Organisatie | Renkum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum houdende regels omtrent gebruik openbare ruimte Regels gebruik openbare ruimte 2017 |
Citeertitel | Regels gebruik openbare ruimte 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Deze regeling vervangt de Regels gebruik openbare ruimte.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-02-2017 | nieuwe regeling | 07-02-2017 | . |
gezien het voorstel d.d. 16 januari 2017,
gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het bepaalde in artikel 2:10, tweede lid, van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Renkum (hierna: de APV);
overwegende dat het op grond van artikel 2:10, eerste lid, van de APV verboden is de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:
overwegende dat het college op grond van artikel 2:10, derde lid, bevoegd is nadere regels te stellen ten aanzien van het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg en dat het college van deze bevoegdheid gebruik wenst te maken door onderstaande regels vast te stellen;
overwegende dat het college op grond van artikel 2:10, vierde lid, bevoegd is om ontheffing te verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid van dat artikel;
In deze regels wordt verstaan onder:
de (openbare) weg: de weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, een gedeelte aan of boven die weg alsmede de al dan niet met enige beperking voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, waaronder in ieder geval worden begrepen de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
Het plaatsen van voorwerpen op de weg dient zodanig te gebeuren dat in alle gevallen een vrije doorgang van minimaal 3,50 meter breed ten behoeve van hulpdiensten (politie, brandweer en ambulance) en een vrije doorgang van 1,50 meter breed voor voetgangers en/of gebruikers van gehandicaptenvoertuigen gewaarborgd blijft. De brandweer dient een object te kunnen benaderen op 40 meter vanaf de ingang.
Een tijdelijke (hulp)constructie zoals een steiger moet op een degelijke manier worden geplaatst, waarbij ermee rekening wordt gehouden dat deze niet mag omvallen, omwaaien, of ander gevaar kan opleveren. Daarnaast moet op de veilige (hulp)constructie op een correcte en veilige manier worden gewerkt.
Voor de uitvoering van werken en de plaatsing of verwijdering van bouwmaterieel en bouwmateriaal op de openbare weg dienen in overleg met de politie en de gemeente passende voorzieningen voor het verkeer te worden getroffen. Hieronder wordt verstaan het plaatsen, onderhouden, verplaatsen en verwijderen van benodigde verkeers-, waarschuwings- en richtingsborden, hekken, geleidebakens, omleidingsborden e.d. ten behoeve van de veiligheid van het werk en de geleiding van het verkeer. Verkeersmaatregelen dienen te voldoen aan het CROW handboek wegafzettingen 96a/96b "Werk in Uitvoering”. Uiterlijk twee werkdagen voor de aanvang van de werkzaamheden dient contact met de gemeente te worden opgenomen.
De gemeente Renkum aanvaardt geen aansprakelijkheid als voorbijgangers of omwonenden door het in gebruik nemen van de openbare weg letsel oplopen of als er daardoor schade wordt toegebracht aan derden (zowel particulieren als bedrijven). De gebruiker vrijwaart de gemeente Renkum tegen aanspraken van derden tot vergoeding van dergelijke schade.
Aankondigingsborden (dit zijn borden waarop een aankondiging als bedoeld in artikel 1 sub g wordt gedaan) mogen uitsluitend op, aan of boven de weg geplaatst worden door of namens de gemeente. Het is ieder ander verboden aankondigingsborden te plaatsen.
Het is verboden voorwerpen voor handelsreclame op, aan of boven de weg te plaatsen, behoudens door diegene aan wie het college een recht tot exploitatie daarvan heeft verleend en behoudens het bepaalde in artikel 4.
Het plaatsen van permanente verwijsborden is slechts toegestaan:
als dit vanuit verkeerstechnisch oogpunt een belangrijke toegevoegde waarde heeft. Het gaat dan bijvoorbeeld over de situatie dat een relatief slecht bereikbaar bedrijf in de bebouwde kom veel vrachtverkeer krijgt. Het kan dan wenselijk zijn om, teneinde het vrachtverkeer uit (bepaalde) woonbuurten te houden, een routing aan te geven;
Het plaatsen van tijdelijke verwijsborden is slechts toegestaan ten behoeve van een niet-commercieel evenement. De verwijsborden mogen in dat geval niet eerder dan vijf dagen voor aanvang van het evenement worden geplaatst en dienen uiterlijk één werkdag na het plaatsvinden het evenement te zijn verwijderd.
