Organisatie | Rijssen-Holten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Onderwijshuisvestingsverordening gemeente Rijssen-Holten 2010 |
Citeertitel | Onderwijshuisvestingsverordening gemeente Rijssen-Holten 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-12-2009 | Onbekend | 10-12-2010 Rijssens Nieuwsblad, 22-12-2009 | 2009-86 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
- school voor basisonderwijs: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;
school voor (voortgezet) speciaal onderwijs: een school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra;
school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 1, 2 en 5 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
advies Onderwijsraad: een advies van de Onderwijsraad over de vaststelling van het programma in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, als bedoeld in artikel 95 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 93 van de Wet op de expertisecentra en artikel 76f van de Wet op het voortgezet onderwijs;
Artikel 2 Omschrijving voorzieningen in de huisvesting
Bij de toepassing van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:
Artikel 4 Vaststelling vergoeding voorzieningen
Bij het toekennen van de in artikel 2 genoemde voorzieningen wordt bij de wijze van vaststelling van de hoogte van de vergoeding uitgegaan van bedragen gebaseerd op de feitelijk voorziene kosten per geval. De vergoedingsbedragen worden vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in bijlage IV, deel B.
Hoofdstuk 2. Programma en overzicht
Paragraaf 2.1. Aanvragen programma
Artikel 7 Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag; niet behandelen onvolledige aanvraag
Bij het ontbreken van gegevens als bedoeld in lid 1 of lid 2, welke gegevens nodig zijn voor een goede beoordeling van de aanvraag, deelt het college dit schriftelijk mee aan de aanvrager.
Daarbij wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens aan te vullen binnen een door het college te stellen redelijke termijn. Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet heeft verstrekt binnen de gestelde termijn, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.
Indien een door het college in behandeling genomen aanvraag betrekking heeft op een voorziening voor een school waarvan de beoordeling van de noodzaak mede is gebaseerd op het aantal leerlingen van de betrokken school op de wettelijke teldatum van 1 oktober van het jaar waarin de datum genoemd in artikel 6 valt, dan zendt de aanvrager het college onverwijld een afschrift van de jaarlijkse opgave aan de minister van het aantal leerlingen dat op de wettelijke teldatum staat ingeschreven op de betrokken school. Indien het college het afschrift niet binnen 1 week na de wettelijke teldatum heeft ontvangen, deelt het college dit schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld het afschrift binnen 3 dagen na de datum van ontvangst van de mededeling in te dienen bij het college. Indien het afschrift niet binnen de termijn als bedoeld in de vorige volzin is verstrekt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.
Paragraaf 2.2. Overleg voorafgaand aan vaststelling programma en overzicht
Artikel 9 Toelichting aanvraag; overleg over ingediende begroting
Het college treedt in overleg met de aanvrager indien het college van oordeel is dat de door de aanvrager overgelegde kostenbegroting dient te worden aangepast. Het college geeft in het voorstel tot vaststelling van het bedrag, het programma en het overzicht als bedoeld in paragraaf 2.3, onder vermelding van de redenen, aan wanneer er in het overleg geen overeenstemming is bereikt over de hoogte van het geraamde bedrag. Het college geeft in dit voorstel tevens de hoogte van het geraamde bedrag aan waarvan voor de aangevraagde voorziening wordt uitgegaan bij de toepassing van het gestelde in paragraaf 2.3.
Artikel 10 Overleg programma en overzicht; advies Onderwijsraad
Het college maakt een verslag van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte zienswijzen, van de tijdig ingediende, schriftelijk kenbaar gemaakte zienswijzen en van de reactie van het college op deze zienswijzen. Het verslag wordt toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen.
Indien een bevoegd gezag of het college advies wenst van de Onderwijsraad over het voorstel met betrekking tot de voorgenomen inhoud van het programma in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, dan maakt het dit kenbaar tijdens het overleg als bedoeld in lid 1. Dit gebeurt aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover het advies van de Onderwijsraad wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband aangegeven tussen deze onderwerpen en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting.
De bevoegde gezagsorganen en het college worden tijdens het overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen over een verzoek om advies van de Onderwijsraad. Het schriftelijke verzoek om advies en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen maken deel uit van het verslag van het overleg als bedoeld in lid 4.
Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk door het college toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen van het advies van de Onderwijsraad zou leiden tot een of meer inhoudelijke bijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma, dan worden de bevoegde gezagsorganen door het college bij de toezending van het afschrift van het advies uitgenodigd voor een nader overleg.
In alle andere gevallen beoordeelt het college of nader bestuurlijk overleg over het advies van de Onderwijsraad noodzakelijk is. Het college geeft dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies van de Onderwijsraad.
