Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Diemen

Brandbeveiligingsverordening gemeente Diemen 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDiemen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBrandbeveiligingsverordening gemeente Diemen 2017
CiteertitelBrandbeveiligingsverordening gemeente Diemen 2017
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpBrandbeveiligingsverordening gemeente Diemen 2017

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet op de veiligheidsregio

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-04-2017Onbekend

23-03-2017

Diemernieuws 6 april 2017

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Brandbeveiligingsverordening gemeente Diemen 2017

 

 

Paragraaf 1 Algemeen  

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • 1.

    een inrichting: een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats voor zover die geen bouwwerk is;

  • 2.

    bouwwerk, elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

Paragraaf 2 Gebruiksvergunning  

Artikel 2 Verbodsbepaling

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een door het college verleende gebruiksvergunning een inrichting in gebruik te hebben of te houden, voor zover daarin:

 

  • 1.

    meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn;

  • 2.

    aan meer dan 10 personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft;

  • 3.

    aan meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar, of aan meer dan 10 lichamelijk of geestelijk gehandicapte personen dagverblijf zal worden verschaft.

    2. Het college kan aan de gebruiksvergunning voorwaarden verbinden met inachtneming van

     het gestelde in de artikelen 5 en 6.

    3. Het college kan aan de gebruiksvergunning nieuwe voorwaarden verbinden en gestelde

     voorwaarden wijzigen of intrekken, indien het belang waarvoor de gebruiksvergunning is

     verleend dit vereist op grond van een verandering van inzichten of verandering van de

     omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de

     gebruiksvergunning.

4. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen).

 

Artikel 3 Aanvraag gebruiksvergunning

1. Bij de aanvraag moeten de gegevens en bescheiden worden overgelegd als genoemd in bijlage 1 van deze verordening.

2. Bij het indienen van de aanvraag moet de aanvrager gebruik maken van de door of namens burgemeester en wethouders vastgestelde formulier. De bij deze aanvraag behorende gegevens en bescheiden moeten voldoen aan de eisen van de in het eerste lid genoemde bijlage.

3. De aanvraag en de daarbij behorende bescheiden moeten digitaal of anders in tweevoud op papier worden ingediend.

4. De aanvraag en de daarbij behorende bescheiden moeten in het Nederlands zijn gesteld.  

 

Artikel 4 Weigeringgronden

Het college weigert een gebruiksvergunning, indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting niet brandveilig is en door het stellen van voorschriften ook niet kan worden bereikt.

 

Paragraaf 3 Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaar  

Artikel 5 Gebruikseisen

De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de artikelen 1.16,1.17 en 6.5 en in de afdelingen 6.5, 6.6, 7.1 en 7.2 van het Bouwbesluit 2012 zijn van overeenkomstige toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.

 

Paragraaf 4 Het bestrijden van brand en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand    Artikel 6 Brandveiligheidsvoorzieningen

Artikel 6 Brandveiligheidsvoorzieningen

De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de afdelingen 6.7 en 6.8 van het Bouwbesluit 2012 zijn, met uitzondering van de artikelen 6.28, 6.29 en 6.39, van overeenkomstige toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.

 

Artikel 7 Melden van brand en broei

leder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden.

 

Artikel 8 Bossen, heidevelden, venen

De rechthebbende van een aaneengesloten of vrijwel aaneengesloten houtopstand die voor meer dan de helft bestaat uit naaldhout, een heideveld, een veen of een ander erf of terrein, voor zover niet bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van het Bouwbesluit 2012, en dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht de voorschriften op te volgen, die het college geeft tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.

 

Artikel 9 Bestuurlijke boete

Overtreding van de regels van deze verordening kan worden beboet met een bestuurlijke boete van maximaal het bedrag, genoemd in artikel 64, eerste lid, van de Wet op de veiligheidsregio’s.

 

Paragraaf 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10 Overgangsrecht

1.Vergunningen die zijn verleend onder werking van de brandbeveiligingsverordening van 2005 en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening worden aangemerkt als vergunning krachtens deze verordening.

