Organisatie | Dongen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Jeugdwet gemeente Dongen 2017 |
Citeertitel | Beleidsregels Jeugdwet gemeente Dongen 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Verordening Jeugdhulp gemeente Dongen 2017
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-03-2017 | Nieuwe regeling | 17-01-2017 Informatiekrant, 26-01-2017 | 00025303 | ||
01-01-2017 | 24-03-2017 | Nieuwe regeling | 17-01-2017 Informatiekrant, 26-01-2017 | 00025303 |
De Verordening Jeugdhulp gemeente Dongen 2017 geeft uitvoering aan de Jeugdwet. De Jeugdwet stelt regels voor de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders.Deze beleidsregels zijn van toepassing op de uitvoering van de Verordening Jeugdhulp Gemeente Dongen 2017.
Er dient telkens een zorgvuldige toegangsprocedure doorlopen te worden om de hulpvraag van de cliënt, zijn behoeften en de gewenste resultaten helder te krijgen. Daarbij wordt onderzocht wat de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg of met hulp van zijn sociaal netwerk kan doen om zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of verbeteren. Verder wordt bepaald of zo nodig met gebruikmaking van een overige voorziening kan worden volstaan, of dat een individuele voorziening nodig is, en of sprake is van een (wettelijk) voorliggende voorziening. De Jeugdwet, de Verordening Jeugdhulp gemeente Dongen 2017 en deze beleidsregels leggen deze toegangsprocedure daarom vast.
Duidelijke procedures en richtlijnen zijn van belang. Uitgaande van de eigen kracht van de burger en het leveren van maatwerk bij jeugdhulp zijn deze beleidsregels opgesteld die de ruimte bieden om maatwerk te leveren.
De Jeugdwet en de Verordening Jeugdhulp gemeente Dongen 2017 leggen veel bevoegdheden bij het college. De uitvoering hiervan zal echter in de regel namens het college gedaan worden door deskundige consulenten, ambtenaren of bijvoorbeeld in samenwerking met aanbieders. Waar in de Verordening en in de wet ‘het college’ staat, kan het college deze bevoegdheid namelijk mandateren aan ondergeschikten dan wel niet-ondergeschikten op grond van de algemene regels van de Awb (mandaatregeling gemeente Dongen).
De inzet van jeugdhulp vindt plaats op basis van de Jeugdwet en het burgerlijk wetboek, waarbij de leeftijdsgrens van 18 jaar wordt gehanteerd. De beschikking voor jeugdhulp wordt in principe afgegeven tot de leeftijd van 18 jaar (met uitzondering van specifieke jeugdreclasseringstrajecten). Jeugdhulp kan eventueel doorlopen tot maximaal het 23e levensjaar (verlengde jeugdhulp), mits het voldoet aan daarvoor geldende voorwaarden (artikel 1.1, Jeugdwet).
In het belang van de cliënt (doorlopende (leer)lijnen), wordt echter ingezet op een goede aansluiting 18- / 18+. Dit door samenhang tussen de Wmo, Participatiewet, Jeugdwet en aanpalende domeinen (w.o. wonen). Om hiermee de noodzaak tot inzet van verlengde jeugdhulp waar mogelijk te beperken.
Voor meer informatie zie ook de informatiekaart "Leeftijdsgrenzen 18- /+" en de folder "Samen voor de Jeugd" van de regio Hart van Brabant.
In de toegangsprocedure wordt onderscheid gemaakt in zorg en ondersteuning op drie niveaus, te weten ondersteuningsvragen (eigen netwerk, informele zorg en ondersteuning), overige voorzieningen en de individuele voorzieningen, zoals benoemd in de Jeugdwet. De individuele voorzieningen worden in 2017 ingekocht middels zorgarrangementen bij laag specialistische jeugdhulp en middels producten bij hoog specialistische jeugdhulp.
Niveau 1: ondersteuningsvragen, algemeen (vrij) toegankelijk
Het eerste niveau vormt de basis van de sociale infrastructuur. Er wordt naar gestreefd om ouders zoveel mogelijk zelf verantwoordelijk te houden voor de opvoeding van hun kind (zie hiervoor ook de toelichting bij paragraaf 3.1 op (boven) gebruikelijke hulp- en zorg). Daarnaast kan het eigen netwerk, indien mogelijk, betrokken worden bij de ondersteuning. Ook zijn er allerlei (particuliere) initiatieven en vrijwilligersorganisaties in Dongen, die een belangrijke bijdrage leveren aan onderlinge (preventieve) hulp- en dienstverlening en het versterken van de sociale cohesie (Sociale Gids gemeente Dongen: https://www.dongen.nl/inwoner/sociale-gids.html). Dit niveau heeft verder geen reikwijdte in deze beleidsregels.
Niveau 2: overige voorzieningen, algemeen (vrij) toegankelijk
Deze voorzieningen zijn voor iedereen toegankelijk en flexibel van inzet. Het gaat hierbij om advies en informatie en enkelvoudige (ambulante) opgroei- en opvoedondersteuning. Ouders en kinderen die een lichte, eenvoudige ondersteuningsvraag hebben kunnen hier altijd terecht zonder bureaucratische rompslomp. Ook het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (Veilig Thuis) valt hieronder en is direct bereikbaar. In paragraaf 3.3 wordt nader ingegaan op de overige voorzieningen jeugdhulp.
Niveau 3: individuele voorzieningen jeugdhulp, via een beschikking toegankelijk
Niet alle problemen zijn nabij, in de buurt en via de inzet van het eigen netwerk, informele zorg of overige voorzieningen op te lossen. Soms hebben inwoners specifieke, specialistische en/of intensieve ondersteuning nodig. Het gaat om voorzieningen die vaak bovenlokaal, regionaal of soms zelfs landelijk zijn georganiseerd, zoals crisisopvang, pleegzorg, jeugdbescherming. Ook als deze ‘zwaardere’ vormen van hulp nodig zijn, blijft het uitgangspunt van nabijheid overeind. In situaties waar de basis niet voldoende ondersteuning biedt, moet snel en dichtbij ondersteuning vanuit de individuele voorzieningen worden ingezet. Deze hulp ‘moet in een keer goed zijn’. Dat wil zeggen zo licht als het kan en zo zwaar als nodig.
De Toegang bekijkt met de jongere en zijn ouder(s), welke (combinatie) van zorg en ondersteuning passend is bij de hulpvraag van de cliënt. Hierbij worden de instrumenten Integrale Vraaganalyse en Plan van Aanpak gebruikt. Op basis hiervan wordt de passende ondersteuning bepaald, in afstemming met de zorgaanbieder(s), en een beschikking afgegeven. De jeugdige en/of ouders ontvangen de beschikking waarin de afspraken zijn opgenomen voor de voorziening jeugdhulp (dit proces is nader toegelicht in hoofdstuk 6). In paragraaf 3.4 wordt weergegeven welke vormen van individuele voorzieningen jeugdhulp beschikbaar zijn.
De inzet van specialistische jeugdhulp zal altijd worden gebaseerd op het oordeel van deskundigen zoals de toegangsmedewerker. De Toegang kan, waar nodig, het Regionaal Expertiseteam consulteren (een nadere toelichting is opgenomen in de Uitvoeringsrichtlijn Jeugdhulp). Voor meer informatie zie de flyer "Regionaal expertiseteam" en het informatieblad "Hart van Brabant, regionaal expertiseteam".
Voordat een overige of individuele voorziening wordt overwogen, wordt eerst nagegaan of er sprake is van (boven)gebruikelijke hulp en of er een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening.
Gebruikelijke hulp is zorg die op basis van de sociale relatie met de cliënt verwacht mag worden. Van partners, ouders van kinderen en huisgenoten wordt verwacht dat zij de jeugdige ondersteunen bij de activiteiten die de jeugdige niet kan uitvoeren. De omvang en inhoud van de gebruikelijke hulp is afhankelijk van de sociale relatie. Hoe intiemer de relatie, hoe meer hulp verwacht mag worden. De gebruikelijke zorg van een ouder aan een kind/jeugdige is met name afhankelijk van de leeftijd van het kind.
Als ouders gescheiden zijn kan er een verdeling gemaakt worden als het gaat om het verblijf van de kinderen, maar er kan ook een verdeling van taken gemaakt worden (zoals het naar school brengen/ophalen van de kinderen). Dit is dan opgenomen in het verplicht op te stellen ouderschapsplan bij scheiding. Verder moet bedacht worden dat een echtscheiding de ouders niet ontslaat van de plicht om voor de kinderen te zorgen. Die gezamenlijke verantwoordelijkheid, of het ontbreken daarvan, kan in beginsel niet worden afgewenteld op de Jeugdwet.Ook het aantal kinderen is een verantwoordelijkheid van de ouders. Het hebben van “veel” kinderen en de zorg daarvoor hoort bij de verantwoordelijkheid van de ouders.