Paragraaf 2.3. Vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht
De aangevraagde voorzieningen waarmee in het jaar volgend op het jaar van vaststelling van het programma een aanvang kan worden gemaakt, komen, voor zover het college heeft vastgesteld dat geen van de in de Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en Wet op het voortgezet onderwijs opgenomen weigeringsgronden van toepassing is, in aanmerking voor plaatsing op het programma. Daarbij past het college de regels toe met betrekking tot:
Van de voor plaatsing op het programma in aanmerking komende voorzieningen neemt het college, aan de hand van de urgentiecriteria als bedoeld in bijlage V, uitsluitend voorzieningen op in het programma voor zover het bedrag of de deelbedragen als bedoeld in artikel 11, lid 1 toereikend zijn.
Artikel 14 Bekendmaking besluiten vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht
De bekendmaking van de besluiten tot vaststelling van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht geschiedt binnen 2 weken na de datum van vaststelling door toezending door het college van de besluiten aan de aanvragers. Tegelijkertijd met de bekendmaking doet het college schriftelijk mededeling over de besluiten aan de overige bevoegde gezagsorganen.
Paragraaf 2.4 Uitvoering programma
Artikel 16 Instemming bouwplannen en begroting; tijdstip aanvang bekostiging; toetsing wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden; overlegging offertes
Nadat de overeenstemming over de uitvoering is bereikt en voorafgaand aan het verlenen van een bouwopdracht, dient de aanvrager, met inachtneming van de hierover gemaakte afspraken, de bouwplannen, de desbetreffende begroting en een aanduiding van het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang dient te nemen ter instemming in bij het college.
Binnen 8 weken na ontvangst van de stukken beslist het college over de instemming met de bouwplannen, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang neemt. Het college kan deze termijn met 4 weken verlengen. Het college deelt de beslissing over het bouwplan, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang neemt schriftelijk mee aan de aanvrager.
Bij de beslissing als bedoeld in lid 2 stelt het college eveneens vast of de feiten en omstandigheden waarin de school verkeert ten opzichte van de feiten en omstandigheden ten tijde van de vaststelling van het programma, al dan niet ingrijpend zijn gewijzigd. Bij een naar het oordeel van het college ingrijpende wijziging van de feiten en omstandigheden komt de voorziening alsnog niet voor bekostiging in aanmerking.
De instemming met de bouwplannen, de instemming met de begroting, de toetsing of voldaan wordt aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en de toetsing of er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden kunnen achterwege blijven als dat naar het oordeel van het college niet noodzakelijk is, gezien de inhoud van de in het programma opgenomen voorziening. Het college doet hiervan mededeling aan de aanvrager in het overleg als bedoeld in artikel 15.
Nadat het college met het bouwplan en de begroting heeft ingestemd, overlegt de aanvrager met inachtneming van de hierover gemaakte afspraken als bedoeld in artikel 15, lid 2 aan het college de aan de aanvrager uitgebrachte offertes voor de uitvoering van de voorziening. Het college beslist binnen 8 weken na ontvangst van de offertes over het bedrag dat definitief beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van de voorziening en over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kan nemen. De aanvrager wordt binnen 2 weken na de datum van deze beslissing hiervan schriftelijk in kennis gesteld. Voor de vaststelling van het definitieve bedrag is de offerte met de laagste prijsstelling bepalend.
Artikel 17 Aanvang bekostiging
Het college kan bij de beslissing als bedoeld in artikel 16, lid 2 of artikel 16, lid 5, over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang neemt, bepalen dat de beschikbaarstelling van de gelden in termijnen plaatsvindt. De beschikbaarstelling van de gelden geschiedt dan telkens op een zodanig tijdstip dat de aanvrager kan voldoen aan de financiële verplichtingen, voortkomend uit de realisering van de op het programma geplaatste voorziening.
Artikel 18 Vervallen aanspraak op bekostiging
De aanspraak op bekostiging van een voorziening vervalt, indien de aanvrager niet vóór 1 oktober van het jaar volgend op de vaststelling van het programma een bouwopdracht heeft verleend dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst heeft gesloten. Een afschrift hiervan zendt de aanvrager aan het college.
De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de termijn als bedoeld in lid 1 veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen en de aanvrager voor 1 september een schriftelijk gemotiveerd verzoek tot verlenging van de termijn als bedoeld in lid 1 bij het college heeft ingediend.
Hoofdstuk 3. Aanvragen met spoedeisend karakter
Een aanvraag tot bekostiging van een voorziening in de huisvesting, die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden, kan worden ingediend bij het college.
Indien een of meer gegevens als bedoeld in lid 1 ontbreken, welke gegevens nodig zijn voor een goede beoordeling van de aanvraag, deelt het college dit binnen 2 weken schriftelijk mee aan de aanvrager. De aanvrager wordt in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens binnen 2 weken na ontvangst van de mededeling in te dienen bij het college. Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet binnen de in de vorige volzin bedoelde termijn heeft verstrekt, besluit het college de aanvraag niet te behandelen.
