Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Peel en Maas

Beleidsregel Bijzondere bijstand Participatiewet gemeente Peel en Maas

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Peel en Maas
Officiële naam regelingBeleidsregel Bijzondere bijstand Participatiewet gemeente Peel en Maas
CiteertitelBeleidsregel Bijzondere bijstand Participatiewet gemeente Peel en Maas
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling heeft terugwerkende kracht tot 1-1-2017

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Participatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-01-201701-01-201701-01-2018Nieuwe regeling onder intrekking van de oude

16-01-2017

GVOP 25-1-2017

1894/2016/878365

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Bijzondere bijstand Participatiewet gemeente Peel en Maas

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PEEL EN MAAS;

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op het bepaalde in 15, 35, 48, 49, 50, 51 van de Participatiewet;

Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de wijze waarop het college op grond van artikel 35 Participatiewet uitvoering geeft aan de bevoegdheid bijzondere bijstand te verstrekken.

BESLUITEN:

Vast te stellen de volgende beleidsregel:

Beleidsregel Bijzondere bijstand Participatiewet gemeente Peel en Maas

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. In deze beleidsregel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      Alleenstaande : de ongehuwde zoals bedoeld in artikel 4 sub a Participatiewet;

    • b.

      Alleenstaande ouder : de ongehuwde zoals bedoeld in artikel 4 sub b Participatiewet;

    • c.

      Awb : Algemene wet bestuursrecht;

    • d.

      AWBZ : de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

    • e.

      AZC : Asielzoekers Centrum;

    • f.

      Belanghebbende : degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is;

    • g.

      Bijstandsnorm : de norm zoals bedoeld in artikel 5 sub c Participatiewet toepasselijke

      bijstandsnorm verminderd met de van toepassing zijnde verlaging

      conform de beleidsregel uitkering in verband met de woonsituatie,

      schoolverlaters en inkomsten uit commerciële verhuur

      Participatiewet ;

    • h.

      Bijzondere bijstand : de bijstand, bedoeld in artikel 35, eerste lid Participatiewet;

    • i.

      College : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel

      en Maas;

    • j.

      Gehuwde : de echtgenoot of partner als bedoeld in artikel 3 Participatiewet;

    • k.

      Gezin : het gezin als bedoeld in artikel 4 sub c Participatiewet;

    • l.

      IND : Immigratie- en Naturalisatiedienst;

    • m.

      Inkomen : het inkomen zoals bedoeld in de artikelen 31, 32 en 33

      Participatiewet;

    • n.

      Inrichting : de instelling als bedoeld in artikel 1 sub f Participatiewet;

    • o.

      Kind : het kind als bedoeld in artikel 4 sub d Participatiewet;

    • p.

      Ten laste komend kind : het kind als bedoeld in artikel 4 sub e Participatiewet;

    • q.

      Vermogen : het vermogen zoals bedoeld in artikel 34 Participatiewet;

    • r.

      WHT : Wet op de huurtoeslag;

    • s.

      Wmo : Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • t.

      Woning : een woning, woonwagen of woonschip;

    • u.

      WJZ : Wet op de jeugdzorg;

    • v.

      WLZ : Wet Langdurige Zorg;

    • w.

      WHT : Wet op de huurtoeslag

    • x.

      ZIN : Zorginstituut Nederland;

    • y.

      Zvw : Zorgverzekeringswet;

    • z.

      Zorgverzekering : een bij een zorgverzekeraar afgesloten zorgverzekering inclusief een

      aanvullende verzekering en tandartsverzekering.

  • 2. Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze beleidsregel gebruikt in dezelfde betekenis als in de Participatiewet.

Artikel 2 Aard van de bijzondere bijstand

  • 1. Bijzondere bijstand, zoals aangegeven in artikel 35 lid 1 Participatiewet, wordt verstrekt als in het individuele geval bijzondere omstandigheden leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan, waarin het inkomen niet voorziet en die niet gedekt worden door voorliggende voorzieningen en die niet uit de draagkracht kunnen worden voldaan.

  • 2. Bijzondere bijstand is maatwerk op het gebied van noodzakelijke kosten. Niet de aard van de kosten, maar de individuele omstandigheden van personen bepalen de bijzonderheid van bestaanskosten.

  • 3. Bijzondere bijstand wordt in beginsel niet bij voorschot verstrekt.

Artikel 3 De doelgroep

  • 1. Een persoon heeft recht op bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 lid 1 Participatiewet als het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm zoals bedoeld in artikel 20 tot en met 22 Participatiewet en het vermogen lager is als het vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 Participatiewet.

  • 2. De kostendelersnorm, zoals bedoeld in artikel 22a Participatiewet, wordt niet toegepast ten aanzien van de bepalingen in deze beleidsregel, met uitzondering van de woonkostentoeslag zoals bedoeld in artikel 18 van deze beleidsregel

  • 3. Voor belanghebbenden die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt of ouder, die geen begrafenis of crematie voorziening getroffen hebben, wordt als uitzondering op hetgeen onder lid 1 van dit artikel gesteld, een gemaximeerd bedrag als reservering voor kosten van begrafenis of crematie vrijgelaten.

Artikel 4 Periode

De hoogte van het inkomen en vermogen, zoals bedoeld in artikel 3 kan worden vastgesteld voor een periode van maximaal 12 maanden, vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag voor bijzondere bijstand wordt ingediend of waarop de bijstandsverlening betrekking heeft.  

Artikel 5 Vaststellen maandinkomen

  • 1. Het inkomen, dat voor de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen, wordt over de in artikel 4 eerste en tweede lid van deze beleidsregel aangegeven periode, op maandbasis vastgesteld.

  • 2. Bij de vaststelling van het maandinkomen wordt ten aanzien van regelmatig ontvangen inkomsten uitgegaan van de hoogte van deze inkomsten over de laatste gebruikelijke betalingsperiode voorafgaande aan het tijdstip waarop de in artikel 6 van deze beleidsregel aangegeven periode van een jaar aanvangt.

  • 3. Bij wisselende inkomsten wordt voor het vaststellen van het maandinkomen de som van deze inkomsten over de 3 maanden berekend voorafgaande aan het tijdstip waarop de in artikel 6 van deze beleidsregel aangegeven periode van een jaar aanvangt, gedeeld door 3.

  • 4. Bij de toepassing van het tweede en derde lid van dit artikel, kan al rekening worden gehouden met een wijziging van omstandigheden die binnen de in artikel 4 lid 1 van deze beleidsregel aangegeven periode van 12 maanden zal optreden.

