Organisatie | Roermond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond houdende regels voor boete bij gemeentelijke uitkering Beleidsregel boete gemeentelijke uitkeringen 2017 |
Citeertitel | Beleidsregel boete gemeentelijke uitkeringen 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de beleidsregel Boete bij nulfraude en verminderde verwijtbaarheid, zoals deze in werking is getreden per 1 juni 2013.
Onbekend.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2017 | nieuwe regeling | 14-02-2017 | . |
Het college ziet af van het opleggen van een bestuurlijke boete en volstaat met het geven van een schriftelijke waarschuwing indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting door de belanghebbende niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag of tot een benadelingsbedrag dat niet hoger is dan € 150.
Het college ziet af van het opleggen van een bestuurlijke boete en volstaat met het geven van een schriftelijke waarschuwing in het geval de belanghebbende wel inlichtingen heeft verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld heeft gemeld, maar uit eigen beweging alsnog binnen een redelijke termijn de juiste inlichting verstrekt voordat de schending van de inlichtingenverplichting door het college is geconstateerd, tenzij de belanghebbende deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van de inlichtingverplichting.
Artikel 3 Kwijtschelding bestuurlijke boete bij medewerking aan een schuldregeling
Het college maakt gebruik van de in artikel 18a lid 13 en 14 PW, artikel 20a lid 12 van de IOAW en IOAZ, neergelegde bevoegdheid om op verzoek van belanghebbende de bestuurlijke boete, waarbij geen sprake is van opzet of grove schuld, geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling.
Artikel 4 Afwijkingsbevoegdheid
Het college handelt in overeenstemming met bovenstaande beleidsregel, tenzij dat naar het oordeel van het college voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens dringende redenen of bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen uitgangspunten, conform artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.
Toelichting Beleidsregel boete gemeentelijke uitkeringen 2017
Aan het recht op bijstand (of een IOAW- of IOAZ-uitkering) is een aantal verplichtingen verbonden. Eén van de belangrijkste verplichtingen is de inlichtingenverplichting. Aan schending van die plicht is een sanctie gekoppeld, de bestuurlijke boete. Uitgangspunt van de wetgever was aanvankelijk dat de boete in alle gevallen gelijk is als het benadelingsbedrag, met een ondergrens van € 150.
Inmiddels heeft de hoogste bestuursrechter, de Centrale Raad van Beroep (CRvB), geoordeeld dat dit strakke stelsel in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en enkele internationale verdragen.
De CRvB heeft vervolgens in een aantal uitspraken nieuwe kaders vastgesteld voor het vaststellen van de bestuurlijke boete. Een van de grootste kritiekpunten op de boetewetgeving was dat er onvoldoende rekening werd gehouden met de verwijtbaarheid van de overtreder, waardoor belanghebbenden vaak met onevenredig hoge boetes werden geconfronteerd. Het kon voorkomen dat relatief lichte overtredingen, bijvoorbeeld aantoonbaar per ongeluk iets nalaten, met een onevenredig hoge boete werd bestraft. De CRvB stelde in een aantal uitspraken een aantal uitgangspunten vast op basis waarvan de boetes moesten worden gematigd, afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid, de hoogte van het inkomen en vermogen van de overtreder.
De nieuwe kaders zijn inmiddels opgenomen in de gewijzigde PW, IOAW en IOAZ en het gewijzigde Boetebesluit socialezekerheidswetten waarin de wettelijke uitgangspunten verder worden uitgewerkt. De nieuwe landelijke regelgeving is op 1 januari 2017 in werking getreden.
De nieuwe landelijke regelgeving geeft het college op een aantal punten beleidsvrijheid:
Het college kan ook volstaan met een waarschuwing in het geval van de zogenaamde ‘zelfmelders’. Het gaat hier om belanghebbenden die in eerste instantie geen of onjuiste inlichtingen hebben verstrekt maar binnen een redelijke termijn van 60 dagen alsnog uit eigen beweging de juiste inlichtingen verstrekken.
Aanvullende voorwaarde is dat in de afgelopen 2 jaar niet eerder een waarschuwing is gegeven in dit kader.
Deze beleidsregel voorziet in de Roermondse regelgeving op dit gebied.
De gemeente Roermond had reeds beleid opgenomen in verband met boetes in de Beleidsregel boete bij nulfraude en verminderde verwijtbaarheid welke per 1 juni 2013 in werking was getreden Deze beleidsregel kan worden ingetrokken als gevolg van de nieuw landelijke regelingen.
