Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de Amsterdamse Kunstraad 2016 |
Citeertitel | Verordening op de Amsterdamse Kunstraad 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Cultuur, sport en recreatie |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-02-2017 | art. 2, art. 3 | 09-11-2016 Gemeenteblad 2017,16224 | 2016, nr. 321/1417 | ||
15-12-2015 | 02-02-2017 | nieuwe regeling | 25-11-2015 | Gemeenteblad 2015, afd. 1, nr. 1269 |
verkenning: een beeld van het culturele landschap, aanwezige functies en hun spreiding binnen de stad, een overzicht van de sterkten en zwakten binnen de cultuursector, de relatie met andere portefeuilles en stadsdelen. De AKr beschikt bij het opstellen van de verkenning over informatie van A-Bis en niet A-Bis en houdt rekening met internationale ontwikkelingen
Alleen de gemeenteraad kan de specifieke en generieke profielschets aanpassen. Uitzondering hierop is de specifiek per competentie in te vullen disciplinekennis en -ervaring bij de overige bestuursleden. Het college vult de generieke profielen aan met de specifiek per competentie benodigde kennis en ervaring na de kunstraad gehoord te hebben.
Voorafgaand aan de voordracht van het college aan de gemeenteraad over een nieuwe voorzitter brengt een onafhankelijke commissie, bestaande uit een door de verantwoordelijke wethouder aan te wijzen persoon, de vicevoorzitter van de kunstraad en een derde persoon, aangewezen met beider instemming, advies uit aan het college.
Voorafgaand aan de voordracht van het college aan de gemeenteraad over een nieuw algemeen bestuurslid brengt een onafhankelijke commissie, bestaande uit een door de verantwoordelijke wethouder aan te wijzen persoon, de voorzitter van de kunstraad en een derde persoon, aangewezen met beider instemming, advies uit aan het college.
Het bestuurslidmaatschap van de kunstraad is onverenigbaar met een functie waardoor het lid bestuurlijk of financieel betrokken is, bij een A-Bis instelling die subsidie ontvangt, voornemens is opnieuw of voornemens is voor de eerste maal subsidie aan te vragen bij de gemeente Amsterdam in het kader van Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan of de op dat moment geldende regelgeving met betrekking tot de toekenning van subsidies in het kader van kunst en cultuur waarover door de kunstraad wordt geadviseerd.
Indien kwesties of aanvragen aan de orde komen waarbij een bestuurslid een belang anders dan in het eerste lid bedoeld heeft of kan hebben, neemt hij geen deel aan de beraadslagingen en de besluitvorming over de betreffende kwestie of aanvraag. Hieronder wordt in ieder geval begrepen familierelatie in de eerste lijn. Bij twijfel over de vraag of deze situatie zich voordoet, besluit de voorzitter of het betrokken bestuurslid deel kan nemen aan de beraadslagingen en de besluitvorming over het betreffende onderwerp. Indien deze beraadslagingen en besluitvorming leiden tot een advies, wordt bij dat advies vermeld op welke wijze aan deze bepaling toepassing is gegeven.
De kunstraad stelt een huishoudelijk reglement vast, waarin in ieder geval regels worden vastgesteld over verdeling van taken binnen het bestuur en het bureau, de samenstelling van commissies en de benoeming van adviseurs, over de wijze waarop de advisering tot stand komt, in ieder geval voor zover het de advisering voor subsidiëring Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan betreft.
Het commissielidmaatschap en adviseurschap zijn uitgesloten indien de persoon in kwestie:
(a) een (persoonlijk) belang heeft bij een subsidieaanvraag waarover de commissie en/of de adviseur adviseert. Hiervan is in elk geval sprake als de adviseur, zijn partner of een familielid in de eerste graad zelf betrokken is bij de subsidieaanvraag waarover de commissie en/of de adviseur adviseert;
Indien kwesties aan de orde komen waarbij een commissielid een belang anders dan in 7.6 bedoeld heeft of kan hebben, neemt hij geen deel aan de beraadslagingen en de besluitvorming over de betreffende kwestie of aanvraag. Bij twijfel over de vraag of deze situatie zich voordoet, besluit de voorzitter van de commissie (in geval van commissieleden) respectievelijk de voorzitter van de kunstraad (bij adviseurs) of het betrokken commissielid en/of adviseur deel kan nemen aan de beraadslagingen en de besluitvorming over het betreffende onderwerp. Indien deze beraadslagingen en besluitvorming leiden tot een advies, wordt bij dat advies vermeld op welke wijze aan deze bepaling toepassing is gegeven.