  • 5. Voor zover belanghebbende(n) met kinderen, kosten (eigen bijdrage) voor peuterarrangementen en/of kinderopvang hebben en reiskosten ten behoeve van noodzakelijke scholing, die voor eigen rekening komen, wordt ten aanzien van deze kosten 5% van de norm zoals bedoeld in artikel 21 sub b Participatiewet bij de draagkrachtberekening in mindering gebracht.

Artikel 6 De wijze en het tijdstip van aanvragen

  • 1. Het college stelt het recht op bijzondere bijstand op schriftelijke aanvraag vast.

  • 2. De bijstand wordt door de gehuwden gezamenlijk aangevraagd, dan wel door één van hen met schriftelijke toestemming van de ander.

  • 3. Het college kan het recht op bijstand in bijzondere omstandigheden ambtshalve vaststellen.

  • 4. Een aanvraag bijzondere bijstand moet worden ingediend zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen de termijn van 3 maanden gerekend vanaf de datum van de factuur. Bij duurzame gebruiksgoederen geldt gelet op artikel 10 lid 3 een afwijkende regeling.

  • 5. Voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door het college aan te reiken aanvraagformulier.

Artikel 7 De hoogte van de bijstand

  • 1. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van de meest actuele NIBUD-prijzengids en voor zover de gevraagde kosten niet vermeld staan op deze lijst wordt de hoogte vastgesteld op individuele basis.

  • 2. In voorkomende gevallen wordt een mogelijke besparing van kosten die algemeen gebruikelijk zijn op de bijzondere bijstand in mindering gebracht.

  • 3. Bij de vaststelling van de hoogte van de bijstand wordt uitgegaan van:

    • a.

      de goedkoopst mogelijke adequate voorziening en;

    • b.

      tot een maximum bedrag van 5% van de van toepassing zijnde norm maal 60 maanden.

Artikel 8 Medische of sociaal noodzakelijke kosten

  • 1. Medische kosten die hoger zijn dan de hiervoor gehanteerde vergoedingen ingevolge de AWBZ, WLZ, Zvw, WMO en aanvullend verzekeringspakket ‘Compleet’ VGZ gemeentepakket, al dan niet afgesloten, kunnen als bijzondere kosten worden aangemerkt. Op medische indicatie kunnen de kosten van extra bewassing, kledingslijtage, extra stookkosten, dieetkosten, alarmering, maaltijdvoorziening en andere specifieke kosten ten gevolge van gebreken of ziekte van belanghebbende als bijzondere kosten worden aangemerkt en vergoed.

  • 2. Als uitzondering op lid 1 van dit artikel geldt dat voor de volledige medisch noodzakelijke kosten bijzondere bijstand wordt verleend, ingeval belanghebbende zich niet aanvullend kán verzekeren als gevolg van registratie bij het ZIN. De bijzondere bijstand wordt in deze situatie verstrekt in de vorm van leenbijstand. De aflossing van deze leenbijstand vindt plaats conform artikel 12 van deze beleidsregel.

  • 3. Als uitzondering op lid 2 van dit artikel geldt dat, in geval van geregistreerde schuldsanering, de medisch noodzakelijke kosten om niet worden verstrekt.

Artikel 9 Premie aanvullende ziektekostenverzekering

  • 1.

    • Als afgeleide van de tegemoetkoming in de kosten van de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering komen belanghebbenden die gebruik maken van de aanvullende collectieve ziektekostenverzekering VGZ, in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten van de premie per persoon per maand, tot het bedrag zoals vermeld in lid 2 van dit artikel. De inkomensgrens ligt op 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm met een vermogen tot de geldende vermogensgrens zoals bedoeld in artikel 34 Participatiewet.

  • 2. De tegemoetkoming in aanvullende ziektekosten bedraagt per maand per verzekerde:

    € 19,95 voor het pakket Compact

    € 30,00 voor het pakket Compleet (exclusief meeverzekeren verplicht eigen risico)

    € 45,00 voor het pakket Compleet + ER (inclusief meeverzekeren verplicht eigen risico)

     

Artikel 10 Duurzame gebruiksgoederen

  • 1. Eenmaal per 6 jaar kunnen huishoudens die onvoldoende draagkracht hebben uit de hen ter beschikking staande middelen, na vaststelling van de noodzaak, bijzondere bijstand om niet ontvangen, voor de kosten van vervanging van wasmachine, koelkast, kookplaat/fornuis of stofzuiger en bezorgkosten.

  • 2. Als voorwaarde om in aanmerking te komen voor de bijzondere bijstand om niet voor bovengenoemde duurzame gebruiksgoederen geldt dat men 36 maanden voorafgaande aan de aanvraag een inkomen heeft ontvangen dat lager of gelijk is aan 110 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm waarbij bij een overschrijding een geringe marge tot € 5,00 wordt gehanteerd.

  • 3. Een aanvraag voor een bijdrage ten behoeve van duurzame gebruiksgoederen moet in beginsel worden ingediend vóór het tijdstip dat de kosten worden gemaakt c.q. de nieuwe duurzame goederen zijn aangeschaft in verband met het vaststellen van de noodzaak. Het te vervangen goed moet worden bewaard om de noodzaak van de vervanging aan te kunnen tonen.

  • 4. Voorafgaand aan de vervanging wordt de mogelijkheid van reparatie onderzocht. In dat geval worden voorrij- en reparatiekosten vergoed.  

Artikel 11 Kosten beschermingsbewind en budgetbeheer

  • 1. Voor de salariskosten van beschermingsbewind kan het college bijzondere bijstand verstrekken, overeenkomstig de beschikking van de kantonrechter.

  • 2. Als uitzondering op lid 1 van dit artikel, kan het college de vergoeding van incidentele kosten afwijzen, als de noodzaak tot het wijzigen van beschermingsbewind ontbreekt

  • 3. De kosten van (erkend) budgetbeheer kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand indien het college het budgetbeheer noodzakelijk acht, tot een maximum van 75% zoals bedoeld in artikel 3 lid 2 onderdeel a Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren voor 1 persoon dan wel artikel 7 lid 2 Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren voor 2 personen.

  • 4. Schuldhulpverlening zoals bedoeld in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) en door het college aangeboden budgetbeheer zijn voorliggende voorziening.

  • 5. Ingeval van aanwezige (problematische) schulden, vergoedt het college de kosten van beschermingsbewind en/of budgetbeheer alleen dan, nádat het college heeft vastgesteld dat er geen andere voorliggende voorzieningen beschikbaar en toereikend zijn.

  • 6. De vergoeding bedraagt 75% van de kosten indien, zonder toestemming van het college, bewindvoering of budgetbeheer is aangevraagd en er sprake is van de in lid 4 van dit artikel genoemde omstandigheid.

