Organisatie | Etten-Leur |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening Etten-Leur 2017 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening Etten-Leur 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-11-2017 | 18-12-2020 | Art. 2:79 | 06-11-2017 | Onbekend | |
01-01-2017 | 18-12-2020 | Nieuwe regeling | 08-11-2016 | Onbekend |
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. In die gevallen waar de Lsp van toepassing is, beslist het bestuursorgaan binnen acht weken nadat alle voor de afhandeling noodzakelijke gegevens zijn ontvangen.
In afwijking van het tweede lid is artikel 3:9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 of artikel 4:11. Het bepaalde in het eerste en het tweede lid geldt niet voor de beslissing op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
AFDELING 1. BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
AFDELING 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
AFDELING 8. TOEZICHT OP HORECABEDRIJVEN
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan: een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf
Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgronden houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn.
AFDELING 8A BIJZONDERE BEPALINGEN OVER HORECABEDRIJVEN ALS BEDOELD IN DE DRANK- EN HORECAWET
Artikel 2:34b schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Voor zover er bij paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in het eerste lid verenigings- of wedstrijdactiviteiten plaatsvinden die eindigen tijdens het laatste volledige uur voor aanvang of na afloop van de in dat lid genoemde schenktijden, is het deze paracommerciële rechtspersonen toegestaan, in aanvulling op de schenktijden genoemd in dat lid, alcoholhoudende drank te verstrekken tot anderhalf uur na beëindiging van deze activiteiten, maar niet later dan 01.00 uur. Lid 2 is niet van toepassing indien er sprake is van wedstrijden of verenigingsactiviteiten waaraan hoofdzakelijk jeugdigen in de leeftijd tot 18 jaar deelnemen en die activiteiten plaatsvinden voor 15.00 uur.
Overige paracommerciële rechtspersonen verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank gedurende de periode beginnende met één uur voor aanvang en eindigende met één uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon, maar niet later dan 01.00 uur.
Artikel 2:34c bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon zijn betrokken.
Artikel 2:34d Verbod happy hours
Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de desbetreffende horecalokaliteit op of het desbetreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.
AFDELING 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
AFDELING 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
AFDELING 10A. TOEZICHT OP SMARTSHOPS
Artikel 2:40a Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet handelingen en/of werkzaamheden worden verricht die verband houden met dan wel inherent zijn aan het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als smartshop;
Artikel 2:40b Vergunningplicht
Het is verboden een inrichting als bedoeld in artikel 2:40a onder a, te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
Artikel 2:40e Weigeringgronden
De burgemeester kan de in artikel 2:40c bedoelde vergunning weigeren indien:
Artikel 2:40f Afwijking sluitingstijden: tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in het geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer inrichtingen, tijdelijk andere dan de voor de betreffende inrichtingen geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijke sluiting bevelen.
De burgemeester kan een inrichting, al dan niet voor een bepaalde termijn, gesloten verklaren indien:
Artikel 2:40h Aanwezigheid in gesloten inrichting
Het is de exploitant of leidinggevende(n) verboden gedurende de tijd dat een inrichting is gesloten ingevolge de reguliere sluitingstijden of krachtens een op grond van artikel 2:40f, dan wel artikel 2:40g genomen besluit, de inrichting voor bezoekers geopend te hebben of daarin één of meer bezoekers toe te laten of te laten verblijven.
Artikel 2:40i Intrekkinggronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 wordt de vergunning als bedoeld in artikel 2:40b door de burgemeester ingetrokken indien:
aannemelijk is dat de exploitant of leidinggevende van de inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten, bij activiteiten in of vanuit de inrichting die een gevaar opleveren voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
Artikel 2:40j Aanwezigheid leidinggevende in de inrichting
Het is verboden een inrichting voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting geen leidinggevende aanwezig is die op de vergunning vermeld staat.
Artikel 2:40l Overgangsbepaling
Wordt door de exploitant van een inrichting als bedoeld in het eerste lid binnen de in het eerste lid genoemde termijn een ingevolge artikel 2:40c, eerste lid, vereiste vergunning aangevraagd, dan wordt de tijdelijke vergunning als bedoeld in lid 1 geacht te zijn verlengd tot het tijdstip waarop door de burgemeester op de aanvraag is beslist.
AFDELING 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:44 Vervoer en bezit inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen
Het is verboden op de weg te vervoeren of bij zich te hebben enig middel dat er kennelijk toe is gerust om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Dit verbod is niet van toepassing indien de in het eerste lid bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Teneinde te kunnen voldoen aan de opheffing van de strafbaarheid van de overtreding als bedoeld in lid 3, dient hij die zorg heeft voor een hond dan wel hij die de hond onder zijn hoede heeft, bij het uitlaten of wandelen met de hond op de weg, te allen tijde een schepje of een ander ten dienste staand middel of voorwerp, daartoe door het college aangewezen, bij zich te dragen.
