Organisatie | Almere |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels subsidies Peuterspeelzaalwerk en Voorschoolse Educatie 2017 |
Citeertitel | Nadere regels subsidies Peuterspeelzaalwerk 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-01-2017 | Nieuwe regeling | 15-11-2016 Gemeenteblad Almere, nr. 610, 25-01-2017 | geen |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere;
gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Almere 2011;
vast te stellen de navolgende Nadere regels subsidies Peuterspeelzaalwerk en Voorschoolse Educatie 2017 met inbegrip van de daarbij behorende bijlagen.
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
Peuterplek regulier: plek van twee dagdelen per week voor peuters vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, verspreid over minimaal 2 weekdagen, gedurende 40 weken per jaar. Het aantal uren per peuterplek per week is 6. De plek bevindt zich op een peuterspeelzaallocatie die in het LRKP staat geregistreerd als VVE gecertificeerd.
Peuterplek VVE: plek voor doelgroeppeuters vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, van vier dagdelen per week, verspreid over minimaal 2 weekdagen, gedurende 40 weken per jaar. Het aantal uren per week is 12. De plek bevindt zich op een peuterspeelzaallocatie die in het LRKP staat geregistreerd als VVE gecertificeerd.
Peuterspeelzaalwerk: educatieve opvang voor kinderen vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool en die voldoet aan de eisen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen met het daarbij behorende Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Peuterspeelzaalwerk wordt uitgevoerd op peuterspeelzaallocaties in specifieke peutergroepen. De ontwikkeling van alle peuters wordt gevolgd middels een observatiesysteem.
VVE (voor- en vroegschoolse educatie): hier opgevat als peuterspeelzaalwerk voor kinderen vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, waarin via een VVE-programma op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.
VVE-programma: één van de volgende programma’s voor voorschoolse educatie, gericht op de vier ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek, sociaal- emotionele ontwikkeling: Piramide, Ko-totaal, Startblokken, Peuterplein en Kleuterplein, Kaleidoscoop, Schatkist, Sporen, Doe meer met Bas, Speelplezier.
Deze nadere regels hebben als doelstelling het mogelijk maken van de uitvoering van gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk, inclusief VVE, voor het jaar 2017.
Voor het aanvragen van subsidie dienen de volgende gegevens en stukken overgelegd te worden:
Een recent (daterend uit schooljaar 2015-2016 of later) door houder en samenwerkende basisscho(o)l(en) ondertekend Borgingsdocument Doorgaande Lijn (zie paragraaf 3.7 van het Kwaliteitskader VVE). Als een peuterspeelzaallocatie samenwerkt met meerdere basisscholen, dient houder minimaal één borgingsdocument aan te leveren.
Daarnaast geldt voor aanvragen voor nieuwe, nog niet eerder gesubsidieerde locaties, van houders die in 2016 gemeentelijke subsidie peuterspeelzaalwerk ontvingen, dat zij, naast de in lid 1 genoemde stukken, de navolgende documenten moeten aanleveren:
Conform hoofdstuk 4 van het Kwaliteitskader VVE:
bewijzen van de taalniveaus van de pedagogisch medewerkers van de peuterspeelzaallocaties waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dan wel bewijzen van lopende deelname aan taalscholing die tot doel heeft de vereiste taalniveaus te bereiken (zie paragraaf xx van het Kwaliteitskader VVE). Voor HBO-geschoolde pedagogisch medewerkers is geen bewijs van taalniveau nodig, maar volstaat een kopie van het HBO-diploma.
Naast de in lid 2 genoemde subsidiebedragen stelt het college een VVE-toeslag beschikbaar voor doelgroeppeuters van 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen. Deze subsidie wordt verstrekt voor peuters die een VVE- peuterplek bezetten, ongeacht of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag: Deze VVE-toeslag bedraagt per geplaatste doelgroeppeuter € 426 per jaar. Indien de doelgroeppeuter de VVE-plek niet het gehele jaar bezet, wordt de toeslag naar rato verstrekt.