Voor kinderen geldt dat er hulp en ondersteuning kan worden ingezet wanneer er sprake is van boven gebruikelijke hulp. Dit is aan de orde wanneer er sprake is van een beperking, waardoor de noodzakelijke hulp en ondersteuning - in vergelijking tot gezonde kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel - substantieel wordt overschreden. Wanneer de hulpvraag de gebruikelijke hulp overstijgt (en er dus sprake is van boven gebruikelijke hulp), kan een individuele voorziening worden ingezet. In bijlage 1 is toegelicht wat onder (boven)gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen wordt verstaan. Hierbij wordt aangesloten bij de CIZ richtlijnen die hiervoor reeds bestonden vóór 2015.
Daarnaast kan het college aansluiten bij de richtlijn gebruikelijke zorg uit de Beleidsregels Wlz 2016 (bijlage 2). Daarin wordt toegelicht wat er wordt verstaan onder gebruikelijke zorg voor ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling. Hulp en ondersteuning kan worden ingezet voor de ondersteuningsvraag die 'resteert' na de inzet van gebruikelijke hulp en/of zorg.
Voordat een overige voorziening wordt ingezet, is het van belang om te toetsen of de ondersteuningsvraag van de jeugdige en zijn ouders onder de Jeugdwet valt of onder een andere wet.
3.2.1 (Wettelijk) voorliggende voorziening
Hierbij kan gedacht worden aan (lijst is niet uitputtend):
Onderwijs: begeleiding van kinderen met problemen is de verantwoordelijkheid van school. Tevens zijn er mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs. Alleen in uitzonderlijke situaties; als toezicht en aansturen meer vraagt dan van school en ouders kan worden verwacht en de mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs ontoereikend zijn, kan een individuele voorziening aan de orde zijn.
Kinderopvang: kinderopvang is de verantwoordelijkheid van ouders, werkgever en overheid (kinderopvangtoeslag). Kinderopvang is ook voor kinderen met een beperking voorliggend en het leren omgaan van leidsters met het betreffende kind is gebruikelijke hulp van ouders. Alleen in uitzonderlijke situaties als een kind extra begeleiding nodig heeft die niet door leidsters kan worden geboden en niet van ouders kan worden verwacht, en de begeleiding niet valt onder de door de ziektekostenverzekeraar vergoede kosten voor verpleging en verzorging, dan kan een individuele voorziening aan de orde zijn.Of aan een overige voorziening op grond van een andere wet- of regelgeving.
3.2.2 Overige voorliggende voorziening op grond van andere wet- of regelgeving
Voorliggend op de Jeugdwet is een voorziening op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Wet langdurige zorg (Wlz) of ziektekostenverzekering. Indien dit het geval is, zal er op grond van de Jeugdwet geen voorziening worden verstrekt.
Wanneer blijkt dat belanghebbende niet op eigen kracht of met hulp van het sociaal netwerk tot een oplossing kan komen, en op basis van de Jeugdwet in aanmerking komt voor een overige voorziening, wordt beoordeeld of er zogenaamde overige voorzieningen (conform artikel 2 van de verordening Jeugdhulp) zijn die de problemen die belanghebbende ervaart (gedeeltelijk) kunnen oplossen. Een overige voorziening jeugdhulp is rechtstreeks toegankelijk zonder toegangsbeoordeling, dan wel met een lichte toegangsbeoordeling van een Toegangsmedewerker.
De gemeente Dongen organiseert in het kader van de Jeugdwet dat de volgende vormen van overige voorzieningen beschikbaar zijn:
Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling
Meer informatie hierover is terug te vinden in de sociale gids van de gemeente Dongen: https://www.dongen.nl/inwoner/sociale-gids.html
3.3.1 Overige voorzieningen- algemeen toegankelijk
Deze vorm van algemene voorzieningen sluit zoveel als mogelijk aan op buurtniveau en op eigen initiatieven van burgers. Ze zijn volledig toegankelijk zonder toegangsbeoordeling en daarmee maximaal laagdrempelig. Deze voorzieningen geven ook invulling aan artikel 2.4 van de Jeugdwet, namelijk een voorziening die kosteloos en/of anoniem vragen van jongeren en/of ouders kan beantwoorden. De overige voorzieningen in het kader van de jeugdhulp omvatten in elk geval de beschikbaarheid van informatie, (opvoed)advies, voorlichting, cursussen en trainingen.
Een volgende overige voorziening is het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling genaamd Veilig Thuis. Veilig thuis is het meldpunt waar iedereen (zowel burgers als professionals) terecht kan voor het melden van zorgen om kinderen en/of hun ouders bij vermoedens van kindermishandeling of andere vormen van huiselijk geweld. Burgers kunnen hier ook terecht voor het inwinnen van advies. Veilig Thuis zal bij een vermoeden van relevante problematiek een vervolgonderzoek starten en contact opnemen met de betreffende hulpverlenende instanties in de gemeente om actie te ondernemen.
3.3.2 Overige voorzieningen- toegankelijk na intake door desbetreffende instantie
De tweede vorm van algemeen beschikbare voorzieningen zijn de voorzieningen die toegankelijk zijn na een intake. Deze vorm van jeugdhulp sluit op de direct toegankelijke voorzieningen aan in de zin dat er een hulpverleningscomponent in het werk zit. Dat kan dus omgekeerd ook het geval zijn, wanneer er een nazorgtraject nodig is wanneer een kind uit zware zorg terugkomt. Burgers dienen de eerste vragen te stellen aan de professionals in de Toegang. In de praktijk zal er dan mogelijk een verwijzing plaatsvinden tussen de medewerkers van de Toegang.
Met het beschikbaar stellen van ambulante hulpverleners in de Toegang kan er eenvoudiger en effectiever worden ingezet op het oplossen van lichte opvoed- of GGZ problematiek. Ambulante jeugdhulpverleners zijn beschikbaar via een lichte toegangsbeoordeling van de Toegang.
Ambulante jeugdhulp is gericht op gezinnen met kinderen die problemen hebben zoals ruzie met ouders, of waar het kind misschien licht depressief is en waar ouders het moeilijk vinden om met hun kind om te gaan. Het gaat om een breed scala van interventies en vormen van begeleiding voor verschillende doelgroepen. De hulp wordt in de regel thuis of in de directe omgeving van de burger geboden.
Individuele voorzieningen in het kader van specialistische jeugdhulp, zijn de via een beschikking toegankelijke op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening die door het college in natura of bij PGB wordt verstrekt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in:
Om te kunnen bepalen welke voorziening / zorgarrangement in welke vorm passend is voor de jeugdige is een 7 stappenplan ontwikkeld. Hierin staat vermeld welke 7 stappen de Toegangsmedewerker dient te doorlopen om te komen tot het juiste, passende aanbod. De zorgaanbieder speelt hierin een duidelijke rol want zij bepalen het 'hoe' binnen het zorgarrangement (stap 6). Door het doel en resultaat te beschrijven met de jeugdige en/of zijn ouders en in overleg met de zorgaanbieder aan te geven hoe dit bereikt zal worden wordt er altijd een passend traject geleverd.
In het stappenplan is ook een toelichting op de zorgarrangementen opgenomen.
De individuele voorzieningen die beschikbaar zijn in de gemeente Dongen worden regionaal of op landelijk niveau ingekocht.
Op de digitale media De Wegwijzer (via www.jeugdhulphvb.nl) staan alle individuele voorzieningen jeugdhulp omschreven die ingezet kunnen worden. Dit is ook inzichtelijk via het digitaal platform www.zorginregiohartvanbrabant.nl waarop ook de zorgarrangementen en productcodes van alle voorzieningen te vinden zijn.
Laag specialistische jeugdhulp
De laag specialistische jeugdhulp wordt ingezet middels 9 resultaatgerichte zorgarrangementen waarbij er 5 verschillende intensiteiten bestaan per zorgarrangement.
Laag specialistische zorg heeft de volgende kenmerken;
De inzet van de laag specialistische zorg middels een zorgarrangement wordt bepaald door middel van het 7 stappenplan wat voor de Toegang en voor de zorgaanbieders ontwikkeld is.
Ernstige Enkelvoudige Dyslexie
Voor de inzet van Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED) zorg is een strikt toelatingsproces afgesproken met het onderwijs en de zorgaanbieders. EED zorg is mogelijk, onder de volgende voorwaarden.
