Organisatie | Westland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening individuele studietoeslag gemeente Westland 2017 |
Citeertitel | Verordening individuele studietoeslag gemeente Westland 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervalt na aanpassing van de Participatiewet waarbij de bevoegdheid van de raad om uitgangspunten voor individuele studietoeslag vast te stellen.
Deze regeling treedt in werking op de dag na datum publicatie in het Gemeenteblad en werkt terug tot 1 september 2019.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-12-2021 | 01-07-2021 | artikel 5, toelichting | 07-12-2021 | ||
09-02-2017 | 01-01-2017 | 16-12-2021 | nieuwe regeling | 24-01-2017 | . |
Een verzoek tot het verlenen van een individuele studietoeslag, als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend met het daarvoor bestemde aanvraagformulier.
Artikel 4. Toekenning en verstrekking individuele studietoeslag
Indien de belanghebbende op de aanvraagdatum voldoet aan de voorwaarden voor de individuele studietoeslag zoals bepaald in artikel 3 van deze beleidsregels, wordt deze verstrekt met ingang van de datum van aanvraag voor de duur dat deze persoon voldoet aan de criteria zoals genoemd in artikel 3 van deze beleidsregels.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald, indien strikte toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aarde leidt.
Aldus besloten door de raad in zijn openbare vergadering van 24 januari 2017
De plv. griffier
D. van Vliet.
de voorzitter,
J. van der Tak
Met de inwerkingtreding van de Participatiewet is een studieregeling geïntroduceerd: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt.
Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen hoger, omdat de kans op een baan beperkter is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan (of blijven) volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan
De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen of door een medische urenbeperking onvoldoende kunnen bijverdienen tijdens de studie.
Op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel c van de Participatiewet is de gemeente verplicht in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag.
De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).
Voorwaarden individuele studietoeslag
Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling (artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet) kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt zowel over verzoek als aanvraag. Het college kan op een dergelijk verzoek – gelet op de individuele omstandigheden van een persoon - een individuele studietoeslag verlenen. Hiervoor is wettelijk vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:
Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt, is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.
Doel van de studietoeslag is om mensen die niet in staat zijn om te werken naast hun studie als gevolg van een functiebeperking financiële ondersteuning te bieden. Dat moet dan ook de insteek zijn bij de beoordeling van wie hiervoor in aanmerking komt. Om die reden is in dit artikel een extra vereiste gesteld om voor de individuele studietoeslag in aanmerking te komen.
Advies over de vaststelling of iemand niet in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, zal indien nodig door Patijnenburg gegeven worden. Zij zal daarvoor een arbeidsdeskundige inzetten. Als er sprake is van een persoon met een doelgroepverklaring van het UWV of wanneer er sprake is van een medische urenbeperking is dat een indicatie dat iemand naast de studie onvoldoende kan werken.
Als een aanvrager inkomsten heeft uit of in verband met arbeid, worden die inkomsten volledig verrekend met de studietoeslag.
De aanvraag moet worden ingediend bij het college. In de toepassing van de individuele studietoeslag wijkt deze regeling af van de gebruikelijke toepassing van de Participatiewet. Artikelen 12, 43, 49 en 52 zijn niet van toepassing. Er is daardoor geen sprake van een beoordeling van onderhoudsplicht door de ouders (artikel 12 Participatiewet). Bij de vaststelling op de aanvraag hoeft geen rekening gehouden te worden met houding en gedragingen (artikel 43). Tevens mag deze regeling niet gebruikt worden als een vorm van borgtocht wegens schulden (artikel 49). Artikel 52 gaat over verlening van voorschotten op grond van de Participatiewet Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.
Alleen die bepalingen die nadere toelichting nodig hebben, worden hier behandeld.
Dit artikel heeft geen nadere toelichting nodig.
Het college kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een individuele studietoeslag verlenen (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 van de Awb).
Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan met het daarvoor ontwikkelde aanvraagformulier. Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.
Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het college op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon, als bedoeld in artikel 7 lid 1 onderdeel a, op de datum van de aanvraag:
Tijdens de behandeling van de Eerste Kamer is de wens geuit dat ook studenten met een medische urenbeperking in aanmerking te laten komen voor een individuele studietoeslag. Deze studenten zijn wel in staat om per uur het minimumloon te verdienen, maar kunnen dit maar een beperkt aantal uren. De Participatiewet is door het ministerie van SZW hierop aangepast[1].
Met betrekking tot het criterium ‘niet het wettelijke minimumloon kunnen verdienen’ en ‘de medische urenbeperking’ beoordeelt het college aan de hand van beschikbare gegevens van het Uitvoeringsinstituut Werkgeversverzekeringen (UWV), eventuele eerdere medische keuringen en informatie vanuit het netwerk, zoals bijvoorbeeld school, of een persoon hieraan voldoet. Indien dit onvoldoende uitsluitsel geeft, wordt advies van een deskundige ingewonnen.
Artikel 4. Toekenning en verstrekking individuele studietoeslag
Het spreekt voor zich dat aanvrager op de aanvraagdatum moet voldoen aan de eisen om in aanmerking te kunnen komen. Dat betekent dat de aanvraagdatum vrijwel gelijk moet zijn aan de start van de studie, omdat op dat moment pas het recht op studiefinanciering ontstaat.
Artikel 5. Hoogte individuele studietoeslag
In dit artikel is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend. Is sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag.
De hoogte van de studietoeslag is afhankelijk van leeftijd van de aanvrager en is gebaseerd op de adviestabel van ministerie SZW en is vastgesteld op maximaal € 300,- netto per maand.
Voor studenten jonger dan 21 jaar wordt conform het toepasselijke jeugd-minimumloon een lager bedrag gehanteerd. De studietoeslag wordt vanaf 1 januari 2022 maandelijks uitgekeerd.
Als een aanvrager inkomsten heeft uit of in verband met arbeid, worden die inkomsten volledig verrekend met de studietoeslag.
Als een ontvanger van de individuele studietoeslag verhuist naar een andere gemeente eindigt daarmee het recht op deze toeslag.
dit artikel geeft het college de bevoegdheid om in uitzonderlijke gevallen maatwerk te leveren. Het gaat hierbij om gevallen waarin het toepassen van de regels gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen uitgangspunten, overeenkomstig artikel 4:84 van de Awb.
Artikel 7. Intrekken oude verordening
Artikel 8. Inwerkingtreding en Citeertitel
[1] EK 33988 nr 6 Voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2015). Hierin is besloten dat in artikel 36b eerste lid onderdeel b (Participatiewet) ‘met voltijds arbeid’ vervalt.