2.Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de brandbeveiligingsverordening van 2005 is ingediend waaropnog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

3.Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om een vergunning krachtens de brandbeveiligingsverordening van 2005 wordt beslist met toepassing van deze verordening.

 

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als "Brandbeveiligingsverordening gemeente Diemen 2017"

 

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij bekend is gemaakt.

 

Bijlage 1 Gegevens en bescheiden aanvraag gebruiksvergunning.

Bijlage 1 behorende bij artikel 3 van de Brandbeveiligingsverordening Diemen 2017

De aanvraag voor een gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 3 uit de Brandbeveiligingsverordening gemeente Diemen 2017 moet de volgende gegevens bevatten:

Artikel 1

a De naam, voorletters, geslacht, het correspondentieadres in Nederland, telefoonnummer en e-mail adres van de aanvrager; b indien een gemachtigde is aangewezen, diens naam, voorletters, geslacht, correspondentieadres in Nederland en telefoonnummer en e-mail adres en een door de aanvrager ondertekende machtiging; c een duidelijke omschrijving van de plaats, het gebruik en de bestemming van de inrichting waarop de aanvraag betrekking heeft; d het maximum aantal personen dat gelijktijdig in de inrichting zal verblijven en het totale oppervlak aan verblijfsgebied.

Artikel 2 Tekeningen

  • a.

    een situatietekening op een schaal van 1:1000waarop is aangegeven:

    • -

      de maatvoering van het object en de afstand van het object tot de weg/gevel/andere

      objecten (rekening houdend met een vrije doorgang van 3,5 meter);

    • -

      hoe de vluchtroutes zijn;

    • -

      aan- en afvoerwegen;

    • -

      calamiteitenroute en aanrijdroute.

  • b.

    een (bouwkundige) plattegrondtekening van de inrichting c.q. de inrichtingen op een

schaal van ten minste 1:100 waarop staat aangegeven:

  • -

    de indeling (*) van de inrichting (stoelen, tafels, podia, bar, etc.);

  • -

    de gebruiksfunctie van de verschillende ruimten inclusief bijbehorende oppervlakte;

  • -

    maximum aantal bezoekers;

  • -

    vluchtwegen, gang en looppaden en breedtematen;

  • -

    plaats en breedte en wijze van openen van nooduitgangen;

  • -

    de aan te brengen brandveiligheidsvoorzieningen (noodverlichting, vluchtwegaanduiding,

    etc.);

  • -

    brandblusmiddelen en plaats;

* Indien er verschillende indelingen zijn per (dag)deel dient er per dagdeel een aparte plattegrond met de betreffende indeling te worden ingediend.

Artikel 3 Overige bescheiden

Een document waarin staat omschreven (voor zover van toepassing):

- de wijze van verwarming;

- stoffering en versiering;

- certificaten tentdoek en versieringen;

- bewaking, toezicht en controle;

- de aanwezigheid van brandbare, brandbevorderende en bij brand gevaar opleverende stoffen;

- de brandveiligheidsinstructie en het ontruimingsplan;

- eventuele overige gegevens die van belang zijn in het kader van brandveiligheid (bijv.

draaiboek).

Toelichting op de Brandbeveiligingsverordening gemeente Diemen 2017

Algemeen

De wetgever kondigt in de Wet veiligheidsregio's en de aanpassing daarop in artikel 3, derde lid, een algemene maatregel van bestuur aan over brandveilig gebruik van voor mensen toegankelijke plaatsen, voor zover daarin niet bij of krachtens enige andere wet is voorzien, en worden regels gesteld over de basishulpverlening op die plaatsen. Deze amvb brandveilig gebruik neemt de plaats in van de brandbeveiligingsverordening. Naar verwachting treedt deze amvb pas op zijn vroegst 1 juli 2017 in werking treden. Tot die tijd moet op grond van de Wet veiligheidsregio's in elke gemeente een brandbeveiligingsverordening van kracht zijn.