Artikel 12 Leningen bij schulden

  • 1. Als er sprake is van een door het college noodzakelijk geachte lening in het kader van schuldsanering, wordt het bedrag van de lening vastgesteld op 36 maanden x het vrij te laten bedrag.

  • 2. De bijstand wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening.

Artikel 13 Eigen bijdrage rechtsbijstand

  • 1. Indien een advocaat op grond van de Wet op de rechtsbijstand is toegevoegd kan bijzondere bijstand worden verleend voor de eigen bijdrage, het griffierecht en andere bijkomende kosten die nodig zijn om de gerechtelijke procedure in te stellen.

  • 2. Geen bijstand wordt verstrekt voor:

    • a.

      De veroordeling in de proceskosten, tenzij er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden

    • b.

      De kosten die worden gemaakt in een bezwaarfase.

    • c.

      Vertaalkosten.

    • d.

      Reiskosten voor het bijwonen van rechtszittingen van bestuursrechters. Hiervoor bestaat een voorliggende voorziening, namelijk het Besluit proceskosten bestuursrecht.

  • 3. Het Juridisch Loket van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is een voorliggende voorziening voor rechtsbijstand. De belanghebbenden die een aanvraag indienen voor een bijdrage ten behoeve van de kosten voor rechtsbijstand, zonder dat een beroep is gedaan op het Juridisch Loket, wordt op de in aanmerking te nemen kosten een korting toegepast.

Artikel 14 Legeskosten

  • 1. Legeskosten voor het aanvragen of verlengen van de verblijfsvergunning en legeskosten voor naturalisatie kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.

  • 2. Op de, bij lid 1 van dit artikel genoemde, vergoeding worden de kosten van een Nederlandse identiteitskaart in mindering gebracht na rato de periode waarover de verblijfsvergunning geldig is.

  • 3. De bij lid 1 van dit artikel genoemde vergoeding wordt verstrekt in de vorm van een lening.

Artikel 15 Reiskosten

  • 1. In het geval het de eigen bijdrage ziekenvervoer betreft wordt de bijzondere bijstand vastgesteld tot het bedrag dat voor eigen rekening blijft.

  • 2. Reiskosten in verband met ziekenbezoek van familieleden in de eerste en tweede graad kunnen voor maximaal 2 dagen per week volgens het openbaar vervoer tarief worden vergoed. Bij terminale patiënten is een hogere frequentie mogelijk. Als bewijs voor betaling wordt het (ziekenhuis-)bewijs van opname(n) en ontslag(en) gehanteerd.

  • 3. Sommige verzekeraars vergoeden de kosten onder 1, 2 en 3 vanuit een aanvullende verzekering, geheel of gedeeltelijk. Deze vergoeding wordt op de bijzondere bijstand als zijnde een voorliggende voorziening in mindering gebracht.

  • 4. Reiskosten in verband met het bezoeken van familieleden in de eerste en tweede graad in detentie (in Nederland) worden volgens het openbaar vervoer tarief voor maximaal 1 dag per week vergoed.

Artikel 16 Vaste lasten tijdens tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis

  • 1. Tijdens een tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis en vanaf het moment dat dit een wijziging van de norm tot gevolg heeft kan er voor de duur van maximaal één jaar bijzondere bijstand worden verleend voor de doorbetaling van de vaste lasten (huur, vast recht voor gas, water en electra en netwerkkosten) in verband met het aanhouden van de woning in de gemeente Peel en Maas.

  • 2. Als vooraf vaststaat dat de opname geldt voor onbepaalde tijd kan er bijzondere bijstand worden verleend voor de periode van huuropzegging.  

Artikel 17 Eerste huurlasten, waarborgsom en inrichtingskosten

  • 1. Indien een belanghebbende vanuit een niet verwijtbare inkomensloze situatie beschikt over onvoldoende draagkracht voor de betaling van de eerste volledige maandhuur, administratiekosten en inrichtingskosten en redelijkerwijze niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten, kan hij in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor deze kosten.

  • 2. Tot de in het eerste lid genoemde categorie behoren in ieder geval personen die:

    • a.

      de opvang in een Asielzoekerscentrum (AZC) verlaten; of

    • b.

      langdurig verblijf in een inrichting verlaten en die een inkomen hadden op basis van zak- en kleedgeld.

  • 3. De eerste volledige maandhuur en de administratiekosten worden om niet verstrekt, de inrichtingskosten worden in de vorm van een geldlening verstrekt.

  • 4. De bijzondere bijstand voor de inrichtingskosten wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening, waarbij de aflossing conform artikel 22 van deze beleidsregel wordt vastgesteld.

Artikel 18 Woonkostentoeslag

  • 1. Indien een eigen woning wordt bewoond of een huurwoning wordt bewoond waarbij geen aanspraak gemaakt kan worden op een bijdrage op grond van de WHT, kan gedurende maximaal een jaar een woonkostentoeslag worden verleend.

  • 2. Indien een woning wordt bewoond waarvan de woonlasten hoger zijn dan de subsidiabele maximale huurgrens op grond van de WHT, wordt belanghebbende op grond van artikel 55 Participatiewet de aanvullende verplichting opgelegd dat hij actief op zoek gaat naar woonruimte en dat hij passende goedkopere woonruimte accepteert.

Artikel 19 Jong meerderjarigen

1.Aan de 18- tot 21- jarige die geen of een ontoereikend beroep kan doen op de ouders voor de noodzakelijke kosten van het bestaan, kan in ieder geval bijzondere bijstand worden verstrekt als ze voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 12 Participatiewet: Een eenmaal vastgesteld bedrag aan bijzondere bijstand wijzigt alleen indien de leefomstandigheden veranderen, waardoor de belanghebbende gaat behoren tot een andere categorie zoals bedoeld in de artikelen 21 en 24 Participatiewet. 

Artikel 20 De wijze van verstrekken

  • 1. In het besluit aan belanghebbende zal het college de vorm aangeven waarin de bijstand wordt verleend, te weten om niet, in de vorm van een renteloze geldlening of op borgtocht.

  • 2. Analoog aan de bepaling van artikel 48 lid 1 Participatiewet wordt de bijstand om niet verleend, tenzij de wet of deze beleidsregel anders bepaalt.

Artikel 21 De wijze van betalen

De betaling van de bijstand vindt uitsluitend op de volgende manieren plaats:

  • 1.

    Als belanghebbende in bezit is van de definitieve factuur: rechtstreeks aan de belanghebbende; Op basis van factuur op schriftelijk verzoek van belanghebbende: rechtstreeks aan de leverancier;

  • 2.

