Organisatie | Barendrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels evenementenvergunningen gemeente Barendrecht |
Citeertitel | Beleidsregels evenementenvergunningen gemeente Barendrecht |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-02-2017 | Nieuwe regeling | 31-01-2017 | Onbekend |
De burgemeester van de gemeente Barendrecht,
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening Barendrecht 2016;
Vast te stellen de volgende ‘Beleidsregels evenementenvergunningen gemeente Barendrecht’.
vergunning als bedoeld in afdeling 7 van hoofdstuk 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Barendrecht;
hetgeen in artikel 1:1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Barendrecht daaronder wordt verstaan.
Artikel 2 Onderscheid evenementen
Evenementen worden onderscheiden zoals weergegeven in onderstaande tabel.
Categorieën en in te dienen gegevens
De organisator is verantwoordelijk voor het inzetten van verkeersregelaars. Personen die met enige taak of bevoegdheid inzake de verkeersregeling op de openbare weg zijn belast dienen daarvoor voldoende opgeleid en gecertificeerd te zijn. Zij mogen uitsluitend worden ingezet als zij zijn aangesteld door de burgemeester.
Per evenement zal worden bepaald in hoeverre door parkeeroverlast een verkeersonveilige of verkeershinderlijke situatie zou kunnen ontstaan. De organisator dient te zorgen voor voldoende parkeervoorzieningen en/of parkeerbegeleiding. De organisator dient er tevens voor te zorgen dat fietsen op een zodanige plek worden geplaatst dat deze geen belemmering vormen op de toegangswegen en de calamiteitenroutes.
Voor de beoordeling of een organisator rekening heeft gehouden met eventuele risico’s en maatregelen bevat de aanvraag ook een volledig ingevuld veiligheidsplan conform bijlage 2 van deze beleidsregels (bijlage 2).
Artikel 6 Constructieve veiligheid
De beoordeling van de constructieve veiligheid van de tijdelijke bouwwerken bij evenementen vindt plaats volgens het ‘Afwegingskader constructieve veiligheid van objecten bij een aanvraag voor een Evenementenvergunning gemeente Barendrecht 2016’ (zie bijlage 3).
Indien de vereiste informatie of documenten in de vergunningaanvraag ontbreken, dan is een zorgvuldige beoordeling niet mogelijk. De aanvrager krijgt in dat geval eenmalig de gelegenheid om ontbrekende gegevens binnen maximaal 14 dagen aan te leveren. Als de ontbrekende gegevens niet of niet binnen de gestelde termijn worden aangeleverd wordt de vergunningaanvraag buiten behandeling gesteld tenzij artikel 12 van toepassing is.
Artikel 8 Samenvallen van evenementen
Wanneer verschillende organisatoren op eenzelfde dag, tijd en plaats evenementen plannen, die elkaar en/of hulpverleningsdiensten kunnen hinderen of beperken, kunnen de evenementen niet tegelijkertijd plaatsvinden. Voor de beoordeling welk evenement voorrang geniet zijn achtereenvolgens bepalend:
Voor de beoordeling van de geluidsbelasting bij evenementen wordt de Leidraad geluid bij kleine evenementen gehanteerd (bijlage 4).
Artikel 11 Uitgangspunten evenementen op specifieke locaties
Aanvullend aan of in afwijking van artikel 10 gelden bij de beoordeling van een aanvraag om een vergunning in ieder geval de volgende uitgangspunten:
De effectiviteit van de getroffen maatregelen wordt beoordeeld en er worden conclusies getrokken die in zijn algemeenheid of bij een terugkerend evenement het daaropvolgende jaar kunnen leiden tot een nog betere opzet. Vast onderdeel van de evaluatie kan zijn de geconstateerde incidenten en ervaringen van toezichthouders.
Bijlage 2 Format Veiligheidsplan
Bijlage 3 Afwegingskader constructieve veiligheid van objecten bij een aanvraag voor een Evenementenvergunning
Vastgesteld door het college op 11 oktober 2016
Jaarlijks worden binnen de gemeente Barendrecht de meest uiteenlopende evenementen georganiseerd. Alle evenementen kennen hun eigen publiek en eigen specifieke randvoorwaarden en voorzieningen. De vergunningen die hierbij worden afgegeven door de gemeente zijn gebaseerd op de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en zijn een directe bevoegdheid van de burgemeester.
Een aspect dat speelt bij de verlening van evenementenvergunningen is de veiligheid van de toegepaste objecten (tenten, tribunes e.d.). In onderhavig stuk wordt het afwegingskader geformuleerd op basis waarvan op een verantwoorde wijze (beheersbaar risico) het veilig gebruik van objecten bij evenementen kan worden nagestreefd en een vergunning kan worden verleend.
Het staat een aanvrager van een evenementenvergunning in eerste instantie vrij om constructieve berekeningen van de objecten die worden gebruikt bij het evenement, ter toetsing aan te bieden aan de gemeente. In de praktijk is dit lastig gebleken door de vaak bijzondere aard van de objecten, het ontbreken van gegevens en diverse onzekerheden die nog spelen rond een evenement. In onderhavig afwegingskader is het uitgangspunt dat het ‘aannemelijk’ is dat de constructieve veiligheid is gewaarborgd. Bij de ontvankelijkheidtoets van de aanvraag moet wel vastgesteld kunnen worden of een aanvraag voldoende inzicht biedt om de aannemelijkheid te kunnen beoordelen. Dit kan in beginsel op basis van minder harde uitgangspunten dan uitgebreide constructieve berekeningen. Het is aan de aanvrager om aannemelijk te maken dat de constructieve veiligheid is gewaarborgd. De gemeentelijke constructeur zal op basis van professional judgement zich een mening vormen over die aannemelijkheid en meedenken om de risico’s beheersbaar te houden. Onder professional judgement wordt verstaan: het adviseren en/of besluiten op basis van relevante training, kennis en ervaring in geval er volstaan kan worden met minder informatie dan strikt benodigd is.
Van de gemeente (constructeur) kan op basis van dergelijke stukken echter niet verwacht worden te kunnen oordelen dat de veiligheid volledig is gegarandeerd. Er zal altijd een mate van risico aanwezig blijven. De aanvrager/ vergunninghouder is en blijft altijd volledig verantwoordelijk en aansprakelijk voor de keuze/het ontwerp, de veilige plaatsing en het veilige gebruik van de objecten. De gemeente doet een risicotoetsing.
Binnen het afwegingskader is het wel mogelijk dat de gemeente constructieve berekeningen vereist voor bepaalde risicovolle objecten. Dit ter beoordeling door de gemeente. Te denken valt hierbij aan een hoge toren die bij harde wind zou kunnen omvallen e.d.
Het heeft de voorkeur dat initiatiefnemers van (grotere) evenementen in de voorbereiding van dat evenement contact opnemen met de gemeente om de constructieve aspecten te bespreken. De gemeentelijke evenementencoördinator heeft daarbij een belangrijke initiërende rol. Dit heeft een gunstige invloed op de doorlooptijd van de behandeling van de aanvraag evenementenvergunning.
Uitgangspunt is dat alle constructieve aspecten geregeld zijn voordat een vergunning voor een evenement wordt verleend. Hierdoor worden veel ad hoc discussies vlak voor de uitvoeringsdatum van evenementen voorkomen.