Jeugdige voldoet aan de eisen dat:
Hoog specialistische jeugdhulp
Hoog specialistische zorg worden ingezet middels producten die zijn ingekocht.
Deze zorg heeft de volgende kenmerken;
Beschermd wonen betreft het bieden van onderdak en begeleiding aan personen met een psychi(atri)sche en/of psychosociale aandoening. Het gaat om personen bij wie op participatie gerichte ondersteuning vanuit een beschermde woonomgeving centraal staat. Voor een deel van de cliënten is beschermd wonen een opstapje naar zelfstandig wonen.
In beginsel geldt deze zorgvorm voor personen boven de 18 jaar, maar jeugdigen in de leeftijdscategorie 16-18 jaar kunnen in specifieke gevallen ook gebruik maken van de voorziening beschermd wonen. Voor de plaatsing van een jeugdige (in de leeftijdscategorie 16 - 18 jaar) in een beschermd wonen setting wordt het team Beschermd wonen gevraagd mee te kijken zodat de doorgaande zorglijn (na 18 jaar) is geborgd. Verder toetst het Team Beschermd Wonen mee of beschermd wonen de geschikte zorgvorm is en of aan de plaatsingsvoorwaarden wordt voldaan. Belangrijk is dat hierbij de doorlopende leerlijn tijdig wordt opgepakt.
Een PGB voor beschermd wonen kan alleen worden ingezet bij een professionele zorgaanbieder die voldoet aan de kwaliteitseisen die gesteld zijn aan beschermd wonen. Bij de intake voor beschermd wonen wordt verwacht dat er een wettelijke vertegenwoordiger van de jeugdige aanwezig is.
Indien geen sprake is van beschermd wonen, wordt gezamenlijk gekeken welke zorgvorm wel geschikt is. Bij justitiële zorg door de Gecertificeerde Instelling (GI) is de GI verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdbeschermings- of reclasseringsmaatregel en bepaalt in deze welke hulp moet worden ingezet.
De volledige procedure is uitgewerkt in het infoblad Beschermd Wonen 18-/18+. Voor de opbouw van de tarieven wordt verwezen naar de informatiebijlage opbouw tarieven beschermd wonen. Een toelichting op de zorgzwaartepakketten Beschermd Wonen is toegevoegd als bijlage 3.Voor beschermd wonen is de afspraak om de constructie met de centrumgemeenten voorlopig te handhaven. Centrumgemeenten (voor Dongen is dat de gemeente Tilburg) dienen deze voorziening te regelen, maar wel in nauwe samenwerking met de regiogemeenten.
De Jeugdwet kent geen materiële voorzieningen. Als de jeugdige een materiële voorziening nodig heeft, valt dit onder de Wmo. Voor de inzet van materiële vormen van ondersteuning wordt daarom verwezen naar de Beleidsregels Wmo gemeente Dongen. De benoemde voorwaarden en criteria voor de inzet van materiële vormen van ondersteuning en de benoemde vormen van materiële ondersteuning zijn ook van toepassing op de doelgroep 18-.
Uitgangspunt bij het bieden van ondersteuning is de individuele situatie van de cliënt. Als blijkt dat er - aanvullend op voorliggende oplossingsmogelijkheden - ondersteuning nodig is, dan wordt dat geboden in de vorm van een individuele voorziening. Dat geldt ook voor de vorm waarin de jeugdige en/of zijn ouders de ondersteuning wil ontvangen: via zorg in natura of deze zelf inkopen en organiseren via een pgb. In de toelichting op de Jeugdwet is te lezen dat uitganspunt is dat jeugdigen en ouders een voorziening in natura krijgen. Desalniettemin volgt uit artikel 8.1.1 lid 1 Jeugdwet dat het college een pgb moet toekennen als jeugdige en ouders dat wensen/verzoeken en ook aan alle voorwaarden is voldaan. Uiteindelijk is dus sprake van volledige keuzevrijheid.
Een pgb kan een geschikt instrument zijn voor de cliënt om zijn leven naar eigen wensen en behoeften in te vullen. Het is een vorm van verstrekking die bij uitstek geschikt is voor mensen die zelf de regie over hun leven kunnen voeren. Cliënten kunnen hierbij gebruik maken van kosteloze cliëntondersteuning. De gemeente streeft ernaar dat een pgb niet noodzakelijk is, omdat alle gewenste voorzieningen op regionaal niveau aanwezig zijn, maar beseft hierbij dat dit niet in alle gevallen mogelijk is. We beogen dat Dongense burgers die kiezen voor een pgb dit bewust doen, met de verantwoordelijkheden om kunnen gaan die aan het pgb verbonden zijn en dat de ondersteuning tot de beoogde resultaten leidt. De gemeente vindt het van belang dat mensen eigen regie over hun leven kunnen voeren en dat zij, indien zij dit wensen, hiervoor een pgb inzetten.
Om een persoonsgebonden budget (pgb) te kunnen krijgen, moeten de jeugdige en/of zijn ouders aan een aantal voorwaarden voldoen (conform artikel 8.1.1, lid 2, Jeugdwet):
de jeugdige of zijn ouders zijn naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, in staat om de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Om dit te kunnen beoordelen moeten de ouders/verzorgers een pgb-plan indienen.
De jeugdige of zijn ouders moeten zelfstandig of met behulp van zijn omgeving kunnen beoordelen dat de hulp die via pgb ingekocht wordt voldoende kwaliteit heeft (zie hiervoor ook paragraaf 4.1.3). Verder bedraagt het pgb nooit meer dan het maximale bedrag van wat in de betreffende situatie de kostprijs zou zijn van de goedkoopst adequate individuele voorziening in natura (Verordening Jeugdhulp 2017, artikel 12, lid 2b).
De aanvraag van een pgb geschiedt door de jeugdige, de gezaghebbende ouder of wettelijke vertegenwoordiger van de jeugdige. Hierbij handelt men in het belang van het kind/de jeugdige. In geval van een voogd wordt dit door de voogd aangevraagd. Hierbij worden de leeftijdscategorieën aangehouden zoals benoemd in de Jeugdwet: beiden gezaghebbende ouders/voogd bij jeugdigen tot 12 jaar, van 12 tot 16 jaar gezaghebbende ouders/voogd en jeugdige, en in de leeftijd van 16-18 jaar met of zonder gezaghebbende ouder.
Een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt alleen verstrekt indien de jeugdige, de gezaghebbende ouder of wettelijk vertegenwoordiger van de jeugdige dit gemotiveerd, aan de hand van een opgesteld plan vraagt. Hierin wordt aangeven hoe hij/zij de ondersteuning of dat van de jeugdige wil gaan organiseren. Dit plan moet o.a. inzicht geven wie de hulp gaat leveren en - afhankelijk van het type ondersteuning - of deze persoon / organisatie beschikt over de benodigde kwalificaties (zie artikel 12 Verordening Jeugdhulp 2017). Door het opstellen van een pgb-plan wordt de cliënt gestimuleerd na te denken over zijn zorgvraag, deze uit te werken en te concretiseren, en tevens het doelbereik en daarmee de kwaliteit van de zorg te evalueren.
We willen dat mensen die een PGB willen een bewuste keuze maken en weten welke verantwoordelijkheden daarmee samenhangen. Voor wat betreft het laatste gaat het niet alleen om het inzetten van het budget, maar ook om het aansturen van de hulp.
Als een cliënt een PGB wil, wordt bekeken of hij of zijn ouders de verantwoordelijkheden die daarbij horen kan dragen. Daarbij gaat het om bijvoorbeeld het aangaan van een contract, het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een juiste administratie (o.a. declaraties). Door de invoering van het trekkingsrecht, waarbij het belangrijkste deel van het budgetbeheer wordt overgenomen door de Sociale Verzekerings Bank (SVB), gaat het bij het toetsen van de bekwaamheid niet om de vaardigheden van de cliënt om een budget te beheren (zie ook paragraaf 4.5). Bij jeugdigen onder de 16 jaar zijn het de ouders die over de bekwaamheid moeten beschikken om zorg in te kopen. Bij jeugdigen tussen de 16 en 18 jaar (met uitloop tot 23 jaar; zie hiervoor ook paragraaf 1.1) kan het echter voorkomen dat de jeugdige zelf het contract aangaat.
In het geval de cliënt zelf niet beschikt over de benodigde vaardigheden om de regie te voeren over het PGB, kan in een aantal situaties toch een PGB worden verstrekt (zie ook paragraaf 4.1a). Er kunnen situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een PGB niet gewenst is. In deze situaties kan een PGB worden geweigerd. Om een PGB af te wijzen op overwegende bezwaren, moet er enige feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan afgewezen kan worden. Dit kan een medische onderbouwing zijn (de cliënt heeft bijvoorbeeld als gevolg van een verstandelijke handicap of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht in de eigen situatie), maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld.
