Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Urk

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Urk

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUrk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Urk
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Urk
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

WMO

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2017wijziging

11-01-2017

www.urk.nl

2017.00217

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Urk

 

 

Inhoud

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Urk 1

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 3

Hoofdstuk 2 Bijzondere bepalingen 3

Hoofdstuk 3 Persoonsgebonden budget 4

Hoofdstuk 4 Tegemoetkoming meerkosten 8

Hoofdstuk 5 Bijdrage in de kosten 9

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen 10

Bijlage 1 Keuring en onderhoud liften 11

Bijlage 2 12

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In dit Besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Besluit: het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Urk 2016;

    • b.

      Verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Urk 2016;

    • c.

      Algemene maatregel van bestuur (AMvB): het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015, Stb 2014 420, dan wel de rechtsopvolger;

    • d.

      Bijstandsnorm: de normen genoemd in hoofdstuk 3 van de Participatiewet met uitzondering van de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van die wet;

    • e.

      Jaarinkomen: het netto totaal inkomen als bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet waarover de aanvrager (en zijn eventuele echtgenoot) beschikt of redelijkerwijs kan beschikken in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming meerkosten betrekking heeft.

    • f.

      diensten: hulp met betrekking tot ondersteuning, dagactiviteiten en kortdurend verblijf;

    • g.

      instandhoudingskosten: een door het college te bepalen bedrag dat bestemd is voor onderhoud, reparatie en verzekering verband houdend met de te verstrekken maatwerkvoorziening, waaronder ook een WA-verzekering bij de vervoersvoorzieningen kan worden gerekend;

    • h.

      budgetperiode: de periode waar een persoonsgebonden budget betrekking op heeft.

    • i.

      overheadskosten: kostencomponenten die een rol spelen bij de hoogte van loonkosten zoals: werkgeverslasten, netto werkbare uren, gebouw, verzekeringen, et cetera;

    • j.

      beroepskracht: persoon die beroepshalve een betaalde functie vervult en voldoet aan de door het college te stellen kwaliteitseisen.

  • 2.

    Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Verordening, het landelijk Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

    • Hoofdstuk 2 Bijzondere bepalingen

Artikel 2.1 Afschrijvingsperioden en bepaling maximale vergoeding woningaanpassing

Onverminderd de toepassing van artikel 8.4 vierde lid onder f van de Verordening worden voor woonvoorzieningen de volgende afschrijvingsperioden gehanteerd:

  • -

    keuken 15 jaar

  • -

    badkamer 25 jaar

  • -

    toilet en kranen 15 jaar

Kosten van een woningaanpassing die gelijk of meer zijn dan € 45.378,00, worden niet vergoed op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Urk.

Artikel 2.2 Toepassing primaat verhuizing

Het bedrag waarboven toepassing van het primaat van de verhuizing, zoals bedoeld in artikel 8.3 eerste lid van de Verordening kan worden toegepast bedraagt € 10.000,00.

Artikel 2.3 Nadere regels aanpassingskosten woonwagens, woonschepen en binnenschepen

  • 1.

    Het college kan op aanvraag een persoonsgebonden budget toekennen voor de aanpassingskosten van de woonwagen of het binnenschip indien:

    • a.

      De technische levensduur van de woonwagen of het woonschip nog minimaal vijf jaar is;

    • b.

      De standplaats van de woonwagen of de ligplaats van het binnenschip niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

    • c.

      De woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag bij de gemeente Urk op de standplaats stond of het woonschip op een daarvoor bestemde ligplaats lag en;

    • d.

      De hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 2.

    De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een aanpassing aan zijn eigen woonwagen of binnenschip is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woonwagen of binnenschip dan wel de getroffen aanpassing dekt voor het risico van schade.

Artikel 2.4 Keuring en onderhoud liften

Keuring en onderhoud van stoelliften, rolstoelplateauliften, sta-plateauliften, woonhuisliften, hefplateauliften en balansliften geschiedt met toepassing van bijlage 1.

Artikel 2.5 Tarifering

De tarifering Zorg in natura van ondersteuning, dagactiviteiten, kortdurend verblijf, persoonlijke verzorging, vervoer zonder rolstoel en vervoer met rolstoel geschiedt met toepassing van bijlage 2.

Artikel 2.6 Voorlichting over controle

Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

Hoofdstuk 3 Persoonsgebonden budget

Artikel 3.1 Verstrekking op verzoek

  • 1.

    Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de cliënt.

  • 2.