Hoofdstuk 1. Toetsing aanvraag ten behoeve van veilig gebruik van te plaatsen objecten/constructies
Bij de toetsing van een aanvraag evenementenvergunning voor het veilig gebruik van de te plaatsen objecten/constructies, worden de onderstaande uitgangspunten aangehouden:
Van objecten waarbij de constructieve veiligheid niet relevant is en waarbij geen risico's van persoonlijk letsel bij falen te verwachten is, hoeft de aannemelijkheid van de constructieve veiligheid niet te worden aangetoond. Bij objecten waarbij de constructieve veiligheid niet relevant is kan o.a. gedacht worden aan: partytenten t.b.v. een straatfeest, waterbakken, marktkraampjes, tenten met een vloeroppervlakte kleiner dan 50 m2 en podia waarvan de hoogte maximaal ca. 1 meter is en waarbij geen overkapping of andere windgevoelige objecten aanwezig zijn.
De constructieve verantwoording kan bestaan uit het overleggen van bijvoorbeeld een productcertificaat, zoals een TUV-keur of een gelijkwaardig document. Het betreft dan vaak objecten die bestaan uit gestandaardiseerde delen of elementen. Ook schriftelijke plaatsingsinstructies (gebruiksaanwijzingen) of andere documenten van een fabrikant of leverancier kunnen voldoende elementen bevatten om, op basis van professional judgement, door de gemeente, aan te nemen dat een object veilig kan worden gebruikt. Buitenlandse documenten moeten opgesteld zijn in een moderne Europese taal (Duits of Engels) en vergezeld gaan van een samenvattende toelichting in het Nederlands.
In bepaalde gevallen kan de gemeente verlangen dat er een constructieve berekening moet worden overlegd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een object niet wordt aangewend voor het doel waarvoor het is gemaakt (functieverandering) of bij hoge objecten waarbij de kantelzekerheid een belangrijk criterium is, of bij bijzondere (ongebruikelijke) objecten of bij bijzondere toepassingen van constructieve elementen. Het betreft situaties waarbij op basis van professional judgement (mede door het ontbreken van documenten waaruit de constructieve veiligheid blijkt) redelijkerwijs geen beoordeling op de aannemelijkheid van de constructieve veiligheid kan worden uitgevoerd. Het Centraal Overleg Bouwconstructies (COBc) heeft in de publicatie ‘Richtlijn voor Constructieve Toetsingscriteria bij een aanvraag voor een Evenementenvergunning (5 november 2015)’ een methodiek opgesteld om de (wind)belasting te bepalen wanneer sprake is van tijdelijke objecten. Deze belastingen kunnen worden aangehouden bij constructieve berekeningen. Het COBc is een landelijke werkgroep van gemeentelijke toetsende constructeurs.
Naast constructieve veiligheid beoordeelt de gemeente ook de aanvragen op de gebruiksveiligheid van objecten. Te denken valt hierbij aan voldoende hoge en stevige afscheidingen bij hoogteverschillen, breedte van trappen, geen obstakels op loophoogte, obstakels waarover mensen kunnen struikelen e.d. (N.B. beoordeling op brandveiligheid valt buiten het bereik van onderhavig afwegingskader. Die beoordeling wordt uitgevoerd door de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR)).
De gemeente kan bij de indiening van een vergunningaanvraag, een veiligheidsplan verlangen waarin de beheersmaatregelen staan beschreven die voorzien in een situatie dat de belastingen ongunstiger worden dan de uitgangspunten waarop de aannemelijkheid van de constructieve veiligheid is beoordeeld. Bij grote evenementen is een dergelijk plan altijd vereist. De aanvrager/vergunninghouder is verantwoordelijk voor het opstellen en uitvoeren van deze beheersmaatregelen. In deze beheersmaatregelen dient ten minste aangegeven te zijn tot welke weersomstandigheden het object kan worden gebruikt, het moment waarbij het object buiten gebruik gesteld moet worden en de veiligheidsmaatregelen die men dan moet treffen. Een ander geval waarin een beheersmaatregel nodig kan zijn, is het reguleren van het gebruik van vloeren of trappen om te verzekeren dat die niet door meer mensen wordt gebruikt dan waarop de vloeren of trappen zijn ontworpen.
Objecten worden vaak meerdere keren voor diverse evenementen binnen de gemeente gebruikt. Wanneer de constructieve veiligheid bij een voorgaand evenement aannemelijk is gemaakt dan is dat niet meer noodzakelijk voor de daarop volgende evenementen bij gelijk blijvende omstandigheden. Wanneer het object wijzigt op een dermate wijze dat, op basis van professional judgement, door de gemeente kan worden aangenomen dat dit geen effect heeft op het veilig gebruik, hoeft er geen constructieve verantwoording te worden afgelegd voor het aangepaste object. Voortschrijdend inzicht kan aanleiding zijn voor heroverweging bij herhalingsgevallen.
Bepaalde objecten worden bij evenementen al jarenlang gebruikt. Het veilig gebruik heeft zich in de praktijk bewezen. Wanneer deze objecten in de afgelopen vijf jaar jaarlijks en minimaal één keer binnen de gemeente zijn gebruikt, hoeft geen constructieve verantwoording te worden overlegd tenzij de gemeente van mening is dat hiertoe aanleiding is, bijvoorbeeld als gevolg van voortschrijdend inzicht.
De relevante documenten om het veilig gebruik van objecten aannemelijk te maken, moeten samen met het veiligheidsplan waarin de beheersmaatregelen zijn opgenomen, worden gevoegd bij de aanvraag voor de evenementenvergunning. De aanwezigheid van de stukken maakt deel uit van de ontvankelijkheidtoets van de aanvraag. Een aanvraag kan niet eerder ontvankelijk zijn dan dat vergunning kan worden verleend zonder dat daarin nadere nog te toetsen stukken moeten worden vereist.
Hoofdstuk 2. Toezicht en Handhaving
De gemeente kan de geplaatste objecten aan toezicht onderwerpen. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:
Wanneer de gemeente constateert dat een object niet conform de verleende vergunning (en de daarbij behorende bescheiden) of niet deugdelijk is geplaatst, is de vergunninghouder gehouden de aanwijzingen van de gemeente (toezichthouder) op te volgen. Hieronder valt ook het eventueel direct verwijderen van het object, het buiten gebruik stellen en/of voldoende afstand nemen van het object.
De vergunning, het veiligheidsplan en de documenten (productattesten, plaatsingsinstructies, gebruiksaanwijzingen, constructieve tekeningen/berekeningen of andere relevante stukken) op basis waarvan de aannemelijkheid van het veilig gebruik is aangetoond, moeten tijdens de opbouw en de uitvoering van het evenement aanwezig zijn.
Van elk object moeten de voor publiek toegankelijke vloeroppervlakten vlak en waterpas te staan, behalve hellingbanen en andere specifiek hellend ontworpen oppervlakten. Onderstoppingen/uitvullingen dienen strak en stabiel te worden aangebracht, zodat ze niet kunnen afschuiven of kantelen. De ondergrond moet voldoende draagkrachtig zijn en zettingen mogen geen aantasting van de constructieve veiligheid veroorzaken. De toelaatbare grondspanning (mits de bodem in ongeroerde toestand is) binnen Barendrecht bedraagt 30 kN/m2. De plaatsing dient ook zodanig te zijn, dat geen schade wordt toegebracht aan begroeiing, riolering, straatkolken, straatmeubilair of kabels en leidingen.
