Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Subsidieregeling Procesbegeleiding Allesinéénschool

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling Procesbegeleiding Allesinéénschool
CiteertitelSubsidieregeling Procesbegeleiding Allesinéénschool
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpFinanciën

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: n.v.t.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-10-201631-12-2019nieuwe regeling

27-09-2016

Gemeenteblad 2016, 146247

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling Procesbegeleiding Allesinéénschool

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • a.

    Allesinéénschool: Integrale voorziening voor kinderen van 0 of 2,5 tot 13 jaar, met een aanbod in opvang, (voorschoolse) educatie, naschoolse activiteiten en onderwijs, waar gewerkt wordt volgens één pedagogische visie op ontwikkeling en (voorschoolse) educatie onder aansturing van één leiding en uitgevoerd door één team;

  • b.

    Basisschool: een school waar basisonderwijs wordt gegeven, niet zijnde een speciale school voor basisonderwijs of een school voor speciaal onderwijs;

  • c.

    besluit voorschoolse educatie: Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • d.

    buitenschoolse opvang: een professioneel aanbod aan ouders dat buiten de reguliere schooltijden voorziet in het verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen 4-13 jaar, als bedoeld in artikel 45 van de wet primair onderwijs;

  • e.

    kinderopvang: het op professionele basis verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen als bedoeld in artikel 1 van de wet kinderopvang;

  • f.

    LRKP: Landelijk Register Kinderdagverblijven en Peuterspeelzalen;

  • g.

    Procesbegeleiding: activiteiten die bijdragen aan het ontwikkelen van de Allesinéénschool;

  • h.

    Samenwerkingspartners: 2 of 3 partijen, bestaande uit in ieder geval een schoolbestuur, onder wiens gezag de deelnemende basisschool valt, een door de gemeente erkende houder van een peuterspeelzaal of kindercentrum met voorschoolse educatie, die is opgenomen in het LRKP en/of een houder van een in het LRKP geregistreerde buitenschoolse opvang, die overeen zijn gekomen gezamenlijk een Allesinéénschool te (willen) realiseren;

  • i.

    stadsdeel: een van de 7 stadsdelen van Amsterdam zoals gedefinieerd in de Verordening op de Bestuurscommissies;

  • j.

    toezichthouder: de directeur van de GGD, toezichthouder als bedoeld in artikel 1.61 van de Wet kinderopvang en artikel 5 van de Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Amsterdam;

  • k.

    voorschoolse educatie: voorschoolse educatie als bedoeld in artikel 1 van het besluit kwaliteit;

  • l.

    Wet kinderopvang: Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

  • m.

    Wpo: wet op het primair onderwijs.

Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 3. Doel subsidieregeling

  • 1.

    Het doel van de subsidieregeling is het stimuleren van de ontwikkeling van uitvoerbare plannen voor de oprichting van Allesinéénscholen in Amsterdam.

  • 2.

    Dit doel wil de gemeente bereiken door samenwerkingspartners die gezamenlijk een Allesinéénschool willen gaan realiseren, te ondersteunen bij de ontwikkeling van hun plannen middels het subsidiëren van procesbegeleiding.

Artikel 4. Subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie

  • 1.

    Het college kan een eenmalige subsidie van maximaal € 50.000 verlenen voor de kosten verbonden aan de procesbegeleiding van de samenwerkingspartners gericht op het opstellen van een uitvoerbaar concept van een Allesinéénschool.

  • 2.

    Indien de subsidieaanvrager geheel of gedeeltelijk zelf zorg draagt voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten, dan kan hij hiervoor maximaal €50.- bruto per uur als te subsidiëren kosten opvoeren. Indien hij hiervoor geheel of gedeeltelijk gebruik maakt van een externe deskundige, dan kan niet meer dan € 125,- bruto per uur ten laste van deze regeling gebracht worden.

  • 3.

    Activiteiten die vallen onder de reikwijdte van het begrip onderwijs als bedoeld in artikel 140, eerste lid van de Wpo zijn uitdrukkelijk niet subsidiabel in het kader van deze regeling.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond en subsidietijdvak

Artikel 5 Subsidieplafonds en subsidietijdvak

Het college stelt voor de activiteiten genoemd in artikel 4voor het subsidietijdvak dat loopt van 1 januari 2017 tot 1 juli 2018 een subsidieplafond vast. 

Artikel 6 Verdeelsleutel subsidieplafond en advies

  • 1.