Overige weigeringsgronden zijn vastgelegd in:
Voor de diensten die tot de individuele voorziening behoren geldt dat deze:
Deze eisen gelden overigens zowel voor aanbieders van zorg in natura als voor ondersteuning via een pgb. Indien het ondersteuning door een zorgverlener betreft (zorgaanbieder of een ZZP'er) , moet een formulier kwaliteitseisen ingevuld worden. Dit formulier maakt onderdeel uit van het pgb-plan. Zie het budgetplan met aangehecht het formulier kwaliteitseisen. Zowel op individueel als macroniveau vindt monitoring plaats op de kwaliteit en effectiviteit van de ondersteuning. Het is immers de bedoeling dat de ondersteuning leidt tot de beoogde resultaten. Deze monitoring kan in de vorm van gesprekken met cliënt of huisbezoek (steekproefsgewijs), audits en het oppakken van signalen van de SVB of anderen binnen of buiten de gemeente. Op individueel niveau kan deze monitoring ook plaatsvinden via proces-/casusregie (zie hiervoor de Uitvoeringsrichtlijn Jeugdhulp).
Inspectieloket Jeugd - kwaliteitseisen
Professionele hulpverleners zijn gebonden aan de kwaliteitseisen die zijn opgenomen in paragraaf 4.1 van de Jeugdwet. Deze kwaliteitseisen worden door landelijke inspecties getoetst. Om dit toezicht te kunnen uitvoeren moeten gemeenten alle nieuwe jeugdhulpaanbieders (een aanbieder of instelling als bedoeld in de Jeugdwet) aanmelden via het Inspectieloket Jeugd (http://www.inspectieloketjeugd.nl/). Dit geldt ook voor jeugdprofessionals die worden ingekocht middels een pgb.
Zoals uit de Jeugdwet is af te leiden, is het belangrijk dat belanghebbenden vooraf goed weten wat het pgb inhoudt, welke (kwaliteits)voorwaarden aan een pgb verbonden zijn en welke verantwoordelijkheden ze daarbij hebben. Deze voorlichting zal al bij het moment van aanvragen worden gegeven. Tijdens het gesprek, maar ook later tijdens de aanvraagprocedure, zal belanghebbende door de Toegangsmedewerker worden geïnformeerd. Daarnaast verzorgt de sociale verzekeringsbank (SVB) voorlichting voor en ondersteuning van budgethouders.
De cliënt of zijn ouder(s)/verzorger(s) is zelf verantwoordelijk voor het inkopen / regelen van de individuele voorziening of hulp. In de praktijk wordt vaak met de Toegangsmedewerker samen bepaald welke aanbieder ingezet wordt voor de benodigde hulp. Eveneens is de jeugdige of zijn ouder(s) verantwoordelijk voor het doorgeven (op verzoek of uit eigen beweging) van feiten en omstandigheden aan de gemeente waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een persoonsgebonden budget.Degene die ingeschakeld wordt voor hulp is verantwoordelijk voor het doorgeven van loongegevens aan de belastingdienst. Op de website van de Belastingdienst wordt duidelijk wie aangifteplichtig is.In het kader van het trekkingsrecht geeft de SVB aan de Belastingdienst door aan wie zij geld heeft uitbetaald.
In de Jeugdwet is opgenomen dat gemeenten pgb’s uitbetalen in de vorm van trekkingsrecht. Dit houdt in dat de gemeente het pgb niet op de bankrekening van de budgethouder stort, maar op rekening van het servicecentrum pgb van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De budgethouder laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel hulp is geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling van de zorgverlener. De niet bestede pgb bedragen worden door de SVB na afloop van de verantwoordingsperiode terugbetaald aan de gemeente. Het trekkingsrecht geldt voor alle pgb’s in de Jeugdwet.Om pgb via trekkingsrecht te kunnen uitvoeren, moet de budgethouder een zorgovereenkomst hebben met de zorgverlener(s) voor de inkoop van de benodigde hulp en ondersteuning. Bij elke betaalopdracht controleert de SVB of de betaling klopt met deze zorgovereenkomst. Als de SVB geen zorgovereenkomst heeft, kan de zorgverlener niet betaald worden. De gemeente maakt het budget (periodiek) over aan de SVB.De gemeente is verantwoordelijk voor de inhoudelijke toets op de contracten. Zonder goedkeuring van de gemeente kan de SVB geen uitbetalingen doen. De SVB toetst de contracten vanuit arbeidsrechtelijk oogpunt. De SVB heeft modelovereenkomsten beschikbaar waar pgb-houders gebruik van kunnen maken (https://www.svb.nl/int/nl/pgb/direct_regelen/nieuwe_zorgovereenkomst_invullen/).
In het persoonlijk plan van de cliënt kan hij of zij de wens uitspreken om zijn sociale netwerk in te willen zetten. De voorwaarden hiertoe, zijn opgenomen in de Verordening Jeugdhulp (artikel 12, lid 3). In navolging van de regering is de gemeente van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp/zorg overstijgt (zie paragraaf 3.1 voor meer informatie over gebruikelijke hulp) en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan zorg in natura.
Een PGB kan worden aangevraagd voor voorzieningen jeugdhulp. Een uitzondering is hierbij de voorziening dyslexie zorg, daar zowel bij het toeleiding proces als zorgverleningsproces voor dyslexie strikte criteria zijn opgesteld (zie hiervoor paragraaf 3.4) in afstemming met het onderwijs (ondersteuning dyslexie valt onder de verantwoordelijk van het onderwijs; Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED) zorg valt onder de Jeugdwet).
De hoogte van een pgb wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura (artikel 12, Verordening Jeugdhulp gemeente Dongen 2017). Verder wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget bepaald op basis van het aantal benodigde uren/dagdelen x het geldende tarief bij hoog specialistische zorg of op basis van het te behalen resultaat in de vorm van een zorgarrangement bij laag specialistische zorg. De Toegang bepaalt het aantal benodigde uren/dagdelen of het in te zetten zorgarrangement. Bij een pgb budget voor een zorgarrangement (laag specialistische zorg) wordt het pgb budget berekend naar aanleiding van de kostprijs van het zorgarrangement in zorg in natura (ZIN). Leidend hierbij is de overeengekomen prijs die is afgesproken met de gecontracteerde zorgaanbieders (contractafspraken).Bij het berekenen van het pgb budget wordt de berekening toegepast van 90% voor een formele zorgverlener en 50% voor een informele zorgverlener. De tarieven staan vermeld in hetBesluit Jeugdwet gemeente Dongen 2017. In dit besluit staan ook de tarieven vermeld voor de hoog specialistische zorg.
Bij het verstrekken van een pgb wordt onderscheid gemaakt tussen de hoogte van het pgb voor de inzet van formele zorgverleners (inclusief professioneel gekwalificeerde ZZP'ers) enerzijds en de hoogte van het pgb voor de inzet van informele zorgverleners uit het eigen sociale netwerk en overige niet-gekwalificeerde zorgverleners anderzijds:
De categorieën laag en hoog specialistische zorg zijn nader toegelicht in paragraaf 3.4.
In artikel 14 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Dongen 2017 is opgenomen dat de voorziening ingetrokken kan worden als de belanghebbende de ondersteuning/hulp niet binnen 6 maanden ingezet heeft. Uitzondering hierop kan volgen als belanghebbende hiervoor op een wachtlijst staat. Wanneer de belanghebbende op een wachtlijst en om enkel deze reden de ondersteuning/hulp niet heeft ingezet binnen 6 maanden, kan de pgb worden verlengd.
In de Jeugdwet 2015 is een overgangsrecht opgenomen. Dit overgangsrecht geldt ook voor personen die gebruik maken van een pgb. Het overgangsrecht houdt in dat de cliënt recht heeft op de huidige indicatie, maar niet per definitie van de hoogte van het bedrag. Met andere woorden: het aantal uren en dagdelen blijft gelijk, maar de hoogte van het tarief kan anders zijn. De hoogte van het bedrag is gebaseerd op het laagste tarief voor de voorziening in natura.
Ingevolge de Verordening Jeugdhulp gemeente Dongen 2017 kan de controle van het pgb als volgt plaats vinden.Iedere cliënt dient de volgende stukken te bewaren: Kopieën van facturen die, ter uitbetaling aan de zorgverlener(s), zijn doorgestuurd naar de SVB.