N.B. Het toezicht op de veiligheid van kermisattracties (attractietoestellen) valt onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Zie hiervoor: https://www.nvwa.nl/onderwerpen/consumentenartikelen/dossier/attractietoestellen
Bijlage 4 Leidraad geluid bij kleine evenementen
Tbv verleners van evenementenvergunningen
Auteur (s): ing. H.M. van der Waal
In opdracht van de Bestuursdienst van de gemeente Rotterdam, Directie Algemene Bestuurszaken,Openbare Orde en Veiligheid is in 2005 door bureau Geluid van de DCMR Milieudienst Rijnmond de ‘Leidraad geluid bij kleine evenementen’ opgesteld. Doel van de leidraad was het aanreiken van een handzaam instrument voor verleners van enementenvergunningen krachtens de APV bij de gemeente Rotterdam of deelgemeenten van Rotterdam.
Nadat een aantal jaren met deze leidraad gewerkt is, heeft de Bestuursdienst, Directie Veiligheid, Team Evenementen de DCMR verzocht een update van de leidraad te maken. Hierbij worden de laatste inzichten met betrekking tot de vergunningverlening voor kleine evenementen toegepast. Vanwege de toenemende roep om handhaving van geluidsgrenswaarden bij kleine evenementen, worden nieuwe handvatten toegevoegd om de geluidsvoorschriften bij vergunningen voor kleine evenementen beter handhaafbaar te maken. Deze handvatten kunnen ook nuttig zijn voor het aansluiten bij het Handhavingsprotocol voor evenementen, dat recent vastgesteld is. Tenslotte worden de laatste wijzigingen in de APV 2012 van Rotterdam verwerkt.
In de voorliggende leidraad zal eerst kort ingegaan worden op de definitie van kleine evenementen.
Verder zal aangegeven worden welke geluidsniveaus globaal te verwachten zijn bij verschillende soorten evenementen, wat redelijke geluidsgrenswaarden zouden kunnen zijn voor de evenementenvergunning en welke maatregelen voorgeschreven kunnen worden ter beperking van geluidsoverlast.
Deze leidraad is zo eenvoudig als mogelijk opgezet en is niet bedoeld voor evenementen met grote geluidsaspecten of complexe evenementsituaties. Voor dergelijke situaties moeten ‘maatwerk’-geluidsvoorschriften gemaakt worden.
2.1 Definitie kleine evenementen
Voorliggende leidraad is geschreven voor de verlening van evenementenvergunningen krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Deze vergunningen worden verleend op basis van de artikelen 2.24 tot en met 2.26 van de APV 2012 van Rotterdam, die het toezicht op evenementen regelen.
In deze leidraad worden onder kleine evenementen die evenementen verstaan, waarvan geen grote geluidsaspecten te verwachten zijn. Voor dergelijke kleine evenementen geeft deze leidraad handreikingen voor het opstellen van geluidsvoorschriften voor de evenementenvergunning.
Deze kleine evenementen, waarvan weinig geluid te verwachten is, zullen meestal onder de categorie A-evenementen vallen (zie de definitie in artikel 2.24 lid 3 van de APV 2012). Er zijn echter ook B- of C-evenementen met kleine geluidsaspecten, zoals sommige grote sportevenementen.
Op basis van deze leidraad kunnen deze grote B- of C-evenementen van geluidsvoorschriften voorzien worden. Evenzo kunnen aan sommige A-evenementen aanzienlijke geluidsaspecten kleven (zoals bij de vele muziekactiviteiten op Koninginnedag). In een aantal gevallen kunnen hieraan met handreikingen uit deze leidraad toch geluidsvoorschriften verbonden worden, terwijl in andere gevallen ‘maatwerk’ gewenst is.
2.2 Evenementen op het terrein van een inrichting
Bij het verlenen van een evenementenvergunning moet onderscheid gemaakt worden tussen evenementen die zich in de openbare ruimte afspelen en evenementen, die zich afspelen op het terrein van inrichtingen (bedrijven). Op het terrein van inrichtingen gelden de bepalingen van de Wet milieubeheer.
Als voor deze inrichtingen een omgevingsvergunning voor milieu afgegeven is, dan moeten de milieuaspecten (waaronder geluid) van een evenement op het terrein in eerste instantie voldoen aan deze vergunning. Een evenementenvergunning krachtens de APV mag niet zonder meer ruimere voorschriften bevatten dan de omgevingsvergunning voor milieu. Dit is onder meer van toepassing op evenementencomplexen zoals Ahoy, Stadion Feijenoord en de SS Rotterdam.
Indien men een evenement wilt organiseren op het terrein van een dergelijke inrichting, wordt u voor de mogelijke milieuaspecten aangeraden contact op te nemen met bureau Geluid van de DCMR Milieudienst Rijnmond. Zij kunnen u informeren over de milieubepalingen, die voor de inrichting van toepassing zijn.
Als voor de inrichting het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing is, dan kan het evenement mogelijk samenvallen met een collectieve of incidentele festiviteit. In dat geval kunnen evenementen zonder grote geluidsaspecten aan de hand van deze leidraad voorzien worden van geluidsvoorschriften om geluidsoverlast te beperken.
Bij twijfel wordt u aangeraden voor de mogelijke milieuaspecten contact op te nemen met bureau Geluid van de DCMR Milieudienst Rijnmond. Zij kunnen u informeren over de milieubepalingen, die voor de inrichting van toepassing zijn.
Zij kunnen u ook aangeven of bepaalde evenementsactiviteiten als een tijdelijke inrichting gezien moeten worden. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als op een evenemententerrein voor langere tijd horeca-activiteiten plaatsvinden (bijvoorbeeld een strandje of ijsbaan met horeca).
2.3 Soorten kleine evenementen
In deze leidraad zijn de geluidsaspecten van de volgende kleine evenementen beschouwd:
Geluiduitstraling van kleine evenementen
In het navolgende wordt globaal de geluiduitstraling beschreven, die bij verschillende soorten evenementen verwacht kan worden. In § 3.8, tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de te verwachten geluidsniveaus bij de opgegeven afstand tot de geluidsbron.
Bij markten en braderieën zijn over het algemeen niet veel geluidsaspecten te verwachten. In een aantal gevallen wordt muziek voortgebracht, maar dan voornamelijk achtergrondmuziek (bijvoorbeeld bij een Kerstmarkt). Indien er een podium opgesteld wordt met live-muziek is dat meestal kleinschalig; soms volksmuziek of akoestische, niet versterkte muziek. Indien wel sprake is van een groter live-optreden of weergave van versterkte muziek, zie dan § 3.5 of § 3.6.
Bij markten en braderieën kan soms overlast ontstaan door luidruchtige apparatuur, zoals aggregaten.
Luidruchtige exemplaren kunnen overlast op het evenemententerrein zelf en in sommige gevallen zelfs bij omwonenden veroorzaken. In deze gevallen kan het besteden van aandacht aan de opstelling van de aggregaten of het verplicht stellen van het toepassen van geluidsarme of geluidgedempte apparatuur geluidsoverlast beperken (zie ook H5).
Bij optochten wordt voornamelijk geluid voortgebracht door mobiele omroepinstallaties of muziek op auto’s. In deze leidraad worden alleen kleinschalige optochten beschouwd, waarbij het ten gehore brengen van muziek niet het hoofddoel is (dus niet het Zomercarnaval of de Dance
Parade; hiervoor moet geluidsnormstelling op basis van maatwerk geschieden). Bij kleinschalige optochten kan gedacht worden aan een corso, skate-optocht, een lopende manifestatie of demonstratie o.i.d. De geluidsbronnen bewegen over het algemeen met de optocht mee en hierdoor is de tijdsduur dat woningen van derden aan geluid blootgesteld worden over het algemeen beperkt.