    Het college rangschikt de aanvragen die niet worden geweigerd op grond van artikel 10, aanhef en onder a. tot en met d. van deze subsidieregeling op een prioriteitenlijst.

  • 2.

    Over de rangschikking en de hoogte van de te verlenen subsidie laat het college zich adviseren door een door hem in te stellen adviescommissie.

  • 3.

    De rangschikking wordt bepaald door het aantal punten dat wordt gehaald op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin uit het startdocument blijkt op welke onderdelen de aanvragers verbeteringen in de organisatie en de educatie (doorgaande leerlijn) verwachten te bereiken met de invoering van de Allesinéénschool ten opzichte van de bestaande situatie van afzonderlijke instellingen;

    • b.

      de evenwichtige verhouding tussen de kosten van de te subsidiëren activiteiten met de daarmee te bereiken doelen en de daarvan te verwachten resultaten;

    • c.

      de duurzaamheid en borging van de Allesinéénschool.

  • 4.

    Voor de in het tweede lid van dit artikel genoemde criteria onder a. en b. kan telkens maximaal 15 punten worden gehaald en voor het criterium c. maximaal 10 punten worden gehaald.

  • 5.

    De aanvragen worden gehonoreerd naar de volgorde op de prioriteitenlijst, waarbij geldt dat maximaal 2 aanvragen per stadsdeel worden gehonoreerd.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 10. Weigeringsgronden

  • In aanvulling op artikel 9, eerste lid van de ASA 2013 weigert het college  een subsidie te verlenen aan aanvragers  als:

  • a.

    De procesbegeleiding naar het oordeel van het college onvoldoende bijdraagt bij de totstandkoming van de Allesinéénschool.

  • b.

    De kwaliteit van één of meer van de samenwerkingspartner(s) niet op orde is, indien:

    • i.

      de toezichthouder een overtreding heeft geconstateerd van één of meer van de belangrijkste voorwaarden voor de wettelijke basiskwaliteit van kindercentra zoals opgenomen in de Wet kinderopvang en deze overtreding niet binnen de geboden hersteltermijn is opgeheven. De voorwaarden zijn:

    • 1.

      voldoende gekwalificeerd personeel;

    • 2.

      goed pedagogisch klimaat;

    • 3.

      veilige situatie;

    • 4.

      gezonde omgeving;

    • 5.

      goede accommodatie.

    • ii.

      de toezichthouder een overtreding heeft geconstateerd van het Besluit voorschoolse educatie en deze overtreding niet binnen de geboden hersteltermijn is opgeheven;

    • iii.

      de toezichthouder een overtreding heeft geconstateerd van de Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Amsterdam 2016 en deze overtreding niet binnen de geboden hersteltermijn is opgeheven;

    • iv.

      een door de Inspectie van het Onderwijs aan de deelnemende basisschool opgelegd aangepast toezichtarrangement zwak of zeer zwak.

  • c.

    De bij de aanvraag betrokken basisschool een subsidie ontvangt op grond van de Voorziening (Pilot) stadsscholen 020.

  • d.

    Een of meerdere activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, valt onder het begrip uitgaven voor of bekostiging aan een school, zoals bedoeld in artikel 6 WPO.

  • e.

    De aanvraag op een van de beoordelingscriterium genoemd onder artikel 6, tweede lid, minder dan de helft van de te behalen punten scoort.

Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 11. Aanvullende verplichtingen

  • Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013, zijn voor de samenwerkingspartners aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    Gezamenlijke medewerking aan een inhoudelijk onderzoek van de gemeente ten behoeve van kennisdeling, monitoring en evaluatie.

  • b.

    Het kosteloos beschikbaar stellen van hun ervaringen en ontwikkelde producten aan andere samenwerkende partijen die een Allesinéénschool willen realiseren.

  • c.

    Deelname aan halfjaarlijkse voortgangsgesprekken.

Hoofdstuk 6 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 12. Aanvraag en Verantwoording

  • In aanvulling op artikel 14 van de ASA 2013 verstrekt de vertegenwoordiger van de samenwerkingspartners als genoemd in artikel 7, tweede lid van deze Subsidieregeling in het kader van de aanvraag om vaststelling van de subsidie informatie waaruit blijkt:

  • a.

    Welke meetbare resultaten als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder b punt 1 wel of niet behaald zijn;.

  • b.

    Een uitvoerbaar concept van de Allesinéénschool.