Het definitieve subsidiebedrag wordt na afloop van de subsidieperiode, op basis van de gegevens uit de eindrapportage van de houder, inclusief het ingevulde rapportageformat Eindrapportage Peuterspeelzaalwerk 2017, door het college vastgesteld. Deze vaststelling vindt plaats op basis van het werkelijke aantal bezette peuterplekken, het uurtarief, het aantal doelgroeppeuters waarvoor (naar rato) de VVE-toeslag wordt ontvangen en de totaal in rekening gebrachte ouderbijdragen). Deze vaststelling kan een terugvordering tot gevolg hebben als houder minder bezette peuterplekken heeft gerealiseerd dan het aantal waarop de hoogte van de subsidieverlening was gebaseerd.
Het is toegestaan de werkelijke invulling van de plekken als reguliere of VVE-plek ten opzichte van de aantallen genoemd in de subsidieaanvraag, gedurende de subsidieperiode, aan te passen aan de vraag van ouders. Het definitieve subsidiebedrag kan echter nooit hoger worden dan het eerder verleende bedrag.
Het college stelt voor deze nadere regels een subsidieplafond vast van € 3.400.000,-. De subsidieverlening voor peuterplekken geschiedt volgens een aantal verdeelcriteria. Deze zijn in volgorde van prioriteit:
Aanvragen van houders voor een peuterspeelzaallocatie waarvoor deze houder in 2016 gemeentelijke subsidie peuterspeelzaalwerk heeft ontvangen. Uitbreiding van plekken op een reeds gesubsidieerde locatie, ten opzichte van het aantal gesubsidieerde peuterplekken daar in 2016, komt voor subsidie in aanmerking.
Hoe eerder de beoogde startdatum van de te subsidiëren activiteiten, hoe hoger de prioriteit voor behandeling van de aanvraag.
Aanvragen voor nieuwe peuterspeelzaallocaties van houders die in 2016 gemeentelijke subsidie peuterspeelzaalwerk hebben ontvangen. Deze aanvragen worden geprioriteerd op basis van het percentage gewichtenleerlingen op de basisschool waarmee samengewerkt wordt of gaat worden (zie hoofdstuk 7 van het Kwaliteitskader VVE). Dit percentage gewichtenleerlingen wordt vastgesteld op basis van de meest actuele beschikbare gegevens van DUO (indien beschikbaar op 1 december 2016 hanteren we teldatum 1 oktober 2016, anders teldatum 1 oktober 2015). Daarbij geldt: hoe hoger het percentage gewichtenleerlingen, hoe hoger de prioriteit. Indien een peuterspeelzaalwerklocatie met meerdere basisscholen samenwerkt, dan is het getal van de school met het hoogste percentage gewichtenleerlingen bepalend.
Indien de waarde gelijk uitvalt, en het subsidieplafond is nog niet bereikt, krijgt de aanvraag van een peuterspeelzaallocatie in een wijk met het hoogste non-bereik van voorschoolse voorzieningen prioriteit. Om het non-bereik van voorschoolse voorzieningen te bepalen, worden de CBS-cijfers over 2015 (zie bijlage 3) gebruikt. Hoe hoger het non-bereik in de wijk waarop de aanvraag betrekking heeft, hoe hoger de prioriteit.
Indien de waarde dan nog gelijk uitvalt en het subsidieplafond is nog niet bereikt, krijgt de aanvraag van een peuterspeelzaallocatie die op de vroegste datum start de hoogste prioriteit.
Indien de waarde dan nog gelijk uitvalt en het subsidieplafond is nog niet bereikt, krijgt de aanvraag van een peuterspeelzaallocatie in of in directe nabijheid van een basisschool de hoogste prioriteit.
Indien ook dan de waarde gelijk uitvalt, wordt het beschikbare budget gelijk verdeeld over de betreffende aanvragen.
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan houders die voldoen aan de voorwaarden uit het kwaliteitskader VVE ten aanzien van VVE-certificering, taalniveau van de pedagogisch medewerkers, het gebruik van Peuterestafette plus warme overdracht van doelgroeppeuters en samenwerking met één of meer basisscholen blijkend uit een door alle partijen ondertekend Borgingsdocument doorgaande lijn.