    De tegemoetkoming zoals genoemd bij artikel 9 lid 2 van deze beleidsregel: rechtstreeks aan zorgverzekeraar VGZ, Gemeentepakket;

  • 3.

    De bijzondere bijstand moet worden besteed aan de kosten waarvoor de bijstand is verleend.  

Artikel 22 De aflossing van leenbijstand

  • 1. Bij de vaststelling van de maandelijkse termijnen waarin de leenbijstand wordt afgelost wordt als uitgangspunt gehanteerd dat belanghebbende 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm besteedt aan de aflossing van de lening. Inhoudingen die ten behoeve van cliënt worden gedaan, worden niet bij de vaststelling van deze norm in aanmerking genomen.

  • 2. Een eenmaal vastgestelde maandelijkse termijn wijzigt, indien de leefomstandigheden wijzigen, waardoor de belanghebbende gaat behoren tot een andere categorie zoals bedoeld in de artikelen 20, 21, 22, 22a, 23 en 24 Participatiewet.

  • 3. De aflossing op een noodzakelijk geachte lening vindt maximaal gedurende 60 maanden plaats.

  • 4. Indien er 60 maanden aaneengesloten is voldaan aan de aflossingsverplichting en er resteert nog leenbijstand dan wordt dit restant omgezet naar bijstand om niet.

  • 5. Bij beëindiging van de uitkering binnen 60 maanden wordt de aflossingscapaciteit opnieuw vastgesteld.

Artikel 23 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 24 Citeertitel, inwerkingtreding en intrekking oude beleidsregel

  • 1. Deze beleidsregel wordt aangehaald als Bijzondere bijstand Participatiewet gemeente Peel en Maas.

  • 2. De beleidsregel treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2017.

  • 3. De beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Peel en Maas d.d. 24 oktober 2016 wordt met ingang van 1 januari 2017 ingetrokken.

Ondertekening

Panningen, 16 januari 2017

Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas,

de gemeentesecretaris/directeur, de burgemeester,

L.P.H. Breukers W.J.G. Delissen-van Tongerlo

Toelichting bij de Beleidsregel bijzondere bijstand

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Begrippen die in de Participatiewet voorkomen hebben in deze beleidsregel dezelfde betekenis als in de Participatiewet. Ten aanzien van een aantal begrippen dat als zodanig niet in de Participatiewet zelf staan is een definitie gegeven in deze beleidsregel.

Artikel 2 Aard van de bijzondere bijstand

Door bijzondere omstandigheden kan het voorkomen dat in het individuele geval de uitkeringsnorm of het inkomen niet (volledig) toereikend is ter voorziening in bepaalde bijzondere noodzakelijke kosten. Voor zover de belanghebbende geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening en de betreffende uitgaven noodzakelijk zijn en evenmin uit de eigen middelen kunnen worden voldaan, kan bijzondere bijstand worden verleend. Het maatwerkprincipe geldt, wat betekent dat uit de bijzondere individuele omstandigheden de noodzaak van de kosten moet blijken en dat gelet op elke specifieke situatie een zorgvuldige afweging gemaakt dient te worden op de maat van belanghebbende. In deze beleidsregel wordt, om uniformiteit in werkwijze te bevorderen, een aantal veel voorkomende kostensoorten gespecificeerd in de artikelen 9 tot en met 19.

Het verstrekken van een voorschot is niet mogelijk tenzij door dringende redenen het reguliere betalingsmoment niet afgewacht kan worden.(bijvoorbeeld bij levensbedreigende situaties: indien spoed noodzakelijk is om erger te voorkomen. Bijv. - reiskosten bij bedreiging (blijf van mijn lijfhuis). Men spreekt van een voorschot als betaling volgt voordat het besluit genomen is. Een versnelde betaling nadat besluitvorming wel heeft plaatsgevonden wordt aangeduid als een spoedbetaling.

Artikel 3 Doelgroep

Lid 1

Voor de verlening van bijzondere bijstand is het geen vereiste dat men algemene bijstand krachtens de Participatiewet ontvangt. Ook degenen met een andere uitkering of een laag inkomen kunnen een beroep doen op bijzondere bijstand. Belanghebbenden die geen uitkering ontvangen van de gemeente, moeten altijd een uitgebreid aanvraagformulier inleveren. Bepalend is de hoogte van het inkomen en vermogen van de belanghebbende en zijn gezin. Is er sprake van een inkomen tot 120% van de geldende bijstandsnorm en vermogen dat lager is dan de in artikel 34 Participatiewet aangegeven vermogensgrens, dan kan aanspraak op bijzondere bijstand bestaan voor specifieke kosten, die niet uit het reguliere inkomen of de bijstand kunnen worden voldaan. De bijzondere noodzakelijke kosten moeten de draagkracht te boven gaan.

De middelen en het vermogen zoals genoemd in de artikelen 31 tot en met 34 WWB worden tot het aanwezige inkomen gerekend. Het vermogen, voor zover dat het de grens van het vrij te laten vermogen niet te boven gaat, wordt buiten beschouwing gelaten, evenals andere vermogensbestanddelen genoemd in artikel 34 Participatiewet. Het vermogen, voor zover dat meer bedraagt dan de genoemde normen in artikel 34 lid 3 Participatiewet, dient eerst aangewend te worden voor de betaling van de bijzondere noodzakelijke kosten.

Lid 2

Bij de kosten voor bijzondere bijstand wordt geen rekening gehouden met de kostendelersnorm. Immers het gaat hier om bijzonder noodzakelijke kosten die zich in het individuele geval voordoen. Het is niet reëel om huisgenoten mee te laten betalen voor bijvoorbeeld bijzondere zorgkosten.

Lid 3

De individuele inkomenstoeslag vormt een aanvulling op het sociale minimum , waarbij in artikel 35 lid 1 Participatiewet is bepaald dat dit meegenomen moet worden bij het vaststellen van het (gezins)inkomen. Het college maakt ten aanzien van het vaststellen van het vermogen gebruik van de beleidsruimte die de wetgever in artikel 35 Participatiewet biedt. Dit betekent dat voor belanghebbende die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, en ouder, een reservering voor de kosten van begrafenis of crematie wordt vrijgelaten tenzij hiervoor een verzekering is afgesloten.

Artikel 4 Periode

Bij het vaststellen van de periode voor een aanvraag voor periodieke bijzondere bijstand dient het inkomen op basis van maximaal 12 maanden te worden berekend. Berekening over een kortere periode is mogelijk als gedurende de draagkrachtperiode het inkomen en/of vermogen wijzigt en deze wijziging(en) gevolgen heeft voor het recht op bijzondere bijstand.