    De cliënt is verplicht desgevraagd inlichtingen te verstrekken over de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening.

Artikel 3.2 Budgetperiode

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget wordt in ieder geval geacht toereikend te zijn voor de daarop betrekking hebbende periode die geldt voor de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Indien de economische afschrijvingstermijn van een maatwerkvoorziening (niet zijnde diensten), al dan niet aangeschaft met een persoonsgebonden budget, is bereikt kan deze door het verlenen van instandhoudingskosten nog steeds als goedkoopst passende bijdrage worden aangemerkt.

Artikel 3.3 Recht op persoonsgebonden budget

  • 1.

    Onverminderd de voorwaarden of weigeringsgronden van artikel 2.3.6 van de wet bestaat er geen recht op een persoonsgebonden budget indien en zolang een risico bestaat dat beslag kan worden gelegd op het persoonsgebonden budget.

  • 2.

    Het college verbindt aan het recht op een persoonsgebonden budget de verplichting dat er een budgetplan wordt opgesteld.

  • 3.

    Uit het door de gemeente beschikbaar gestelde format voor het budgetplan blijkt in ieder geval:

    • -

      Door welke persoon ondersteuning wordt geboden;

    • -

      Welk resultaat (resultaten) wordt bereikt met het oog op het doel waar het persoonsgebonden budget voor wordt verleend;

    • -

      Op welke manier deze ondersteuning bijdraagt aan de participatie en zelfredzaamheid; en

    • -

      Hoe de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd.

Artikel 3.4 Persoonsgebonden budget woningaanpassing

  • 1.

    Voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      met de werkzaamheden waarop de maatwerkvoorziening betrekking heeft, mag geen aanvang worden gemaakt voordat het College positief heeft beslist op de aanvraag;

    • b.

      het college heeft desgevraagd op één of meer door het College te bepalen tijdstippen toegang tot de woning of het gedeelte van de woning waar de aanpassing wordt aangebracht;

    • c.

      de cliënt verstrekt desgevraagd inzage in de bescheiden en tekeningen die betrekking hebben op de woningaanpassing;

    • d.

      aan het college wordt desgevraagd de gelegenheid geboden tot het controleren van de gerealiseerde woningaanpassing.

  • 2.

    Onmiddellijk na de voltooiing van de aanpassingswerkzaamheden, doch uiterlijk binnen 15 maanden na het besluit tot toekenning verklaart de cliënt schriftelijk aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 3.

    De gereedmelding, bedoeld in het vorige lid, is voorzien van een verklaring waaruit blijkt dat bij het treffen van de maatwerkvoorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget is toegekend.

  • 4.

    De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade.

Artikel 3.5 Persoonsgebonden budget hulpmiddel

  • 1.

    Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel kunnen, voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:

    • a.

      de cliënt dient een maatwerkvoorziening van goede kwaliteit aan te schaffen, volgens de door het college daaraan gesteld eisen;

    • b.

      de cliënt dient een onderhoudscontract af te sluiten met een leverancier, waarin tenminste zijn opgenomen de kosten van reparaties (inclusief onderdelen, voorrijkosten en arbeidsloon), 24-uurs-service, recht op gebruik van leenvoorziening, jaarlijks onderhoud en keuring;

    • c.

      de cliënt dient bij aanschaf van een vervoersvoorziening een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten;

    • d.

      het persoonsgebonden budget voor een sportvoorziening wordt maximaal eens per drie jaar verleend en slechts indien de met een reeds eerder verstrekte persoonsgebonden aangeschafte voorziening technisch is afgeschreven.

  • 2.

    De cliënt dient het college desgevraagd in de gelegenheid te stellen de met het persoonsgebonden budget aangeschafte maatwerkvoorziening te bezichtigen en te laten beoordelen.

Artikel 3.6 Persoonsgebonden budget en kwaliteit

  • 1.

    Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel, een woningaanpassing of diensten dient te worden voldaan aan de door het College gestelde voorwaarden voor wat betreft de kwaliteit als bedoeld in de wet. Daaronder wordt in ieder geval verstaan dat de maatwerkvoorwerkvoorziening:

    • a.

      als veilig, doeltreffend en cliëntgericht kan worden aangemerkt;

    • b.

      wordt afgestemd op de individuele situatie van de cliënt;

    • c.

      wordt verstrekt in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      wordt verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt.

  • 2.