Is het persoonsgebonden budget anders besteed dan bedoeld, dan kan de gemeente overwegen het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terug te vorderen. Daarbij zal leidend zijn of er opzet in het spel is geweest, of dat sprake is geweest van onwetendheid. In die laatste situatie kan overlegd worden dat deze situatie in de toekomst vermeden dient te worden. Bij opzet moet afgewogen worden of terugvordering in verhouding staat tot wat er bewust onjuist is gedaan. In het geval van terugvordering gelden de regels van de P-wet en het beleid.
Vervoer van jeugdigen naar en van een locatie waar jeugdhulp geboden wordt, valt onder de Jeugdwet (artikel 2.3, lid 2, Jeugdwet). De verantwoordelijkheid van de gemeente voor vervoer op grond van de Jeugdwet geldt alleen voor zover het gaat om vervoer van de jeugdige naar de jeugdhulplocatie en terug. Vervoer naar andere locaties of vervoer van de ouders van de jeugdige valt niet onder de jeugdhulpplicht.Ook ziekenvervoer valt niet onder gemeentelijke verantwoordelijkheid. Ziekenvervoer voor verzekerden van alle leeftijden valt onder de Zorgverzekeringswet. Het gaat dan om vervoer van en naar een persoon of instelling waar zorg uit de zorgverzekering geboden wordt. Het kan gaan om vervoer per ambulance of eigen vervoer, zoals per auto, taxi of OV.
Bij een individuele voorziening jeugdhulp kan de vervoerscomponent worden meegenomen. Dit is echter niet vanzelfsprekend. Ook niet bij ondersteuning vanuit de zorgarrangementen (laag specialistische zorg, segment 2), ondanks dat dit wel in de prijsstelling is meegenomen.
Voor de inzet van vervoer moet altijd worden voldaan aan onderstaande voorwaarden:
Het is aan het college om dit per individuele situatie te beoordelen.
Vervoer en/of begeleiding door ouders
Het enkele feit dat ouders beiden werken is zonder bijkomende omstandigheden die een belemmering zijn om zelf het vervoer te regelen en/of te begeleiden, of anderen namens hen het vervoer te laten regelen en/of te begeleiden, geen reden om vervoer toe te kennen. Het voorzien in vervoer en/of begeleiding is primair een taak van de ouders. Als dat niet mogelijk is, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen. Die kan gevonden worden door bijvoorbeeld een BSO, oppas, buren, familie, vrijwilligers of anderen in te schakelen. Een aanspraak op de bekostiging van vervoer is mogelijk indien wordt aangetoond door de ouder dat het regelen van vervoer en/of begeleiding van de jeugdige door ouders zelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is (conform bovengenoemde criteria).
De gemeentelijke Toegang zal daarnaast met instemming en/of op verzoek van de jeugdige en/of zijn ouders, informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de professionals die overige voorzieningen uitvoeren, en met deze in gesprek gaan over de meest aangewezen vorm van ondersteuning. De gemeentelijke Toegang zal, afhankelijk van de situatie/waar nodig, betrokken blijven bij het hulpverleningstraject als procesregisseur. De uitvoering van hulpverlening ligt dan bij de aanbieder. De procesregisseur monitort samen met hulpverlening en betrokkenen hoe de hulpverlening verloopt. Eventueel wordt het plan bijgesteld. In de praktijk betekent dit dat de Toegang zoveel mogelijk gebruik maakt van de bestaande expertise en kennis bij de professionals die reeds bekend zijn met het gezin en/of de problematiek.
Er zijn twee uitzonderingen op bovenstaand proces:
Huisartsen, jeugdartsen en medisch specialisten mogen op basis van de Jeugd wet direct doorverwijzen naar specialistische jeugdhulp. Ten behoeve van een sluitende aanpak worden met hen op regionaal en lokaal niveau afspraken gemaakt over de gecontracteerde hulp, de registratie van doorverwijzen en hoe het beste kan worden samengewerkt. Lokaal is dit vastgelegd in het Convenant Huisartsen. Het werkproces voor de Toegang, zodra er sprake is van een doorverwijzing naar een individuele voorzienig vanuit het medisch domein, is nader toegelicht in deafspraken verwijzing medisch domein- Zorg in de regio Hart van Brabant.
Nadat de Raad van Kinderbescherming advies heeft uitgebracht, kan een kinderrechter of een strafrechter een kinderbeschermings- en/of strafmaatregel opleggen. Hierbij kan gedacht worden aan een ondertoezichtstelling of een jeugdreclasseringstraject. Het kan zijn dat aanvullende (gespecialiseerde) jeugdhulp noodzakelijk is. De toeleiding naar aanvullende (gespecialiseerde) jeugdhulp kan plaatsvinden via de gecertificeerde instelling voor jeugdbescherming (voormalig Bureau Jeugdzorg) en jeugdreclassering, via de kinderrechter (via een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering), het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts en de directeur van een justitiële jeugdinrichting. De gemeente Dongen heeft in deze gevallen een leveringsplicht. De gecertificeerde instelling (GI) overlegt dan met de gemeentelijke Toegang over de in te zetten jeugdhulp in het kader van de door de kinderrechter opgelegde maatregel. Voor de jeugdige die vanuit het gedwongen kader, de GI, een traject moeten volgen maakt de GI een bepaling jeugdhulp (zie artikel 9 van de verordening Jeugd). Hierin staat alle informatie opgenomen die de gemeente Tilburg nodig heeft voor het facturatieproces. Aanvullend hoeft geen beschikking jeugdhulp vanuit de gemeente Dongen worden opgemaakt. Afspraken tussen de gemeente Dongen en de GI staan vermeld in het Samenwerkingsprotocol gemeenten en GI in de regio Hart van Brabant. De gegevens van de bepaling GI worden overgenomen door de gemeente Dongen en gedeeld met de zorgaanbieder ten behoeve van het declaratieproces. Het werkproces is voor de Toegang nader uiteengezet in de Uitvoeringsrichtlijn Jeugdhulp.
Om de veiligheid te waarborgen en om het jeugdstelsel integraal in te richten gelden de volgende beleidskaders voor het gedwongen kader:
Voor de jeugdigen en ouders moet het duidelijk en transparant zijn hoe de rollen, taken en verantwoordelijkheden zijn tussen de medewerker van de Toegang, specialistische hulpverlener en de (gezins)voogd of jeugdreclasseringsmedewerker. De medewerker van de gemeentelijke Toegang hanteert bij situaties van onveiligheid de meldcode huiselijk geweld en/of kindermishandeling. Er kunnen afspraken gemaakt worden om melding te voorkomen of een ondertoezichtstelling (OTS) te voorkomen. Is dit niet voldoende om de (ernstige) ontwikkelingsbedreiging weg te nemen, dan kan de medewerker van de gemeentelijke Toegang een verzoek voor een raadsonderzoek indienen. Mocht de Raad voor de Kinderbescherming een maatregel aanvragen bij de rechter, en de rechter heeft een maatregel uitgesproken, dan gaat ook de (gezins)voogd/jeugdreclasseerder aan de slag in het gezin.
Volgens de Jeugdwet is er sprake van een calamiteit wanneer er sprake is van een onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de jeugdhulp en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een jeugdige of ouder kan leiden.Bij spoedeisende gevallen treft het college op grond van artikel 8 van de Verordening zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college bij de kinderrechter om een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet; hierop volgend wordt indien benodigd de beschikking opgesteld(artikel 10 van de Verordening). Spoedeisende Zorg (SEZ) maakt vanaf 1 januari 2015 deel uit van de Gecertificeerde Instelling (GI) in Noord- Brabant en voert de taak crisisdienst uit voor jeugd van 0-18 jaar. Voor meer informatie wordt verwezen naar de werkwijze spoedeisende zorg en de bijbehorende werkinstructie.
Burgemeester: Indien de raad voor de kinderbescherming niet tot indiening van een verzoek tot ondertoezichtstelling overgaat nadat hij een melding van de burgemeester van de woonplaats van de minderjarige heeft ontvangen, danwel een maatregel met betrekking tot het gezag dient te worden overwogen, kan de burgemeester de Raad voor de Kinderbescherming vragen het verzoek alsnog aan de rechter voor te leggen.
Gesloten jeugdhulp in het vrijwillig kader
Tot de verantwoordelijkheid van het college behoort onder andere de plaatsing van jeugdigen in een gesloten jeugdinrichting in het vrijwillig kader. Voor meer informatie wordt verwezen naar:
- Procesbeschrijving gesloten opname vrijwillig kader
- Volmacht vrijwillige plaatsing gesloten Jeugdwet Dongen, BJZ en Tilburg
- Werkinstructie verzoek machtiging gesloten jeugdhulp en vrijwillig kader
6.2.1 Hulp- of ondersteuningsvraag
Wanneer een cliënt behoefte heeft aan hulp of ondersteuning kan hij of zij (en zijn ouders) bij de gemeente maar ook bij andere hulp- of dienstverleners zijn vraag stellen. Daarbij hanteren professionals de 'quickscan'. Soms blijkt na deze korte vraaganalyse dat informatie en advies voldoende is voor belanghebbende om het ondervonden probleem op te lossen.