Paragraaf 3.2. Beoordeling aanvraag; uitvoering besluit
De aangevraagde voorziening wordt toegewezen, indien het college heeft vastgesteld dat het treffen van de voorziening, gelet op de voortgang van het onderwijs, geen uitstel kan lijden en geen van de in de Wet op het primair onderwijs, Wet op de expertisecentra en Wet op het voortgezet onderwijs opgenomen weigeringsgronden van toepassing is.
Bij deze vaststelling past het college de regels toe met betrekking tot:
Het college vermeldt het geraamde bedrag dat is gemoeid met de uitvoering van de voorziening. Bij de beschikking stelt het college vast voor welke datum een bouwopdracht moet zijn verleend, dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst moet zijn gesloten en voor welke datum een afschrift daarvan aan het college moet zijn toegezonden. Binnen 4 maanden na de datum van de beschikking door het college moet een bouwopdracht zijn verleend, dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst zijn gesloten.
Artikel 23 Uitvoering beslissing
Na bekendmaking van de beslissing als bedoeld in artikel 21, lid 1, waarbij een vergoeding is toegewezen, treedt het college zo spoedig mogelijk in overleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering.
Het bepaalde in de artikelen 15, 16 en 17 is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van de termijn genoemd in artikel 16 lid 2 eerste volzin een termijn van 4 weken geldt.
Artikel 24 Vervallen aanspraak bekostiging
De aanspraak op bekostiging vervalt niet indien de overschrijding van de datum veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden, die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen en de aanvrager uiterlijk 4 weken voor het verstrijken van deze datum een schriftelijk gemotiveerd verzoek heeft ingediend bij het college tot verlenging van de termijn.
Dit verzoek schort het vervallen van de aanspraak op bekostiging op totdat het college op het verzoek beslist. Indien het college het verzoek inwilligt, noemt het college een nieuwe datum waarop de aanspraak op bekostiging vervalt. Indien het college het verzoek afwijst, geldt de datum van beslissing op het verzoek als vervaldatum, met dien verstande dat deze datum niet voor de oorspronkelijke vervaldatum kan vallen.
Hoofdstuk 5. Medegebruik en verhuur
Paragraaf 5.1. Medegebruik ten behoeve van onderwijs of educatie
Artikel 29 Aanduiding omstandigheden
Het college kan overgaan tot vordering van een gedeelte van een gebouw of terrein, bestemd voor een school, indien:
Artikel 30 Omschrijving leegstand
Er is sprake van leegstand in een lesgebouw:
wanneer het betreft een gebouw van een school voor basisonderwijs of voor (voortgezet) speciaal onderwijs, indien uit de vergelijking van het aantal m² brutovloeroppervlakte zoals berekend op basis van bijlage III, deel B en de capaciteit van het gebouw in m² brutovloeroppervlakte zoals vastgesteld op basis van bijlage III, deel A blijkt dat er ten minste een aantal m² brutovloeroppervlakte ter grootte van de in bijlage III, deel C genoemde drempelwaarde niet nodig is voor de daar gevestigde school of scholen;
wanneer het betreft een gebouw van een school voor voortgezet onderwijs, indien uit de vergelijking van de ruimtebehoefte zoals berekend op basis van bijlage III, deel B en de capaciteit van het gebouw zoals vastgesteld op basis van bijlage III, deel A blijkt dat er een overschot is aan m² brutovloeroppervlakte, tenzij het bevoegd gezag op basis van het lesrooster of de lesroosters voor het lopende of eerstkomende schooljaar aantoont dat er binnen het overschot aan m² brutovloeroppervlakte geen sprake is van onderbenutting van de onderwijsruimten.
Er is sprake van leegstand in een gymnastiekruimte:
wanneer het een gebouw betreft van een school voor voortgezet onderwijs, indien uit de berekening op basis van bijlage III, deel B blijkt dat benutting van het gebouw lager is dan 40 klokuren, tenzij het bevoegd gezag op basis van het lesrooster of de lesroosters voor het lopende of eerstkomende schooljaar aantoont dat dit niet het geval is;
Artikel 32 Overleg en mededeling
Indien het college voornemens is over te gaan tot vordering van leegstand in een lesgebouw of gymnastiekruimte voert het college daarover overleg met het bevoegd gezag waarvan de leegstand gevorderd wordt en met het bevoegd gezag waarvoor de huisvesting is bestemd. Dit overleg maakt deel uit van het overleg als bedoeld in artikel 10.
Binnen 4 weken na de vaststelling van het programma als bedoeld in artikel 11 doet het college schriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt. Van deze mededeling kan worden afgezien als dat bevoegd gezag in het overleg te kennen heeft gegeven geen bezwaar tegen de vordering te hebben.
