Organisatie | Aalsmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regionale Beleidsregels Woonurgentie Uitwerking gemeente Aalsmeer |
Citeertitel | Regionale Beleidsregels Woonurgentie Uitwerking gemeente Aalsmeer |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels woonurgenties gemeente Aalsmeer 2014 van 17-12-2013.
Artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2015 | nieuwe regeling | 30-06-2015 Onbekend | Z-2015/031864 |
1. Inleiding en algemene bepalingen
1.3. Relatie met andere regelingen
1.4. Stappen in de behandeling van een aanvraag
2.2. Uitwerking algemene weigeringsgronden
3.1. De wettelijk verplichte urgentiegronden
3.1.1. Slachtoffers huiselijk geweld
3.1.2. Ontvangers en verleners van mantelzorg
3.3. De regionale urgentiegronden
3.3.2. Sociaal-medische urgentie: Inleiding en ernstig medische redenen
3.3.2.2. Ernstig medische redenen
3.3.3. Sociaal-medische urgentie: dakloosheid of dreigende dakloosheid
3.3.3.1. Verbroken samenwoning, echtscheiding en ontbinding geregistreerd partnerschap
3.3.3.2. Hoge woonlasten en schulden door een te hoge huur of hypotheek
In deze beleidsregels wordt beschreven hoe het college van burgemeester en wethouders de in paragraaf 2.6 de regionale huisvestingsverordening opgenomen regels over het verlenen en intrekken van urgentieverklaringen uitvoert. Omdat binnen de gehele Stadsregio Amsterdam wordt gewerkt met dezelfde beleidsregels wordt gesproken van regionale beleidsregels voor urgentie. De juridische basis voor de huisvestingsverordening is de Huisvestingswet 2014.
De wettelijke grondslag voor het vaststellen van beleidsregels is neergelegd in artikel 4:81 lid 1 van deAlgemene wet bestuursrecht.
In andere gemeentelijke documenten dan deze regionale beleidsregels - bijvoorbeeld: werkinstructies of gemeentelijk beleid waarin is beschreven wanneer men in aanmerking komt voor een “aanleunwoning” - kunnen de in deze beleidsregels neergelegde uitgangspunten voor de verlening en intrekking van urgentieverklaringen nader uitgewerkt worden, zolang dat maar niet leidt tot een doorkruising van het bepaalde in deze beleidsregels.
Als de inhoud van de beleidsregels onverhoopt strijdig is met de huisvestingsverordening of de Huisvestingswet 2014, prevaleren de bepalingen van de huisvestingsverordening of de Huisvestingswet 2014.
Bepaalde onderwerpen komen in deze regionale beleidsregels niet aan bod. Voor die onderwerpen geldt dat het college van burgemeester en wethouders eigen, dat wil zeggen: niet-regionaal afgestemde en regionaal gelijkluidende, beleidsregels heeft vastgesteld. Deze lokale beleidsregels zijn opgenomen in de kaders die onderdeel uit maken van deze tekst.
De juridische behandeling van een aanvraag om een urgentie doorloopt de volgende stappen:
Een aanvraag is onvolledig als er onvoldoende gegevens bij de aanvraag ingediend zijn om haar te kunnen beoordelen. Dat is in ieder geval zo, als de aanvraag niet voldoet aan het in artikel 2.6.2 van de verordening bepaalde.
Een onvolledige aanvraag kan buiten behandeling gelaten worden als de aanvrager de gelegenheid heeft gekregen om de aanvraag aan te vullen, zie artikel 4:5 van de Awb. Die gelegenheid moet de aanvrager schriftelijk geboden worden. Daarbij wordt de aanvrager vermeld binnen welke redelijke termijn hij of zij de aanvraag moet aanvullen. Wat een redelijke termijn is, hangt af van de tijd die het de aanvrager naar verwachting mag kosten om de aanvraag aan te vullen. In het algemeen zal een termijn van 2 weken redelijk zijn.
Op grond van de legesverordening kunnen leges geheven worden voor het behandelen van een aanvraag om een urgentie. Het niet-betalen van de leges is, gelet op de Algemene wet bestuursrecht, geen reden om een aanvraag niet in behandeling te nemen.