Mogelijk leidt de hulpvraag tot een melding (en aanvraag) voor een individuele voorziening. De Toegang bevestigt de melding schriftelijk middels een ontvangstbevestiging van de melding en informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken na de melding, diens rechten en plichten (w.o. gratis cliëntondersteuning) en de vervolgprocedure. Middels de ontvangstbevestiging van de melding wordt de cliënt gevraagd om feiten en omstandigheden die invloed hebben op de actuele aanvraag direct te melden.De jeugdige en zijn ouders hebben de mogelijkheid tot het indienen van een familiegroepsplan (zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet), uiterlijk binnen zeven dagen na melding.
Conform artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, verstrekt de cliënt (en zijn ouders) dan wel diens vertegenwoordiger de benodigde gegevens en bescheiden die voor het (voor)onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De jeugdige (en zijn ouders) dan wel diens vertegenwoordiger kan zich identificeren als bedoeld in artikel 1 van de wet op de identificatieplicht. De behandelend Toegangsmedewerker noteert het identificatienummer en verklaart op het onderzoeksformulier dat het document is ingezien en dat daarmee de identiteit is vastgesteld.
Wanneer er sprake is van een enkelvoudige of meervoudige niet ernstig/complexe vraag waarvoor een door de gemeente verstrekte individuele voorziening de adequate oplossing is, dan wordt de hulpvraag waar mogelijk direct doorgeleid naar de backoffice en daar verder in behandeling genomen.
Het is mogelijk dat ook voor een enkelvoudige vraag een verdere vraagverheldering of verdieping nodig is om te bepalen welke individuele voorziening voor de betreffende burger het meest passend is. De backoffice voert deze vraagverheldering / verdieping uit.
Wanneer uit de quickscan blijkt dat er een verdere vraagverheldering of verdieping nodig is, dan wordt ook hier de vraag van de cliënt (en zijn ouders) beschouwd als een melding en doorgeleid naar de Toegang. Er wordt een gesprek gevoerd als bedoeld in onderstaande paragraaf.
De leden van de Toegang zijn geschoold in het voeren van het gesprek. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het instrument 'integrale vraaganalyse', zodat alle levensgebieden (inkomen, gezondheid, relatie/gezin, etc.) worden besproken.
Van het gesprek worden door de gespreksvoerder aantekeningen gemaakt die uitgewerkt worden tot een verslag (Integrale Vraaganalyse). Belanghebbende heeft de mogelijkheid in het verslag correcties en aanvullingen aan te brengen. Deze komen niet in de plaats van het oorspronkelijke verslag, maar worden aan het oorspronkelijke verslag toegevoegd (tenzij het feitelijke onjuistheden betreft, deze kunnen wel in het verslag gewijzigd worden).
Op basis van de integrale vraaganalyse wordt samen met de klant een Integraal Plan van Aanpak (IPA) opgesteld met een passend antwoord op de hulpvraag. Het onderzoek resulteert hiermee in een omschrijving van de ondersteuningsbehoefte van de burger en beschrijft tevens de resultaten die met hulp en ondersteuning bereikt moeten worden. Als blijkt dat een individuele voorziening nodig is, dan wordt het door de klant ondertekende IPA tezamen met het ondertekende ondersteuningsplan (zie paragraaf 6.2.8) beschouwd als de aanvraag. Het onderzoek moet plaatsvinden binnen zes weken na ontvangst van de melding. Binnen twee weken na de periode van onderzoek moet er een beslissing op de aanvraag worden genomen (optie tot verlenging met 8 weken: zie paragraaf 6.2.6).Voor de start van het onderzoek wordt de jeugdige samen met wettelijke vertegenwoordiger, gezaghebbende ouder(s) door middel van de ontvangstbevestiging van de melding geïnformeerd over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en wordt toestemming aan de cliënt gevraagd voor de verwerking van zijn persoonsgegevens. Als de gemeente al een dossier heeft van de jeugdige of zijn ouders, kan aan de jeugdige of zijn ouders toestemming worden gevraagd om dit dossier te gebruiken.Indien de hulpvraag al bekend is, en het bijvoorbeeld over een vervolgvraag gaat of een verlenging onder dezelfde omstandigheden, dan kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders ook van het gesprek worden afgezien.
Het gesprek is het uitgangspunt tijdens het uitgebreide onderzoek naar de situatie van belanghebbende. Daarbij is aandacht voor:
6.2.5 Criteria voor een individuele voorziening
Het college kent een individuele voorziening jeugdhulp toe indien en voor zover in het onderzoek in ieder geval is vastgesteld dat:
Het college houdt bij de beoordeling welke individuele voorziening jeugdhulpnoodzakelijk is redelijkerwijs rekening met:
Welke gemeente (financieel) verantwoordelijk is voor hulp aan een jeugdige, hangt af van de woonplaats van de jeugdige. De hoofdregel is dat de woonplaats van de jeugdige (definitie begrip woonplaats, zie artikel 1.1 van de Jeugdwet) afhankelijk is van degene die het gezag over de jeugdige uitoefent. Als ouders na een echtscheiding beiden het gezag hebben, in verschillende gemeenten wonen en de jeugdige bij beide ouders woont, moet er een hoofdverblijf worden aangewezen. De rechter kan bij de scheidingsuitspraak het hoofdverblijf bepalen. Als het hoofdverblijf niet door de rechter is bepaald, geven de ouders aan wat het hoofdverblijf van de jeugdige is. Kunnen of willen de ouders dit niet aangeven dan gaan de twee desbetreffende gemeenten met elkaar in overleg. Daarbij hanteren zij het criterium: de verantwoordelijke gemeente is die gemeente waar de jeugdhulp in het belang van de jeugdige binnen zijn sociale netwerk (school, sport en vriendenkring) georganiseerd kan worden.
In bepaalde gevallen geldt de werkelijke verblijfplaats van de jeugdige als woonplaats. Dit is het geval wanneer het woonadres van de ouder(s) niet bekend is, deze in het buitenland is, of wanneer ouders geen gezag meer hebben en het kind onder voogdij staat van een professionele instelling of bij pleegouders woont die het gezag hebben. In die gevallen betekent het dat de verblijfgemeente van de jeugdige (financieel) verantwoordelijk is. Hierbij moet worden opgemerkt dat voogdij iets anders is dan onder toezichtstelling (OTS). Bij OTS houden ouders het gezag en gaat men dus uit van de woonplaats van de ouders. OTS komt vaker voor dan voogdij, maar de termen worden in de praktijk veel door elkaar gebruikt en dat werkt verwarrend. In het geval van 18+-ers vallen deze cliënten niet meer onder de Jeugdwet en geldt dat er gekeken wordt naar de feitelijke verblijfplaats van de cliënt.
Bij een nieuwe situatie (verhuizing, wijziging in gezag of het kind wordt meerderjarig) moet opnieuw worden bepaald welke gemeente op dat moment verantwoordelijk is. Hiervoor kan het informatieblad Verhuizen Jeugdhulp geraadpleegd worden op de website van Zorg in de regio Hart van Brabant en/of de factsheet 'Woonplaatsbeginsel' uit het handboek Grip op Jeugd (Schulinck).
Goedkoopst adequate individuele voorziening
De verstrekking van de zorgvorm is altijd gebaseerd op de goedkoopst adequate voorziening. Er zijn vaak meerdere geschikte oplossingen (zorgvormen), maar er wordt gekozen voor de oplossing die naar objectieve maatstaven de goedkoopste is om het beoogde doel/resultaat te bereiken. Indien belanghebbende een duurdere voorziening wil (die eveneens adequaat is) komen de meerkosten voor rekening van belanghebbende. In dergelijke situaties zal de verstrekking plaatsvinden in de vorm van een PGB gebaseerd op de goedkoopst compenserende voorziening.
Wanneer er sprake is van het toekennen van een individuele voorziening en de zorgvorm is bepaald, mag de cliënt in eerste instantie zelf bepalen van welke aanbieder hij/zij dit wenst te ontvangen. Zoals toegelicht in hoofdstuk 4 (inleiding), gaat de voorkeur hierbij in eerste instantie uit naar een gecontracteerde aanbieder.