Voor het toetsen of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde peuterplek dient de houder vast te stellen of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de ondertekende Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag (zie Bijlage 2), in combinatie met een Inkomensverklaring van (bei)de ouder(s) over 2015.
Indien het verwachte verzamelinkomen over 2017 wijzigt ten opzichte van het verzamelinkomen dat is aangegeven op de Inkomensverklaring(en) over 2015 dient deze verklaring aangevuld te worden met documenten waaruit de hoogte van het verwachte verzamelinkomen over 2017 blijkt. Dit kunnen zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is, en in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan plaatsing op een peuterplek.
Houder toetst bij de ouders en via de melding aan De Schoor of via Digidoor (zie Artikel 12 lid 4) of de peuter niet al bij een andere kinderopvangorganisatie een gesubsidieerde peuterplek, hetzij regulier hetzij VVE, bezet. Is dat wel het geval, dan is een tweede gesubsidieerde plek voor de betreffende peuter niet mogelijk.
Indien de ouders voorafgaand aan plaatsing van hun kind geen Inkomensverklaring (zoals bedoeld in Artikel 11 lid 1) kunnen overleggen, krijgen zij tot vier maanden na plaatsing van hun kind de gelegenheid alsnog deze verklaringen aan te leveren. Zijn er dan geen inkomensgegevens ontvangen, dan wordt de plaatsing van het kind stopgezet. Houder heeft recht op subsidie voor de maanden dat het kind wel geplaatst is geweest.
Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft voor de betreffende peuterspeelzaallocatie bestuursrechtelijke handhaving van kracht wordt, kan dat het herzien of intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.
Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft tijdens controle door gemeente, GGD en/of onderwijsinspectie blijkt dat de betreffende peuterspeelzaallocatie niet voldoet aan de voorwaarden uit het Kwaliteitskader VVE, wordt van de houder verwacht dat aantoonbare inspanningen worden gepleegd om in de subsidieperiode wel aan de voorwaarden te gaan voldoen. Indien deze inspanningen niet worden gepleegd, kan dat het herzien of intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.
Houders die subsidie ontvangen zijn verplicht om uiterlijk op de datum van de start van de te subsidiëren activiteiten op hun website het overzicht van de geldende ouderbijdragen per inkomensgroep en per soort peuterplek, zoals is opgenomen in bijlage 1 van deze Nadere regels, te publiceren. Indien houder niet aan deze verplichting voldoet, kan dat het herzien of intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.
Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft blijkt dat de het uurtarief op de betreffende peuterspeelzaallocatie voor ouders die een beroep doen op kinderopvangtoeslag lager is dan het uurtarief voor de door het college te subsidiëren peuterplekken, als het aanbod in uren per week en weken per jaar voor deze ouders gelijk is, wordt de subsidie geheel of gedeeltelijk teruggevorderd.
Voor subsidies tot € 125.000 geldt dat het college bij houder nadere gegevens kan opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde voorwaarden te controleren. Daartoe is houder is verplicht de het college desgewenst inzage te geven in diens administratie betreffende onder meer:
Indien gedurende of na afloop van de subsidieperiode blijkt dat het werkelijk gehanteerde uurtarief voor ouders die een beroep doen op de kinderopvangtoeslag lager is dan het werkelijk gehanteerde uurtarief voor de door het college gesubsidieerde peuterplekken, heeft het college het recht de subsidie te herzien of lager vast te stellen en de subsidie geheel of gedeeltelijk terug te vorderen.
Het college beslist in alle voorkomende gevallen waarin deze nadere regels niet voorzien. Daarnaast is het college bevoegd om in bijzondere gevallen van hardheid gemotiveerd van deze regeling af te wijken.
Deze nadere regels worden aangehaald als ‘Nadere regels subsidies Peuterspeelzaalwerk 2017’.
Deze nadere regels treden in werking op de dag na bekendmaking ervan en blijven gelden voor zover dat voor de uitvoering van deze nadere regels nodig is.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 15 november 2016,
burgemeester en wethouders van Almere,
Tabel 1. Ouderbijdrage per maand bij 11 en 12 x per jaar factureren:
Deze tabellen gelden voor ouders die aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.
