Organisatie | Raalte |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte 2017 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte 2017
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-03-2019 | 01-01-2019 | 01-01-2020 | wijziging (pgb)tarieven in art. 4.1, 4.2 en 4.3 | 26-02-2019 | 2878-2019 |
20-02-2018 | 01-01-2018 | 07-03-2019 | 1e wijziging | 05-12-2017 | 10182-2017 |
01-02-2017 | 01-01-2018 | nieuwe regeling | 31-01-2017 | 656-2017 |
Hoofdstuk 3 PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Artikel 3.2 Budgetperiode hulpmiddelen
Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn om, rekening houdend met de economische levensduur, het geïndiceerde hulpmiddel met het persoonsgebonden budget aan te schaffen. De zogeheten afschrijftermijnen zijn vastgesteld in dit Besluit. De budgethouder wordt geacht gedurende deze periode te kunnen gebruikmaken van een compenserende maatwerkvoorziening.
Artikel 3.3 Persoonsgebonden budget woningaanpassing
De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade.
Hoofdstuk 4 KOSTPRIJS MAATWERKVOORZIENING EN PERSOONSGEBONDEN BUDGET EN REIZIGERSBIJDRAGE
Artikel 4.2 Maximum pgb-tarieven voor begeleiding
Artikel 4.3 Vervoer bij dagbesteding (per dag)
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor vervoer bij dagbesteding bedraagt:
Hoofdstuk 5 BIJDRAGE IN DE KOSTEN MAATWERKVOORZIENING EN PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Vastgesteld in het college van 31 januari 2017
de secretaris,
Karin Cornelissen
de burgemeester,
Martijn Dadema
Toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning
In dit hoofdstuk zijn de begripsbepalingen uitgewerkt. Daarbij zijn vooral de begrippen professionele instelling en zelfstandig werkend ondernemer van belang. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten is namelijk afhankelijk van het antwoord op de vraag hoe degene aan wie het persoonsgebonden budget wordt besteed moet worden gekwalificeerd. Zie hoofdstuk 3 van dit Besluit. Andere begrippen die in dit Besluit worden gebruikt zijn gedefinieerd in bijvoorbeeld de wet of de verordening. Denk bijvoorbeeld aan het begrip sociaal netwerk.
Dit hoofdstuk bevat een aantal bijzondere bepalingen. Het betreft in artikel 2.1 van dit Besluit onder meer het bedrag wanneer het college over gaat tot de beoordeling van het primaat van verhuizen. Dit betekent niet dat het primaat van verhuizen zonder meer wordt toegepast, maar het college beoordeelt of het gelet op de omstandigheden van de individuele situatie daartoe kan overgaan. Verder zijn regels neergelegd die gelden voor woonwagens en woonschepen. Indien de afschrijftermijnen van de genoemde voorzieningen in artikel 2.2 van dit Besluit zijn bereikt, dan kan het college de aanvraag daartoe afwijzen. Het betreft in voorkomende gevallen algemeen gebruikelijke voorzieningen voor de persoon als de aanvrager.
In hoofdstuk 3 zijn regels neergelegd die betrekking hebben op het persoonsgebonden budget.
In artikel 3.1 van dit Besluit zijn algemene bepalingen neergelegd. Indien de cliënt met een indicatie voor een maatwerkvoorziening voor diensten, bijv. Ondersteuning thuis een persoonsgebonden budget wenst, is hij verplicht een Budgetplan op te stellen (zie verordening). Naast de gestelde indicatie wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten mede gebaseerd op het Budgetplan.
Artikel 3.2 van dit Besluit gaat over de budgetperiode van hulpmiddelen waarbinnen de cliënt de geïndiceerde maatwerkvoorziening kan aanschaffen. Het is niet zo dat een economisch afgeschreven aangeschafte maatwerkvoorziening niet meer als passende bijdrage kan worden aangemerkt. Hiermee worden nadrukkelijk niet die situaties bedoeld wanneer de cliënt een andere voorziening aanschaft dan de geïndiceerde maatwerkvoorziening en binnen de budgetperiode een nieuwe aanvraag indient omdat de aanschafte voorziening niet meer functioneert en de cliënt dat te verwijten valt. Denk bijvoorbeeld aan de cliënt die een (tweede hands) Canta aanschaft terwijl het college een scootmobiel heeft geïndiceerd (zie bijv. CRVB:2015:4918). Een andere handelswijze van het college zou er feitelijk op neer komen dat ook de aan de keuze van de cliënt verbonden extra kosten moeten worden vergoed. Dit verdraagt zich niet met het aan de wet verbonden uitgangspunt dat slechts aanspraak bestaat op de goedkoopste passende bijdrage (zie ook verordening).