 

Omdat in Diemen na het in werking treden van de Wet veiligheidsregio's (op 1 oktober 2010) nog geen nieuwe brandbeveiligingsverordening is vastgesteld, is zij verplicht dit alsnog te doen. De op de Brandweerwet 1985 gebaseerde brandbeveiligingsverordening is namelijk van rechtswege bij de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's vervallen.

 

De voorliggende modelregeling is terughoudend van aard omdat het de bedoeling was om de Amvb brandveilig gebruik per 1 juli 2012 landelijk in werking te laten treden.

 

De regeling is aangepast aan de Wet veiligheidsregio's en de Dienstenrichtlijn. De verordening bevat tevens regels voor de bestuurlijke boete

 

Brandbeveiligingsverordening is vangnet

De brandbeveiligingsverordening mag niet regelen voor zover daarin bij of krachtens enig ander (hoger) wettelijk voorschrift is voorzien. Hierop moet bij het stellen van regels nauw-lettend worden toegezien. Feitelijk moet de gemeente zich telkens weer afvragen in hoeverre een wettelijk voorschrift al voorziet of mede (indirect) voorziet in de brandveiligheid die in de Wet veilïgheidsregio's als opdracht aan het college is gegeven. In zo'n geval gaat dat wettelijk voorschrift voor op de brandbeveiligingsverordening. Met andere woorden: de brandbeveiligingsverordening is een vangnet voor brandveïligheidvoorzieningen die noodzakelijk zijn maar waarvoor geen wettelijke basis voorhanden is. Voordat een gemeente op basis van de brandbeveiligingsverordening eisen kan stellen moet er onderzoek plaatsvinden naar wettelijke voorschriften die mogelijk van toepassing zouden kunnen zijn en van rechts-wege voorrang hebben. In de dagelijkse praktijk is er natuurlijk een aantal standaardgevallen waarbij van tevoren duidelijk is hoe zaken liggen.

 

Onderwerp van de regeling: objecten die geen bouwwerk zijn

De brandbeveiligingsverordening is een vangnet, restregelgeving, zij regelt de brandveiligheid die niet op een andere manier wettelijk is geregeld. Dit is weliswaar een beperking, maar wel van een onbepaald onderwerp. Bij het gebruiksvergunningensysteem van de brandbeveiligingsverordening gaat het namelijk om objecten die geen bouwwerken zijn: 'niet-bouwwerken'.

 

Het kan gaan om bijvoorbeeld een los met de wal verbonden drijvend hotel, een drijvende discotheek of een tijdelijke tent. Het onderwerp is vooraf niet te bepalen.

 

De omschrijving in de Wet veiligheidsregio's zelf kent een beperking van doel, namelijk brandveiligheid, maar (behalve door andere wettelijke voorschriften) geen beperking van object.

 

Voor een dergelijk object is het vanwege het feit dat niet van tevoren duidelijk is waarom het gaat, moeilijk concrete regels te maken. Veel objecten lijken echter op bekende bouwwerken.

 

Overeenkomstig daaraan kunnen eisen worden gesteld, afhankelijk van de specifieke situatie.

 

Als voorbeeld dient een bouwwerk dat op de grond staat. Hiervoor zijn in elk geval het Bouwbesluit 2012 en de Bouwverordening Diemen 2013 ex de Woningwet van toepassing. Door de definitie van het begrip bouwwerk in de bouwverordening en de toepassing ervan in het Bouwbesluit 2012 is een constructie die drijft op het water meestal geen bouwwerk in de zin van de Woningwet en afgeleide regelgeving. Voor een met de grond verbonden object is de Woningwet het juridisch kader. Voor hetzelfde object dat drijft is de brandbeveiligingsverordening het juridisch kader (voor de brandveiligheid). Een ander voorbeeld: een tent die langdurig op dezelfde plaats staat kan een bouwwerk zijn (Woningwet van toepassing), terwijl diezelfde tent tijdens een kortdurende periode een 'niet-bouwwerk is, waarvoor op grond van de brandbeveiligingsverordening eisen moeten worden gesteld.