Ouders die wel recht op kinderopvangtoeslag hebben, vragen kinderopvangtoeslag aan over de eerste twee dagdelen met het uurtarief van € 7,70. Over het 3e en 4e dagdeel wordt geen ouderbijdrage in rekening gebracht.
De gegevens in deze aanvraag op naam van de ouder/verzorger die geen inkomen heeft.
Straatnaam, huisnummer + toevoeging:
U hoeft alleen de gegevens in te vullen van het kind dat gaat deelnemen aan peuteropvang
____________________________________________________________________
Hierbij verklaar ik geen recht te hebben op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1. van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Dit verklaar ik door het bijgevoegde Inkomensverklaring (voorheen IB60-formulier). (Dit formulier kunt u gratis aanvragen via de belastingtelefoon: 0800-0543.)
Tevens verklaar ik hierbij (maak uw keuze door het juiste vakje aan te kruisen):
bij een alleenstaande ouder/verzorger dat er geen inkomen is en ik ook niet in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag op grond van de omschrijvingen in de toelichting 1
Ondergetekende verklaart dat dit formulier naar waarheid is ingevuld zodat de gemeente kan vaststellen of ik/wij recht hebben op een gesubsidieerde peuterplek. Ik weet dat het onjuist invullen van dit formulier strafbaar is. Ik verklaar ermee bekend te zijn dat mijn gegevens door de gemeente op juistheid worden gecontroleerd bij andere personen en instanties. Ik weet dat wijzigingen die het recht op een gesubsidieerde peuterplek kunnen beïnvloeden, onmiddellijk moeten worden doorgegeven aan de instelling die de gesubsidieerde peuterplek aanbiedt, onder overlegging van
.....................................
.....................................
Een ouder die geen recht heeft op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk, kan bij gebruik van peuteropvang in aanmerking komen voor ‘de gemeentelijke regeling’. De ouder dient middels de ‘verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en een Inkomensverklaring (voorheen IB60-formulier) aan de peuteropvangaanbieder en aan gemeente te verklaren dat ze geen recht heeft op kinderopvangtoeslag.
Kinderopvangtoeslag is een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang via de Belastingdienst. U komt in aanmerking voor kinderopvangtoeslag wanneer er sprake is van:
Kinderopvangtoeslag vraagt u aan bij de belastingdienst via www.toeslagen.nl. Hier kunt u ook een proefberekening maken.
Tegemoetkoming voor ouder(s)/verzorger(s) met een eigen onderneming
Zelfstandig ondernemers komen ook in aanmerking voor kinderopvangtoeslag volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Ook de ouder, die zonder enige vergoeding arbeid verricht in de onderneming van de partner in de zin van art. 3.78 van de Wet Inkomstenbelasting 2001. Dit artikel gaat over de meewerkaftrek, die geldt als de partner meer dan 525 uur per jaar meewerkt.
Als de man dus een onderneming heeft en de vrouw (of andersom) minimaal 525 uur per jaar meewerkt, voldoen ze beiden aan de criteria voor de Wet Kinderopvang, hebben ze dus recht op een tegemoetkoming van de belastingdienst en kan er dus geen gebruikgemaakt worden van de ‘gemeentelijke regeling’.
Hoe kom ik in aanmerking voor ‘de gemeentelijke regeling’?
Een ouder/verzorger dient aan te tonen dat er geen recht is op de kinderopvangtoeslag. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als u geen of niet allebei een inkomen heeft. U kunt dit op een aantal manieren aantonen. Het meest eenvoudige is om een inkomensverklaring IB60 aan te vragen bij de Belastingdienst. Voorwaarde hiervoor is wel dat u een belastingaangifte ingediend heeft.
Wat is een Inkomensverklaring IB60?
Een inkomensverklaring (voorheen IB60-fomulier) is in feite bedoeld om (overheids)instanties, die geen inzage hebben in de inkomensgegevens van burgers, te informeren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een woonstichting die graag wil weten hoeveel inkomen iemand heeft om vast te kunnen stellen of iemand voor een bepaalde huurwoning in aanmerking komt. Indien een belastingplichtige een beroep doet op een dergelijke inkomensafhankelijke regeling van een (overheids)instantie dan wenst zij een overzicht waarop de inkomensgegevens van de belastingplichtige staat. Hij kan zich in dit geval wenden tot de Belastingdienst met het verzoek een inkomensverklaring te ontvangen.