Artikel 2:59B Optreden tegen ernstige bijtincidenten
Bij het onvrijwillig in beslag nemen kan in opdracht van de houder de hond aan een risico-assessment worden onderworpen die de burgemeester betrouwbaar acht. De test zal moeten uitwijzen of de hond resocialiseerbaar of elders herplaatsbaar is, of dat het risico bij terugplaatsing bij de houder als te groot moet worden ingeschat.
Bij bijtrecidive of bij (zeer) ernstige bijtincidenten informeert de gemeente het Openbaar Ministerie zodat dit kan overwegen of het instellen van strafvervolging tegen de houder van de hond, terzake van mishandeling, vernieling, geen voldoende zorg dragen voor onschadelijk houden van een gevaarlijk dier, of overtreding van de APV aan de orde is.
Artikel 2:59C:Optreden tegen overige honden
Als de eigenaar of houder van een hond die als gevaarlijke hond is aangewezen in strijd met artikel 2:59 APV de hond houdt en de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt dan geeft het college toepassing aan het vorige lid en gaat het na of er aanleiding is dat naast de bestuursrechtelijke maatregel een strafrechtelijke sanctie op zijn plaats is wegens overtreding van de APV.
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein datniet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor tezorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
AFDELING 12. BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet,, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
AFDELING 15. BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikelen 2:1, 2:2, 2:10, 2:11, 2:16, 2:19, 2:26, 2:47 tot en met 2:50, 2:74 en 5:34 groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
AFDELING 2. SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKE
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
AFDELING 4. BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - op zaterdag en zondag uiterlijk om 01.00 uur en op andere dagen om 00.00 uur te worden beëindigd.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan digitaal of schriftelijk in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113 , eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening – op zaterdag en zondag uiterlijk om 01.00 uur en op andere dagen om 00.00 uur te worden beëindigd.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Voor de duur van 3 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
AFDELING 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
AFDELING 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN
Artikel 4:10 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Beschermde boom: boom die op de beschermde bomenlijst is geplaatst en in elk geval voldoet aan 2 van de volgende criteria: karakteristiek, beeldbepalend en onvervangbaar, bijzonder door leeftijd en/of verschijning, dendrologisch waardevol, cultuurhistorisch waardevol, adoptie- of herdenkingsboom, bijzondere natuurwaarde of ecologische waarde, bijzondere landschappelijke waarde, bijzondere waarde voor de leefbaarheid, onderdeel uitmakend van de hoofdgroen- of hoofdwaterstructuur.
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:
houtopstand die is aangeplant en geregistreerd als “vrij groen” in het kader van de gemeentelijke regeling “Particulier landschapsbeheer Etten-Leur” en/of is aangeplant in het kader van het provinciale “Groen Blauw Stimuleringskader” en er in dat kader geen vergoeding voor waardedaling van de onderliggende grond is ontvangen;
houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:
-ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;
-ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.
noodkap; hieronder wordt verstaan het moeten vellen van een houtopstand in verband met een plotselinge ernstige bedreiging van de openbare veiligheid (reële kans op letsel en schade) of een noodtoestand, terwijl tegelijkertijd het treffen van maatregelen onevenredig bezwarend is in verhouding tot het belang dat gediend is met instandhouding van de houtopstand.
AFDELING 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
AFDELING 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13a Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Het is verboden zonder vergunning van het college in de uitoefening van handel op of aan de weg of aan een openbaar water, aan een huis dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven dan wel diensten aan te bieden.
Artikel 5:15 Weigeringsgronden ventvergunning
Een vergunning bedoeld in artikel 5:14 kan worden geweigerd:
Artikel 5:23a Maximum aantal markten
De burgemeester is bevoegd om in het belang van de openbare orde en veiligheid of het beperken van de overlast in de omgeving het aantal vergunningen voor markten als bedoeld in artikel 5:22 en voor markten die vallen onder de reikwijdte van artikel 2:25, vast te stellen op een bepaald maximum per jaar.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
AFDELING 7. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
AFDELING 9. VERSTROOIING VAN AS
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 6:4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 8 november 2016
De raad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,
drs. W.C.M. Voeten MBA. Mw. H. van Rijnbach-de Groot.