Verantwoordelijkheden belanghebbende versus college
Er wordt uitgegaan van wederzijdse inspanningen van zowel gemeente als belanghebbende. Er wordt zowel een beroep gedaan op de gemeente om zeer uitgebreid alle mogelijkheden om tot oplossingen te komen te onderzoeken, als op de eigen kracht van de belanghebbende van wie wordt verwacht eerst zelf naar oplossingen te zoeken voordat bij de gemeente om ondersteuning wordt gevraagd.
Belanghebbende ontvangt de beslissing op zijn aanvraag op grond van Jeugdwet binnen 2 weken na de aanvraag schriftelijk in de vorm van een beschikking. Indien deze termijn overschreden lijkt te worden, zal op grond van de Awb de klant schriftelijk geïnformeerd worden over een verlenging van deze termijn met 8 weken. De termijn van verlenging vindt plaats in overleg met de cliënt en mag niet afhankelijk zijn van een onzekere gebeurtenis. Er moet een concrete termijn worden afgesproken die schriftelijk bevestigd wordt.
In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt. De beschikking moet worden ingezet binnen acht weken na afgifte. Binnen deze periode verwachten wij van de Jeugdhulpaanbieder dat de zorg is gestart.
Bij de verstrekking van een voorziening in natura wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:
Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:
De beschikking staat op naam van de jeugdige. Totdat een jeugdige 16 jaar is ontvangen de ouder(s)/verzorger(s) de beschikking. Vanaf 16 jaar beschikt de jeugdige zelf over de keuze of de beschikking ook naar de ouder(s)/verzorger(s) moet worden verstuurd.De toegangsmedewerker zal doorgaans vóór verzending van de beschikking contact opnemen/hebben met belanghebbende over de aard van de beslissing. Tegen deze beslissing zijn bezwaar en beroep volgens de Awb mogelijk. Belanghebbende moet van een eventuele verlenging van de afhandelingstermijn op de hoogte worden gesteld. De gegevens die vermeld staan in de beschikking worden gedeeld met de zorgaanbieder ten behoeve van het declaratieproces, https://www.zorginderegiohartvanbrabant.nl/jeugdhulp/declaraties en de BO instructie 2017. Als de toegangsmedewerker heeft aangegeven de zorg (geheel of gedeeltelijk) af te wijzen, dan volgt een afwijzingsbeschikking.
Per situatie wordt door de gemeente bepaald in welke mate er casusregie nodig is en waar deze is belegd. Een procesregisseur is het aanspreekpunt voor zowel de cliënt / zijn ouders als voor de partners die bij de uitvoering betrokken zijn. Hij/zij heeft ook als taak om de voortgang en de gemaakte afspraken te bewaken en in te grijpen als er sprake is van afstemmingsproblemen. De casusregie zal in de meeste gevallen gevoerd worden door een lid van de Toegang.In complexe multiprobleem gevallen of in geval van een crisis kan de casusregie bijvoorbeeld overgedragen worden aan de procesregisseur die werkt vanuit de gemeente, onder de vlag van het Zorg- en Veiligheidshuis.
Op basis van het IPA wordt door de gemeentelijke toegang contact gelegd met de zorgaanbieder van voorkeur. Na verwijzing van de cliënt dient de zorgaanbieder binnen de wachttijdnorm (maximaal 4 weken) voor intake in overleg met de cliënt en de gemeentelijke toegang te bepalen hoe de resultaten, zoals gesteld in het IPA, gerealiseerd worden. Indien van toepassing wordt ook de mantelzorger van de cliënt betrokken bij het maken van het ondersteuningsplan. Dit wordt vastgelegd in een ondersteuningsplan. De zorgaanbieder geeft dit vervolgens door aan de gemeente. (zie hiervoor ook stap 7 uit het 7-Stappenplan Resultaat gerichte inkoop jeugdhulp).
Als belanghebbende het IPA ondertekent, kan dit fungeren als aanvraagformulier voor een individuele voorziening; als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek.Een aanvraag kan alleen door de gemeente in behandeling worden genomen wanneer een aanvraagformulier voorzien is van naam, adres van de aanvrager, Burgerservicenummer (BSN), geboortedatum, dagtekening en ondertekening door belanghebbende (of gemachtigde) bij de gemeente is ingeleverd. Waarbij in het geval van gescheiden, gezaghebbende ouders van jeugdigen onder de 12 jaar, beide gezaghebbende ouders de aanvraag dienen te hebben ondertekend. Bij jeugdigen in de leeftijdscategorie van 12-16 jaar de jeugdige en de ouder(s) tekenen, en in de leeftijdscategorie 16-18 jaar de jeugdige alleen mag ondertekenen.Een aanvraag wordt in behandeling genomen als duidelijk is welke passende voorziening met welk resultaat tot welk doel ingezet dient te worden.De datum waarop de aanvraag juist en volledig is (dit betekent dus inclusief de terugkoppeling op het ondersteuningsplan door de zorgaanbieder), geldt als aanvraagdatum.
Indien de gemeente een aanvraag ontvangt die door een ander bestuursorgaan behandeld moet worden, heeft de gemeente doorzendplicht (art. 2:3 Awb). De gemeente stuurt de aanvraag door naar dat orgaan, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de afzender.De gemeente stuurt aanvragen die niet voor de gemeente bestemd zijn en die ook niet worden doorgezonden zo spoedig mogelijk terug aan de afzender.
Het college van de gemeente Dongen vindt het belangrijk dat inwoners de mogelijkheid hebben om een bijdrage te leveren aan de vorming, uitvoering en evaluatie van beleid over het sociaal domein. De burgers van de gemeente Dongen worden onder andere vertegenwoordigd door de Wmo-adviesraad. Dit adviesorgaan wordt betrokken bij de ontwikkeling van het beleid betreffende jeugdhulp. De Wmo-adviesraad krijgt in dit kader tijdig informatie om vervolgens ideeën en/of voorstellen aan te dragen voor de verbetering. Ook hebben zij periodiek overleg met de beleidsadviseurs over diverse onderwerpen. Tijdens deze overleggen heeft de Wmo-adviesraad de mogelijkheid om input te leveren of ideeën aan te dragen. Indien de Wmo-adviesraad een advies uitbrengt, dan wordt dit verzonden aan de verantwoordelijk beleidsadviseur en het college van de gemeente Dongen. Het college brengt hierop binnen een redelijke termijn schriftelijk verslag uit aan de Wmo-adviesraad.
In de regio Hart van Brabant is de regionale werkgroep jongerenparticipatie actief. Met deze werkgroep, waar alle negen gemeenten van de regio Hart van Brabant in vertegenwoordigd zijn, wordt gewerkt aan het vergaren van kennis over de doelgroep jeugdigen en hun ouders. Hierbij kan gedacht worden aan brainstormsessies met jeugdigen en hun ouders. Met deze input gaan beleidsmakers en jeugdhulpverleners aan de slag, met als doel kwalitatief goede hulp te bieden en waar mogelijk steeds verbeterslagen te maken.
Iedere jeugdhulpaanbieder en iedere gecertificeerde instellingen die jeugdhulp verleent of hun taken laten uitvoeren door in de regel meer dan tien personen, is verantwoordelijk voor het aanstellen van een cliëntenraad die binnen het kader van hun doelstelling, in het bijzonder de gemeenschappelijke belangen van jeugdigen en ouders aan wie jeugdhulp wordt verleend of ten aanzien van wie een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering wordt uitgevoerd, behartigt (Jeugdwet, artikel 4.2.5). Waar benodigd wordt op regionaal en/of lokaal niveau afstemming gezocht met deze cliëntraden.
Bijlage 1: CIZ richtlijnen gebruikelijke hulp
Voor zover het gebruikelijk is dat partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten elkaar bepaalde zorg bieden, is cliënt niet aangewezen op ondersteuning vanuit de Jeugdwet.Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden. Voor kinderen geldt dat er een bandbreedte is in het normale ontwikkelingsprofiel. Ook tussen kinderen van dezelfde leeftijd zonder ondersteuning vanuit de Jeugdwet kan de omvang van de zorg (per dag) verschillen. Het ene kind is nu eenmaal gemakkelijker dan het andere kind. Gebruikelijke hulp bij kinderen kan activiteiten omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen.
Bij gebruikelijke hulp wordt er een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties.
Kortdurend: er is uitzicht op herstel. Het gaat hierbij over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Langdurig: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de zorg langer dan drie maanden nodig zal zijn.
Algemeen aanvaarde maatstaven:
In chronische situaties is pas sprake van bovengebruikelijke hulp wanneer de omvang van de zorg substantieel meer is dan een kind zonder beperkingen van dezelfde leeftijd gemiddeld nodig heeft. Met substantieel wordt een omvang bedoeld van gemiddeld meer dan een uur per etmaal. Dit uur is in de thuissituatie geen bovengebruikelijke hulp, maar hoort nog tot gebruikelijke hulp. Als er binnen een gezin meerdere kinderen met beperkingen zijn en deze kinderen hebben een Jeugdwet-zorgvraag, dan wordt het uur substantieel slechts één keer in mindering gebracht.