Artikel 5 Vaststellen maandinkomen

Indien, ten tijde van een nieuwe aanvraag, vaststaat dat de financiële omstandigheden binnen de eerder vastgestelde draagkrachtperiode van 12 maanden aanmerkelijk is toegenomen , zal de draagkracht in de loop van het draagkrachtjaar dienovereenkomstig worden aangepast. De belanghebbende zal door het overleggen van bewijsstukken moeten aantonen in hoeverre de draagkracht zal verminderen of toenemen door de gewijzigde omstandigheden.

Draagkracht verlagende kosten voor gezinnen met kinderen en alleenstaande ouders (sub 5).

Het gaat hierbij bijvoorbeeld om kosten van kinderopvang voor inburgeringsplichtige inwoners die geen uitkering meer ontvangen op grond van de Participatiewet. Deze kosten (eigen bijdrage kinderopvang en/of reiskosten ten behoeven van noodzakelijk scholing, worden op het inkomen in mindering gebracht. Omwille van werkbaarheid is gekozen voor een percentage van 5% van de gehuwdennorm, > 21 jaar en jonger dan pensioengerechtigde leeftijd.

Artikel 6 De aanvraag en het tijdstip van aanvragen van bijzondere bijstand

Het uitgangspunt is dat bijzondere bijstand op aanvraag wordt verstrekt. In uitzonderlijke situaties, bijvoorbeeld bij zeer ernstige ziekte, geestelijk onvermogen of een ernstige calamiteit kan het college ambtshalve bijzondere bijstand verstrekken. Vooraf aanvragen, dat wil zeggen vóór de feitelijke aanschaf, is noodzakelijk. Als belanghebbende het duurzaam goed dat vervangen moet worden niet meer ter beschikking heeft of het reeds heeft aangeschaft, kan de noodzaak niet worden vastgesteld door het college en zal in de regel om die reden de aanvraag worden afgewezen.

Ten aanzien van een aanvraag op grond van artikel 10 van deze beleidsregel (duurzame gebruiksgoederen) geldt het volgende.

De aanvraag moet zo spoedig mogelijk na ontstaan van de kosten, worden ingediend, doch uiterlijk binnen 3 maanden na ontstaan van de kosten. Het ontstaan van de kosten is het uitgangspunt.

Artikel 7 De hoogte van de bijstand

In dit artikel worden de uitgangspunten beschreven aan de hand waarvan de hoogte van de bijstand wordt bepaald. Lid 1: De hoogte van de kosten wordt vermeld in de meest actuele NIBUD-prijzengids. Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) is een onafhankelijke stichting die adviseert en informeert over financiën van huishoudens. De gebruikelijke kosten van een groot aantal kosten wordt jaarlijks gepubliceerd in de prijzengids Nibud.

Lid 2: Een besparing van kosten die algemeen gebruikelijk zijn, wordt op de bijzondere bijstand in mindering gebracht. Een voorbeeld hiervan is het eigen aandeel in de kosten van orthopedische schoenen. Immers, iedereen zal regelmatig schoenen moeten aanschaffen. De kosten van schoenen behoren tot de algemene kosten van het bestaan. Het wordt daarom billijk geacht dat belanghebbenden, die aangewezen zijn op orthopedische schoenen, zelf een eigen bijdrage in de kosten van aanschaf van schoenen betalen.

Lid 3: Bij de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de goedkoopst mogelijke adequate oplossing. Onder adequaat wordt verstaan het begrip verantwoord.

  • a.

    Indien er meerdere adequate alternatieven voorhanden zijn, dan wordt gekozen voor de goedkoopste oplossing. Een voorbeeld is te vinden in de tandheelkunde. Wanneer er de keuze bestaat tussen een relatief dure oplossing in de vorm van kronen en bruggen en de aanschaf van een prothese is ook een medisch verantwoord alternatief dan wordt bijstand verstrekt ter hoogte van de kosten van een prothese.

  • b.

    De kosten van bijzondere bijstand in dit lid gemaximeerd. Dit is met name aan de orde bij verstrekkingen op grond van artikel 10 van deze beleidsregel (duurzame gebruiksgoederen) en artikel 12 van deze beleidsregel (leningen bij schulden). Door het maximeren van de verstrekking wordt voorkomen dat aan belanghebbende leningen worden verstrekt waarvan vooraf vaststaat dat belanghebbende deze niet (volledig) kan terugbetalen binnen de hiervoor geldende termijn van 60 maanden. De datum van aanvraag is bepalend voor de hoogte van de verstrekte bijzondere bijstand. Dit betekent dat 5% van de, op datum aanvraag geldende, bijstandsnorm het maandbedrag wordt vastgesteld. Dit maandbedrag wordt vervolgens vermenigvuldigd met 60 om tot het totale maximale bedrag te komen. Mocht blijken dat deze beperking ertoe leidt dat er onvoldoende middelen zijn om het noodzakelijke meubilair (bruin- en witgoed) aan te schaffen, dan zal op grond van maatwerk de hoogte van de aanvullende lening worden vastgesteld op basis van de Nibud-prijslijsten. Hiervan kan sprake zijn bij grotere gezinnen.

Artikel 8 Medisch of sociaal noodzakelijke kosten

De AWBZ, Wlz, Zvw en WMO vergoeden noodzakelijke kosten die verband houden met (para)medische behandelingen. Voor zover deze pakketten onvoldoende dekking bieden voor andere medisch noodzakelijke kosten kan het college in beginsel bijzondere bijstand verlenen ter dekking van de gehele of gedeeltelijke kosten. Van de belanghebbende wordt verwacht dat hij een basiszorgverzekering plus aanvullende verzekering afsluit. Belanghebbende kan hierbij gebruik maken van de gemeentelijke collectieve ziektekostenverzekering VGZ, maar is hiertoe niet verplicht. Wanneer belanghebbende geen aanvullende verzekering heeft afgesloten komen de kosten, die anders vergoed zouden worden door de aanvullende of tandartsverzekering, voor eigen rekening. Als referentie worden de vergoedingen uit de gemeentelijke collectieve aanvullende verzekering VGZ gehanteerd (gemeentepakket Compleet).

In het tweede lid worden van dit artikel zijn voorbeelden van kosten genoemd ten gevolge van ziekte of gebrek, die na een objectieve indicatie van een medisch deskundige, bijvoorbeeld van een huisarts of specialist, kunnen worden verstrekt.

In lid 3 en 4 van dit artikel worden een tweetal uitzonderingen op bovenstaande beschreven.

Een groeiende groep burgers kan zich niet meer aanvullend verzekeren zolang de schulden aan de ziektekostenverzekeraar niet zijn terugbetaald en zij geregistreerd staan bij het ZIN.