Toelichting bij de gewijzigde artikelen behorend bij het raadsvoorstel voor herziening van de APV 2016
Hoofdstuk 1:Algemene bepalingen
Artikel 1:3 : Inhoudelijke aanpassing. Dit artikel komt in zijn geheel te vervallen, dit vloeit voort uit de wijziging van de model APV zomer 2016. Dit artikel strookt niet met het stelsel van de Algemene wet bestuursrecht dat bij gemeentelijke verordening een aanvullende grond wordt geïntroduceerd waarmee een aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten.
Artikel 1:8: Artikel is gewijzigd aangezien met het wegvallen van artikel 1:3 nog in een instrument moest worden voorzien dat ingezet kan worden ten aanzien van aanvragen die dusdanig laat zijn ingediend dat een volledige, goede en tijdige beoordeling niet mogelijk is.
Dit artikel staat ook onder afdeling 15 en kan daarom vervallen.
Wordt nooit gebruikt en er is geen aanwijzingsbesluit genomen conform lid 1.
Wordt omgezet van een vergunningsplicht naar een meldingsplicht, (dit mede op verzoek van de afdeling Ontwikkeling) hetgeen past binnen kader van deregulering.
Artikel 2:14, 2:16, 2:17,2:18,2:21,2:22 en 2:23
Het schrappen van deze artikelen houdt geen groot risico in en ze worden nooit gebruikt.
Heeft een toevoeging gekregen in de vorm van een extra weigeringsgrond. Deze weigeringsgrond is afkomstig uit de Drank- en Horecawet. Voor de reikwijdte van het begrip “niet in enig opzicht van slecht levensgedrag” moet aansluiting worden gevonden bij de terminologie van de Drank- en Horecawet. De toevoeging van deze weigeringsgrond maakt het mogelijk om iemand die van slecht levensgedrag is of niet voldoet aan het besluit eisen zedelijk gedrag een exploitatievergunning te kunnen weigeren.
Dit artikel is dubbelop omdat artikel 438 Wetboek van Strafrecht de exploitant ook al verplicht om een register bij te houden.
De verwijzing naar “de minister van Veiligheid en Justitie of de Kamer van Koophandel” als bevoegd bestuursorgaan voor het verlenen van vergunningen voor loterijen exploitatievergunningen voor kansspelautomaten is inmiddels achterhaald. Deze bevoegdheid komt thans toe aan de raad van bestuur van de kansspelautoriteit. De bepaling is dienovereenkomstig aangepast.
In de praktijk worden steeds vaker honden aangetroffen met een niet zichtbare hondenriem, een zgn. teleac. De hond wordt met een soort kastje op afstand onder controle gehouden. Vaak wordt de teleac gebruikt om de hond uit te laten. Omdat de hond op deze wijze niet fysiek is aangelijnd kan dit tot verwarring leiden bij mensen en kinderen die angstig zijn voor honden. Boa’s hebben verzocht om deze wijziging
Technische wijziging. Omdat een dergelijk besluit een sterk openbaar orde karakter heeft en daarbij vaak een snel handelen naar aanleiding van een incident vraagt, is bij de aanpassing van 2015 besloten om deze bevoegdheid bij de burgemeester te beleggen (was voorheen het college).
Lid 5 wordt toegevoegd op verzoek van politie, boa’s en buurtbemiddeling.
De toevoeging van deze artikelen maakt het de gemeente mogelijk om beter op te kunnen treden tegen potentieel agressieve honden, hetgeen in de praktijk nodig is. Indien de burgemeester in het kader van de lichte bevelsbevoegdheid niet meer bevoegd is, dan kan het college toch ingrijpen (hond in beslag nemen), bijvoorbeeld als de aanwijzingen van de dier gedragskundige niet wordt opgevolgd.
Inhoudelijke aanpassing. Sinds 1 juli 2016 is door een wijziging van de Gemeentewet i.v.m. de verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester tot de inzet van cameratoezicht, het ook mogelijk om mobiel cameratoezicht in te zetten in plaats van enkel vaste camera’s te plaatsen (voor bepaalde duur, ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats). Of deze (verruimde) bevoegdheid ingezet wordt blijft uiteindelijk ter beoordeling van de burgemeester, die hierbij onder andere gehouden is aan de kaders en procedures zoals deze zijn uiteengezet in artikel 151c Gemeentewet.
Hoofdstuk 4:Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Er wordt verwezen naar een verkeerd lid; zevende lid moet worden zesde lid.
In lid 2 wordt Bomenfonds vervangen door Herplantfonds.
Lid 4 sub h vervalt omdat het Bosschap is opgeheven met de Wet opheffing bedrijfslichamen per 1 januari 2015.
Er wordt een nieuwe sub h toegevoegd, waarin noodkap geregeld wordt. Hierover was tot op heden niets opgenomen in de APV waardoor noodkap in principe onrechtmatig was.