Bij sportevenementen wordt voornamelijk geluid voortgebracht door vast opgestelde omroepinstallaties.
Soms wordt gedurende het evenement achtergrondmuziek ten gehore gebracht via luidsprekers of dezelfde omroepinstallatie. Hierbij kan gedacht worden aan wielerwedstrijden of hardloopwedstrijden. Bij het weergeven van stemgeluid via de omroepinstallatie kunnen vooral de piekgeluiden voor overlast bij omwonenden zorgen. In deze gevallen kan het besteden van aandacht aan de opstelling van de omroepinstallatie geluidsoverlast beperken (zie ook H5).
Voor sportevenementen met podia en versterkte muziek wordt verwezen naar § 3.5 of § 3.6.
Bij kermissen wordt voornamelijk geluid voortgebracht door versterkte muziek en stemgeluid via luidsprekers bij de diverse attracties. Naast soms stevige achtergrondmuziek worden met jingles en opvallende geluiden dingen aangeprezen en wordt de aandacht getrokken, waarbij vooral de piekgeluiden en dreunende bastonen voor overlast bij omwonenden kunnen zorgen. Indien meerdere kermisexploitanten verschillende soorten muziek draaien kan het verschijnsel ontstaan de deze exploitanten ‘tegen elkaar op gaan draaien’ om de aandacht van het publiek te trekken. Hierdoor kunnen excessen ontstaan. Het voorschrijven van een centraal muzieksysteem kan dit veelal voorkomen (zie ook H5).
Als er op de kermis attracties zijn, die mensen uit het evenwicht brengen, dan treden ook piekgeluiden door het schreeuwen van het publiek op. Het is uiteraard niet mogelijk om dit volume te regelen: er zit tenslotte geen volumeknop op. De overlast kan echter beperkt worden door deze attracties zo ver mogelijk van de woningen te plaatsen (zie ook H5).
Bij ijsbanen wordt voornamelijk achtergrondmuziek voortgebracht via luidsprekers. Indien er nog speciale activiteiten, zoals een ijsdisco of optredens met live-muziek georganiseerd worden kan ook versterkte muziek weergegeven worden via luidsprekers.
Bij kermissen en ijsbanen kunnen aggregaten en koelmachines ook tot geluid (- en stank)klachten leiden. Hierbij betreft het meestal grote, centrale aggregaten voor meerdere
kermisattracties. De koelmachines van een ijsbaan zijn ook in bedrijf als de ijsbaan zelf gesloten is, bijvoorbeeld ’s nachts. Om overlast te beperken is het veelal noodzakelijk om een geluidgedempte uitvoering van de aggregaten en koelmachines voor te schrijven. Tevens moet aandacht besteed worden aan de opstelling van de aggregaten en koelmachines ten opzichte van de woningen van derden (zie ook H5).
Bij live-concerten wordt geluid voortgebracht door veelal grote luidsprekerinstallaties, waarmee de live-muziek versterkt weergegeven wordt. De hoeveelheid geluid die voortgebracht wordt is in eerste instantie afhankelijk van de hoeveelheid publiek en de soort muziek die voortgebracht wordt (pop, hardrock, klassiek, etc.). Over het algemeen worden vrij hoge geluidsniveaus geproduceerd.
Bij woningen op minder dan 50 meter afstand van het podium kan daarom ernstige tot zeer ernstige geluidsoverlast ervaren worden.
3.6 Feesten in de buitenlucht of een tent
Ook bij feesten in de buitenlucht of een tent wordt geluid voortgebracht door luidsprekerinstallaties, waarmee de muziek versterkt weergegeven wordt. Evenals bij live-concerten is ook hier de hoeveelheid geluid die voortgebracht wordt in eerste instantie afhankelijk van de hoeveelheid publiek en de soort muziek. Bij dansfeesten of disco’s zal de muziek beter verspreid weergegeven worden door meerdere luidsprekersystemen. De bastonen in dansmuziek ondervinden echter weinig demping en zijn daardoor op grotere afstand nog hoorbaar (en veelal hinderlijk). Ook hier worden over het algemeen vrij hoge geluidsniveaus geproduceerd en kan op korte afstand ernstige tot zeer ernstige geluidsoverlast ervaren worden.
Bij grootschalige concerten en feesten in de buitenlucht of een tent kan door het toepassen van speciale luidsprekersystemen het geluid gefocusseerd worden op het bedoelde publiek. Verder kan aandacht besteed worden aan de opstelling van de luidsprekerinstallaties in relatie tot de ligging van de woningen. Hiermee kan de geluidsoverlast bij omwonenden beperkt worden (zie ook H5). Voor geluidsnormstelling bij grootschalige concerten verdient het de voorkeur maatwerk toe te passen, opdat geen onrealistische geluidsgrenswaarden in de evenementenvergunning opgenomen worden. Verder kunnen in een maatwerkadvies ook geluidsgrenswaarden voor de bastonen gespecificeerd worden. Hiermee kan de overlast door bastonen beperkt worden.
Onder een kleinkunst festival wordt verstaan een festival, waarbij theater en live-muziek gecombineerd worden. Soms worden hierbij ook kinderactiviteiten georganiseerd en beslaat het programma meerdere dagen achter elkaar. De programmering is vaak divers en de bezoekersaantallen kunnen per programma-onderdeel sterk uiteenlopen. Vaak zijn er in de middag en vroege avond rustige programma-onderdelen, zoals een kinderpoppenkast of een theatervoorstelling. Later in de avond kunnen live-optredens voor grote groepen bezoekers plaatsvinden.
De geluiduitstraling van de verschillende programma-onderdelen is daardoor ook heel divers en vooral afhankelijk van het aantal bezoekers en het soort muziek dat weergegeven wordt.
Bij een kleinkunst festival kan vooral overlast ontstaan door de soms lange duur van het festival in combinatie met aanzienlijke muziekgeluidsniveaus bij woningen. De overlast kan beperkt worden door de vergunde geluidruimte afhankelijk te maken van het aantal bezoekers bij een programma-onderdeel. Hiermee wordt voorkomen dat een ambitieus beginnend bandje, dat ’s middags optreedt voor een klein aantal bezoekers, hetzelfde geluidsniveau bij de woningen veroorzaakt als een gerenommeerde band, die ’s avonds voor duizenden bezoekers speelt.
3.8 Overzicht van te verwachten geluidsniveaus bij kleine evenementen
In de onderstaande tabel 1 is voor de verschillende soorten evenementen een overzicht gegeven van de meest voorkomende geluidsbronnen en de te verwachten equivalente geluidsniveaus op de aangegeven afstand van de geluidsbron.
Tabel 1 Te verwachten geluidsniveaus voor verschillende soorten evenementen
Bij circa 200-750 bezoekers (dansmuziek/ live popmuziek voor kleine groep) |
|||
Bij meer dan circa 750 bezoekers (dansmuziek/ live popmuziek voor grote groep) |
Om een indruk te geven van de ervaring van geluidsniveaus met een bepaalde waarde in dB(A) is in de navolgende figuur een ‘geluidthermometer’ weergegeven. Hierin zijn verschillende geluidssituaties uitgebeeld met het daarbij behorende geluidsniveau in dB(A).
