Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Beemster

Nadere regels Algemene verordening ondergrondse infrastructuur Beemster 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBeemster
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels Algemene verordening ondergrondse infrastructuur Beemster 2016
CiteertitelNadere regels Algemene verordening ondergrondse infrastructuur Beemster 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp
Externe bijlagenormprofiel

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene verordening ondergrondse infrastructuur Beemster 2016
  2. Telecommunicatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-01-2017Nieuwe regels

15-11-2016

Gemeenteblad 2017, 6507

1328716

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels Algemene verordening ondergrondse infrastructuur Beemster 2016

Burgemeester en wethouders van Beemster,

 

gelet op de Telecommunicatiewet en de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur Beemster 2016,

 

besluiten:

 

vast te stellen de nadere regels Algemene verordening ondergrondse infrastructuur Beemster 2016

1 Inleidende bepalingen

1.1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    bijzondere verharding: waterdoorlatende, water passerende, of sierbestrating;

  • b.

    dagmaat: de vrije ruimte tussen leidingen;

  • c.

    dekking: de afstand van het maaiveld tot de bovenkant van het net;

  • d.

    gereedmelding: een melding van de netbeheerder aan het college dat hij zijn werkzaamheden heeft voltooid;

  • e.

    gesloten verharding: asfalt, beton;

  • f.

    halfverharding: een waterdoorlatende verharding van licht gebonden materiaal. Halfverharding wordt altijd aangebracht op een waterdoorlatende, ongebonden fundering van menggranulaat;

  • g.

    huisaansluiting: één of meer aansluitingen tussen een net en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken;

  • h.

    leidingstrook: strook grond die primair is bestemd voor netten;

  • i.

    leidingtracé: afgebakende lijn van een kabel of leiding geprojecteerd in de openbare ruimte;

  • j.

    lijnafwatering: lijnvormige goten waarin regenwater wordt afgevoerd,

  • k.

    melding: melding als bedoeld in artikel 2.1 tweede lid van de AVOI. Het betreft een melding voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard, waarvoor geen instemmingsbesluit of vergunning noodzakelijk is;

  • l.

    open verharding: verhardingen van ongebonden elementen (tegels, klinkers en dergelijke);

  • m.

    startmelding: een melding van de netbeheerder aan het college dat hij zijn werkzaamheden gaat aanvangen;

  • n.

    werkput: een sleuf of lasgat.

1.2 Reikwijdte

Deze nadere regels vormen een uitwerking van artikel 2.1 lid 2, artikel 2.2, artikel 2.3, artikel 2.5, artikel 2.6 lid 6, artikel 3.2, artikel 3.5, artikel 3.7 van de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur gemeente Beemster 2016.

1.3 Afwijking van gestelde normen en voorschriften

Afwijking van gestelde normen en voorschriften is enkel mogelijk na goedkeuring van het college. Er wordt door de gemeente handhavend opgetreden tegen afwijking zonder goedkeuring van het college.

1.4 Werkzaamheden van niet ingrijpende aard

  • 1.

    Voor werkzaamheden die dusdanig beperkt zijn dat op grond van artikel 2.1. lid 2 van de AVOI geen vergunning of instemmingsbesluit noodzakelijk is, kan worden volstaan met een melding aan het college. Het betreft de volgende werkzaamheden in of op openbare gronden:

    • a.

      het aanbrengen of verwijderen van kabels of leidingen in reeds aanwezige voorzieningen, zonder dat er een sleuf wordt gegraven;

    • b.

      werkzaamheden aan kabels of leidingen over een lengte van minder dan 25 meter en minder dan 15 vierkante meter, gerekend met een maximale sleufbreedte van 0,60 meter;

    • c.

      het maken van huisaansluitingen, waaronder tijdelijke aansluitingen, met een gezamenlijke lengte van minder dan 25 meter.

  • 2.

    Met een melding voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard kan niet worden volstaan:

    • a.

      bij werkzaamheden die langer duren dan twee dagen;

    • b.

      wanneer (water)wegen worden gekruist;

    • c.

      bij het plaatsen van bovengrondse voorzieningen;

    • d.

      bij boringen of persingen;

    • e.

      Bij het aanleggen van handholes.

2 Aanvraag of melding

2.1 Wijzen van indiening

  • 1.

    Een aanvraag of melding wordt langs elektronische weg ingediend.

  • 2.