Toch hebben deze burgers net zoveel behoefte aan zorg als iemand die niet als wanbetaler geregistreerd staat. Denk hierbij alleen al aan reguliere controles bij de tandarts en de daarbij behorende kosten (bijv. beugels voor kinderen). Door ze uit te sluiten van een adequate aanvullende verzekering, kunnen schulden zich opstapelen en kunnen zorgkosten vermeden worden doordat men geen bezoek meer brengt aan bijvoorbeeld de tandarts.

Om deze impasse te doorbreken heeft het college beslist hiervoor een tweetal uitzonderingen te maken.

Lid 3

De medisch noodzakelijke kosten kunnen voor deze categorie belanghebbende volledig via de bijzondere bijstand worden vergoedt in de vorm van een lening.

Lid 4

De medisch noodzakelijke kosten kunnen voor deze categorie belanghebbende volledig via de bijzondere bijstand worden vergoedt om niet in geval er sprake is van geregistreerde schuldsanering. Met geregistreerd wordt bedoeld dat belanghebbende toegelaten is tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen dan wel een schuldsaneringtraject heeft bij een NVVK-lid geregistreerde schuldhulpverlener. Deze uitzondering is gemaakt omdat belanghebbenden op wie het hiervoor genoemde van toepassing is geen nieuwe schulden mogen maken. Een lening voor medische noodzakelijke kosten valt hier ook onder en kan dus het lopende schuldsaneringtraject ernstig in gevaar brengen.

Artikel 9 Premie aanvullende ziektekostenverzekering

Belanghebbenden die gebruik maken van de collectieve ziektekostenverzekering VGZ komen in aanmerking voor een tegemoetkoming in de premie voor de aanvullende ziektekostenverzekering. De inkomensgrens ligt op 120% van de van toepassing zijnde norm en conform de artikel 34 Participatiewet geldende vermogensgrens.

In lid 2 van dit artikel zijn de bedragen van de tegemoetkoming per verzekeringspakket benoemd.

Artikel 10 Duurzame gebruiksgoederen

In het algemeen behoren duurzame gebruiksgoederen tot algemene kosten van het bestaan waarvoor gereserveerd dient te worden uit het ter beschikking staande inkomen. Als aanvulling op artikel 51 Participatiewet is hier geregeld dat wanneer de belanghebbende over onvoldoende draagkracht beschikt en ten tijde van de aanvraag 36 maanden over een inkomen beschikt dat gelijk is aan 110 % van de toepasselijke bijstandsnorm, waarbij een geringe marge tot

€ 5,00 wordt vrijgelaten, de bijstand ten behoeve van de vervanging van de duurzame gebruiksgoederen, zoals genoemd in dit artikel om niet wordt verstrekt. De gemeente Peel en Maas gaat er van uit dat een belanghebbende die langer dan 36 maanden van een minimuminkomen heeft geleefd geen reserveringsruimte heeft om zelf in deze kosten te voorzien.

Artikel 11 Kosten van beschermingsbewind en budgetbeheer

Lid 1 kosten bewindvoering

Er bestaat recht op bijzondere bijstand indien de kantonrechter een beschikking heeft afgegeven waarin hij de hoogte van de beloning voor de bewindvoerder heeft bepaald. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de door de rechter in de beschikking vastgestelde kosten van bewindvoering of de door de bewindvoerder in rekening gebrachte voorschotten. Indien er sprake is van bewindvoering in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke personen kan aan de saniet, (zo wordt iemand die in de schuldsaneringsregeling zit genoemd) gedurende het WSNP traject, geen bijzondere bijstand verleend worden voor de kosten van een voorschot op het salaris van de WSNP - bewindvoerder indien bij het toelatingsvonnis het voorschot voorwaardelijk wordt bepaald. Volgens de richtlijnen van de Recofa (rechters-commissarissen in faillissementen) van het Landelijk Overleg Voorzitters van de Civiele sectoren van de rechtbanken (LOVC) heeft de WSNP - bewindvoerder immers recht op een dergelijk voorschot uit de boedel uitsluitend indien sprake is van een toereikend actief in de boedel.

Lid 2 tot en met 6 algemeen

Voor lid 2 tot en met 6 van dit artikel geldt dat deze alleen betrekking hebben op aanvragen bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten of (vrijwillig) budgetbeheer vanaf 1 januari 2017.

Ingeval van verhuizing naar de gemeente Peel en Maas of wijziging van bewindvoerder en/of (vrijwillig) budgetbeheer, waarbij genoemde voorzieningen gestart zijn vóór 1 januari 2017, wordt bij de beoordeling van de aanvraag aangenomen dat er geen beschikbare en/of toereikende voorliggende voorzieningen zijn. De datum ingang bewindvoering of budgetbeheer is relevanter dan de naam van de bewindvoerder of budgetbeheerder. Met andere woorden, dat datum waarop de noodzaak bestond voor bewindvoering of budgetbeheer, is belangrijker dan diegene die deze voorziening uitvoert. Bij het overstappen van bewindvoerder en/of budgetbeheerder moet wel een causaal verband aanwezig zijn. Dit betekent dat de periode tussen het overstappen van de ene naar de andere bewindvoerder en/of budgetbeheerder beperkt moet zijn.

Lid 2 tot en met 6 van dit artikel zijn in de hiervoor genoemde situaties dus niet van toepassing.

Lid 2 kosten incidentele werkzaamheden

Naast de jaarbeloning kunnen professionele bewindvoerders in voorkomende gevallen ook aanspraak maken op een forfaitaire beloning voor bepaalde incidentele werkzaamheden. De kosten in verband met deze incidentele werkzaamheden kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Een machtiging van de kantonrechter dient in dat geval aan het college te worden overgelegd. De kantonrechter kan beloningen toekennen conform artikel 3 lid 5 en artikel 7 lid 5 Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

Hoewel deze incidentele kosten in beginsel voor vergoeding uit de bijzondere bijstand in aanmerking komen, wordt in dit lid een uitzondering gemaakt. Dit heeft betrekking op incidentele kosten als gevolg van het overstappen van de ene naar de andere bewindvoerder. Bij het overstappen naar een andere bewindvoerder, wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend voor de incidentele kosten zoals aanvangswerkzaamheden en het opmaken van eindrekening en – verantwoording.