De geluidsnormstelling in een evenementenvergunning moet aan twee basisvoorwaarden voldoen:
4.1 Realistische geluidsnormstelling
4.1.1 Noodzaak realistische geluidsnormstelling
In het verleden werden aan evenementenvergunningen veelal te strenge geluidsvoorschriften verbonden. Indien deze geluidsvoorschriften gehandhaafd zouden zijn, dan zou het evenement geen verdere doorgang meer hebben kunnen vinden. Hiermee impliceerde het geluidsvoorschrift (ongewild) een weigering van de evenementenvergunning.
Indien geluidmetingen verricht werden, werden meestal grove overschrijdingen van de geluidsvoorschriften geconstateerd. Toch was het niet mogelijk om succesvol te handhaven, aangezien duidelijk werd dat de normstelling niet realistisch was.
Met andere woorden: het stellen van een realistische normstelling is belangrijk voor het handhaafbaar maken van een evenement.
4.1.2 Bepalen realistische geluidsnormstelling
Voor het vaststellen van een realistische normstelling kan in eerste instantie uitgegaan worden van de te verwachten geluidsniveaus, zoals vermeld in tabel 1 van § 3.8. Deze geluidsniveaus zijn gespecificeerd op een bepaalde afstand van de geluidsbron en komen meestal overeen met de geluidsniveaus in het publieksvlak. Hiermee wordt een handzame normstelling opgenomen, waarmee eenvoudig op de aangevraagde bedrijfssituatie gehandhaafd kan worden.
Als bijvoorbeeld achtergrondmuziek is aangevraagd en uiteindelijk een live-optreden met versterkte muziek plaatsvindt, dan zal de geluidsgrenswaarde aanzienlijk overschreden worden.
Hiertegen kan handhavend opgetreden worden. De organisator kan hierbij duidelijk gemaakt worden, dat hij zijn bedrijfsvoering moet aanpassen, omdat er niet-aangevraagde en dus nietvergunde activiteiten plaatsvinden.
Indien bij een evenement sprake is van verschillende geluidsbronnen, dan is het aan te raden om voor elke afzonderlijke geluidsbron een separate geluidsgrenswaarde op te nemen. Zo kan bij een braderie een podium met kleinschalige live-muziek en kraampjes met aggregaten aangevraagd worden. In dat geval moet voor zowel de muziek als voor de aggregaten een separate geluidsgrenswaarde opgenomen worden.
Voor de geluidsnormstelling wordt aangeraden het equivalente geluidsniveau gedurende 1 minuut (LAeq,1 min) als grootheid op te nemen2. Deze grootheid is goed handhaafbaar; ook bij muziekevenementen, waarbij sommige nummers kort duren en aanzienlijke verschillen in geluidsniveau tussen de verschillende nummers kunnen optreden. In dergelijke gevallen is het LAeq,1 min tijdens het luidste nummer bepalend voor de toetsing aan de normstelling.
Voor het toetsen of de normstelling maatschappelijk acceptabel is, zijn onder meer de geluidsniveaus bij de (dichtstbijzijnde) woningen van derden maatgevend. Een geluidsgrenswaarde in het publieksvlak of op een bepaalde afstand van de geluidsbron is dus niet bruikbaar voor een dergelijke toetsing.
2 equivalent = tijdgemiddelde; het equivalente geluidsniveau gedurende 1 minuut is het over 1 minuut gemiddelde geluidsniveau.
In § 4.2 zullen de randvoorwaarden voor een maatschappelijk acceptabele normstelling beschouwd worden.
4.2 Maatschappelijk acceptabele geluidsnormstelling
4.2.1 Maatschappelijke acceptatie van evenementen
Maatschappelijke acceptatie is een moeilijk definieerbaar begrip. Maatschappelijke acceptatie is namelijk van veel factoren afhankelijk, waaronder een aantal subjectieve factoren.
Een aantal van deze factoren is:
Ter illustratie: bij een dansevenement in de buitenlucht worden enkele honderden woningen blootgesteld aan hoge geluidsniveaus (circa 85 dB(A)). In deze woningen ondervinden zonder twijfel enkele honderden tot duizenden mensen ernstige tot zeer ernstige geluidsoverlast (kleine kinderen kunnen niet slapen, TV moet harder, harder praten bij telefoongesprekken, geconcentreerd lezen kan niet, etc.). Indien dit evenement duidelijk bekend gemaakt is bij de omwonenden, reeds meerdere malen is gehouden en een grote publiekstrekker is, is de ervaring dat er over het algemeen weinig geluidsklachten geuit worden (Dance Festival 2002, 2003: circa 10 klachten). Indien hetzelfde evenement niet goed bekend zou zijn en daardoor onverwachte overlast veroorzaakt, kan het geluidsklachten regenen. Indien hetzelfde evenement meerdere keren per jaar plaatsvindt, dan neemt veelal het aantal klachten toe en de maatschappelijke acceptatie dus af. Indien weinig publiek komt zijn omwonenden minder bereid zich ‘op te offeren’ voor het plezier van de bezoekers. Indien het warm weer is hebben veel omwonenden hun ramen open; hierdoor neemt de mate van inbreuk op het leefmilieu toe en de acceptatie dus af.
4.2.2 Bepalen maatschappelijk acceptabele geluidsnormstelling
Voor het verlenen van een evenementenvergunning moet afgewogen worden of de realistische geluidsnormstelling ook maatschappelijk acceptabel is. Zoals hiervoor beschreven is, is dat van vele factoren afhankelijk. Voor de mate van inbreuk op het leefmilieu van de omwonenden is een zogenoemde hinderkwalificatietabel opgesteld3. Hierin wordt de mate van overlast gekoppeld aan de overschrijding van het achtergrondgeluidsniveau in de woning. Deze maatstaf is o.a. gebaseerd op spraakverstaanbaarheid. Indien bijvoorbeeld het geluidsniveau in de woning ten gevolge van het evenement het achtergrondgeluidsniveau in de woning met meer dan 20 dB overschrijdt, is volgens deze tabel sprake van ‘onduldbare overlast’. De spraakverstaanbaarheid neemt dan dermate af, dat omwonenden het normale spraakniveau aanzienlijk moeten verhogen om nog verstaanbaar te zijn. Deze waarden gelden voor de dag- en avondperiode; voor de nachtperiode moet de maatstaf gebaseerd worden op slaapverstoring in plaats van spraakverstaanbaarheid. De geluidsgrenswaarden moeten dan uiteraard strenger te zijn.
Grofweg kan gesteld worden dat een geluidsgrenswaarde voor het LAeq,1 min van 60 dB(A) ter plaatse van de gevels (buiten, niet binnen!) overdag of ‘s avonds meestal wel acceptabel is.
Deze waarde zal echter voor veel evenementen met versterkte of live-muziek niet voldoende zijn (als realistische grenswaarde).
Indien het evenement duidelijk bekend gemaakt is, niet te lang duurt, niet ’s avonds laat of ’s nachts of vele malen per jaar plaatsvindt en maatschappelijk breed gedragen wordt is een geluidsgrenswaarde voor het LAeq,1 min van 75 dB(A) meestal acceptabel. Bij dergelijke geluidsniveaus is echter zonder twijfel sprake van overlast bij enige omwonenden.
Geluidsniveaus van 80-85 dB(A) ter plaatse van de gevel van woningen zijn onder sommige omstandigheden ook nog acceptabel; geluidsniveaus van 90 dB(A) of hoger moeten vermeden worden.