Een spandoek moet verband houden met een uiting of activiteit met een ideëel karakter binnen de gemeente Renkum van een overheidsinstelling of van een charitatieve instelling met een vergunning op grond van artikel 5:13 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Renkum. Dit kunnen ook activiteiten zijn die een regionaal of landelijk karakter hebben, maar met een lokaal effect zoals bijvoorbeeld landelijke campagnes over verkeersveiligheid en collectes. Een versiering moet verband houden met speciale gelegenheden, namelijk Koningsdag, Sinterklaas, Kerst, EK’s of WK’s en Olympische Spelen / Paralympics.
Als bouwmaterieel en bouwmateriaal op de weg worden geplaatst in het kader van een werk waarvoor bouwvergunning is verleend, kan het zijn dat een bouwveiligheidsplan wordt voorgeschreven. Voor zover de te nemen maatregelen in het bouwveiligheidsplan afwijken van de voorwaarden zoals opgenomen in de artikelen 10 tot en met 12, gaan de bepalingen van het bouwveiligheidsplan voor.
a) Bouwmaterieel en bouwmateriaal benodigd voor het verrichten van werkzaamheden aan het bouwwerk moet zoveel mogelijk eerst op het beschikbare eigen terrein worden geplaatst of opgeslagen.
b) Bouwmaterieel en bouwmateriaal dat niet in gebruik is voor het uitvoeren van werkzaamheden, moeten tenminste tot de volgende afstand buiten de verharding van een rijbaan, fietspad of voetpad worden geplaatst of opgeslagen:
c) Uitsluitend in het geval dat het eigen terrein niet toereikend is kan de openbare weg gedeeltelijk worden gebruikt.
Wordt bij de transport of verwerking van bouwmaterieel en bouwmateriaal de weg of een weggedeelte verontreinigd, dan moet op eerste aanzegging van de politie of een toezichthouder deze verontreiniging worden verwijderd. Wordt hieraan niet voldaan, dan zullen zonder dat een ingebrekestelling is vereist de werkzaamheden op kosten van de verontreiniger door derden worden uitgevoerd.
Indien bestrating is verwijderd en er vinden geen werkzaamheden plaats, dienen rijplaten en/of schotten te worden toegepast ten behoeve van de bereikbaarheid van woningen en bedrijven. Tevens dienen deze maatregelen er voor te zorgen dat voetgangers op een deugdelijke manier gebruik kunnen maken van de openbare weg.
De toegang tot het bouw- en opslagterrein moet met bouwhekken afgesloten worden. Bij het verlaten van het bouw- en opslagterrein moeten zodanige maatregelen worden getroffen, dat het opslag- en bouwterrein niet door andere personen kan worden betreden. Aan de buitenzijde bij het toegangshek moet worden aangeven:
De indeling van het werkterrein, de werkmethode, werkvolgorde en het materieel moet zodanig worden gekozen, dat hinder door stofvorming, verstuiving of geurhinder zo veel mogelijk wordt beperkt.
Als gebruik wordt gemaakt van de openbare weg of een gedeelte hiervan, moeten de nodige borden en/of markeringen worden geplaatst voor de veiligheid van het verkeer. Wordt (met ontheffing van het college) een gedeelte van de weg afgesloten, dan moet worden gezorgd voor duidelijke bebording en pijlen om de afsluiting en omleiding aan te duiden. Tevens moeten er maatregelen worden genomen om te zorgen dat voetgangers op een deugdelijke manier gebruik kunnen maken van de openbare weg, conform het Handboek CROW wegafzettingen 96b.
Zowel voor (nulmeting) als na uitvoering van werkzaamheden op een perceel zal, in het bijzijn van de eigenaar of grondgebruiker, een technische opneming worden gehouden waarbij wordt vastgesteld of de werkzaamheden zijn uitgevoerd conform de afspraken zoals is vastgesteld in het bestek, recht van opstal of werkbezoeken. Van deze technische opname dient een schriftelijk bezoekrapport te worden overlegd.
Na gebruik en uiterlijk 14 dagen na oplevering van het bouwwerk moeten zowel het bouwterrein en opslagterrein, schoon en vrij van bouwmaterieel en bouwmateriaal worden opgeleverd. Is dit niet het geval, en het betreft gemeentelijk grond, dan zal de grond op kosten van de overtreder worden opgeruimd en/of hersteld.
