijs te voorzien,
wordt gemandateerd aan de algemeen directeur Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en akkoord gegaan wordt met het verlenen van ondermandaat aan de directeur Brandweer van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid.
Met de regionalisering van de lokale brandweer per 1 juli 2013 is de juridische grondslag voor de
(brandweer)functionarissen die bij de afzonderlijke gemeenten als toezichthouder met betrekking tot toezicht op de naleving van de brandveiligheidswet- en regelgeving zijn aangewezen, komen te vervallen. Het is voor uitoefening van het toezicht na 1 juli 2013 dus vereist, dat de functionarissen, die per die datum werkzaam zijn bij de Veiligheidsregio ZHZ, opnieuw worden aangewezen als toezichthouder.
Uit oogpunt van efficiëntie is het wenselijk dat de colleges de bevoegdheid tot aanwijzing overdragen aan de algemeen directeur van de Veiligheidsregio ZHZ met ondermandaat aan de directeur Brandweer, voor zover de Veiligheidsregio niet al op grond van de Wet veiligheidsregio's daartoe bevoegd zou zijn. Toezichthouders (van de brandweer) van de Veiligheidsregio ZHZ houden immers in meerdere gemeenten toezicht. Met een aanwijzing (en legitimatiebewijs) van de brandweer hoeven de toezichthouders niet in elke gemeente separaat te worden aangewezen, kunnen zij in alle gemeenten in de regio toezicht houden en volstaat één legitimatiebewijs. Het legitimatiebewijs wordt conform artikel 5:12, lid 1 Awb door de Veiligheidsregio ZHZ uitgegeven.
Een aparte figuur in het bestuursrecht is die van toezichthouder (afdeling 5.2 Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
Toezicht is het beoordelen of een bepaalde situatie aan de gestelde normen voldoet.
Toezicht geschiedt zowel in de vergunningverlening- als de controlefase alsmede het toezicht op de gebruiksmelding en algemene eisen die voor alle inrichtingen / bouwwerken gelden.
De toezichthouders worden door de Awb diverse bevoegdheden toegekend, zoals alle plaatsen betreden (voor woningen gelden extra waarborgen), inzage vorderen en afschrift nemen van zakelijke gegevens en bescheiden, zaken onderzoeken, aan opneming onderwerpen en daarvan monsters nemen. Een ieder is verplicht aan een toezichthouder alle medewerking te verlenen.
Naast de bevoegdheden wordt de toezichthouder beperkt om van zijn bevoegdheden gebruik te maken indien dat niet redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is. Daarbij wordt expliciet aangegeven op welke wettelijke voorschriften toezicht wordt gehouden.
Ook kunnen bepaalde bevoegdheden bij de aanwijzing worden beperkt. Hieruit vloeit dus voort dat als deze bevoegdheden niet zijn verleend, een ambtenaar niet zondermeer bevoegd is plaatsen te betreden, vragen te stellen e.d. om te beoordelen of iets een overtreding is.
Artikel 5.10 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wet bepaalde, zijn belast de bij besluit van Onze betrokken Minister aangewezen ambtenaren. Ambtenaren, ressorterende onder een ander dan zijn ministerie, wijst hij niet aan dan in overeenstemming met Onze Minister onder wiens ministerie zij ressorteren.