Is één van de algemene weigeringsgronden van toepassing, of is geen van de urgentiegronden van toepassing, dan wordt de aangevraagde urgentie geweigerd. Dit moet schriftelijk gebeuren. Een weigering is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Een weigeringsbesluit moet uitleggen waarom de urgentie geweigerd wordt. In zo'n uitleg, een motivering, wordt aan de hand van het dossier van aanvrager aangegeven waarom - en aan welke - door de huisvestingsverordening gestelde en in beleidsregels uitgewerkte eisen hij of zij niet voldoet. Tegen een weigeringsbesluit kan de aanvrager bezwaar maken.
Ook de toekenning van de gevraagde urgentie is een besluit: de toekenning moet ook schriftelijk gebeuren. Ook tegen de toekenning kan de aanvrager strikt genomen bezwaar maken.
Een aanvraag wordt getoetst aan de algemene weigeringsgronden. Doet zich tenminste één weigeringsgrond voor, dan wordt de aangevraagde urgentie geweigerd. Als zich geen algemene weigeringsgrond voordoet wordt vervolgens beoordeeld of er een urgentiegrond aanwezig is dat wil zeggen: of aanvrager in een specifieke omstandigheid verkeert die aanleiding kan zijn voor toekenning van een urgentieverklaring.
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe het college van burgemeester en wethouders de aanvraag toetsen aan de in artikel 2.6.5 van de huisvestingsverordening opgenomen algemene weigeringsgronden. Let op: niet alle algemene weigeringsgronden zijn van toepassing op alle urgentiegronden. Zie daarvoor artikel 2.6.5 lid 1 van de verordening en de artikelen in de verordening waarin de specifieke urgentiegronden geregeld zijn! In de bijlage bij deze beleidsregels is een tabel opgenomen waarin aangegeven is welke algemene weigeringsgrond van toepassing is op welke urgentiecategorie.
Hieronder wordt eerst cursief de in de verordening opgenomen algemene weigeringsgrond geciteerd. Daarna wordt de in deze beleidsregels gegeven uitwerking weergegeven.
Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden (cursief wordt de desbetreffende bepaling uit de verordening geciteerd):
het huishouden van de aanvrager voldoet niet aan de in artikel 2.2.1genoemde eisen;
Het huishouden van aanvrager moet voldoen aan de voorwaarden voor wat betreft leeftijd en verblijfsstatus. Inkomen en vermogen moet worden aangetoond door middel van het meest recent te verkrijgen inkomensverklaring van de Belastingdienst (thans: het IBRI- formulier).
er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem;
Er is sprake van een urgent huisvestingsprobleem als het huishouden van aanvrager dakloos is of zeer binnenkort dakloos zal worden. Met dakloosheid wordt gelijkgesteld de situatie waarin het huishouden van aanvrager naar het oordeel van burgemeester en wethouders als gevolg van een probleem met de huisvesting redelijkerwijs geen gebruik meer geacht wordt te kunnen maken van de tot dan toe bewoonde woning. In de volgende gevallen is in ieder geval op zichzelf staand geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem:
de aanvrager kon het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
Hiervan is in ieder geval sprake als:
aanvrager in de periode dat aannemelijk werd dat hij een huisvestingsprobleem zou gaan krijgen niet zo vaak als mogelijk op via het reguliere aanbod van corporaties aangeboden voor hem passende woonruimte heeft gereageerd. De zinsnede "zo vaak als mogelijk" in de vorige zin moet gelezen worden als "tenminste twee maal per week, voor zover er tenminste twee keer per week voor hem passende woonruimte werd aangeboden";
het huisvestingsprobleem kon worden voorkomen of kan worden opgelost door gebruik te maken van een voorliggende voorziening;
Een voorliggende voorziening is een voorziening die gelet op haar aard en doel, wordt geacht voor het oplossen van het huisvestingsprobleem van belanghebbende toereikend en passend te zijn.
het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem kan niet of in onvoldoende mate opgelost worden met verhuizing naar (andere) zelfstandige woonruimte;
Voor sommige woningzoekenden zal verhuizing naar (andere) zelfstandige woonruimte geen adequate oplossing bieden voor het huisvestingsprobleem. Het gaat dan onder andere in het bijzonder om mensen met een complexe zorgvraag. In een dergelijk geval zal geen urgentie verleend worden. Zie overigens ook de relatie met de onder d. genoemde weigeringsgrond: vaak zal in dergelijke gevallen een voorliggende voorziening, bijvoorbeeld: de Wmo of de Awbz, een meer adequate oplossing kunnen bieden.