 

Over de lastige vraag: wanneer is een object een bouwwerk volgt hieronder, mede aan de hand van jurisprudentie, een toelichting.

 

Bouwwerk of geen bouwwerk, open erf en terrein

De Woningwet heeft een grote invloed op de reikwijdte van de brandbeveiligingsverordening, deze wet bevat de wettelijke grondslag voor voorschriften betreffende het bouwen, de staat van bestaande bouwwerken en standplaatsen en het gebruik van bouwwerken.

Het Bouwbesluit 2012 regelt ook het gebruik van open erven en terreinen en de staat, waarin deze zich moeten bevinden. De beperking die de Woningwet en het Bouwbesluit 2012 opleggen, als hogere regelingen, zit in de begrippen bouwwerk, open erf en terrein.

 

Bouwwerk

Een definitie van het begrip bouwwerk geeft de Woningwet niet, de VNG houdt in de modelbouwverordening een in de jurisprudentie aanvaarde definitie aan:

bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

Aan de hand van de vier elementen van de definitie van het begrip bouwwerk

1) constructie,

2) van enige omvang,

3) met de grond verbonden,

4) bedoeld om ter plaatse te functioneren wordt bepaald of een object een bouwwerk is of niet.

 

Over het begrip bouwwerk bestaat een uitgebreide jurisprudentie, het is niet zonder meer duidelijk wanneer aan de vier voorwaarden wordt voldaan om tot de conclusie te komen dat een object een bouwwerk is.

De jurisprudentie is te omvangrijk en te casuïstisch om hier weer te geven. Een uitgebreide opsomming van jurisprudentie staat in de toelichting op de model bouwverordening van de

'Standaardregelingen in de bouw' (Sdu uitgevers bv, Den Haag).

 

Open erf en terrein

Bouwwerken vallen niet onder de werking van de brandbeveiligingsverordening, ook sommige open erven en terreinen vallen niet onder de werking van de verordening. Het Bouwbesluit 2012 voorziet hierin. Hiervoor kunnen dus geen eisen worden gesteld op grond van de brandbeveiligingsverordening.

 

De begripsomschrijving van erf is overgenomen uit het Besluit omgevingsrecht dat op 1 oktober 2010 in werking is getreden Die omschrijving is afgeleid uit de jurisprudentie (zie ABRvS 15 september 1997, ÜN; AA3601 AB 1998, 5).

 

Uitgangspunt is dat het gehele perceel bij een hoofdgebouw in beginsel als erf kan worden aangemerkt. Echter uit de systematiek van een bestemmingsplan of beheersverordening kan voortvloeien dat bepaalde verder van het hoofdgebouw afgelegen delen van een perceel niet als erf aangemerkt kunnen worden. Dit zal in beginsel uitsluitend het geval kunnen zijn bij percelen van een aanzienlijke omvang gelegen buiten de bebouwde kom. Bij dergelijke omvangrijke percelen geven bestemmingsplannen of beheersverordeningen soms regels die het perceel onderverdeelt in een bouwblok of bestemming, waarbinnen het hoofdgebouw met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen gebouwd kunnen worden en waar een verdere inrichting kan plaatsvinden als buitenruimte behorende bij het hoofdgebouw.

 

Onder een terrein wordt verstaan een bij een bouwwerk behorend onbebouwd perceel, of gedeelte daarvan, niet zijnde een erf. Om als terrein in de zin van de bouwverordening te kunnen worden aangemerkt, moet dus aan vier voorwaarden zijn voldaan:

  • 1)

    het is een perceel grond;

  • 2)

    dat onbebouwd is;

  • 3)

    dat bij een bouwwerk hoort, en;

  • 4)

    dat geen erf is.

 

Gebruiksvergunning voor een inrichting

De brandbeveiligingsverordening kent een gebruiksvergunningenstelsel voor die situaties die uit een oogpunt van brandveiligheid meer dan gebruikelijke aandacht nodig hebben. Gezien de onbepaaldheid van de situaties is niet gekozen voor een meldingsplicht i.p.v. vergunning-plicht, omdat tussen die situaties dan bij voorbaat onderscheid gemaakt moet worden. Daarnaast staan in de brandbeveiligingsverordening gebruiksvoorwaarden waaraan altijd moet worden voldaan.