    Een aanvraag of melding langs elektronische weg wordt ingediend via het door de gemeente gehanteerde meldsysteem. Hierbij worden de te verstrekken gegevens en bescheiden eveneens langs elektronische weg verstrekt. De aanvrager kan de gegevens en bescheiden op schriftelijke wijze verstrekken, voor zover het college daarvoor toestemming heeft gegeven.

2.2 Gegevensverstrekking bij een aanvraag of melding

  • 1.

    Een aanvraag of melding bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de naam, het adres, de contactgegevens en het factuuradres van de aanvrager of melder;

    • b.

      het ACM-registratienummer, wanneer de aanvrager of melder een aanbieder betreft;

    • c.

      het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van het project;

    • d.

      een omschrijving van de aard en omvang van het project;

    • e.

      indien de aanvraag of melding door een gemachtigde wordt ingediend: de naam, het adres en de contactgegevens van degene namens wie de aanvraag of melding wordt ingediend, alsmede een afschrift van de machtiging;

    • f.

      indien het project wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager of melder: de naam, het adres en de contactgegevens van de uitvoerder;

    • g.

      indien de werkzaamheden plaatsvinden op een locatie waar reeds kabels of leidingen van andere netbeheerders zijn aangelegd: een of meer verslagen waaruit overeenstemming tussen de aanvrager en de andere netbeheerder(s) blijkt over de voorgenomen werkzaamheden en de uitkomsten van eventueel gegraven proefsleuven.

  • 2.

    Degene die een melding voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard indient motiveert, zo nodig aan de hand van een tekening, onder welk van de categorieën werkzaamheden als benoemd in artikel 1.4, eerste lid, zijn werkzaamheden vallen.

  • 3.

    Bij de aanvraag van een instemmingsbesluit of een vergunning worden naast de in het eerste lid genoemde gegevens door de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      voor werkzaamheden in bestaand gebied: één of meer tekeningen van het gewenste tracé, ingetekend op een BGT ondergrond, waarop de positionering van het tracé ten opzichte van de omgeving duidelijk zichtbaar is. Tekeningen moeten voldoen aan de volgende eisen:

      • ·

        de tekeningen zijn voorzien van een tekeninghoofd met een unieke referentie en voorzien van versiebeheer met datum;

      • ·

        de tekeningen zijn op schaal en voorzien van een noordpijl;

      • ·

        de maatvoering van het geplande tracé is eenduidig en volledig aangegeven ten opzichte van vaste punten in de omgeving;

      • ·

        het aantal kabels en leidingen is aangegeven inclusief materiaalsoorten en diameters van de leidingen.

    • b.

      voor gebieden die in ontwikkeling zijn bevatten de tekeningen daarnaast:

      • ·

        de begrenzing van het plangebied, inclusief indeling van het te ontwikkelen gebied;

      • ·

        maatvoering ten opzichte van toekomstige vaste punten;

    • c.

      de door de netbeheerder verkregen gebiedsinformatie naar aanleiding van een oriëntatieverzoek of een graafmelding. Deze informatie mag niet ouder zijn dan twintig dagen gerekend vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 4.

    Naar aanleiding van de aanvraag tot het verlenen van een instemmingsbesluit of een vergunning kan door het college een werkplan of een onderdeel daarvan worden verlangd. Het werkplan bestaat uit:

    • a.

      een tekening van de indeling van het werkterrein;

    • b.

      een tekening van de plaats van de op te stellen apparatuur en voertuigen;

    • c.

      een tekening van de plaats waar de leiding(en) wordt uitgelegd;

    • d.

      een beschrijving van de wijze van aan- en afvoer van materiaal;

    • e.

      een verkeersplan;

    • f.

      een boorplan;

    • g.

      een communicatieplan;

    • h.

      een bereikbaarheidsplan.

2.3 Spoedeisende werkzaamheden

  • 1.

    Bij spoedeisende werkzaamheden als gevolg van een calamiteit die noodzakelijk zijn om persoonlijk letsel of grote schade te voorkomen, of als gevolg van een ernstige belemmering of storing in de dienstverlening als bedoeld in artikel 2.1 lid 4 van de AVOI, zijn de artikelen 2.1 en 2.2 niet van toepassing.

  • 2.

    Werkzaamheden in verband met calamiteiten of ernstige belemmeringen of storingen waarbij de openbare orde, veiligheid of gezondheid gevaar lopen dienen te allen tijden onverwijld gemeld te worden aan de meldkamer van de brandweer Zaanstreek Waterland tel. 088 0613535

  • 3.