Alleen als er sprake is van zeer ernstig zaakverzuim door de bewindvoerder, waardoor de voortzetting van bewind niet meer mogelijk is, kan het college overwegen alsnog bijzondere bijstand te verlenen voor deze incidentele werkzaamheden. Met ‘ernstig zaakverzuim’ wordt o.a. bedoeld slordigheden van een professionele bewindvoerder waardoor betrokkenen ernstig benadeeld zijn (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBARN:2011:BU9050 ) of het spoorloos verdwijnen dan wel gedurende langere tijd (weken/maanden) niet bereikbaar zijn van de bewindvoerder.

Lid 3 kosten van het budgetbeheer.

Het college bepaalt de vorm van het budgetbeheer en bepaalt de instantie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van hiervan. Belanghebbenden zijn verplicht om hieraan hun volledige medewerking te verlenen.

Daarnaast is de vergoeding gemaximeerd tot 75% van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. De hierin genoemde volgende 2 tarieven zijn voor deze beleidsregel van toepassing, beiden in de categorie ‘standaardbewind’, zijnde een jaartarief van (in 2016):

  • ·

    1 persoon, inclusief onkostenvergoeding en exclusief BTW € 1.103,70 x 75% = € 827,78;

  • ·

    2 personen, gehuwd in gemeenschap van goederen of die op andere wijze samen een economische eenheid vormen, inclusief onkostenvergoeding en exclusief BTW

€ 1.324,50 x 75% = € 993,38.

Lid 3

Ten aanzien van bewindvoering zijn schuldhulpverlening of (vrijwillig) budgetbeheer voorliggende voorzieningen (o.a. uitspraak CRvB 14/5397). Dit betekent dat het college de kosten alleen vergoedt, als zij vaststelt dat bewindvoering of (vrijwillig) budgetbeheer nodig is en dat voorliggende voorzieningen niet beschikbaar en/of toereikend zijn.

Lid 4

Belanghebbende dient zich te wenden tot de team schuldhulpverlening om te bezien of deze hulp toereikend is, alvorens vrijwillig budgetbeheer via een ander als noodzakelijk kan worden beschouwd (zie CRvB 15-03-2011, nr. 09/936 WWB). Binnen team schuldhulpverlening worden zowel schuldhulpverlening als budgetbeheer aangeboden.

Lid 5

Het college bepaald in geval van (problematische) schulden, of er geen andere voorliggende voorzieningen beschikbaar zijn. Denk hierbij aan budgetbeheer zoals dit aangeboden kan worden binnen team schuldhulpverlening. Dit betekent dat betrokkene met (problematische) schulden, voorafgaande aan het verzoek aan de rechtbank voor bewindvoering en/of inschakeling van budgetbeheer, de aanvraag bijzondere bijstand hiervoor moeten indienen, zodat het college hierover een beslissing kan nemen.

Lid 6

Wie zonder tussenkomst van het college bewindvoering regelt, ontvangt maximaal 75% van de kosten vergoed. Alle aanvragen, ook als betrokkene tussentijds van bewindvoerder verandert, toetst het college aan de hand van deze regels. Deze bepaling geldt alleen voor betrokkene(n) waarbij sprake is van (problematische) schulden ongeacht of zij zich hebben aangemeld voor gemeentelijke schuldhulpverlening.

Dit betekent dat betrokkene met (problematische) schulden, voorafgaande aan het verzoek aan de rechtbank voor bewindvoering en/of inschakeling van budgetbeheer, de aanvraag bijzondere bijstand hiervoor moeten indienen, zodat het college hierover een beslissing kan nemen.

Artikel 12 Leningen

Als er sprake is van een door het college noodzakelijk geachte lening in het kader van schuldsanering wordt het bedrag van de lening vastgesteld op 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, gedurende 36 maanden. Hierdoor is het mogelijk de crediteuren bij aanvang van het traject een bedrag aan te bieden, waardoor het makkelijker wordt om tot overeenstemming te komen. Om de schuld niet onnodig hoog te laten worden wordt het bedrag verstrekt in de vorm van een renteloze lening.

Artikel 13 Eigen bijdrage rechtsbijstand

Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand en griffierecht indien deze kosten noodzakelijk zijn. De noodzakelijkheid kan in beginsel worden aangenomen indien er een advocaat is toegevoegd op grond van de Wet op de rechtsbijstand.

De aard van het rechtsgeding doet dan niet meer ter zake. Omgekeerd geldt dat indien het verzoek om toevoeging van een advocaat door de Raad voor de Rechtsbijstand is afgewezen, de procedure in beginsel niet noodzakelijk is. Een rechtsbijstandsverzekering kan een voorliggende voorziening zijn. De bijkomende kosten zoals bijvoorbeeld kosten van uittreksels GBA, reiskosten welke nodig zijn om de gerechtelijke procedure te kunnen instellen komen ook voor bijstand in aanmerking. Wel dient de verplichting opgelegd te worden na de uitspraak het vonnis te overleggen.

Lid 3 van dit artikel is toegevoegd voortvloeiend uit de invoering van het Juridisch Loket in juli 2011. De gemeente Peel en Maas beschouwt het juridisch loket als een voorliggende voorziening. De rijksoverheid biedt via het Juridisch Loket gratis juridisch advies. Het loket geeft antwoord op juridische vragen van burgers, via website, telefoon of vanuit een fysieke balie op één van de 30 vestigingen, waaronder een vestiging in Roermond. Wanneer de aanvrager via het Juridisch Loket wordt verwezen naar aanvullende betaalde rechtsbijstand, bijvoorbeeld een advocaat, komt de aanvrager in aanmerking voor een korting op de kosten van deze rechtsbijstand.

De gemeente Peel en Maas gaat er van uit dat een belanghebbende juridische bijstand inroept via het Juridische loket. Wordt een aanvraag ingediend voor de bijdrage van rechtsbijstand zonder dat een beroep is gedaan op het Juridisch Loket, dan wordt op de in aanmerking te nemen kosten een korting toegepast overeenkomstig de korting die verkregen zou zijn bij verwijzing door het Juridisch Loket.

Artikel 14 Legeskosten

De kosten voor het aanvragen of verlengen van de verblijfsvergunning of voor naturalisatie kunnen zodanig hoog zijn dat deze niet gerekend kunnen worden tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Algemeen gebruikelijke kosten die samenhangen met het kunnen beschikken over een geldig Nederlands identiteitsbewijs worden in mindering gebracht op deze kosten. Als de verblijfsvergunning wordt verlengd moet worden binnen 5 jaar, zijnde de geldigheidsduur van een identiteitskaart, dan zullen de kosten van de identiteitskaar na rato in mindering worden gebracht (bijvoorbeeld 3/5 deel bij een noodzakelijke verlenging binnen 3 jaar).

Deze kosten worden vergoed op basis van een lening welke conform artikel 22 van deze beleidsregel moet worden terugbetaald.