    Indien het college op basis van het gesprek en daarbij behorend opgestelde gespreksverslag tot het oordeel komt dat de cliënt als een zeer kwetsbaar persoon moet worden gezien, kunnen in aanvulling op het vorige lid, nadere aanvullende voorwaarden worden gesteld.

Artikel 3.7 Hoogte persoonsgebonden budget diensten

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten niet zijnde huishoudelijke ondersteuning welke worden ingekocht:

    • a.

      bij een aanbieder die in loondienst werkzaam is bij een organisatie die staat ingeschreven in het Handelsregister als zijnde aanbieder van maatschappelijke ondersteuning of,

    • b.

      bij een aanbieder die niet in loondienst werkzaam is bij een organisatie maar wel als beroepskracht (in opleiding) kan worden aangemerkt, bedraagt in ieder geval niet meer dan 100% van het tarief waarvoor het College deze diensten heeft ingekocht.

  • 2.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten niet zijnde huishoudelijke ondersteuning welke worden ingekocht bij een persoon uit het sociale netwerk van de cliënt bedraagt in ieder geval niet meer dan 50% van het tarief waarvoor het college deze diensten heeft ingekocht.

  • 3.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke ondersteuning welke wordt ingekocht bij een aanbieder die in loondienst werkzaam is bij een organisatie die staat ingeschreven in het Handelsregister als zijnde aanbieder van maatschappelijke ondersteuning bedraagt in ieder geval niet meer dan 100% van het goedkoopste tarief waarvoor het college deze diensten heeft ingekocht.

  • 4.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke ondersteuning welke wordt ingekocht bij een persoon uit het sociale netwerk van de cliënt of een persoon die werkt volgens de landelijke regeling dienstverlening aan huis bedraagt € 13,00 per uur.

  • 5.

    Uit het persoonsgebonden budget mogen de reiskosten van de persoon aan die het persoonsgebonden budget wordt uitbetaald in verband met het bieden van maatschappelijke ondersteuning bij diensten, worden betaald.

  • 6.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor het overnemen van huishoudelijke taken wordt berekend op gehele uren. Indien er sprake is van een deel van een uur, wordt het persoonsgebonden budget naar rato, afgerond op minuten.

  • 7.

    Onder diensten als bedoeld in dit artikel kan ook het noodzakelijke vervoer worden verstaan van en naar de locatie waar de maatschappelijke ondersteuning wordt geboden.

Artikel 3.8 Hoogte persoonsgebonden budget woningaanpassing

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget kan worden afgestemd op:

    • a.

      de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de woningaanpassing. Indien de woningaanpassing in zelfwerkzaamheid wordt getroffen vervallen de loonkosten;

    • b.

      het architectenhonorarium, indien dit noodzakelijk is, tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald voor de leden van NLingenieurs en BNA in DNR 2011;

    • c.

      de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

    • d.

      de leges voor de omgevingsvergunning, voor zover deze betrekking heeft op het treffen van de woningaanpassing;

    • e.

      de door college schriftelijk goedgekeurde kostenverhoging, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.

Artikel 3.9 Persoonsgebonden budget bij verblijf in buitenland

  • 1.

    Onverminderd artikel 2.6.2 van de wet kan de cliënt een aan hem verleend persoonsgebonden budget per kalenderjaar voor ten hoogste dertien weken, dan wel een aaneengesloten periode voor ten hoogste dertien weken, tijdens verblijf in het buiten Nederland gebruiken voor betaling van (individuele) ondersteuning als bedoeld in artikel 7.1 onder a van de Verordening.

  • 2.

    Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk 6 van de Verordening kan het College het persoonsgebonden budget als bedoeld in het vorige lid lager vaststellen indien:

    • a.

      De cliënt langer dan zes weken aaneengesloten buiten Nederland verblijft; en

    • b.

      Daar ondersteuning contracteert die niet valt onder de Nederlandse fiscale en sociale zekerheidswetgeving.

  • 3.

    Het college hanteert in de gevallen als bedoeld in het vorige lid de berekeningswijze van artikel 3.7.2, derde lid, van het Besluit Langdurige zorg (Stb 2014, 520).

Hoofdstuk 4 Tegemoetkoming meerkosten

Artikel 4.1 Meerkosten en aanvraag

  • 1.