    Bij spoedeisende werkzaamheden waarbij de openbare orde, veiligheid of gezondheid geen gevaar lopen wordt hiervan door de aanbieder voorafgaand aan de uit te voeren werkzaamheden melding gedaan bij de brandweer Zaanstreek Waterland tel.088 0613535

  • 4.

    De netbeheerder die werkzaamheden verricht als bedoeld in voorgaande leden voert deze zoveel mogelijk op zorgvuldige wijze uit, rekening houdend met de urgentie van de werkzaamheden.

  • 5.

    De netbeheerder die graafwerkzaamheden verricht in verband met voorgaande leden wint, voor zover mogelijk bij de beheerders van netten die zijn gelegen op de locatie waar de werkzaamheden plaatsvinden, informatie in over de precieze ligging van netten op de graaflocatie.

  • 6.

    Ingeval de openbare orde of gevaar dan wel de vrees voor het ontstaan van gevaar zich verzet tegen de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden kan de burgemeester besluiten dat de werkzaamheden op een ander dan het voorgenomen tijdstip plaatsvinden.

  • 7.

    Het besluit als bedoeld in het vorige lid wordt onverwijld na het tijdstip van ontvangst van de melding genomen.

  • 8.

    De kosten die hulpdiensten maken in verband met werkzaamheden op grond van het derde lid, worden verhaald op de netbeheerder.

2.4 Overdracht van een instemmingsbesluit of vergunning

Indien een instemmingsbesluit of vergunning wordt overgedragen aan een ander dan de aanvrager of de houder, meldt de aanvrager of houder dat ten minste een maand voordien aan het college, onder vermelding van de volgende gegevens:

  • a.

    zijn naam en adres en contactgegevens;

  • b.

    het nummer van het over te dragen instemmingsbesluit of vergunning;

  • c.

    de naam en het adres van degene aan wie het instemmingsbesluit of de vergunning wordt overgedragen;

  • d.

    een contactpersoon van degene voor wie het instemmingsbesluit of de vergunning zal gaan gelden;

  • e.

    de beoogde datum van overdracht.

2.5 Veranderingen in eigendom, exploitatie, beheer of gebruik

Bij de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in artikel 3.2 lid 1 van de AVOI vermeldt de netbeheerder de volgende gegevens:

  • a.

    zijn naam en adres;

  • b.

    het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van de kabel(s) of leiding(en) waarop de verandering betrekking heeft;

  • c.

    een omschrijving van de verandering in eigendom of exploitatie;

  • d.

    wanneer het om een verandering in de eigendom gaat: de naam en het adres van de nieuwe eigenaar.

2.6 Nadere informatie

Meer informatie over het aanvragen van vergunningen en instemmingsbesluiten of het melden van werkzaamheden is te vinden op de website van de gemeente Beemster, www.Beemster.nl/loket/node/325

3 Procedurele voorschriften

3.1 Vooroverleg

  • 1.

    De netbeheerder die op eigen initiatief werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college teneinde een aanvraag voor te bereiden.

  • 2.

    In de planfase van een door of vanwege de gemeente uit te voeren project, zoals bedoeld in artikel 3.5 lid 2 van de AVOI, initieert het college het vooroverleg.

3.2 Afstemming en verzoek tot aanpassing

  • 1.

    In het vooroverleg dat wordt geïnitieerd door of vanwege de gemeente, inventariseert de gemeente gezamenlijk met de netbeheerder de bestaande situatie en oplossingsrichtingen voor eventuele maatregelen.

  • 2.

    Elk van de partijen draagt er zorg voor dat de ander voorzien is van de meest actuele informatie.

  • 3.

    Het college zendt, na de netbeheerder gehoord te hebben, een verzoek tot aanpassing aan de netbeheerder indien het maatregelen aan kabels en leidingen noodzakelijk acht. Het college omschrijft in het verzoek het project, de noodzaak van de te nemen maatregel en de grondslag voor het verzoek.

  • 4.

    Indien de werkzaamheden aan kabels of leidingen plaatsvindt op initiatief van de gemeente, vindt de coördinatie met betrekking tot afstemming, planning en samenhang plaats door het college.

3.3 Voorbereiding en aanvraag instemmingsbesluit of vergunning

  • 1.