Het bieden van een beschermende woonomgeving van ouders aan kinderen is tenminste tot een leeftijd van 17 jaar in beginsel gebruikelijke hulp, zowel in kortdurende als langdurige situaties. Kan een kind niet bij (een van) de ouder(s) wonen vanwege de onmogelijkheden van de ouder(s) om een veilig thuis te bieden en/of vanwege opvoedingsonmacht van de ouder(s), is verblijf op grond van de Jeugdwet aan de orde.
Voor zover een partner, ouder, volwassen broer/zus en/of elke andere volwassen huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke ondersteuning ten behoeve van de cliënt uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht.
Wanneer voor de partner, ouder, volwassen broer/zus en/of andere volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe te worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van geïndiceerde ondersteuning, dient men die overbelasting op te heffen door deze ondersteuning door (andere) zorgverleners uit te laten voeren/in te kopen.
3.Voor zover de cliënt zich in de terminale levensfase bevindt, kan een partner, ouder, broer/zus en/of andere huisgenoot afhankelijk van de situatie vrijgesteld worden van de (boven)gebruikelijke hulp.
Begeleiding tijdens kinderopvang
Wanneer ouders werken, zijn/blijven zij verantwoordelijk voor de opvang/verzorging van hun kinderen. De Begeleiding die buiten dit werk/onderwijs om als gebruikelijke hulp wordt beschouwd, kan gedurende de tijd dat de ouders werken/onderwijs volgen niet worden geïndiceerd. Wanneer sprake is van bovengebruikelijke Begeleiding, wordt de omvang van de bovengebruikelijke begeleiding vastgesteld over het hele etmaal/zeven dagen per week. Dus feitelijk ook gedurende de periode dat ouders werken/onderwijs volgen. Ouders kunnen de keuze maken wanneer zij de geïndiceerde uren inzetten, thuis of tijdens de kinderopvang.
Wanneer kinderen naar school gaan, kan gedurende de schooltijd geen Begeleiding worden geïndiceerd die buiten de schooltijd als gebruikelijke hulp wordt beschouwd. Wanneer sprake is van bovengebruikelijke Begeleiding, wordt de omvang van de bovengebruikelijke begeleiding vastgesteld over het hele etmaal/zeven dagen per week. Dus feitelijk ook gedurende de periode dat het kind op school is. Ouders kunnen de keuze maken wanneer zij de geïndiceerde uren inzetten, thuis of tijdens het onderwijs. Daarnaast is het mogelijk om Begeleiding in de vorm van toezicht tijdens het onderwijs te indiceren wanneer het gedrag van het kind de omgang met andere leerlingen bemoeilijkt.
Normaal ontwikkelingsprofiel kind
Onderstaande tabel laat zien in hoeverre een jeugdige/jongere gezien zijn leeftijd ontwikkeld zou moeten zijn op de genoemde gebieden om veilig op te groeien tot een zelfstandig en gelukkig persoon. Waarbij:
1 = jeugdige heeft bij alles ondersteuning nodig 2 = kan het samen met iemand 3 = kan sommige dingen zelf, maar meestal steun nodig 4 = kan het als iemand mee kijkt 5 = kan het als hij vooraf geïnstrueerd wordt of als het in zijn routine zit 6 = kan het zelf, maar krijgt af en toe nog tips 7 = heeft geen enkele ondersteuning nodig
Normtijden activiteiten (bron: CIZ)
Ligt het kind structureel en aanzienlijk achter op deze ontwikkeling en vraagt dit van het huishouden om bovengebruikelijke hulp, dan kan compensatie toegekend worden op basis van onderstaande tabel. De gemiddelde tijd bevat de tijdsbesteding die direct gemoeid is met de directe zorg/handeling, maar ook het binnenkomen, gedag zeggen, handen wassen, zorgdossier kort inkijken of bijwerken en vertrekken (indirecte zorg). De frequentie waarmee de Begeleiding wordt geïndiceerd is niet meer dan nodig om verantwoorde zorg te bieden.
Uitleg begeleidingsactiviteiten(bron: CIZ)
Normtijden begeleidingsactiviteiten(bron: CIZ)
Bij het indiceren wordt hier de gebruikelijke hulp nog van af getrokken.
Normtijden persoonlijke verzorging (bron: CIZ)
Voldoen de begeleidingsactiviteiten niet volledig aan de hulpbehoefte van de cliënt, dan kan er indien nodig persoonlijke verzorging geïndiceerd worden. Persoonlijke Verzorging wordt bekostigd vanuit de Jeugdwet indien het géén verband houdt met de behoefte aan geneeskundige zorg. Een jeugdige met persoonlijke verzorging krijgt hulp en zorg bij algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL).
Bij het indiceren wordt de gebruikelijke hulp hier nog van af getrokken.
Bijlage 3: Toelichting zorgzwaartepakketten Beschermd Wonen bij psychi(atri)sche en/of psychosociale problemen
Alle intramurale arangementen zijn onderverdeeld in zorgzwaarte pakketten. Een zorgzwaartepakket (ZZP) is een volledig pakket van intramurale begeleiding met 24 uurs onplanbare begeleidingsbehoefte, dat aansluit op de kenmerken van de cliënt en het soort begeleiding die de cliënt nodig heeft. Deze omschrijvingen zijn afkomstig uit het rapport Zorgzwaartepakketten Sector GGZ van Bureau HHM (juni 2011).
De onderstaande pakketten zijn van toepassing op cliënten met psychi(atri)sche en/of psychosociale problemen.
ZZP 3 GGZ C (intramuraal)Deze cliëntgroep heeft vanwege een complexe psychiatrische aandoening intensieve begeleiding nodig. De cliënten hebben een veilige, weinig eisende en prikkelarme woonomgeving nodig die bescherming, stabiliteit en structuur biedt. De symptomatologie is bij deze cliënten naar de achtergrond geschoven en de 'defecten' staan op de voorgrond. De zorg is dan ook met name gericht op het omgaan met deze defecten.
ZZP 4 GGZ C (intramuraal)Deze cliëntgroep heeft vanwege een complexe psychiatrische aandoening intensieve begeleiding nodig. De cliënten hebben een structuur en toezicht biedende beschermende woonomgeving nodig, die deels een besloten karakter kan hebben (gecontroleerde in- en uitgang). Er is ondersteuning van taken op alle levensterreinen nodig inclusief hulp vanwege (somatische) gezondheidsbeperkingen.
ZZP 5 GGZ C (intramuraal)Deze cliëntgroep heeft vanwege een psychiatrische aandoening intensieve begeleiding nodig. De woonomgeving moet veel structuur, veiligheid en bescherming bieden, die deels een besloten karakter kan hebben (gecontroleerde in-en uitgang). Er is ondersteuning en overname van taken op alle levensterreinen nodig.
ZZP 6 GGZ C (intramuraal)Deze cliëntgroep heeft vanwege een psychiatrische aandoening, in combinatie met een somatische aandoening, lichamelijke handicap of verstandelijke beperking, intensieve begeleiding nodig. De woonomgeving moet veel structuur, veiligheid en bescherming bieden en zijn aangepast aan de beperkingen van de cliënten (bijvoorbeeld rolstoelgebruik). Er is veelal overnamen van taken op alle levensterreinen nodig.
2.Het afwegingskader- niveaus van hulp
3.Vormen van jeugdhulp- voorliggende en overige voorzieningen
3.1 Gebruikelijke hulp en gebruikelijke zorg
3.2 Voorliggende voorzieningen
3.2.1 (Wettelijk) voorliggende voorziening
3.2.2 Overige voorliggende voorziening op grond van andere wet- of regelgeving
3.3 Overige voorzieningen Jeugdhulp
3.3.1 Overige voorzieningen- algemeen toegankelijk
3.3.2 Overige voorzieningen- toegankelijk na intake door desbetreffende instantie
3.4 Individuele voorzieningen Jeugdhulp
3.6 Materiële vormen van ondersteuning
4.Vormen van jeugdhulp - persoonsgebonden budget (pgb) bij een individuele voorziening
4.1 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb
4.3 Eigen verantwoordelijkheden van de cliënt
4.6 Inzetten sociaal netwerk of mantelzorgers
4.7 Hoogte PGB individuele voorziening voor immateriële dienstverlening
6.2 Toegang jeugdhulp via de gemeente
6.2.1 Hulp- of ondersteuningsvraag