    Het college kan aan de persoon als bedoeld in artikel 11.1 eerste lid van de Verordening een tegemoetkoming in de meerkosten op aanvraag verlenen voor:

    • a.

      de verhuis- en herinrichtingskosten die het gevolg zijn van een verhuizing als bedoeld in artikel 8.3 van de Verordening;

    • b.

      de kosten in verband met het zich verplaatsen in de leefomgeving met een eigen auto, een rolstoeltaxi of individueel taxivervoer als bedoeld in hoofdstuk 8 van de Verordening welke noodzakelijk zijn in verband met de zelfredzaamheid en participatie.

    • c.

      de forfaitaire tegemoetkoming chronisch zieken.

  • 2.

    De persoon als bedoeld in artikel 11.1 eerste lid van de Verordening wordt geacht andere aannemelijke kosten te hebben als bedoeld in artikel 11.1 tweede lid onderdeel e van de Verordening als diegene:

    • a.

      in het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft een maatwerkvoorziening ontvangt op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • b.

      in het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft een maatwerkvoorziening ontvangt op grond van de Jeugdwet;

    • c.

      een indicatie heeft voor enige vorm van hulpverlening op grond van de Wet langdurige zorg, anders dan intramuraal verblijf in een instelling;

    • d.

      voor de zelfredzaamheid en participatie is aangewezen op schoonmaakondersteuning. Daarvan is in ieder geval sprake als diegene een tegemoetkoming ontvangt voor schoonmaakondersteuning op grond van de Wmo.

  • 3.

    Het College verstrekt aan de persoon bedoeld in het tweede lid op aanvraag een tegemoetkoming ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie mits het jaarinkomen van de persoon niet hoger is dan 110% van de voor hem toepasselijke bijstandsnorm en een vermogen heeft dat lager is dan de vermogensgrenzen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet.

  • 4.

    De aanvraag om een tegemoetkoming als bedoeld in het derde lid moet worden ingediend in het 1e kwartaal van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 4.2 Hoogte tegemoetkoming meerkosten

  • 1.

    De hoogte van de tegemoetkoming voor:

    • a.

      de verhuis- en herinrichtingskosten bedraagt € 1.625,00 bij verhuizing naar een bejaardenwoning cq. Multifunctionele woningen € 3.116,00 bij verhuizing naar een ééngezinswoning

    • b.

      het gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal € 892,00 per jaar;

    • c.

      het gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 1.432,00 per jaar;

    • d.

      het gebruik van een individuele taxi bedraagt maximaal € 892,00 per jaar;

    • e.

      de forfaitaire tegemoetkoming chronisch zieken bedraagt € 150,00 per jaar.

  • 2.

    Het College kan de hoogte van de tegemoetkoming in het eerste lid onder b, c, of d afstemmen op de samenvallende vervoersbehoefte van de echtgenoten of daarmee gelijkgestelden.

  • 3.

    Vallen de vervoersbehoeften als bedoeld in het vorige lid samen, dan verstrekt het College slechts een keer het bedrag genoemd in het eerste lid onder b, c, of d.

  • 4.

    Vallen de vervoersbehoeften als bedoeld in het vorige lid niet of slechts ten dele samen, dan kan aan elke bedoelde persoon een tegemoetkoming worden verstrekt welke tezamen niet meer bedragen dan 1,5 maal het bedrag genoemd in het tweede lid onder b, c, of d.

Artikel 4.3 Uitbetaling tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.2 eerste lid onder a van dit Besluit wordt uitbetaald nadat het college heeft vastgesteld dat de persoon aan wie de tegemoetkoming is toegekend is verhuisd naar de voor hem meest geschikte beschikbare woning.

  • 2.

    De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.2 eerste lid onder b van dit Besluit wordt uitbetaald nadat het college de aanvraag om de tegemoetkoming heeft toegekend.

  • 3.

    De tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 4.2 eerste lid onder c en d van dit Besluit worden uitbetaald op basis declaratie of op basis van nota’s.

  • 4.

    De forfaitaire tegemoetkoming als in bedoeld in artikel 4.2 eerste lid onder e van dit Besluit wordt jaarlijks achteraf uitbetaald in het eerste kwartaal van het daaropvolgende kalenderjaar.

Hoofdstuk 5 Bijdrage in de kosten

Artikel 5.1 Verschuldigde bijdrage in de kosten maatwerkvoorziening door cliënt

  • 1.

    De bijdrage in de kosten is verschuldigd met inachtneming van de regels waaronder het bijdrage plichtig inkomen van de cliënt en zijn eventuele echtgenoot van het Uitvoeringsbesluit.

  • 2.

    De bijdrage in de kosten bedraagt niet meer dan de kostprijs van de maatwerkvoorziening.