De Inkomensverklaring moet aangevraagd worden voor de ouder die geen inkomen heeft, maar deze moet dus wel, eventueel via de partner, een aangifte ingediend hebben.
Van toepassing in Artikel 8 sub II
Uitleg van de wijken volgens de wijkindeling Passend Onderwijs:
Kwaliteitskader Voor- en Vroegschoolse Educatie 2017
Een Almeerse standaard voor het werken met VVE
De afgelopen jaren is in het kader van het Masterplan Het Jonge Kind gewerkt aan de kwaliteitsverbetering van het stedelijk VVE-aanbod. Zo is de samenwerking tussen voor- en vroegschoolse locaties versterkt, dragen de stedelijke hbo-coaches bij aan de versterking van het opbrengstgericht werken en is er geïnvesteerd in het partnerschap met ouders. Er zijn opbrengsten behaald waar we trots op kunnen zijn en die we willen behouden. Dit kwaliteitskader is een instrument om de ontwikkelde praktijken, de verworven kennis en het ontwikkelde beleid te borgen. Het kwaliteitskader VVE is tevens een bijlage op de Nadere regels Peuterspeelzaalwerk en Voorschoolse Educatie 2017.
Het Kwaliteitskader VVE is een bundeling van gemaakte afspraken, ontwikkelde praktijken en beleid op het gebied van VVE. De meeste kwaliteitseisen uit dit kader komen overeen met de indicatoren uit het Toezichtskader VVE van de Onderwijsinspectie of zijn een lokale uitwerking daarvan.
Dit Kwaliteitskader VVE vormt hiermee de Almeerse standaard voor VVE. Het maakt duidelijk welke eisen we als stad stellen aan de kwaliteit van (gesubsidieerde) peuterspeelzaalwerkplekken en welke afspraken er zijn gemaakt met het onderwijs over de uitvoering van vroegschoolse educatie. Het kwaliteitskader is daarnaast een basis voor de praktijk van de stedelijke hbo-coaches. Het laat zien waar locaties minimaal aan moeten voldoen, om te kunnen spreken van een kwalitatief aanbod.
De Almeerse standaard voor VVE, en daarmee ook het Kwaliteitskader VVE, is nadrukkelijk nog in ontwikkeling, onder andere binnen het Expertisenetwerk Nul tot Zes Almere (ENTZA). Idee is dat we de goede praktijken die we de komende jaren ontwikkelen verspreiden en ze uiteindelijk onderdeel worden van het Kwaliteitskader VVE.
Een aantal kwaliteitseisen uit dit kader geldt als landelijke eis. Op deze eisen is het toezicht van de GGD van toepassing of ze worden gecontroleerd bij de subsidieaanvraag. In bijlage 1 is opgenomen om welke eisen het gaat.
Voor de overige eisen ontwikkelen we in 2017, in samenspraak met de VVE-aanbieders, een toezichtsystematiek die in 2018 in zal gaan.
Het kwaliteitskader is als volgt ingedeeld:
Deel A gaat in op de context van VVE: Hieronder valt de Almeerse doelgroepdefinitie, de toeleiding naar VVE en de basiseisen die wettelijk gesteld worden aan het vve-aanbod;
Deel B gaat in op de VVE-uitvoering en gaat in op de kwalificatie van beroepskrachten, het uitvoeringsproces, ouderbetrokkenheid, de doorgaande lijn en zorg;
Deel C gaat in op de opbrengsten van VVE en hierin gaan we in op de gemaakte Resultaatafspraken VVE.
We lichten elk onderdeel kort toe, waarna we de kwaliteitscriteria opsommen.
Tot de Almeerse doelgroepkinderen VVE in de voorschoolse periode rekenen we kinderen die voldoen aan één of meerdere van de onderstaande criteria:
A: Het kind heeft een gewicht conform de gewichtenregeling van het
B: Het taalaanbod in het Nederlands is onvoldoende: de ouders spreken thuis geen Nederlands
C: Het taalaanbod is onvoldoende: de taalomgeving thuis is onvoldoende stimulerend
D: Het kind loopt een risico op een achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling.