de aanvraag is ingediend binnen twee jaar nadat een eerder aan aanvrager of een lid van zijn huishouden verleende urgentieverklaring is ingetrokken met toepassing van artikel 2.6.10, tweede lid, aanhef en onder a en d;
Het betreft hier intrekking in verband met verwijtbaar handelen van de zijde van de woningzoekende (intrekking wegens een onjuiste of onvolledige aanvraag of wegens het weigeren van passende woonruimte). In zoverre is dit een verbijzondering van de onder e. genoemde weigeringsgrond.
de aanvrager is niet in staat om in zijn bestaan of in de kosten van bewoning van zelfstandige woonruimte te voorzien;
Een woningzoekende die niet tenminste in zijn bestaan kan voorzien lost zijn huisvestingsprobleem niet op door verhuizing naar een zelfstandige woonruimte. Zie voor een verdere invulling de paragrafen 3.3.3.2 en 3.3.3.3.
de aanvrager in de periode direct voorafgaand aan het indienen van de aanvraag niet tenminste twee jaar onafgebroken in de gemeente waar de urgentieverklaring wordt aangevraagd woonachtig was;
De woonplaats zoals vermeld in de Basisregistratie (BRP) is hierbij in beginsel leidend. Aanvrager wordt geacht verantwoordelijk te zijn voor de juistheid van zijn inschrijving in de BRP.
Indien de aanvraag betrekking heeft op indeling in een urgentiecategorie bedoeld in artikel 2.6.8, eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders vervolgens het aangevraagde weigeren indien de aanvrager gedurende de in het vorige lid, onder i, bedoelde termijn niet heeft gewoond in een zelfstandige en krachtens een besluit op grond van de Wet ruimtelijke ordening voor permanente bewoning bestemde woonruimte.
Woont een aanvrager van een urgentieverklaring gedurende de periode van twee jaar direct voorafgaand aan de aanvraag niet in een zelfstandige en volgens het bestemmingsplan voor permanente bewoning geschikte woning, dan kan de urgentieverklaring geweigerd worden.
Deze weigeringsgrond heeft tot doel te voorkomen dat woningzoekenden kiezen voor bewoning van daarvoor niet geschikte objecten, daardoor een huisvestingsprobleem krijgen en vervolgens via een urgentie voorrang op de woningmarkt kunnen krijgen. Daarmee is deze weigeringsgrond verwant aan de onder e. genoemde weigeringsgrond (verwijtbaarheid).
Het bepaalde in artikel 2.2. sub J bepaald dat burgemeester en wethouders het aangevraagde kunnen weigeren indien de aanvrager gedurende de in het vorige lid, onder i, bedoelde termijn niet heeft gewoond in een zelfstandige en krachtens een besluit op grond van de Wet ruimtelijke ordening voor permanente bewoning geschikte bewoning. Burgemeester en wethouders van Aalsmeer maken gebruik van deze bepaling bij de toetsing van urgentie-aanvragen.
Als een gemeente regels over urgentie in de huisvestingsverordening opneemt, dan moet daarin in ieder geval iets geregeld zijn voor de zogenoemde "wettelijke urgentiecategorieën". Dit zijn:
Deze wettelijke urgentiecategorieën hebben een plek gekregen in artikel 2.6.6 van de regionale huisvestingsverordening. Het eerste lid van dat artikel bevat de urgentiegronden voor slachtoffers van huiselijk geweld en verleners en ontvangers van mantelzorg. Het tweede lid van dat artikel bevat de urgentiegrond voor vergunninghouders. Dit document bevat geen beleidsregels ten aanzien van de wettelijk verplichte urgentiecategorieën. Hieronder, in de paragrafen 3.1.1 tot en met 3.1.3, zijn geen beleidsregels opgenomen maar uitsluitend een toelichtende tekst op het bepaalde in de verordening.
3.1.1.Slachtoffersvanhuiselijk geweld
Dit betreft mensen die als gevolg van aangetoond huiselijk geweld rechtstreeks vanuit de woonsituatie waar het geweld plaatsvond, zijn gevlucht en in één van de erkende instellingen voor mishandelde mannen of vrouwen verblijven (zoals de Blijfgroep). Het college van burgemeester en wethouders zal hierbij een maatwerkbeoordeling maken. Het staat de afzonderlijke colleges van burgemeester en wethouders vrij om eigen beleidsregels vast te stellen waarin beschreven wordt wanneer men op
grond van deze urgentiegrond in aanmerking komt voor een urgentieverklaring.