Voor het stellen van eisen via een vergunning of via de directe werking van de verordening is het nodig dat de situatie waarop de vergunning of eisen van toepassing zijn, is afgebakend: een ruimtelijk begrensde plaats, voor zover die geen bouwwerk is. Kortheidshalve is gekozen voor een begrip: inrichting.

Om duidelijk te maken welke gegevens dienen te worden aangeleverd bij een aanvraag om een gebruiksvergunning is in afwijking van de modelbrandbeveiligingsverordening en in navolging van de gemeente Nijmegen, ervoor gekozen om indieningsvereisten op te nemen in de verordening met een verwijzing naar bijlage 1.

Zo is het voor aanvragers vooraf duidelijk wat er van hen wordt verlangd. Tevens is een buiten behandeling stelling vanwege onvolledige gegevens hierdoor juridisch houdbaar omdat er indieningsvereisten gelden (artikel 3 in de brandbeveiligingsverordening Diemen 2017 in combinatie met bijlage 1) in plaats van het vormvrij indienen zoals staat opgenomen in de modelbrandbeveiligingsverordening.

Het Bouwbesluit 2012 geeft richtlijnen voor de te stellen voorwaarden. Aan een los aan-gemeerde drijvende hotelboot bijvoorbeeld (niet-bouwwerk) kunt u dezelfde brandveilig-heidseisen stellen als aan een vast met de wal verbonden drijvende hotelboot (bouwwerk

in de zin van de Bouwverordening Diemen 2013 en de Woningwet).

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verder : Wabo)

De grote verscheidenheid aan situaties die kunnen voorkomen is de reden dat ervoor gekozen is om de brandbeveiligingsverordening niet aan te haken aan de Wabo.

 

Dienstenrichtlijn

De brandbeveiligingsverordening is aangepast aan de Dienstenrichtiijn.

Toezicht op de naleving

Het toezicht op de naleving van de brandbeveiligingsverordening berust krachtens artikel 61 van de Wet veiligheidsregio's bij door burgemeester en wethouders opgedragen ambte-naren. De minister van Veiligheid en Justitie wijst op grond van artikel 65 van de Wet veiligheidsregio's de ambtenaren aan belast met de opsporing van strafbare feiten.

Strafbepaling

 

Overtreding van de regels van deze verordening wordt op grond van artikel 64, eerste lid van de Wet veiligheidsregio's gestraft met hechtenis van ten hoogste één jaar of geldboete van de derde categorie. De wetgever heeft hier een sluitende regeling beoogd, zodat er geen ruimte is voor een regeling op dit gebied in de verordening zelf.

Intrekken, vervallen regeling

De brandbeveiligingsverordening die nog gebaseerd is op de Brandweerwet 1985, is van rechtswege vervallen op het moment van inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's

(1 oktober 2010).

 

Bekendmaking

De inwerkingtreding van de Brandbeveiligingsverordening gemeente Diemen 2017 moet worden bekendgemaakt op de in artikelen 139 tot en met 143 van de Gemeentewet genoemde wijze.

Intrekken vergunning

De modelbrandbeveiligingsverordening kent geen bepaling om een vergunning in te trekken. De reden hiervoor is dat een intrekkingsbepaling de gemeente onnodig beperkt, immers in een bepaling liggen de gronden vooraf vast. De aard van de verordening brengt met zich mee dat van te voren niet duidelijk is welke gronden voldoende zullen zijn. Bij een verordening die geen intrekkingsgrond kent is er sprake van een geïmpliceerde bevoegdheid: de bevoegdheid om de beschikking te geven brengt ook de bevoegdheid mee om deze weer in te trekken ofte wijzigen mits daarvoor valide redenen bestaan. Dit hangt af van de omstan-digheden.