Binnen 1 week na het overleg als bedoeld in het vorige lid doet het college schriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt. Van deze mededeling kan worden afgezien als dat bevoegd gezag in het overleg te kennen heeft gegeven geen bezwaar tegen de vordering te hebben.
Paragraaf 5.2. Medegebruik ten behoeve van culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden
Artikel 35 Overleg en mededeling
Binnen 4 weken na afloop van het overleg als bedoeld in lid 1 doet het college schriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag. Indien het overleg heeft geleid tot afspraken, bevat de mededeling in ieder geval die afspraken. Voorzover het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid, bevat de mededeling de beslissing van het college over deze punten. Indien het bevoegd gezag in het overleg te kennen heeft gegeven geen bezwaar te hebben tegen de vordering, kan van de schriftelijke mededeling als hier bedoeld worden afgezien.
Artikel 36 Meldingsplicht; voorwaarden
Het bevoegd gezag doet van een afgesloten huurovereenkomst schriftelijk mededeling aan het college. De mededeling bevat een aanduiding van de huurder en de bestemming van de verhuurde ruimte. Indien het college binnen 8 weken na ontvangst van de mededeling niet schriftelijk heeft gereageerd, wordt de huurovereenkomst geacht te zijn goedgekeurd.
Hoofdstuk 6. Einde gebruik gebouwen en terreinen
Artikel 37 Tijdstip beëindiging gebruik; staat van onderhoud
Nadat het bevoegd gezag een gebouw of terrein niet meer nodig heeft voor de huisvesting van een school, wordt het gebruik ervan zo spoedig mogelijk beëindigd, doch uiterlijk op de datum genoemd in de door het college en het bevoegd gezag ondertekende gezamenlijke akte of de datum zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten bij de beslissing inzake een geschil over de totstandkoming van een gezamenlijke akte.
Over de staat van onderhoud wordt overleg gevoerd met het bevoegd gezag. In dat overleg wordt, indien van toepassing, vastgesteld welk deel van het onderhoud alsnog door het bevoegd gezag wordt uitgevoerd of welk bedrag in plaats daarvan aan het college betaald wordt. Indien het overleg niet tot overeenstemming leidt, stellen partijen vast welke handelwijze gevolgd wordt.
Hoofdstuk 7. Gebruik gymnastiekruimte voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs
Artikel 38 Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit; inroostering gebruik
Het college stelt voor aanvang van elk schooljaar op basis van de ingediende opgaven de inroostering vast van het onderwijsgebruik door scholen voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs van de op het grondgebied van de gemeente gelegen gymnastiekruimten. Hiertoe wordt het gewenste onderwijsgebruik afgezet tegen de beschikbare capaciteit van de gymnastiekruimten, waarbij wordt uitgegaan van een capaciteit van 26 klokuren per week per gymnastiekruimte.
Het college neemt bij de vaststelling van de inroostering het volgende in acht:
voor zover het gewenste aantal klokuren hoger is dan het aantal klokuren dat ingevolge de beleidsregel bekostiging gymnastiekruimte voor basisonderwijs voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt, neemt het college dit aantal klokuren slechts op in het rooster voor zover daarvoor nog capaciteit beschikbaar is, nadat rekening is gehouden met het totale klokuurgebruik dat voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt.
Na vaststelling van de inroostering ontvangen de betreffende bevoegde gezagsorganen of directies een schriftelijke mededeling van het college over de inroostering voor het volgende schooljaar. Deze mededeling is te beschouwen als een beslissing in de zin van artikel 22 en, indien van toepassing, een beslissing in de zin van artikel 32, lid 4.
Hoofdstuk 8. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 39 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Het college kan bepalingen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing, gelet op het belang van een goede onderwijshuisvesting, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Het college stelt jaarlijks de in het kader van deze verordening gehanteerde normbedragen voor de vergoeding van voorzieningen bij op basis van de in bijlage IV, deel A opgenomen prijsindexen en systematiek van prijsbijstelling.
De bij deze verordening behorende bijlagen zijn conform de bijlagen van de "Modelverordening voorzieningen huisvesting onderwijs" van de VNG, met inachtneming van de daarover met de schoolbesturen gemaakte en geaccordeerde afspraken.
Voor de basisscholen die nog niet zijn aangepast aan onderwijskundige vernieuwingen blijven wat betreft de voorziening aanpassing aan onderwijskundige vernieuwingen de bepalingen en normbedragen van de "Onderwijshuisvestingsverordening gemeente Rijssen-Holten 2005" gelden, alsmede de daarover met de bevoegde gezagsorganen gemaakte afspraken.
Voor het recht op uitbreiding van de betreffende scholen geldt als uitgangspunt niet de werkelijke brutovloeroppervlakte, maar de brutovloeroppervlakte zoals die zou zijn na realisatie van de aanpassing aan onderwijskundige vernieuwingen.