De in artikel 2.6.5 lid 1 aanhef en onder a tot en met h en j van de verordening genoemde algemene weigeringsgronden zijn van toepassing op deze urgentiegrond.
De wettelijke verplichting om urgentie te verstrekken aan mensen die als gevolg van aangetoond huiselijk geweld rechtstreeks van de woonsituatie waar het geweld plaatsvond, zijn gevlucht en
in een erkende instelling voor mishandelde mannen of vrouwen verblijven, is nieuw.
De periode van 1 juli 2015 tot 31 december wordt gebruikt om te bekijken of het noodzakelijk is om, naast de in artikel 2.6.5. lid 1 aanhef en onder a tot en met h en j van de verordening genoemde weigeringsgronden, nog aanvullend beleid op te stellen.
3.1.2. Ontvangers en verleners van mantelzorg
Het verlenen of ontvangen van mantelzorg kan tot gevolg hebben dat er, naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders, een urgent huisvestingsprobleem ontstaat. Het college zal hierbij vrijwel altijd een maatwerkbeoordeling maken. Het staat de afzonderlijke colleges van burgemeester en wethouders vrij om eigen beleidsregels vast te stellen waarin beschreven wordt wanneer men als gevolg van een mantelzorgsituatie in aanmerking komt voor een urgentieverklaring.
De in artikel 2.6.5 lid 1 aanhef en onder a tot en met h en j van de verordening genoemde algemene weigeringsgronden zijn van toepassing op deze urgentiegrond.
Het college van burgemeester en wethouders definieert mantelzorg als zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden vanuit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie. Er is pas sprake van mantelzorg als er langer dan 3 maanden en/of meer dan 8 uur per week hulp wordt geboden.
Voordat het college van burgemeester en wethouders beslist over een aanvraag voor urgentie van ontvangers of verleners van mantelzorg wordt advies ingewonnen bij “Mantelzorg en Meer” (voorheen bekend onder de naam “Steunpunt Mantelzorg”). “Mantelzorg en Meer” zal dit advies opstellen aan de hand van één of meerdere gesprekken met de aanvrager(s) van de urgentie.
“Mantelzorg en Meer” weegt in ieder geval onderstaande punten mee bij het opstellen van haar advies:
Op grond van artikel 2.6.6 lid 2 van de huisvestingsverordening komen vergunninghouders die gehuisvest moeten worden in het kader van de taakstelling van de desbetreffende gemeente in aanmerking voor een urgentieverklaring als zij:
Aan al deze voorwaarden dient voldaan te zijn. De in artikel 2.6.5 van de verordening genoemde algemene weigeringsgronden zijn niet van toepassing op deze urgentiegrond.
Artikel 2.6.7 bevat een urgentiegrond voor situaties waarin een woningzoekende als gevolg van zijn aanstaande uitstroom uit een instelling voor maatschappelijke opvang, uit een psychiatrische instelling of uit een erkende hulp- of dienstverleningsinstelling gehuisvest moet worden in zelfstandige woonruimte. Om als gevolg van deze situaties in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring dient aanvrager in ieder geval te voldoen aan de volgende voorwaarden:
de aanvrager keert terug naar de regiogemeente waar hij direct voorafgaand aan het verblijf in de instelling tenminste twee jaar onafgebroken woonde. Die gemeente wordt dus in het zoekprofiel opgenomen. Indien het, gelet op de problematiek van aanvrager, onwenselijk isdat hij naar die regiogemeente terugkeert, wordt een andere regiogemeente als zoekgebied in de urgentieverklaring opgenomen. Burgemeester en wethouders overleggen dat wel eerst met de desbetreffende regiogemeente. Het woningtype wordt vervolgens door het college van “ontvangende” gemeente vastgesteld. Zie daarvoor verder artikel 2.6.7 van de verordening.
Burgemeester en wethouders zullen vaak geadviseerd worden door deskundigen over a) de vraag of aanvrager kan uitstromen, b) of uitstroom naar de oorspronkelijke woongemeente wenselijk is, en c) of en zo ja welke begeleiding gedurende welke periode noodzakelijk is.
De algemene weigeringsgronden genoemd in artikel 2.6.5, lid 1, aanhef en onder a, c, d, f, h en j van de verordening zijn van toepassing.