Lid 2 is toegevoegd. Het college krijgt de bevoegdheid om nadere regels te stellen zo kan er flexibeler uitvoering gegeven worden aan eventuele wijzigingen en ontwikkelingen.
Hoofdstuk 5:Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Afdeling Stadsbeheer heet tegenwoordig afdeling Beheer en Realisatie. De medewerkers van de voormalige afdeling Vergunning en Handhaving die met toezicht zijn belast zijn thans ondergebracht bij de afdeling Beheer en Realisatie.
Gewijzigde artikelen in de Algemene Plaatselijke Verordening 2014
Sub e biedt de mogelijkheid om een vergunning die met het oog op het belang van de zedelijkheid niet toelaatbaar is te weigeren. Gelet op de huidige maatschappelijke opvattingen betreffende de toename van geweld in de samenleving zou bijvoorbeeld een vergunningaanvraag voor een vechtevenement mogelijk niet wenselijk worden geacht in het belang van de zedelijkheid (moraal). Artikel 1:8 sub e biedt dan een weigeringsgrond.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
Door een wijziging in de Drank- en Horecawet is het voor mensen jonger dan achttien verboden om in de openbare ruimte alcoholhoudende drank te gebruiken of bij zich te hebben. Dit moet ook in de APV worden aangepast.
Afdeling 10A Toezicht op smartshops
Is een geheel nieuwe afdeling die het verplicht maakt om voor smartshops een exploitatievergunning te hanteren. Door deze exploitatievergunning wordt er meer grip verkregen op de smartshops; op hun activiteiten en op de leidinggevende personen in de smartshop. Behalve de politie die kan optreden in geval van overtreding van de Opiumwet of verstoring van de openbare orde, kan ook de gemeente nu optreden als de activiteiten in de smartshop niet conform vergunning zijn.
Toelichting tussentijds ingevoegde Afdeling 8A
De begripsbepalingen uit de DHW werken door in de op de DHW gebaseerde regelgeving. Ter verduidelijking is een uitdrukkelijke verwijzing opgenomen, waaruit tevens blijkt dat deze
begripsomschrijvingen enkel voor afdeling 8A gelden. Het gaat om de volgende begripsomschrijvingen;
-alcoholhoudende drank: de drank die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor meer dan een half volumeprocent uit alcohol bestaat;
-horecabedrijf: de activiteit in ieder geval bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse.
In afdeling 8 van de model-APV (toezicht op openbare inrichtingen) wordt de term horecabedrijf niet gebruikt, maar de term openbare inrichting. Uit de definitie in artikel 2:27 van de APV 2013 blijkt dat onder openbare inrichtingen niet alleen horecabedrijven als bedoeld in de DHW vallen, maar ook bedrijven waar alleen alcoholvrije drank wordt geschonken, of rookwaar voor gebruik ter plaatse wordt versterkt (coffeeshops), of zwak-
alcoholhoudende drank om mee te nemen wordt verkocht (snackbars en dergelijke). Op de horecabedrijven in de zin van de DHW is dus zowel afdeling 8 als afdeling 8A van de APV 2013 van toepassing.
-horecalokaliteit: een van een afsluitbare toegang voorziene lokaliteit, onderdeel uitmakend van een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, in ieder geval bestemd voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse.
-inrichting: de lokaliteiten waarin het slijtersbedrijf of het horecabedrijf wordt uitgeoefend, met de daarbij behorende terrassen voor zover die terrassen in ieder geval bestemd zijn voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse, welke lokaliteiten al dan niet onderdeel uitmaken van een andere besloten ruimte.
-paracommerciële rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf.
-sterke drank: de drank, die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor vijftien of meer volumeprocenten uit alcohol bestaat, met uitzondering van wijn.
-slijtersbedrijf: de activiteit bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet aan particulieren verstrekken van sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse, al dan niet gepaard gaande met het bedrijfsmatig of anders dan om niet aan particulieren verstrekken van zwak-alcoholhoudende en alcoholvrije drank voor gebruik elders dan ter plaatse of met het bedrijfsmatig verrichten van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen andere handelingen.
-zwakalcoholhoudende drank: alcoholhoudende drank, met uitzondering van sterke drank.
De wijziging van de Drank- en Horecawet legt gemeenten de plicht op om in een verordening de schenktijden van de paracommerciële inrichtingen te reguleren. Met het reguleren van de schenktijden van de paracommerciële horeca kan worden bewerkstelligd dat het verstrekken van alcoholhoudende drank een nevenactiviteit van de vereniging blijft naast de primaire activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard.