    De netbeheerder stemt zijn ontwerp af met derde belanghebbenden. De afstemming dient te worden voorgelegd aan het college.

  • 2.

    De netbeheerder dient te streven naar het voorkomen dan wel beperken van overlast in de ondergrond en dient hiertoe de mogelijkheden tot medegebruik dan wel overname van voorzieningen te onderzoeken. Aanbieders kunnen hiertoe worden verplicht.

  • 3.

    De netbeheerder vraagt het instemmingsbesluit of de vergunning aan met inachtneming van de vereisten van hoofdstuk 2.

  • 4.

    Het college stuurt een ontvangstbevestiging van de aanvraag naar de netbeheerder.

  • 5.

    Een onvolledige aanvraag wordt niet in behandeling genomen. De netbeheerder wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht en krijgt de gelegenheid om de aanvraag binnen twee weken aan te vullen.

  • 6.

    Als voor de werkzaamheden bronbemaling noodzakelijk is, dient mogelijk een melding dan wel een aanvraag tot maatwerkvoorschriften op grond van het Besluit lozen buiten inrichtingen te worden ingediend, tenzij sprake is van een calamiteit of ernstige belemmering of storing. Voor meer informatie zij verwezen naar https://www.Beemster.nl/loket/node/149

3.4 Het werkplan

  • 1.

    Afhankelijk van de mogelijke invloed die de werkzaamheden van de netbeheerder hebben op de omgeving, kan door het college een werkplan worden verlangd, waarin de onderwerpen opgesomd in artikel 2.2 lid 4 beschreven dienen te worden.

  • 2.

    Het werkplan behoort onlosmakelijk bij het instemmingsbesluit of de vergunning.

  • 3.

    Het werkplan dient te worden goedgekeurd door het college.

3.5 Voorschouw

  • 1.

    De netbeheerder kan de college vragen om een voorschouw vast te stellen, waarbij de bestaande toestand van de openbare ruimte wordt vastgelegd.

  • 2.

    De bestaande toestand wordt in beginsel door de netbeheerder opgenomen in een rapport, voorzien van omschrijvingen en beeldmateriaal. Het college kan besluiten om de bestaande situatie zelf op te nemen in een rapport.

  • 3.

    De rapportage als bedoeld in het vorige lid wordt door het college vastgesteld.

  • 4.

    Indien geen voorschouw heeft plaatsgevonden, wordt schade aan de openbare ruimte geacht te zijn veroorzaakt door de werkzaamheden van de netbeheerder, tenzij deze het tegendeel kan aantonen.

3.6 Startmelding en inlichten belanghebbenden

  • 1.

    De netbeheerder doet minimaal drie werkdagen voorafgaande aan de start van zijn werkzaamheden langs elektronische weg een startmelding via het door de gemeente gehanteerde meldsysteem.

  • 2.

    De melding voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard geldt tevens als startmelding als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Minimaal tien werkdagen voorafgaande aan de start van zijn werkzaamheden informeert de netbeheerder alle belanghebbenden, waarbij de volgende informatie wordt verstrekt:

    • a.

      de contactgegevens van de netbeheerder;

    • b.

      de contactgegevens van de uitvoerende partij;

    • c.

      de start- en einddatum van de werkzaamheden;

    • d.

      een omschrijving van de werkzaamheden;

    • e.

      een omschrijving van de bereikbaarheid in verband met afzetting en omleiding;

    • f.

      de contactgegevens van de gemeente.

  • 4.

    Onder contactgegevens als bedoeld in het vorige lid wordt in ieder geval verstaan een e-mailadres en telefoonnummer van degene die verantwoordelijk is voor de uit te voeren werkzaamheden of, waar het betreft de gemeente, is toegewezen als contactpersoon.

  • 5.

    Een afschrift van de in lid 3 aan belanghebbenden verstrekte informatie dient aan het college te worden gezonden.

  • 6.

    Indien de netbeheerder niet op de aangegeven datum start, meldt hij dit aan het college. Het college kan bepalen dat een nieuwe startmelding noodzakelijk is.

  • 7.

    Indien de netbeheerder schade aan de openbare ruimte binnen zijn werkgebied aantreft, dan dient hij dat voor aanvang van de werkzaamheden aan de toezichthouder te melden.

3.7 Uitvoering

  • 1.

    Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een kopie van het instemmingsbesluit of de vergunning met alle bescheiden aanwezig te zijn op het werk.

  • 2.