Hoofdstuk 7 Slotbepaling

Artikel 13 inwerkingtreding en duur

Deze voorziening treedt in werking een dag na publicatie in het Gemeenteblad en vervalt van rechtswege op 31 december 2019 .

Toelichting

De toelichting

Het college wil doelgericht stappen zetten naar de realisatie van integrale voorzieningen voor alle kinderen van nul tot twaalf jaar oud. Een integraal aanbod - bestaande uit opvang, onderwijs en naschoolse activiteiten - geeft veel kinderen een goede start. Het speelt beter in op de talenten van kinderen en stimuleert hun ontwikkeling maximaal. Een integraal aanbod betekent: werken vanuit één pedagogische visie, vanuit één team en met een doordacht aanbod met een doorgaande (ontwikkel)lijn. In de pedagogische omgeving van het kind komt meer samenhang, kan het kind beter worden gevolgd, waardoor het zich beter kan ontwikkelen. Dat vraagt om een nieuwe benadering en vereist een sterke en vergaande samenwerking tussen betrokken professionals in een integrale voorziening: een Allesinéénschool.

De Allesinéénschool is een perspectief voor de lange termijn. Amsterdam start niet vanuit een nulsituatie. Er zijn de afgelopen periode al stappen gezet richting integrale voorzieningen. Ook het college heeft in deze bestuursperiode plannen gepresenteerd die de ontwikkelingskansen van (jonge) kinderen vergroten en bijdragen aan meer samenhang. Met name op de peutervoorziening met voorschoolse educatie is sterk ingezet.

Om de Allesinéénschool de komende jaren een stap verder te brengen, wil het college door extra maatregelen inzetten, onder meer door scholen en kinderopvangorganisaties te stimuleren om uitvoerbare plannen te ontwikkelen voor de Allesinéénschool. De gemeente wil deze samenwerkingspartners faciliteren door deskundige procesbegeleiding mogelijk te maken die hun kan steunen bij de ontwikkeling van hun concept.

Deze subsidieregeling heeft de vorm van nadere regels als bedoeld in artikel 3 onder 2 van de

Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (verder de ASA). Dit betekent dat op de subsidies die op grond van deze regeling worden verstrekt tevens de ASA en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing zijn.

Deze regeling vormt een aanvulling op hetgeen in de ASA is geregeld. Waar dat noodzakelijk is wordt verwezen naar het betreffende artikel uit de ASA. In deze toelichting wordt voor zover noodzakelijk per artikel nadere uitleg gegeven.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de begripsomschrijvingen in deze nadere regels is zoveel mogelijk aangesloten bij de begrippen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de Wet op het primair onderwijs en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

Sub a:  de Allesinéénschool:

Met de Allesinéénschool worden kinderen in staat gesteld om hun talenten optimaal te ontwikkelen via  doorlopende ontwikkelingslijnen, dagarrangementen en zorg rondom het kind.  Organisaties uit kinderopvang, peuterspeelzalen en onderwijs kunnen, op gelijkwaardige basis, opgaan in deze Allesinéénschool. Dit instituut heeft de volgende kenmerken:

a. Aanbod voor kinderen van 0-13 jaar of 2,5 tot 13 jaar: tenminste onderwijs, kinderdagopvang (0-4), voor- en vroegschoolse educatie, tussen- en buitenschoolse opvang (4-13);

b. Breed toegankelijk: een aanbod dat redelijkerwijs is toegesneden op en toegankelijk is voor de leerling populatie in het gebied;

c. Voorzieningen in één gebouw of nabij: voorzieningen zijn op redelijke afstand voor kinderen, zodat te verwachten is dat de kinderen die instromen/ deelnemen aan het basisonderwijs gebruik kunnen maken van het aanbod;

d. Eén pedagogische (/pedagogisch-didactische) visie: (medewerkers van) betrokken samenwerkingspartners handelen vanuit dezelfde visie op de ontwikkeling van kinderen;

e. Doorgaande ontwikkel-/leerlijnen: als bedoeld in de kwaliteitseisen voorschoolse educatie en de wet primair onderwijs;

f. Eén leiding en één team: de verantwoordelijkheid voor de dagelijkse leiding is belegd bij één persoon, medewerkers kennen elkaar en wat hun professionele inbreng betekent voor de ontwikkeling van het kind, professionalisering is gezamenlijk, er wordt gewerkt met gezamenlijke planningen;

g. Eén loket/frontoffice: ouders hebben met één organisatie te maken, er is één aanspreekpunt.

Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 3 Doel subsidieregeling

Het college wil doelgericht stappen zetten naar de realisatie van integrale voorzieningen voor alle kinderen van nul of tweeënhalf tot dertien jaar oud: de Allesinéénschool. Het realiseren van een samenwerkingsverband betreft een reorganisatie en dat vergt naast tijd en doorzettingsvermogen ook expertise die vanuit procesbegeleiding kan worden geboden.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie

Het tweede lid regelt dat indien de samenwerkingspartners besluiten  de procesbegeleiding (deels) zelf uit te voeren, de kosten die voor subsidiëring in aanmerking komen  nooit meer kunnen bedragen dan € 50, -bruto per uur. De hoogte van dit bedrag correspondeert met het bedrag  dat in het kader van  artikel  3, vierde lid van de VloA-voorziening Lerarenbeurs maximaal per uur gesubsidieerd wordt in geval een leraar vanwege het volgen van bijvoorbeeld een cursus tijdens schooltijd vervangen dient te worden.

Huren de samenwerkingspartners voor het uitvoeren van een of meerdere gesubsidieerde activiteiten een externe deskundige in, dan kunnen de daaraan verbonden op te voeren kosten niet meer bedragen dan € 125 bruto per uur. Dit bedrag is gelijk aan de maximale uurvergoeding die de gemeente hanteert, indien zijzelf externen inhuurt.

Met het derde lid wordt benadrukt dat de subsidie niet bedoeld is voor activiteiten die in de WPO worden aangemerkt als behorende tot het onderwijs. Deze activiteiten kunnen alleen op basis van een VloA- voorziening worden gesubsidieerd. Ingevolge artikel 140 WPO mag de gemeente, als zijzelf geen openbare scholen in stand houdt, alleen in aanvulling van de Rijksbekostiging uitgaven doen voor het onderwijs aan een school als hieraan een verordening ten grondslag ligt.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond en subsidietijdvak

Artikel 5 Subsidieplafonds en subsidietijdvak

Behoeft geen toelichting.

Artikel 6 Verdeelsleutel subsidieplafond en advies

De aanvragen worden beoordeeld door een adviescommissie, die zowel uit ambtelijke als externe leden (expert op het gebied van de Allesinéénschool of vergelijkbare ontwikkelingen hiermee) bestaat.

De aanvragen worden gehonoreerd in de volgorde die zij innemen op de prioriteitenlijst. Hierbij geldt wel dat maximaal twee aanvragen per stadsdeel zal worden gehonoreerd.

Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag

Artikel 7: De aanvragers

Een van de samenwerkingspartners treedt op als penvoerder  naar de gemeente. Dit houdt in dat hij de subsidie ontvangt en namens de samenwerkingspartners optreedt als contactpersoon en zorgdraagt voor de verantwoording van de subsidie. Deze vertegenwoordigingsbevoegdheid moet blijken uit de samenwerkingsovereenkomst die de partners bij de aanvraag moeten overleggen.

Artikel 8. Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

De indieners geven een gezamenlijke presentatie van hun startdocument als onderdeel van de aanvraagprocedure. Deelname hieraan is noodzakelijk om in aanmerking te kunnen komen voor een  subsidie. In de presentatie lichten de indieners hun startdocument toe.

Artikel 9. Aanvraagtermijn eenmalige subsidies

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 10. Weigeringsgronden

In dit artikel zijn in aanvulling op artikel  9, eerste lid van de ASA 2013 de voor deze subsidieregeling geldende specifieke weigeringsgronden opgenomen.

Punt c. handelt over de kwaliteit van de samenwerkingspartners. Als die niet op orde is wordt de subsidie eveneens geweigerd. De punten i tot en met iii handelen daarbij om de kwaliteit van de kinderopvang of voorschool of peuterspeelzaal. Onder punt i. zijn de belangrijkste voorwaarden voor de basiskwaliteit van kindercentra en peuterspeelzalen genoemd (de zogenaamde ‘Big Five'). Voor de beoordeling of de basiskwaliteit op orde is, wordt gekeken naar het laatste inspectierapport van de toezichthouder. Hieronder volgt een uitwerking van de Big Five in subcriteria of inspectie-items.

1) Voldoende gekwalificeerd personeel

1.1 Beroepskwalificatie

1.1.1 Alle beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie.

1.1.2 Bij de inzet van beroepskrachten in opleiding wordt rekening gehouden met de opleidingsfase waarin zij zich op dat moment bevinden.