  • 3.

    De kostprijs van de maatwerkvoorziening is:

    • a.

      het toegekende en betaalde persoonsgebonden budget;

    • b.

      de huurprijs die het college verschuldigd is aan de aanbieder;

    • c.

      de koopprijs die het college verschuldigd is aan de aanbieder;

    • e.

      voor diensten geldt het tarief welke het college verschuldigd is aan de aanbieder.

  • 4.

    De bijdrage in de kosten is gelijk aan de maximale bedragen zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit en volgen telkens de aanpassingen door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 5.

    De cliënt is geen bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in de vorm van rolstoelaccessoires, tenzij het een rolstoelaccessoire betreft welke valt onder de categorie vervoersvoorzieningen, zoals een handbike.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Heroverweging van besluiten

Onverminderd artikel 2.3.9 van de wet kan het college een systeem van nazorg instellen waarbij periodiek onderzoek wordt gedaan naar het gebruik van een maatwerkvoorziening waaronder begrepen maatwerkwerkvoorzieningen die met een persoonsgebonden budget zijn aangeschaft.

Artikel 6.2 Indexering

Het college kan de in het kader van dit Besluit geldende bedragen wijzigen conform het gestelde in artikel 15.2 van de Verordening.

Artikel 6.3 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit Besluit wordt aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Urk 2017.

  • 2.

    Dit Besluit treedt in werking op 1 januari 2017, onder gelijktijdige intrekking van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Urk 2016.

     

Bijlage 1 Keuring en onderhoud liften

Keuring van liften

Beginkeuring

Frequentie periodieke keuring

Frequentie periodiek onderhoud

Stoellift

Ja

1 keer per 4 jaar

1 keer per jaar

Rolstoelplateaulift

Ja

1 keer per 4 jaar

1 keer per jaar

Staplateaulift

Ja

1 keer per 4 jaar

1 keer per jaar

Woonhuislift

Ja

1 keer per 1½ jaar

2 keer per jaar

Hefplateaulift

Ja

1 keer per ½ jaar

2 keer per jaar

Balansliften*

*

1 keer per 1½ jaar

1 keer per jaar

* Balansliften worden niet meer nieuw gemaakt. Beginkeuringen zullen daarom nauwelijks nog voorkomen. Bestaande balansliften kunnen nog wel gewoon gekeurd en onderhouden worden. Het liftinstituut berekent de kosten voor periodieke keuring van balansliften op grond van een uurtarief.

Bijlage 2 Tarifering van ondersteuning, dagactiviteiten, kortdurend verblijf, persoonlijke verzorging, vervoer zonder rolstoel en vervoer met rolstoel

Ondersteuning

Categorie

Ondergrens in uren

Bovengrens in uren

Tarief per maand

Middel

1

13

€ 260

Zwaar

13

25

€ 650

Intensief

25

e.v.

Offertetraject

 

 

 

 

 

 

 

 

ONDERSTEUNING 18+ SPECIAAL

Categorie

Ondergrens in uren

Bovengrens in uren

Tarief per maand

Middel

1

10

€ 350

Zwaar

10

20

€ 860

Intensief

20

e.v.

Offertetraject

 

 

 

 

 

 

 

 

DAGACTIVITEITEN

Categorie

Ondergrens in dagdelen

Bovengrens in dagdelen

Tarief per maand

Middel

1

29

€ 501

Zwaar

29

41

€ 1.221

Intensief

41

e.v.

Offertetraject

 

 

 

 

KORTDUREND VERBLIJF

Categorie

Tarief per etmaal

Middel

€ 116,53

Zwaar

€ 161,89

Intensief

€ 241,05

PERSOONLIJKE VERZORGING

Tarief per maand

€ 36,59

VERVOER ZONDER ROLSTOEL

Tarief per maand

€ 8,00

VERVOER MET ROLSTOEL

Tarief per maand

€ 20,00

HUISHOUDELIJKE ONDERSTEUNING

Aanbieders

Tarief Schoonmaakondersteuning per uur

Tarief ondersteuning regie/zorg per uur

Thalia Thuiszorg

20,92

n.v.t.

Dokter Schoonmaakorganisatie

€ 22,50

n.v.t.

PGVZ

22,40

€ 26,90

T-Zorg

€ 22,80

€ 25,80

De Nieuwe Zorg Thuis

€ 22,75

€ 26,50

Beter Thuis Wonen

€ 21,75

€ 25,50