    De netbeheerder voert zijn werkzaamheden uit in overeenstemming met het instemmingsbesluit dan wel de vergunning en het eventuele werkplan.

  • 3.

    De netbeheerder licht het college vijf werkdagen voor een bovengrondse voorziening of handhole wordt geplaatst in over het precieze tijdstip.

  • 4.

    Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient de toezichthouder van de gemeente te allen tijde een Nederlands sprekend aanspreekpunt te hebben vanuit de uitvoerende partij die de verantwoordelijkheid draagt voor het naleven van de wet- en regelgeving en de door de gemeente gestelde voorwaarden.

  • 5.

    De netbeheerder waarborgt de veiligheid op de werklocatie.

  • 6.

    De netbeheerder zorgt ervoor dat wegen en voetpaden tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zoveel mogelijk schoon gehouden worden.

  • 7.

    Ontwerpen, bouwstoffen en uitvoeringsmethoden dienen aantoonbaar te voldoen aan alle geldende wetten, normen en richtlijnen.

  • 8.

    Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden in, op of in de nabijheid van bomen, bermen, gazons of groenvoorzieningen geldt het gemeentelijk beleid dat is opgenomen in bijlage 2.

  • 9.

    Per dag mag er geen grotere sleuf worden gegraven dan op die dag kan worden hersteld.

  • 10.

    Herstel van de weg dient in beginsel direct na voltooiing van de fysieke werkzaamheden plaats te vinden. Totdat de weg is hersteld blijft de netbeheerder verantwoordelijk voor de instandhouding van de bereikbaarheid en verkeersmaatregelen.

  • 11.

    Naast de voorschriften als bedoeld in dit artikel dient de uitvoering te geschieden conform de volgende voorschriften:

    • a.

      Richtlijn zorgvuldig graafproces (CROW-publicatie 250);

    • b.

      Kabels en leidingen in verontreinigde bodem (CROW-publicatie 307); (Informatie over bodemkwaliteit in Beemster is te raadplegen via www.Beemster.nl/content/milieu)

    • c.

      Kabels en leidingen rond wateren en waterkering (CROW-publicatie 308);

    • d.

      Combineren van onder- en bovengrondse infrastructuur met bomen (CROW-publicatie 280);

    • e.

      Maatregelen op niet-autosnelwegen (CROW-publicatie 96b);

    • f.

      Omgaan met vrijkomend asfalt (CROW-publicatie 210);

    • g.

      Standaard RAW bepalingen 2015 (CROW publicatie 480).

3.8 Bereikbaarheid

  • 1.

    De netbeheerder dient de bereikbaarheid voor hulpdiensten doorlopend te waarborgen, waarbij de hulpdiensten de gebouwen en werken op tenminste 40 m moeten kunnen benaderen. De minimale doorrijdbreedte bedraagt 3,5 m en de doorrijdhoogte 4,5 m.

  • 2.

    Brandkranen en aansluitingen voor droge blusleidingen dienen te allen tijde zichtbaar en bereikbaar te zijn.

  • 3.

    De netbeheerder is verantwoordelijk voor de bereikbaarheid van woningen, winkels, bedrijven en openbare gebouwen.

  • 4.

    Alle (nood)uitgangen dienen over de volle breedte vrij gehouden te worden.

  • 5.

    De netbeheerder waarborgt de toegang tot particuliere percelen tot aan de openbare weg gedurende de uitvoering van de werkzaamheden.

3.9 Archeologie

  • 1.

    Op de archeologische beleidsadvieskaarten van de gemeente in bijlage 3 staat aangegeven op welke locatie en bij welke mate van bodemverstoring archeologisch onderzoek verplicht is. Voor meer informatie zij verwezen naarhttp://www.beemster.net/sites/default/files/Beleidsnota%20Archeologie%20gemeente%20Beemster.pdf

  • 2.

    Wanneer tijdens werkzaamheden een archeologische vondst wordt gedaan, dient dit onverwijld te worden gemeld en de werkzaamheden te worden gestaakt.

  • 3.

    De melding als bedoeld in het vorige lid dient gedaan te worden aan de afdeling Vergunning, Toezicht en Handhaving via telefoonnummer 0299-452294.

  • 4.

    De procedure in verband met een archeologische vondst verloopt als volgt:

    • .

      ter plaatse wordt door een archeoloog beoordeeld of er vervolgonderzoek noodzakelijk is;

    • .

      archeologisch onderzoek vindt plaats door een gecertificeerd bedrijf, in opdracht van de gemeente;

    • .