Artikel 3.3 van dit Besluit stelt nadere regels op basis waarvan het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld in geval het wordt besteed aan een woningaanpassing. De cliënt mag niet beginnen met het laten uitvoeren van de aanpassing zonder dat het college positief heeft besloten, tenzij schriftelijk toestemming is verleend. Veder gelden termijnen waarbinnen een aanvang moet worden gemaakt en de aanpassing in principe moet zijn afgerond. Gedurende de werkzaamheden is het college bevoegd om ‘vinger aan de pols’ te houden. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt om de opstalverzekering van de (eigen) woning in overeenstemming te brengen met de waardevermeerdering van de aanpassingen.
Artikel 3.4 van dit Besluit stelt nadere regels in geval het persoonsgebonden budget wordt besteed aan een hulpmiddel. Denk bijvoorbeeld aan een vervoersvoorziening, een tillift, een douchestoel of een traplift. Afhankelijk van het aan te schaffen hulpmiddel kan het college voorwaarden stellen. Feitelijk komt dit neer op de besteding van het persoonsgebonden budget. Het college is bevoegd om de maatwerkvoorziening die met het persoonsgebonden budget is aangeschaft te bezichtigen en te (laten) beoordelen.
Artikel 3.5 van dit Besluit stelt nadere regels over de hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten. Die zijn afgeleid van de tarieven waarvoor het college deze diensten in natura inkoopt. De wet en de verordening geven het college de bevoegdheid om gedifferentieerde tarieven te hanteren. In artikel 3.5 tweede lid van dit Besluit worden de percentages dan wel een gemaximeerd bedrag genoemd die gelden voor de verschillende personen die op basis van de geïndiceerde maatwerkvoorziening ondersteuning zullen gaan bieden.
Eenmalige uitkering bij beëindiging van rechtswege
Artikel 3.6 van dit Besluit regelt de aanspraak op een eenmalige uitkering in geval van een beëindiging van rechtswege. Een eenmalige uitkering is bedoeld voor ondersteuners die werknemer of opdrachtnemer zijn (waren) van de budgethouder en die plotseling zonder werk komen door de beëindiging van een overeenkomst. Voorwaarden zijn dat er een geldige overeenkomst moet zijn afgesloten én dat er voldoende persoonsgebonden budget moet zijn. Het kan dus gaan om een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht gaan met een partner of een familielid. De uitkering is nadrukkelijk niet bedoeld voor ondersteuning die is ingekocht bij een professionele organisatie. Een voorbeeld wanneer de overeenkomst van rechtswege eindigt is als de budgethouder overlijdt.
Tarieven (kostprijs) in artikelen 4.1 tot en met 4.4 van dit Besluit
Spreken voor zich, behoeven geen toelichting.
In artikel 4.5 is de hoogte van de reizigersbijdrage vastgelegd.
Artikel 5.1 van dit Besluit bepaalt de perioden die gelden indien en zolang de cliënt gebruikt maakt van de maatwerkvoorziening. Voor een persoonsgebonden budget geldt de toepasselijke budgetperiode. In het geval van depotverstrekking (natura) geldt de zogeheten afschrijvingstermijn waarbij de bijdrage in de kosten gelijkmatig over die periode door het CAK wordt berekend en geïnd. Het kan dus voor komen dat een cliënt met een nieuwe maatwerkvoorziening eenzelfde bedrag is verschuldigd dan een cliënt die een maatwerkvoorziening gebruikt van 3 jaar oud. Het is echter wel zo dat de cliënt met een maatwerkvoorziening van 3 jaar bijvoorbeeld nog maar 4 jaar een bijdrage in de kosten is verschuldigd. Na het verstrijken van de zogeheten afschrijvingstermijn is de cliënt geen bijdrage in de kosten meer verschuldigd.
In hoofdstuk 6 zijn de slotbepalingen geregeld. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van dit Besluit. Dit afwijken kan alleen maar ten gunste en nooit ten nadele van de cliënt. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet nadrukkelijk worden beschouwd als een uitzondering. Bij de beoordeling van de aanvraag zou het college zelf aanleiding kunnen zien om de hardheidsclausule toe te passen. In het algemeen geldt echter dat de cliënt gemotiveerd moet aangeven dat zijn situatie bijzonder is en zal hij dat desgevraagd ook nader moeten onderbouwen. Dit hoofdstuk regelt ook de inwerkingtreding, waarbij geen overgangsrecht is opgenomen. Dat betekent dat dit Besluit onmiddellijke werking heeft.