Objecten met daarop een of meerdere oplaadpunten (‘oplaadpalen’) mogen uitsluitend op de weg geplaatst worden door een professionele aanbieder van een oplaadinfrastructuur mits wordt voldaan aan de Voorwaarden plaatsen oplaadpalen in de openbare ruimte (Bijlage 1).
Als het niet mogelijk is een voorwerp op de openbare weg te plaatsen op grond van onderhavige Regels, is artikel 2:10, eerste lid, van de APV van toepassing (verbod tot plaatsing). In dat geval kan op grond van artikel 2:10, vierde lid, van de APV een ontheffing aangevraagd worden voor het plaatsen van het voorwerp op de openbare weg.
Ten behoeve van overleg dan wel het aanvragen van een ontheffing als bedoeld in artikel 13 van deze regels, dient de gebruiker contact op te nemen met het Servicepunt (026-3348111).
Aldus besloten in de collegevergadering van 7 februari 2017
De secretaris,
A.E.J. Steverink MBA,
De burgemeester,
mr. H.L.M. Bloemen
1. Oplaadobject: Object met daarop een of meer oplaadpunten. In het spraakgebruik een ‘oplaadpaal’.
2. Oplaadpunt: Fysieke stekkeraansluiting op het oplaadobject, waaraan een e-rijder een elektrisch voertuig kan opladen door deze aan te sluiten met een oplaadkabel.
3. Elektrisch voertuig: een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c van de Wegenverkeerswet 1994 dat bij de RDW staat geregistreerd als auto en geheel of gedeeltelijk op elektriciteit kunnen rijden en voorzien zijn van een stekker om op te laden.
4. Beheerder: Aanbieder van oplaadinfrastructuur in de openbare ruimte, welke de betreffende oplaadinfrastructuur gaat plaatsen/heeft geplaatst.
II. Verantwoordelijkheden beheerder
- De beheerder is verantwoordelijk voor de realisatie, beheer, onderhoud en exploitatie van de oplaadobjecten en neemt alle kosten hiervoor voor zijn rekening. De kosten ter bescherming van de oplaadobjecten zijn ook voor rekening van de beheerder
- De beheerder van de oplaadobjecten is 24 uur per dag en 7 dagen per week bereikbaar voor gebruikers, hulpdiensten en gemeenten in het geval van vragen, storingen en calamiteiten. De telefoonnummers van de storingsdienst en helpdesk zijn vermeld op de oplaadobjecten.
- Het oplaadobject is 24 uur per dag en 7 dagen per week openbaar toegankelijk, in die zin dat deze voor iedereen te gebruiken is voor het opladen van zijn/haar elektrische voertuig.
- De beheerder zorgt voor zoveel mogelijk actuele informatie richting gebruikers over de aanwezigheid en beschikbaarheid van het oplaadpunt.
- Het oplaadobject is inter-operabel conform de landelijke en internationale afspraken, waaronder de uitwisselbaarheid van laadpassen en het gebruik van standaard stekkers.
- De oplaadobjecten voldoen aan alle daaraan gestelde (nationale en internationale) veiligheidseisen.
- De beheerder is economisch eigenaar van de oplaadobjecten en is hiermee aansprakelijk voor alle schade die door het gebruik van het oplaadobject of anderszins aan derden wordt veroorzaakt. Gemeente Renkum is op geen enkele manier aansprakelijk voor eventuele schade die door het oplaadobject of andere infrastructuur is veroorzaakt.
- De beheerder van een oplaadobject geeft op verzoek van het college inzicht in het feitelijke gebruik hiervan.
- Het oplaadobject dient Smart Charging ready te zijn conform de specificaties van ElaadNL.
- Het college ziet toe op het juiste gebruik van de aangewezen parkeerplaats(en) en kan indien nodig handhavend optreden. Het juiste gebruik is: als een elektrisch voertuig met de kabel aangesloten is op een oplaadpunt.
- Het college kan de beheerder van de oplaadobjecten verplichten een oplaadobject te verwijderen, indien hij zich niet houdt aan de voorschriften of wanneer in de praktijk niet of nauwelijks gebruik wordt gemaakt van het oplaadobject. In deze gevallen heeft de beheerder het recht en de plicht het oplaadobject binnen een door het college aan te geven termijn te verwijderen. De hiermee samenhangende kosten zijn voor rekening van de beheerder.
- Indien er een wegreconstructie plaatsvindt als gevolg waarvan de aangewezen parkeerplaatsen zullen verdwijnen, zal het college samen met de beheerder bezien of een alternatieve locatie mogelijk is.