Deze definitie is vastgesteld in de VVE werkgroep op 10 mei 2012. De Jeugdgezondheidszorg screent alle kinderen bij 16 maanden en/of 24 maanden op deze kenmerken. Alleen de JGZ kan ook de VVE-indicatie afgeven. Peuters kunnen vanaf 2 jaar doelgroepkind VVE zijn. Vanaf 2,5 jaar hebben doelgroeppeuters recht op twee extra dagdelen voorschoolse educatie en een gereduceerde ouderbijdrage.
Om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk doelgroeppeuters gebruik maken van het VVE-aanbod, wordt gewerkt volgens de Sluitende aanpak Toeleiding naar VVE. Deze aanpak staat beschreven in onderstaande link: http://lea.almere.nl/fileadmin/files/subsites/lea/werkwijze_vve_2015__def__01.pdf
Daarnaast zijn er de toeleidingactiviteiten Minisamenspel en Opstapje. Dit zijn programma’s om ouders kennis te laten maken met (VVE-)peuterspeelzaalwerk. Ook wordt gebruik gemaakt van huisbezoeken in de gevallen dat ouders lastig te bereiken zijn en verwacht wordt dat zij met een persoonlijke benadering wel bereikt worden.
De basis voor een kwalitatieve uitvoering van VVE ligt besloten in het landelijke Besluit kwaliteit voorschoolse educatie. Almeerse voorschoolse educatiegroepen moeten aan de voorwaarden van dit besluit voldoen. Daarnaast stellen we aanvullende eisen ten aanzien van het opleidingsplan en de taakuren voor pedagogische medewerkers.
Voorschoolse educatie op gesubsidieerde peuterspeelzaalwerkgroepen wordt tenminste vier dagdelen en twaalf uur per week aangeboden. De dagdelen zijn verspreid over minimaal twee weekdagen en worden 40 weken per jaar aangeboden. 2
Kwaliteitseisen ten aanzien van het VVE-aanbod voor basisscholen
Ten aanzien van vroegschoolse educatie zijn op landelijk niveau afspraken gemaakt over de inzet van vve-programma’s en de dubbele bezetting, die ook voor de Almeerse basisscholen gelden. Ook is er een Almeerse richtlijn opgesteld om te bepalen wanneer de inzet van een VVE-programma gewenst, dan wel verplicht is:
Voor een goede uitvoering van VVE zijn goed opgeleide beroepskrachten onmisbaar. Daarom stellen we als eis dat beroepskrachten VVE-gecertificeerd zijn en over een voldoende taalniveau beschikken. Van beroepskrachten en leidinggevenden aan VVE verwachten we daarnaast dat ze zich doorlopend blijven ontwikkelen in hun vakgebied; de stedelijke vve-coaches helpen hen daarbij en coachen op onderwerpen als opbrengstgericht werken en educatief partnerschap.
De pedagogisch medewerkers op de betreffende peuterspeelzaallocatie zijn gecertificeerd voor het VVE-programma waarmee op die locatie wordt gewerkt, als gevolg van personeelsverloop of het opstarten van een nieuwe groep mag worden volstaan met 1 gecertificeerde pedagogisch medewerker en 1 pedagogisch medewerker in opleiding per groep.
De basis voor de VVE-uitvoering is een VVE-programma dat zich richt op de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, sociaal-emotioneel en motoriek. Om de brede ontwikkeling van kinderen te kunnen volgen, wordt op elke locatie gewerkt met een kindvolgsysteem.
De Almeerse standaard voor de VVE-uitvoering is daarnaast uitgewerkt in de Kijkwijzer VVE. In de Kijkwijzer VVE is aan de hand van negen principes een observatielijst opgesteld. In de Kijkwijzer VVE is onder andere aandacht voor het pedagogisch handelen en diverse aspecten van opbrengstgericht werken (zoals het volgen van de brede ontwikkeling van kinderen en het afstemmen op de ontwikkeling van kinderen). De Kijkwijzer VVE is een leidraad voor de praktijk van de stedelijke hbo-coaches. De volledige Kijkwijzer is is onder deze link te vinden: https://lea.almere.nl/fileadmin/files/subsites/lea/Kijkwijzer_VVE_Almere_definitief.pdf
Kwaliteitseisen rondom het uitvoeringsproces.
