Organisatie | Raalte |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit Jeugdhulp gemeente Raalte 2017 |
Citeertitel | Besluit Jeugdhulp gemeente Raalte 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-02-2017 | 01-01-2018 | nieuwe regeling | 31-01-2017 | 656-2017 | |
01-01-2018 | intrekken regeling | 05-12-2017 Gemeenteblad 2018, 34215 | 10182-2017 |
Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze Nadere regels wordt verstaan onder:
Professionele instelling: een organisatie, die is ingeschreven in het handelsregister en/of KvK als zijnde verlener van jeugdhulp en die voldoet aan door het college vast te stellen kwaliteitseisen voor in ieder geval de medewerkers die bij de instelling in dienst zijn. Daaronder kan ook de inschrijving in het Kwaliteitsregister Jeugdwet en/of BIG-register vallen;
Hoofdstuk 2 BIJZONDERE BEPALINGEN
Om te zorgen dat een individuele voorziening zonodig kan worden afgestemd op andere voorzieningen draagt het college zorg voor afspraken met onder meer:
waarbij het belang van de jeugdige en/of ouder(s) centraal staat gelet op de behoefte aan jeugdhulp en waarbij het college gebruik maakt van het Afwegingskader.
Hoofdstuk 3 PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Artikel 3.4 Maximum pgb-tarieven Jeugdhulp
Het persoonsgebonden budget voor jeugdhulp is afhankelijk van de indicatie in natura en de persoon als bedoeld in artikel 3.2 tweede lid van dit Besluit die de jeugdhulp biedt en bedraagt:
Pakket 1 (lichte VG-pakket, zonder behandeling/met dagbesteding) | |||||
Pakket 2 (Midden (L)VG-pakket, met behandeling en dagbesteding) | |||||
Vastgesteld in het college van 31 januari 2017
secretaris,
Karin Cornelissen
burgemeester,
Martijn Dadema
In dit hoofdstuk zijn de begripsbepalingen uitgewerkt. Daarbij zijn vooral de begrippen professionele instelling en zelfstandig werkend ondernemer van belang. De hoogte van het persoonsgebonden budget is namelijk afhankelijk van het antwoord op de vraag hoe degene aan wie het persoonsgebonden budget wordt besteed moet worden gekwalificeerd. Zie hoofdstuk 3 van dit Besluit. Andere begrippen die in dit Besluit worden gebruikt zijn gedefinieerd in de wet of daarop gebaseerde de lagere regelgeving. Denk bijvoorbeeld aan het begrip jeugdhulpverlener als bedoeld in artikel 1.1 van de wet. Ook begrippen die in de verordening zijn opgenomen zijn relevant. Denk bijvoorbeeld aan het sociaal netwerk en het Afwegingskader.
De wet geeft geen definitie van gebruikelijke hulp. Daarom is het begrip gedefinieerd in de verordening. De verordening geeft het college ook de bevoegdheid om nader invulling te geven aan het begrip. In het eerste lid van artikel 2.1 van dit Besluit staat wat in ieder geval onder gebruikelijke hulp wordt verstaan. Het gaat om hulp, begeleiding dan wel zorg die ouders worden geacht hun kinderen te bieden. Wanneer er sprake is van gebruikelijke hulp is afhankelijk van de individuele situatie. Het beoordelingskader daartoe is neergelegd in het tweede lid. Het derde lid bepaalt de omstandigheden die het college bij de beoordeling in aanmerking neemt.
In artikel 2.2 van dit Besluit staan een aantal organisaties genoemd waarmee het college afspraken moet maken zodat de jeugdhulp in de vorm van een individuele voorziening daar op kan worden afgestemd. Het spreekt voor zich dat het college daarvoor ook het Afwegingskader gebruikt om zoveel mogelijk maatwerk te kunnen bieden aan de jeugdige en/of ouder(s). Dit met het oog op de behoefte aan (aangewezen) jeugdhulp.
In dit hoofdstuk zijn de bepalingen neergelegd op het persoonsgebonden budget. In artikel 3.1 van dit Besluit zijn een aantal algemene bepalingen geformuleerd. Bijvoorbeeld dat de hoogte van het persoonsgebonden budget mede is gebaseerd op het verplicht op te stellen Budgetplan waarbij de grondslag van het besluit berust op dit Besluit.
Het spreekt voor zich dat de hoogte van het persoonsgebonden budget is afgeleid van het tarief dat het college is verschuldigd in natura aan de jeugdhulpaanbieders. De wet geeft de bevoegdheid om gedifferentieerde tarieven te hanteren waarbij de differentiatie betrekking heeft op verschillende personen genoemd in artikel 3.2 tweede lid onderdelen a. tot en met c. van dit Besluit.
Eenmalige uitkering bij beëindiging van rechtswege
Artikel 3.3 van dit Besluit regelt de aanspraak op een eenmalige uitkering in geval van een beëindiging van rechtswege. Een eenmalige uitkering is bedoeld voor hulpverleners die werknemer of opdrachtnemer zijn (waren) van de budgethouder en die plotseling zonder werk komen door de beëindiging van een overeenkomst. Voorwaarden zijn dat er een geldige overeenkomst moet zijn afgesloten én dat er voldoende persoonsgebonden budget moet zijn. Het kan dus gaan om een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht gaan met een partner of een familielid. De uitkering is nadrukkelijk niet bedoeld voor jeugdhulp die is ingekocht bij een professionele organisatie. Een voorbeeld wanneer de overeenkomst van rechtswege eindigt is als de budgethouder overlijdt. Opgemerkt wordt dat het gaat om de jeugdige en/of ouder(s) voor wie de jeugdhulp bestemd is. Dat zal in de meeste gevallen de jeugdige zijn. Immers is een jeugdige jonger dan 16 jaar kan hij (nog) geen budgethouder zijn.
In de artikel 3.4 tot en met 3.6 van dit Besluit staan de tarieven genoemd. Daarbij worden ook de zogeheten natura-tarieven genoemd. De hoogte van het persoonsgebonden budget is daar namelijk van afgeleid. Daarnaast wordt de hoogte in de meeste gevallen ook nog bepaald door degene die de jeugdhulp biedt (zie artikel 3.2 van dit Besluit).
In hoofdstuk 4 zijn de slotbepalingen van dit Besluit geregeld. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige en/of ouder(s) afwijken van de bepalingen van dit Besluit. Dit afwijken kan alleen maar ten gunste en nooit ten nadele van de jeugdige en/of ouder(s). Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet nadrukkelijk worden beschouwd als een uitzondering. Bij de beoordeling van de aanvraag zou het college zelf aanleiding kunnen zien om de hardheidsclausule toe te passen. In het algemeen geldt echter dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) gemotiveerd moet aangeven dat zijn situatie bijzonder is en zal hij dat desgevraagd ook nader moeten onderbouwen. Dit hoofdstuk regelt ook de inwerkingtreding, waarbij geen overgangsrecht is opgenomen. Dat betekent dat dit Besluit onmiddellijke werking heeft.