Artikel 15 Reiskosten

Incidentele reiskosten in verband met bezoek van een ziek familielid dienen in beginsel te worden bestreden uit een inkomen op bijstandsniveau.

In dit artikel worden de meest voorkomende reiskosten benoemd waarvan het college van oordeel is, dat deze niet (meer) uit het inkomen op bijstandsniveau kunnen worden voldaan. Het is geen exclusieve opsomming. In het individuele geval zal steeds gekeken moeten worden of reiskosten voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Voor de kosten van ziekenvervoer wordt een drempelbedrag gehanteerd die bij overschrijding voor een deel (50%) aan belanghebbenden wordt vergoed vanuit de voorliggende voorziening. Het deel dat resteert komt voor bijzondere bijstand in aanmerking. De kosten worden in principe vergoed volgens het openbaar vervoer tarief. Als het gebruik van auto goedkoper is dan wel het openbaar vervoer geen reëel alternatief is, geldt een kilometervergoeding die gelijk is aan de door de belastingdienst gehanteerde maximale onbelaste kilometervergoeding.

Artikel 16 Vaste lasten tijdens tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis

In de regel zal bij een opname in een inrichting of ziekenhuis de algemene bijstand worden voortgezet naar de norm in inrichting. Deze norm is enkel bedoeld als zak- en kleedgeld tijdens het verblijf in de inrichting of ziekenhuis. Bij een tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis kan aan belanghebbende bijzondere bijstand worden verstrekt om te voorzien in de kosten van de huur en vaste lasten verband houdende met het aanhouden van de eigen woning. Het moet dan wel duidelijk zijn dat het gaat om een tijdelijk verblijf en dat het voorzienbaar is dat belanghebbende terugkeert naar de eigen woning.

Artikel 17 Eerste huurlasten, administratiekosten en inrichtingskosten

Het begrip ‘niet verwijtbaar’ is toegevoegd omdat het vanuit een oogpunt van bijstandverlening niet wenselijk is om in gevallen waarin er een ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid is getoond, wordt overgegaan tot verstrekking van bijstand om niet voor de eerste volledige maandhuur. Detentie is hiervan een voorbeeld. Na detentie kan een belanghebbende wel in aanmerking komen voor bijstand voor de eerste volledige maandhuur maar de bijstand zal dan in de vorm van een geldlening worden verstrekt.

Artikel 18 Woonkostentoeslag

Lid 1

Met betrekking tot verzoeken voor bijzondere bijstand voor een woonkostentoeslag moet een onderscheid gemaakt worden tussen de bewoners van een huurwoning en een eigen woning. Bij een huurwoning is de hoogte van de woonkostentoeslag gelijk aan de gemiste huurtoeslag. Bij een eigen woning wordt de hoogte van de woonkostentoeslag bepaald aan de hand van een huurwoning met vergelijkbare woonlasten.

Lid 2

Een belangrijke overeenkomst tussen huurders en eigenaren is, dat er bij woonkosten boven de maximale huurgrens ook bij eigenaren een verhuisplicht zal worden opgelegd. Ook voor eigenaren geldt immers dat zij niet te duur moeten blijven wonen (zie CRvB 16-12-2014, nrs. 13/9 WWB e.a.). Het opleggen van de verhuisplicht dient expliciet te gebeuren in de beschikking waarin de woonkostentoeslag wordt toegekend (zie CRvB 25-11-1997, JABW 1998/20). Het college is dus op grond van artikel 55 Participatiewet in beginsel bevoegd aan de toekenning van een woonkostentoeslag de voorwaarde te verbinden dat een belanghebbende binnen een te stellen termijn de nodige inspanningen verricht om zijn woning te verkopen en goedkopere woonruimte te zoeken. Na afloop van die termijn dient een individuele beoordeling plaats te vinden, omdat bijzondere omstandigheden kunnen rechtvaardigen dat de woonkostentoeslag na afloop van die termijn moet worden voortgezet (zie CRvB 24-06-2014, nr. 13/1943 WWB-T).

Artikel 19 Jong meerderjarigen

De jong meerderjarige zal primair een beroep moeten doen op de onderhoudsverplichting die op zijn ouder of ouders rust. Het college onderzoekt actief in hoeverre de ouder of ouders aan zijn/hun onderhoudsverplichting kan/kunnen voldoen en welke omstandigheden een uitzondering op deze regel van onderhoudsplicht rechtvaardigen. De aanvrager zal dus objectief moeten aantonen dat de ouders niet in staat zijn of niet voornemens zijn om de jong meerderjarige in het levensonderhoud te ondersteunen. Het college kan zelf ook actief contact opnemen met de ouders. In lid 3 van dit artikel wordt geregeld dat bij tussentijdse geïndexeerde normwijzigingen geen herberekening wordt gemaakt gezien de geringe wijziging van de norm.

Artikel 20 De wijze van verstrekken

In elk besluit aan belanghebbende zal het college moeten aangeven in welke vorm zij de bijstand gaat verlenen, te weten om niet, in de vorm van een geldlening of op borgtocht. Uitgangspunt is dat de bijstand om niet wordt verleend, tenzij de wet of deze beleidsregel anders voorschrijft.

Artikel 21 De wijze van verstrekken

Om uniformiteit te bewaren is in dit artikel beschreven op welke wijze tot betaling overgegaan kan worden. In het besluit wordt opgenomen dat het bedrag moet worden besteed aan de kosten waarvoor de bijstand is verleend. Blijkt dat dit niet het geval is geweest, dan kan worden teruggevorderd. In elk geval wordt niet opnieuw bijstand verstrekt voor dezelfde kosten en kan het in mindering worden gebracht bij een nieuwe aanvraag.

Artikel 22 De aflossing van leenbijstand

In dit artikel wordt beschreven hoe de hoogte van de aflossing aan verstrekte leenbijstand wordt vastgesteld. Hier zal altijd een individuele beoordeling aan ten grondslag liggen waarbij het percentage afwijkend kan worden vastgesteld. In lid 3 van dit artikel wordt beschreven dat bij een door het college noodzakelijk geachte lening aflossing plaatsvindt gedurende maximaal 60 maanden. Deze termijn sluit aan bij de maximale termijnen van aflossingen van teveel of ten onrechte verstrekte uitkering. Over het algemeen wordt aangenomen dat het niet wenselijk is dat belanghebbenden langer dan 60 maanden afhankelijk zijn van een inkomen van 95% van de bijstandsnorm. Na een correcte aflossing gedurende deze periode gaat het college dan ook over tot kwijtschelding van het restant aan leenbijstand.

Artikel 23 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 24 Citeertitel en inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.