Op de VVE-locaties wordt gewerkt met een VVE-programma. Daaronder verstaan we één van de volgende programma’s voor voorschoolse educatie, gericht op de vier ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek, sociaal- emotionele ontwikkeling: Piramide, Ko-totaal, Startblokken, Peuterplein en Kleuterplein, Kaleidoscoop, Schatkist, Sporen, Doe meer met Bas, Speelplezier.
In de VVE-uitvoeringspraktijk komen de volgende principes (en onderliggende indicatoren) zoals benoemd in de VVE-Kijkwijzer als minimaal ‘voldoende’ terug:
De houder maakt gebruik van een kindvolgsysteem om de brede ontwikkeling van kinderen te volgen.
Ouders zijn een onmisbare partner in voor- en vroegschoolse educatie. De voorschoolse locatie en de basisschool werken samen met ouders aan een zo goed mogelijke start van doelgroepkinderen in het basisonderwijs. In het stedelijk beleidsplan educatiefpartnerschap 3 is opgenomen dat Almeerse professionals inzetten op contact en educatief partnerschap met alleouders. Ook is afgesproken dat we uitgaan van de kracht van ouders en van wat ouders zelf wensen, weten en kunnen. Bij de uitwerking van de beleidsvisie voor de vve-leeftijd, gaan we uit van de criteria zoals opgenomen in het onderdeel Ouders van het toezichtkader VVE. Om ouders te stimuleren thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen (6.4), werken we met programma’s VVE-thuis en Opstap.
Er is een standaard intakeformulier waarop voor elk kind (samen met de ouders) aspecten worden ingevuld over onder andere:
1. Samenstelling van het gezin en de plaats van het kind
2. Bijzonderheden van de ontwikkeling.
3. Ontwikkelings- en kindkenmerken.
4. Gezondheid en (opvallende) gedragskenmerken van het kind.
5. De wijze van opvoeden en het stimuleren van de ontwikkeling (rol van beide ouders, tijd voor het kind, eet- en slaapritme, voorlezen, samen spelen, thuistaal, enz.)
Om een doorgaande lijn binnen voor- en vroegschoolse locaties te realiseren, werkt elke voorschoolse locatie aantoonbaar samen met een of meer basisscholen. Bij voorkeur wordt samengewerkt met een basisschool met een aanbod van vroegschoolse educatie.
We verwachten dat er afstemming is op verschillende onderdelen van de doorgaande lijn, zoals het educatief handelen, de zorgstructuur en ouderbetrokkenheid. Daarnaast zijn de afspraken omtrent de overgang van de voorschool naar de basisschool vastgelegd. Er wordt voor alle peuters gewerkt met het overdrachtsinstrument Peuterestafette en voor doelgroeppeuters vindt er een warme overdracht plaats .
Dat er wordt samenwerkt is schriftelijk vastgelegd, bij voorkeur in het stedelijkborgingsdocumentDoorgaande Lijn (Link Borgingsdocument invoegen). De gemaakte afspraken worden bovendien regelmatig geëvalueerd.
Samenwerking rondom VVE vindt ook plaats op het niveau van de Almeerse wijken Passend Onderwijs. Per wijk vindt periodiek een wijkoverlegHetJonge Kind plaats waarop vve-thema’s zoals educatief partnerschap, samenwerking in combinatie en de opbrengsten van VVE besproken worden.
Kwaliteitseisen doorgaande lijn, samenwerking en overdracht
7.1 De inhoudelijke doorgaande lijn
7.2 De overgang van voorschool naar basisschool
7.3 Kwaliteitszorg t.a.v. de doorgaande lijn
Er is binnen de voorschool iemand specifiek verantwoordelijk voor het leggen en onderhouden van contacten met de basisschool waarmee wordt samengewerkt. Binnen de bassischool is iemand specifiek verantwoordelijk voor het leggen en onderhouden van contacten met de voorschool/voorscholen. Deze contactpersoon onderneemt aantoonbaar gerichte activiteiten om de doorgaande lijn tussen voorschoolse locatie en basisschool zo soepel mogelijk te laten verlopen.