1.2 Beroepskracht-kind-ratio

Er worden dagelijks voldoende beroepskrachten ingezet voor het aantal kinderen dat wordt opgevangen.

1.3 Verklaring omtrent gedrag

De houder, beroepskrachten, uitzendkrachten, stagiaires en andere personen die op het kindercentrum/de peuterspeelzaal aanwezig zijn, zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag.

2) Goed pedagogisch klimaat

2.1 Pedagogisch beleidsplan

2.1.1 Het kindercentrum beschikt over een pedagogisch beleidsplan, waarin de voor dat kindercentrum kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven.

2.1.2 Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie, en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt.

2.2 Pedagogische praktijk

De houder biedt verantwoorde kinderopvang c.q. verantwoord peuterspeelzaalwerk aan die/dat bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind. De houder voert hiertoe een zodanig pedagogisch beleid dat dit leidt tot verantwoorde kinderopvang c.q. verantwoord peuterspeelzaalwerk. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

2.2.1 Houder draagt zorg voor het waarborgen van de emotionele veiligheid

2.2.2 Houder draagt zorg voor ontwikkelen persoonlijke competentie

2.2.3 Houder draagt zorg voor ontwikkelen sociale competentie

2.2.4 Houder draagt zorg voor overdracht normen en waarden

2.2.5 Houder en beroepskrachten handelen in de praktijk naar het pedagogisch beleidsplan

2.3 Opvang in (stam-)groepen

Opvang vindt plaats in stamgroepen of vaste groepen.

3) Veilige situatie

3.1 Fysieke veiligheid

3.1.1 Houder biedt verantwoorde kinderopvang c.q. verantwoord peuterspeelzaalwerk aan in een veilige omgeving.

3.1.2 Houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid van maximaal één jaar oud.

3.1.3 Houder voert het beleid uit waardoor de veiligheid van de kinderen zoveel mogelijk wordt gewaarborgd.

3.2 Meldcode kindermishandeling

De houder heeft een meldcode kindermishandeling.

4) Gezonde omgeving

4.1.1 Houder biedt verantwoorde kinderopvang c.q. verantwoord peuterspeelzaalwerk aan in een gezonde omgeving.

4.1.2 Houder heeft een risico-inventarisatie gezondheid van maximaal één jaar oud.

4.1.3 Houder voert het beleid uit waardoor de gezondheid van de kinderen zoveel mogelijk wordt gewaarborgd.

5) Goede accommodatie

5.1 Elke (stam)groep beschikt over een afzonderlijke vaste ruimte.

5.2 Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m2 binnenspeelruimte beschikbaar.

5.3 De binnenspeelruimte is veilig, toegankelijk en passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

Punt iv. handelen over de kwaliteit van de deelnemende basisschool. De subsidie wordt  geweigerd als er sprake is van een aangepast toezichtarrangement zwak of zeer zwak voor de deelnemende basisschool vanwege onvoldoende onderwijskwaliteit en/of een onvoldoende leeropbrengst. Een school heeft voldoende kwaliteit als uit de risicoanalyse blijkt dat de opbrengsten minimaal op het niveau zijn dat je mag verwachten van de school in relatie met zijn leerlingenbestand. Ook zijn er geen signalen dat er iets anders mis zou kunnen zijn.

De voorwaarde voor deelname van de basisschool is dat uit het meest recente inspectierapport van de Inspectie van het Onderwijs niet blijkt dat de school het oordeel ‘zwak' of ‘zeer zwak' heeft gekregen.

Een subsidie wordt voorts geweigerd als een school op het moment van aanvragen deelneemt aan Stadsscholen 020, omdat het betrokken schoolbestuur er voor kan kiezen om de in het kader van dat project te ontvangen subsidie in te zetten voor het tot stand brengen van een Allesinéénschool.

Indien een aanvraag onvoldoende scoort op een van de beoordelingscriteria zoals opgenomen in artikel 6, tweede lid, zal de aanvraag eveneens worden geweigerd door het college.

Hoofdstuk 5  Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 11. Aanvullende verplichtingen

De deelnemers aan de subsidieregeling dienen zich in te zetten voor kennisdeling, monitoring en evaluatie van het realiseren van de Allesinéénschool.

De vertegenwoordiger voert halfjaarlijks verantwoordingsgesprekken met de gemeente over de voortgang.

Hoofdstuk 6 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 12. Aanvraag en Verantwoording

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 7 Slotbepaling

Artikel 13. Inwerkingtreding en duur

Dit artikel behoeft geen toelichting