In artikel 2.6.8 zijn de overige regionaal geldende urgentiegronden opgenomen. Deze zijn, soms in aangepaste vorm, overgenomen uit de vorige regionale huisvestingsverordening en het daarbij behorende convenant. Het betreft de volgende urgentiegronden:
Het huishouden waarvan de zelfstandige woonruimte binnen deze gemeente door een calamiteit (brand, ernstige waterschade, explosie of acuut ernstige funderingsgebreken) ongeschikt is voor bewoning, kan gelet op artikel 2.6.8 lid 1 aanhef en onder a van de huisvestingsverordening in aanmerking voor een urgentie als in ieder geval aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de ongeschiktheid voor bewoning wordt vastgesteld door of in opdracht van, een daarvoor bevoegd gemeentelijk toezichthouder (dit betreft de toezichthouder die bevoegd is toe te zien op de naleving van de ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Woningwet vastgestelde bouwregelgeving).
De in artikel 2.6.5 van de verordening genoemde algemene weigeringsgronden zijn van toepassing, met uitzondering van de in artikel 2.6.5 lid 1 aanhef en onder j van de verordening genoemde inkomensnorm: voor deze urgentiegrond geldt geen inkomenseis.
3.3.2. Sociaal-medische urgentie: Inleiding en ernstige medische redenen
Om in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring om medische en/of sociale redenen zoals bedoeld in artikel 2.6.8 lid 1 aanhef en onder b van de verordening, moet in ieder geval aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
er is op grond van medische en/of sociale omstandigheden sprake van een levensontwrichtende woonsituatie die alleen opgelost kan worden met (andere) zelfstandige huisvesting; van levensontwrichting is sprake wanneer de aanvrager (of een van de leden van het huishouden), in samenhang met ernstige woonproblemen, niet meer in staat is zelfstandig te functioneren. Een zelfstandige woning is in dat geval (een substantieel deel van) de oplossing;
Voor het overige zijn ook de in artikel 2.6.5 van de verordening genoemde algemene weigeringsgronden van toepassing.
3.3.2.2 Ernstige medische redenen
Onder medische redenen waarom iemand dringend woonruimte nodig heeft wordt een woonsituatie verstaan die om medische redenen levensontwrichtend is voor één of meer leden van het huishouden. Het huishouden is niet in staat het dringende woonprobleem door ernstige medische redenen zelf op
In ieder geval wordt geen urgentieverklaring verleend:
als de belanghebbende deze aanvraagt vanwege een lichamelijke aandoening en/of een psychische stoornis tenzij kan worden aangetoond dat de betreffende aandoening en/of stoornis chronisch is en overwegend wordt veroorzaakt door de woonsituatie, dan wel dat de behandeling van de aandoening/ stoornis in hoge mate ongunstig wordt beïnvloed door de woonsituatie. Dat laatste moet blijken uit een schrijven van professionele medische, psychiatrische en/of sociale hulpverleners, waarin de betreffende aandoening of stoornis wordt benoemd, die een relatie heeft met het woonprobleem van betrokkene.
Om op grond van artikel 2.6.8 lid 1 aanhef en onder a van de verordening in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
Als blijkt dat er medische problemen zijn, dan kan aan een arts van de (gemeentelijke) keuringsdienst of een andere door de gemeente aangewezen deskundige advies worden gevraagd. Om urgentie te verlenen moet er sprake zijn van een aan de woonsituatie gerelateerde onverantwoorde medische situatie die niet langer mag blijven voortbestaan.
Indien wordt overwogen vanwege een (chronische) psychische stoornis een urgentie af te geven kan aan de belanghebbende de voorwaarde worden opgelegd dat hij psychiatrische begeleiding aanvaardt en daarmee voorafgaand aan het afgeven van de urgentie schriftelijk akkoord gaat. Indien de belanghebbende weigert vooraf schriftelijk akkoord te gaan met de voorgestelde begeleiding, wordt geen urgentie afgegeven.
Voor het overige zijn ook de in artikel 2.6.5 van de verordening genoemde algemene weigeringsgronden van toepassing.
Een levensbedreigende situatie door stelselmatig geweld of bedreiging maakt dat sprake kan zijn van een urgent huisvestingsprobleem waarvoor, als voldaan is aan de volgende voorwaarden, op grond van artikel 2.6.8 lid 1 aanhef en onder a een urgentieverklaring verleend kan worden:
Indien sprake is van een levensbedreigende situatie door stelselmatig geweld of bedreiging door eenanderdan een huisgenoot, moet daarnaast nog aan de volgende voorwaarde worden voldaan:
Voor het overige zijn ook de in artikel 2.6.5 genoemde algemene weigeringsgronden van toepassing.