Er is een tweedeling gemaakt tussen enerzijds paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sportieve aard en overige paracommerciële rechtspersonen.
Onder overige paracommerciële instellingen worden bijvoorbeeld verstaan kerkgenootschappen en, voor zover het paracommerciële rechtspersonen betreft, ook filmtheaters, concertzalen, schouwburgen, musea en dergelijke.
In dit lid zijn de bloktijden aangegeven waarbinnen sportverenigingen alcoholhoudende dranken mogen verstrekken. Voorwaarde is wel dat de alcoholverstrekking ondersteunend moet zijn aan statutaire doelstelling van de vereniging. Bij de tijden is rekening gehouden met het feit dat vrijwel alle sportverenigingen hun jeugdwedstrijden op zaterdag hebben. Op zondag spelen de senioren hun wedstrijden, vaak verspreid over de hele ochtend en middag.
De keuze om met vaste schenktijden te werken is ingeven door het feit dat er duidelijkheid is gewenst wanneer er alcoholhoudende dranken mochten worden geschonken en wanneer niet.
Hieronder vallen activiteiten zoals bijvoorbeeld toernooien, jubilea en vrijwilligersavonden of andere specifieke wedstrijden die buiten deze tijden georganiseerd worden. Dus ook bijvoorbeeld tennisverenigingen die spelen in de avonduren. Deze kunnen dus buiten de in lid 1 genoemde schenktijden plaatsvinden. In deze gevallen wordt voorgesteld de schenktijden tot anderhalf uur na beëindiging van de activiteit vast te stellen, maar niet later dan 01.00 uur. Ook hier geldt de extra voorwaarde dat geen alcohol mag worden geschonken indien er sprake is van hoofdzakelijk jeugdwedstrijden die voor 15.00 uur plaatsvinden.
Gekozen is voor een periode tot 1,5 uur na het beëindigen van de activiteit omdat na het beëindigen van de wedstrijden spelers meestal eerst nog moeten douchen en omkleden alvorens zij de alcoholhoudende drank kunnen nuttigen. Beëindiging van de alcoholverstrekking een uur na het einde van de wedstrijd is dan te kort.
Ten aanzien van het maken van nadere afspraken over het verder invullen van door de clubs te nemen maatregelen in het kader van alcoholmatiging e.d. is het afsluiten van convenanten een goed initiatief dat door elke gemeente samen met de verenigingen zelf verder kan worden ingevuld.
Voor alle andere paracommerciële instellingen geldt dat zij – mits sprake is van activiteiten die passen binnen de statutaire doelstelling van de betreffende vereniging of stichting- een tot één uur voor of één uur na het plaatsvinden van de activiteit alcoholhoudende dranken mogen verstrekken.
Buiten het middel van hanteren van schenktijden zijn er nog enkele andere middelen om oneerlijke mededinging en concurrentie te reguleren:
Bestuurreglement (Op basis van artikel 9 van de DHW is een paracommerciële rechtspersoon verplicht een reglement op te stellen dat waarborgt dat de verstrekking van alcoholhoudende drank in de inrichting vanuit het oogpunt van sociale hygiëne op verantwoorde wijze geschiedt. Hierin kunnen ook regels omtrent agressie, beperking assortiment, tegengaan van drugsgebruik, etc. worden opgenomen);
Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon zijn betrokken.
Artikel 4 van de Drank- en Horecawet bevat onder meer de verplichting bij gemeentelijke verordening regels te stellen waaraan paracommerciële rechtspersonen zich te houden hebben bij de verstrekking van alcoholhoudende drank. Door dit artikel wordt voorkomen dat paracommerciële instellingen op onaanvaardbare wijze concurreren met de reguliere horeca.
Als er geen alcohol wordt geschonken is deze regeling niet van toepassing, mits er geen strijdigheid is met het bestemmingsplan en overige regelgeving c.q. overeenkomsten. Binnen de gemeente Etten-Leur is de beleidslijn dat feesten van persoonlijke aard niet gewenst zijn. Ter illustratie: een privé verjaardagsfeest van een jarig bestuurslid in het clubhuis, is niet toegestaan.
De conclusie uit verschillende onderzoeken naar het effect van prijs op consumptie is helder: hoe lager de prijs hoe hoger de consumptie. Doel van het artikel is de volksgezondheid te beschermen en de openbare orde te bewaken. Met de nieuwe verordenende bevoegdheid krijgen gemeenten voor het eerst de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op prijsacties in alle horecalokaliteiten. Dit betreft zowel de commerciële als de paracommerciële horeca-inrichtingen. Tijdens happy hours wordt de consumptie van drank direct en actief