Begrippen die in de PW, IOAW en IOAZ voorkomen hebben in deze beleidsregel dezelfde betekenis als in deze wetten. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in deze wetten zelf staan, is een definitie gegeven in deze beleidsregel.
In artikel 18 a lid 4 van de PW, artikel 20a lid 4 van de IOAW en de IOAZ, in combinatie met het Boetebesluit socialezekerheidswetten is per 1 januari 2017 geregeld dat het college een schriftelijke waarschuwing kan geven als de schending van de inlichtingenverplichting niet heeft geleid tot een benadelingbedrag óf het benadelingsbedrag niet hoger is dan € 150. Het college wil bij deze relatief lage bedragen gebruik maken van deze bevoegdheid.
In lid 1 van dit artikel wordt het Roermondse beleid neergelegd met betrekking tot de zogenaamde ‘zelfmelders’.
Het college ziet af van het opleggen van een bestuurlijke boete en volstaat met het geven van een schriftelijke waarschuwing wanneer de belanghebbende wel inlichtingen heeft verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld heeft gemeld, maar geheel uit eigen beweging alsnog binnen een redelijke termijn de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de belanghebbende deze juiste inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van de inlichtingverplichting.
In lid 3 van dit artikel wordt een nadere uitwerking gegeven van het begrip ‘redelijke termijn’.
Onder een redelijke termijn wordt verstaan: een termijn van maximaal 60 dagen volgend op de dag dat de belanghebbende de inlichtingen uiterlijk had moeten verstrekken.
In artikel 18 a lid 4 van de PW, artikel 20a lid 4 van de IOAW en de IOAZ in combinatie met het Boetebesluit socialezekerheidswetten is opgenomen dat het college de schending van de inlichtingenverplichting zoals beschreven in lid 1 en lid 2 niet kan afdoen met een waarschuwing als sprake is van recidive. In die gevallen moet het college een boete opleggen.
Van recidive is sprake als de belanghebbende de inlichtingenverplichting zoals beschreven in lid 1 en 2 wederom schendt binnen een periode van 2 jaar vanaf de datum waarop hem reeds een waarschuwing is gegeven.
Artikel 3 Kwijtschelding van een bestuurlijke boete bij medewerking aan een schuldregeling
Met ingang van 1 januari 2017 heeft het college in artikel 18a lid 13 en 14 PW, artikel 20a lid 12 van de IOAW en de IOAZ, de bevoegdheid gekregen om een bestuurlijke boete op verzoek van belanghebbende geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij de medewerking aan een schuldregeling. Deze bevoegdheid beperkt zich tot boetes waarbij geen sprake is geweest van opzet of grove schuld.
De onverschuldigd betaalde uitkering in verband met de overtreding van de inlichtingenverplichting, waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd of waarvoor aangifte is gedan, moet wel steeds worden terugbetaald. Hiervoor is geen kwijtschelding mogelijk (TK 2015-2016, 34 396, nr. 22, p. 6 en 7).
Het college wil gebruik maken van deze bevoegdheid wanneer een belanghebbende deelneemt aan een schuldregeling. Bij de schuldregeling wordt een overeenkomst afgesloten waarin tussen hulpvrager en schuldeisers wordt afgesproken dat de totale schuldenlast gedeeltelijk wordt terugbetaald in termijn naar draagkracht tegen finale kwijting.
De schuldhulpverlener maakt een inventarisatie van de schulden en een prognose van het bedrag dat kan worden terugbetaald gedurende de termijn van de schuldregeling. Deze termijn is meestal 3 jaar. Dit betekent dat aan de schuldeisers een voorstel wordt gedaan voor afkoop van een percentage van de schulden tegen finale kwijting. Uitgangspunt is dat alle schuldeisers, dus ook de gemeente waar een boete openstaat, eenzelfde percentage van hun vordering krijgen aangeboden.
Indien het college over gaat tot kwijtschelding van de bestuurlijke voorwaarde geldt wel de voorwaarde dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding van de inlichtingenverplichting is begaan (artikel 18 lid 13 PW). Daarnaast geldt dat, als binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding blijkt dat er wederom een overtreding is begaan wegens eenzelfde gedraging het besluit tot kwijtschelding wordt ingetrokken of herzien (artikel 18a lid 14 PW).
Artikel 4 Afwijkingsbevoegdheid
In bijzondere gevallen dient, wanneer zich daartoe bijzondere omstandigheden voordoen, de mogelijkheid aanwezig te zijn om af te wijken van het gestelde in deze beleidsregel. Dit artikel geeft aan burgemeester en wethouders daartoe de bevoegdheid.
Artikel 5. Inwerkingtreding en citeertitel