Bij bovengenoemde geluidsgrenswaarden wordt het voor de beoordeling van muziekgeluid niet noodzakelijk geacht de in de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999 voorgeschreven muziektoeslag toe te passen. Deze toeslag wordt normaliter wel voorgeschreven bij vergunningverlening voor inrichtingen krachtens de Wet milieubeheer.
Er wordt namelijk verwacht dat de acceptatie van overlast door muziek bij een evenement hoger zal zijn dan de acceptatie van overlast door muziek afkomstig uit een inrichting. Hierbij wordt er van uitgegaan dat de omwonenden op een goede wijze ingelicht worden omtrent de activiteiten en het incidentele karakter van het evenement.
Bovendien wordt bij de toetsing aan de maatschappelijke acceptatie het muziekkarakter al meegewogen. Het verwerken van het muziekkarakter in een toeslag op de geluidsniveaus vermindert de inzichtelijkheid van de normstelling en is daarom niet zinvol.
4.3 Realistische én maatschappelijk acceptabele geluidsnormstelling
Het is niet eenvoudig om tot een realistische én maatschappelijk acceptabele geluidsnormstelling te komen. In § 4.1 is een handzame realistische geluidsnormstelling voorgesteld (conform tabel 1, § 3.8). Hierbij wordt het geluidsniveau op een bepaalde afstand van de geluidsbron vastgelegd (meestal in het publieksvlak en dus niet bij de woningen).
Voor toetsing aan de maatschappelijke acceptatie moeten de geluidsniveaus bij de (dichtstbijzijnde) woningen beschouwd worden. Het geluidsniveau op een bepaalde afstand van de geluidsbron is dus niet direct bruikbaar voor het toetsen aan de maatschappelijke acceptatie.
De ‘vertaalslag’ van geluidsniveau op een bepaalde afstand van de geluidsbron naar geluidsniveau bij woningen is niet eenvoudig. Hiervoor is een (indicatieve) berekening nodig. De belangrijkste parameter is de afstand van de geluidsbron naar de woningen: hoe groter de afstand, hoe lager het geluidsniveau. Andere bepalende parameters zijn de opstelling van de geluidsbronnen (wel of niet direct aanstralen van de woning), de richtwerking van luidsprekers en de afscherming van de geluidsbronnen door bijvoorbeeld gebouwen. Voor een nieuw evenement is het vaak slechts mogelijk om een grove schatting van het geluidsniveau bij de woningen
te doen. De door de aanvrager geleverde informatie is vaak te onduidelijk met betrekking tot de hiervoor genoemde parameters voor een redelijk nauwkeurige schatting. Hiervoor is uitgebreide kennis van geluidberekeningen bij evenementen of van geluidmetingen bij soortgelijke evenementen noodzakelijk.
Gezien de complexiteit van de geluidberekeningen lijkt het alleen voor ‘maatwerk’-geluidsvoorschriften haalbaar om geluidsgrenswaarden bij woningen op te nemen.
Vanwege het grote aantal evenementen dat per jaar in Rotterdam plaatsvindt en de geringe tijd die beschikbaar is om geluidsvoorschriften op te stellen, lijkt het voor kleine evenementen slechts haalbaar om geluidsgrenswaarden te stellen op een bepaalde afstand van de geluidsbron (meestal in het publieksvlak en dus niet bij de woningen). Hiermee wordt in ieder geval een realistische geluidsgrenswaarde gesteld, in overeenstemming met de aangevraagde bedrijfssituatie.
Toetsing aan maatschappelijke acceptatie moet dan geschieden op ‘inzicht, ervaring en gevoel’.
In bijlage 2 is een lijst opgenomen met aandachtspunten voor de toetsing aan maatschappelijke acceptatie. In bijlage 3 is een lijst met standaard geluidsvoorschriften opgenomen, die aan een evenementenvergunning verbonden zouden kunnen worden. De specifiek in het geluidsvoorschrift op te nemen grenswaarde kan vastgesteld worden aan de hand van de kentallen uit tabel 1, § 3.8.Indien getwijfeld wordt of een aangevraagd evenement maatschappelijk acceptabel zal zijn, kan een ter zake gespecialiseerde (bijvoorbeeld bureau Geluid van de DCMR) om advies gevraagd worden. Afhankelijk van de complexiteit van de situatie kan een indicatieve berekening volstaan voor het toetsen aan de maatschappelijke acceptatie en het specificeren van de standaard geluidsvoorschriften. In andere gevallen kan het noodzakelijk zijn een volledig maatwerkgeluidadvies te maken.
In bijlage 1 is een beslisschema opgenomen voor de totstandkoming van geluidsvoorschriften bij een evenementenvergunning.
5 Maatregelen ter beperking van geluidsoverlast
In hoofdstuk 4 en bijlage 3 zijn geluidsvoorschriften voorgesteld die aan een evenementenvergunning verbonden kunnen worden. Het betreffen hier zogenoemde doelvoorschriften: ‘het geluid ten gevolge van de evenementsactiviteiten mag niet meer bedragen dan een vastgesteld geluidsniveau op een bepaalde afstand van de geluidsbron’. Het maakt bij dergelijke doelvoorschriften niet veel uit op welke wijze dit geluidsniveau tot stand komt; voorwaarde is dat aan de grenswaarde voldaan wordt.
Om geluidsoverlast bij omwonenden te beperken is het veelal noodzakelijk om naast doelvoorschriften ook middelvoorschriften op te nemen in een evenementenvergunning. Met middelvoorschriften worden bepaalde activiteiten verboden of juist voorgeschreven.
Middelvoorschriften ter beperking van geluidsoverlast
Door het stellen van middelvoorschriften kan voorkomen worden dat ‘normale’ evenementsactiviteiten tot onevenredige geluidsoverlast zouden leiden.
Zo kan een omroepinstallatie bij een sportwedstrijd voor grote geluidsoverlast zorgen, als de omroepinstallatie op korte afstand van de woningen opgesteld wordt. Een doelvoorschrift met geluidsgrenswaarde van 85 dB(A) op 5 meter van de installatie zal veelal voldoende zijn voor een normale bedrijfsvoering. Een middelvoorschrift waarin een doordachte positionering van de omroepinstallaties geëist wordt, kan voorkomen dat deze omroepinstallatie tot onevenredige overlast leidt.
Met middelvoorschriften kan bovendien bereikt worden, dat de aanvrager van de evenementenvergunning doordrongen wordt van mogelijke maatregelen ter beperking van overlast door het evenement.
Zo kunnen maatregelen voorgeschreven worden die kunnen leiden tot lagere geluidsniveaus bij de omwonenden. Om dit te bereiken kunnen bijvoorbeeld eisen gesteld worden aan de positionering van luidsprekers of andere apparatuur of kan de verplichting opgenomen worden om geluidsarme of geluidgedempte apparatuur toe te passen.
Er kunnen ook maatregelen voorgeschreven worden die de maatschappelijke acceptatie van het evenement en de optredende geluidsniveaus kunnen vergroten. Duidelijke voorbeelden hiervan zijn de verplichting om omwonenden tijdig en deugdelijk te informeren over de evenementsactiviteiten en het stellen van eisen aan de tijdstippen waarop opbouw- en afbreekwerkzaamheden of een soundcheck plaats mogen vinden.