7.4 Deelname wijkoverleg Het Jonge Kind
Van VVE-locaties verwachten we dat zij, conform de criteria uit het Toezichtkader VVE van de Inspectie, ten minste een keer per jaar systematisch de kwaliteit van VVE evalueren. Er wordt bijvoorbeeld gewerkt met een ontwikkelplan VVE waarin de plannen per VVE-locatie jaarlijks worden beschreven en geëvalueerd.
Kwaliteitseisen kwaliteitszorg
De locaties evalueert aantoonbaar ten minste een keer per jaar systematisch de kwaliteit van VVE.
Soms vertoont een kind opvallend gedrag dat kan duiden op problemen in de ontwikkeling of thuissituatie. Het is belangrijk dat voorschoolse locaties zulk gedrag kunnen signaleren en heldere afspraken hebben over welke stappen dan doorlopen worden. Uitgangspunt is dat voorschoolse locaties bij opvallend gedrag altijd eerst contact opnemen met de ouders om het gesignaleerde gedrag met hen te bespreken. Voordat zorgen naarexterne partijen worden geuit, wordt altijd om toestemming van de ouders gevraagd.
De I-JGZ is de eerste externe partij die wordt betrokken bij vragen rondom een kind. JGZ-medewerkers kunnen helpen bij de verdere diagnostisering en signalering en kennen het aanbod van zorgaanbieders. Bovendien kennen zij het kind en de gezinssituatie. Zorgen kunnen bijvoorbeeld besproken worden tijdens het periodieke overleg tussen de locaties en de JGZ.
Kwaliteitseisen Zorg voor het Jonge Kind
9.1 Ouders zijn het eerste aanspreekpunt; een goed contact met ouders vormt de basis.
9.2Kinderopvangorganisaties dragen zorg voor een heldere interne zorgstructuur op hun locaties.
Als sluitstuk van het VVE-beleid zijn Resultaatafspraken VVE geformuleerd. Dit zijn streefdoelen voor VVE.
De Almeerse schoolbesturen en kinderopvangorganisaties hebben de volgende resultaatafspraak vastgelegd.
“80% van de doelgroepleerlingen behaalt een bovengemiddelde progressie in taalontwikkeling tussen E1 en E2.”
De progressie meten we met behulp van vaardigheidsscores op de toets Taal voor Kleuters en Rekenen voor Kleuters. Jaarlijks rapporteren we in een stedelijke rapportage en in wijkrapportages over de behaalde resultaten. Deze rapportages bieden daarnaast achtergrondinformatie over de kenmerken van VVE en (doelgroep)kinderen in de wijk.
Met de resultaatafspraken willen we de kwaliteitsdialoog over VVE stimuleren. Op basis van de rapportages zal er op drie niveaus gesproken worden over de Resultaatafspraken: op het niveau van de samenwerkende voorschoolse locatie en de vve-basisschool, op wijkniveau (wijkoverleggen Het Jonge Kind) en op bestuurlijk niveau (managementoverleg passend onderwijs/stuurgroep Het Jonge kind).
10. Kwaliteitseisen ten aanzien van de Resultaatafspraken VVE.
Bijlage 1 Toezichtsvorm per kwaliteitseis
6.4 Stimuleren om thuis ontwikkelingstimulerende activiteiten te doen | |
6.5 Participatie in VVE-activiteiten in de voorschool/vroegschool | |
7. Kwaliteitseisen doorgaande lijn, samenwerking en overdracht | |
U hebt bijstand en werk, uitkering als kunstenaar en volgt een traject gericht op arbeidsinschakeling (WWIK), u bent jonger dan 18 jaar hebt bijstand en studeert, u volgt een reïntegratietraject en hebt geen uitkering of werkgever, u volgt een inburgeringstraject op grond van de Wet inburgering, u volgt een reïntegratietraject via UWV of gemeente, of u bent student