3.3.3. Sociaal-medische urgentie: Dakloosheid of dreigende dakloosheid met de zorg voor minderjarige kinderen
Er wordt geen urgentieverklaring verleend vanwege het enkele feit dat het huwelijk of de samenwoningsrelatie wordt ontbonden.
De gemeente vindt het onwenselijk als niet voorzien is in woonruimte voor minderjarige kinderen. Hieronder wordt beschreven wanneer een sociaal-medische urgentie grond van artikel 2.6.8 lid 1 aanhef en onder a verleend kan worden wanneer sprake is van ontbinding van een huwelijk of samenwoningsrelatie, waarbij de kinderen deel gaan uitmaken van het huishouden van één van de (ex-)partners.
Voor alle gevallen geldt dat de in artikel 2.6.5 van de verordening genoemde algemene weigeringsgronden van toepassing zijn.
3.3.3.1 Verbroken samenwoning, echtscheiding en ontbinden van geregistreerd partnerschap
De gemeente gaat er vanuit dat de woning waar men direct voorafgaand aan de verbroken samenwoning, echtscheiding of ontbinding van het geregistreerd partnerschap woonde, primair beschikbaar blijft voor de kinderen. Er is dan geen urgentie nodig. Alleen in uitzonderlijke situaties
kan, met inachtneming van het hieronder beschrevene, ten behoeve van de kinderen urgentie worden verstrekt.
Geen urgentieverklaring wordt verleend:
aan de aanvrager die als medehuurder het huurrecht van de voormalige echtelijke of gezamenlijk gehuurde woning heeft kunnen opeisen, maar dit heeft nagelaten. De belanghebbende die zich als medehuurder heeft kunnen laten erkennen, maar dit heeft nagelaten, wordt voor de toepassing van dit beleid aangemerkt als medehuurder.
Uitzonderlijke situaties waarin tot verlening van een urgentieverklaring kan worden overgegaan zoals bedoeld in de eerste alinea van deze paragraaf zijn:
Daarbij moet wel voldaan zijn aan de volgende voorwaarden:
3.3.3.2 Hoge woonlasten en schulden door een te hoge huur of hypotheek in verhouding tot het inkomen
Huishoudens kunnen in aanmerking komen voor een urgentie als een gezin met kind(eren) door overmacht niet meer in staat is om aan de hoge woonlasten te voldoen. Achtergrond is meestal daling van het huishoudinkomen door vertrek van de partner of verlies van inkomen uit arbeid. Aan de volgende voorwaarden moet in ieder geval worden voldaan om in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring:
Als de aanvrager schulden heeft, moet in ieder geval aan de volgende voorwaarden zijn voldaan om in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring:
Voorafgaand aan het afgeven van een urgentie kan aan de belanghebbende de voorwaarde worden opgelegd dat hij schriftelijk verklaart akkoord te gaan met financiële begeleiding , indien het opleggen van een dergelijke voorwaarde wenselijk is uit een oogpunt van goedhuurderschap. Indien de belanghebbende weigert vooraf schriftelijk akkoord te gaan met devoorgestelde begeleiding, wordt geen urgentie afgegeven.
Als de aanvrager mede hoofdelijk aansprakelijk is voor de hypotheek van een gemeenschappelijke woning, ziet de gemeente dit als een problematische schuld, ook als de ex-partner de woning krijgt. Als de ex-partner de hypotheeklasten niet betaalt, claimt de hypotheekverstrekker het bedrag bij de aanvrager. Er moet daarom worden aangetoond dat de hypotheek niet meer op naam staat van de aanvrager.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 30 juni 2015.
de secretaris,
mr. F.L. Romkema
de burgemeester,
J.J. Nobel
Bijlage 2. Zoekprofielen gemeente Aalsmeer
Zoekprofielen gemeente Aalsmeer
Binnen de gemeente Aalsmeer wordt gewerkt met een zogenaamde zoekprofieldatum. Urgent woningzoekenden krijgen een zoekprofieldatum die aansluit bij het uitgangspunt uit de verordening dat urgent woningzoekenden met voorrang kunnen reageren op de meest sobere woningen in het aanbod.