De laatste tijd is de roep om handhaving van geluidsgrenswaarden bij kleine evenementen aanzienlijk toegenomen. Vanwege de grote hoeveelheid kleine evenementen in Rotterdam zijn de kosten van geluidmetingen bij deze evenementen door geluiddeskundigen erg hoog. Het is daarom wenselijk dat de organisator en zijn geluidtechnicus zelf monitoren of de geluidsgrenswaarden uit de evenementenvergunning niet overschreden worden.
Als met een middelvoorschrift de verplichting tot het gebruik van een geluidsniveaumeter bij de mengtafel wordt opgelegd, dan wordt de geluidtechnicus gedwongen om zelf het geluidsniveau te monitoren. Als verder voorgeschreven wordt dat de geluidsgrenswaarden duidelijk vermeld moeten zijn bij de mengtafel, dan wordt verzekerd dat de geluidtechnicus de juiste geluidsgrenswaarden hanteert. Bovendien geeft dit toezichthouders houvast bij het controleren van de vergunning. Zo kan ook een niet geluiddeskundige toezichthouder controleren of voldaan wordt aan de geluidsvoorschriften uit de evenementenvergunning. Hiermee worden de geluidsvoorschriften bij vergunningen voor kleine evenementen beter handhaafbaar.
Gezien het veelal eenmalige karakter van evenementen is het belangrijk, dat reeds tijdens de voorbereiding van een evenement met dergelijke maatregelen rekening wordt gehouden. Na afronding van de voorbereiding of tijdens het evenement zelf stuit het wijzigen van de bedrijfsvoering vaak op onoverkomelijke problemen (bijvoorbeeld reeds gehuurde apparatuur, die niet geluidsarm is; niet-optimale opstelling van apparatuur, die echter zodanig complex is, dat het niet mogelijk is de opstelling op korte termijn te wijzigen; etc.).
In bijlage 4 is een lijst met mogelijke middelvoorschriften opgenomen. Aan de hand van de aangevraagde bedrijfsvoering voor het evenement kunnen redelijk eenvoudig de van toepassing zijnde middelvoorschriften geselecteerd worden.
De middelvoorschriften van bijlage 4 stellen onder andere eisen aan de volgende evenementsaspecten:
Bij kleine evenementen lijkt het slechts haalbaar om geluidsgrenswaarden te specificeren op een bepaalde afstand van de geluidsbron (meestal in het publieksvlak en dus niet bij de woningen). Hiermee worden vooral realistische geluidsgrenswaarden gerealiseerd. Aan de hand van de standaard geluidsvoorschriften uit bijlage 3 en de kentallen uit tabel 1, § 3.8 kunnen deze geluidsgrenswaarden samengesteld worden.
De afweging of een evenement maatschappelijk acceptabel is, moet dan vooral op ‘inzicht, ervaring en gevoel’ gebaseerd worden. In bijlage 2 is een aandachtspuntenlijst opgenomen, die als hulpmiddel voor de toetsing aan maatschappelijke acceptatie kan dienen.
Met behulp van middelvoorschriften kunnen maatregelen ter beperking van geluidsoverlast afgedwongen worden. In bijlage 4 zijn een aantal mogelijke middelvoorschriften opgenomen.
Door het samenspel van doelvoorschriften en middelvoorschriften in de evenementenvergunning kunnen een realistische bedrijfsvoering en maatregelen ter beperking van de geluidsoverlast vastgelegd worden. Hiermee wordt zo goed mogelijk invulling gegeven aan een realistische en maatschappelijk acceptabele geluidsnormstelling.
In bijlage 1 is in een beslisschema samengevat hoe geluidsvoorschriften bij een evenementenvergunning tot stand kunnen komen.
Voor evenementen met grote geluidsaspecten, complexe evenementsituaties en twijfel aan maatschappelijke acceptatie van een evenement wordt aangeraden om maatwerk-geluidsvoorschriften te laten opstellen door een ter zake gespecialiseerde.
Bijlage 2 Aandachtspunten maatschappelijke acceptatie van evenementen
In de onderstaande tabel zijn een aantal belangrijke parameters voor maatschappelijke acceptatie opgesomd. Voor iedere parameter zijn verschillende waarden gescoord volgens de ‘Consumentenbond’-waardering. De mogelijke scores variëren van ++ (zeer positief) tot -- (zeer negatief).
Behoefte omwonenden aan open ramen of buiten zitten op balkon |
||
Overige overlast (wegafzettingen, parkeeroverlast, onveilig gevoel, wildplassen) |
Let op: deze tabel moet ‘met verstand’ gehanteerd worden. Een parameter als favoriete muzieksoort bij omwonenden is bijvoorbeeld gescoord voor een autochtone woonwijk met een grote groep oudere mensen. Voor een allochtone woonwijk of een woonwijk met veel studenten of jongeren zal een andere score van toepassing zijn.
De tabel is vooral bedoeld als hulpmiddel bij het inschatten van de maatschappelijke acceptatie voor een bepaald evenement. Degene die deze inschatting moet maken, moet zelf een weging aan de scores toekennen.
Zo is een evenement als het eindfeest van de Dance Parade op Katendrecht in de jaren 2003-2005 maatschappelijk acceptabel gebleken, ondanks een tijdsduur van 9 uur (-) en geluidsniveaus van circa 90 dB(A) (--) bij de dichtstbijzijnde woningen op minder dan 50 meter afstand (--) in een woonwijk (--). Het feit dat het feest slechts 1x per jaar plaatsvond (++) compenseerde blijkbaar voldoende.
Waarschijnlijk zou hetzelfde feest op dezelfde locatie heden ten dage niet meer maatschappelijk acceptabel zijn, omdat veel nieuwbouw van woningen heeft plaatsgevonden. Doordat er meer koopwoningen gerealiseerd zijn, zijn andere groepen bewoners naar Katendrecht gekomen. Bij koopwoningen stellen de bewoners over het algemeen hogere eisen aan het wooncomfort en de omgevingskwaliteit. Hierdoor hebben deze omwonenden vaak een lagere acceptatie van langdurige, lawaaiige evenementen.
Bijlage 3 Algemene geluidsvoorschriften en doelvoorschriften
Onder de voorschriften zijn cursief aanwijzingen gegeven voor het toepassen van de voorschriften in evenementenvergunningen.
3.1 Muziek en ander geluid, al dan niet elektronisch versterkt, mogen geen ernstige of onnodige geluidsoverlast voor de omgeving veroorzaken; indien van dergelijke geluidsoverlast mocht blijken, is de politie bevoegd de geluidsuitzending te doen onderbreken en een verminderd geluidsniveau aan te geven; dan wel – in geval van herhaling – voortijdig te doen beëindigen. Bovendien is de politie bevoegd bij overtreding van de voorschriften strafrechtelijk op te treden.
Aanwijzing: dit voorschrift altijd opnemen in een evenementenvergunning (‘ kapstok-artikel ’), tenzij sprake is van een stil evenement.
3.2 Het equivalente geluidsniveau gedurende 1 minuut (Leq,1 min) veroorzaakt door de versterkte weergave van muziek en stemgeluid mag op ...zie(1)... meter afstand van ...zie(2)... niet meer bedragen dan: zie(3)... dB(A) in de uren, waarin het evenement plaatsvindt.
Aanwijzing: dit doelvoorschrift altijd opnemen in een evenementenvergunning, tenzij sprake is van een stil evenement; voor (1) en (3) respectievelijk afstand en geluidsgrenswaarde opnemen aan de hand van de onderstaande tabel 1; voor (2) de desbetreffende geluidsbron opnemen (luidsprekers, podium, etc.) Voor het geval de geluidsbron een technische installatie (bijv. een aggregaat of koelmachine) betreft, dan moet in plaats van ‘de versterkte weergave van muziek en stemgeluid’ opgenomen worden ‘de bij de aangevraagde activiteiten betrokken toestellen en installaties’.
3.3 Het meten en berekenen van de geluidsniveaus en het beoordelen van de meetresultaten moet plaatsvinden overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999.
Aanwijzing: dit voorschrift opnemen indien een doelvoorschrift (3.2) wordt opgenomen.
3.4 In afwijking van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai hoeft voor de beoordeling van het equivalente geluidsniveau gedurende 1 minuut (Leq,1 min) van muziekgeluid geen verhoging van 10 dB toegepast te worden, voordat getoetst wordt aan de grenswaarde uit voorschrift 3.2.
Aanwijzing: dit voorschrift opnemen indien een doelvoorschrift (3.2) wordt opgenomen en muziekgeluid weergegeven wordt.
Tabel 1 Te verwachten geluidsniveaus voor verschillende soorten evenementen
Bij circa 200-750 bezoekers (dansmuziek/ live popmuziek voor kleine groep) |
|||
Bij meer dan circa 750 bezoekers (dansmuziek/ live popmuziek voor grote groep) |
1Eigenlijk geen klein evenement; geluidsnormstelling bij voorkeur door maatwerk.
Bijlage 4 Middelvoorschriften met betrekking tot geluid
Onder de voorschriften zijn cursief aanwijzingen gegeven voor het toepassen van de voorschriften in evenementenvergunningen.
4.1 Het geluidsniveau, dat voortgebracht wordt door de geluidsapparatuur, moet gedurende het gehele evenement door een geluidtechnicus gemonitord worden. Hiervoor moet bij de mengtafel een geluidsniveaumeter aanwezig zijn, die geschikt is voor geluidmetingen van het dB(A) en dB(C) geluidsniveau.
Ter plaatse van de mengtafel moeten de van toepassing zijnde geluidsgrenswaarden duidelijk vermeld worden (bijvoorbeeld door het vastplakken op de mengtafel van een geplastificeerde kaart, waarop de grenswaarden vermeld zijn).
De geluidtechnicus moet de aanwijzingen van de politie of van een namens de vergunningverlener controlerende instantie voor een wijziging van de instellingen van de apparatuur stipt en onmiddellijk opvolgen en tot nader order uitvoeren.
Aanwijzing: dit voorschrift opnemen bij evenementen met versterkte muziek; de verplichte geluidsniveaumeter en het op de mengtafel vastplakken van de geluidsgrenswaarden dwingen de geluidtechnicus om de toegestane geluidsniveaus te monitoren en geven toezichthouders houvast bij het controleren of voldaan wordt aan de geluidsvoorschriften uit de evenementenvergunning.
4.2 Het ten gehore brengen van muziek en ander geluid moet om uiterlijk …zie (1)… uur worden beëindigd.
Aanwijzing: dit voorschrift opnemen om eindtijd muziek en ander geluid eenduidig vast te leggen; voor (1) de eindtijd invullen.
4.3 Als gevolg van de Zondagswet is het niet toegestaan op zondagen vóór 13.00 uur geluid te produceren, dat op een afstand van meer dan 200 meter van de geluidsbron hoorbaar is.
Aanwijzing: dit voorschrift opnemen bij evenementen op zondagen; met dit voorschrift wordt voor activiteiten na 13.00 uur ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 3, eerste lid van de Zondagswet.
4.4 De luidsprekers moeten zodanig opgesteld worden, dat de geluidproductie zoveel mogelijk van de gevels van de dichtstbijgelegen woningen af gericht is en gericht is naar het publiek op het evenemententerrein.
Aanwijzing: dit voorschrift opnemen indien versterkt muziekgeluid weergegeven wordt.
4.5 Een geluidswagen (waarvoor vergunning aangevraagd moet worden bij team Evenementen) of omroepinstallatie mag geen geluid voortbrengen in de directe nabijheid van kerken of andere gebouwen voor de openbare eredienst in gebruik, evenals ziekenhuizen, verpleeginrichtingen of begraafplaatsen.
Aanwijzing: dit voorschrift opnemen bij (sport)evenementen met omroepinstallaties langs de route en/of geluidswagens; bescherming van kerken is voornamelijk van toepassing op zondagen.
4.6 Het opbouwen en het afbreken van het evenement moet zoveel mogelijk plaatsvinden in de uren gelegen tussen 09.00 en 21.00 uur. In ieder geval mogen tussen 21.00 en 09.00 uur geen overlastveroorzakende opbouw- of afbreekactiviteiten uitgevoerd worden in de nabijheid van woningen.
Aanwijzing: dit voorschrift opnemen indien de afstand naar de woningen zodanig klein is, dat bij opbouw- en afbreekwerkzaamheden geluidsoverlast te verwachten is; onder overlast-veroorzakende activiteiten worden werkzaamheden verstaan, die bijvoorbeeld hoge piekge-luidsniveaus veroorzaken, zoals het opbouwen van steigers (hameren), het testen van geluids-apparatuur en het manoeuvreren met zware voertuigen (vorkheftrucks, zware vrachtwagens, het op- of afladen van dranghekken met een kraan); indien noodzakelijk kan de eindtijd opgerekt worden naar bijvoorbeeld 2 uur na afloop van het evenement.
4.7 Bewoners van nabijgelegen woningen en werknemers van omliggende bedrijven moeten tenminste een week voordat het evenement plaatsvindt schriftelijk geïnformeerd worden door de vergunninghouder over de te ondernemen activiteiten. Hierbij moeten de tijdstip-pen van het evenement, evenals mogelijke overlast veroorzakende activiteiten of beperkin-gen kenbaar gemaakt worden. Tevens moet minimaal één telefoonnummer worden ver-meld, waarop aanvullende informatie te verkrijgen is.
Verder moet vermeld worden dat bij geluidsklachten contact gezocht kan worden met de Meldkamer van de DCMR Milieudienst Rijnmond, telefoonnummer 0888-333 555 (24 uur per dag bereikbaar).
De informatiebrief moet tenminste verspreid worden naar de woningen aan de …
Een afschrift van de informatiebrief moet gestuurd worden naar de DCMR Milieudienst Rijnmond, t.a.v. de Meldkamer, Postbus 843, 3100 AV Schiedam.
Aanwijzing: dit voorschrift altijd opnemen in een evenementenvergunning.
4.8 Voor de aggregaten en koelcontainers/koelmachines moet van geluidsarme of geluidge-dempte typen gebruik gemaakt worden, in overeenstemming met de huidige stand der techniek. De aggregaten en koelcontainers/koelmachines moeten op zo groot mogelijke afstand van de woningen opgesteld worden, bij voorkeur zo dicht mogelijk bij …zie (1)... Dit geldt in het bijzonder voor aggregaten en koelcontainers/koelmachines, die in bedrijf zijn buiten de uren waarin de evenementsactiviteiten plaatsvinden.
Aanwijzing: dit voorschrift opnemen indien geluidrelevante toestellen en installaties toegepast worden (zoals aggregaten of koelcontainers/koelmachines); voor (1) de gewenste locatie invullen.
Bijlage 5 Vragenlijst organisatoren