      Na onderzoek en eventuele maatregelen geeft het college de locatie vrij en kan de netbeheerder zijn werkzaamheden hervatten.

  • 5.

    Kosten vanwege stagnatie, dan wel schade, die ontstaat door het onderzoek worden door de gemeenten aan de netbeheerder vergoed.

3.10 Werktijden

  • 1.

    Werkzaamheden worden uitgevoerd op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, tussen 07:00 en 17:00 uur.

  • 2.

    Het college kan afwijkende werktijden voorschrijven in het instemmingsbesluit of de vergunning.

3.11 Graaf- en breekverbod

  • 1.

    Het college kan in de volgende situaties een graaf- en breekverbod instellen:

    • a.

      bij extreme weersomstandigheden;

    • b.

      bij een gesloten sneeuwdek en vorst;

    • c.

      op de locatie waar een evenement plaatsvindt en in de directe omgeving daarvan;

    • d.

      indien onvoorziene omstandigheden leiden tot gevaar voor de openbare orde of de veiligheid.

  • 2.

    Indien een graaf- en breekverbod wordt ingesteld op het moment dat er reeds werkzaamheden worden verricht, dan:

    • a.

      wordt op plaatsen waar de wegverharding is opgebroken tijdelijke bestrating aangebracht en dient losliggend puin en overtollig zand te worden afgevoerd door de netbeheerder;

    • b.

      dient opslag van materialen achter deugdelijk afgesloten bouwhekken plaats te vinden door de netbeheerder.

  • 3.

    Indien zich tijdens een ingesteld graafverbod een calamiteit of ernstige belemmering of storing voordoet in de dienstverlening, als bedoeld in artikel 2.1 lid 4 van de AVOI, dient de procedure van artikel 2.3 te worden gevolgd.

3.12 Gereedmelding of dreigende overschrijding

  • 1.

    De netbeheerder die zijn fysieke werkzaamheden heeft afgerond doet hiervan binnen vijf werkdagen langs elektronische weg een gereedmelding bij het college via het door de gemeente gehanteerde meldsysteem.

  • 2.

    Bij dreigende overschrijding van de toegestane uitvoeringsduur dient voor verlenging van de uitvoeringsduur een melding te worden gedaan in het door de gemeente gehanteerde meldsysteem.

  • 3.

    Aan de melding als bedoeld in het vorige lid kunnen nadere voorschriften worden verbonden.

3.13 Opname eindsituatie

  • 1.

    De eindsituatie wordt kan door de toezichthouder worden opgenomen en vastgelegd in een eindrapport.

  • 2.

    Ten behoeve van het eindrapport als bedoeld in het eerste lid levert de netbeheerder, indien de werkzaamheden niet conform de voorschriften zijn uitgevoerd, een aangepaste tracétekening aan.

  • 3.

    Het rapport wordt akkoord bevonden door de toezichthouder als de werkzaamheden zijn uitgevoerd conform de gestelde voorschriften dan wel als de aangepaste tracétekening is geaccordeerd en als er overeenstemming is over het herstel in de oude staat.

4 Technische bepalingen

4.1 Herkenbaarheid

Zowel bovengrondse als ondergrondse voorzieningen dienen te zijn voorzien van een kenmerk, waarop duidelijk te zien is wie de beheerder van de voorziening is.

4.2 Tracébepaling algemeen

  • 1.

    In het gehele beheergebied van de gemeente geldt bij plaatsbepaling van kabels en leidingen als uitgangspunt de norm NEN7171-1 en de gemeentelijk normprofielen conform bijlage 1. De netbeheerder stemt zijn werkzaamheden af conform het gestelde in de NPR 7171-2.

  • 2.

    Het normprofiel bij herontwikkeling dan wel nieuwbouw wordt in onderling overleg tussen het college, de projectontwikkelaar en de netbeheerder afgestemd.

  • 3.

    Bij het bepalen van een tracé dient te allen tijde rekening te worden gehouden met aanwezige objecten zoals langs liggende dan wel kruisende wegen, spoorwegen, waterlopen, voetpaden, kademuren, viaducten, tunnels, naastliggende kabels en leidingen, bomen, gebouwen, en lijnafwatering.

4.3 Horizontale indeling

Bij de tracébepaling gelden ten aanzien van de horizontale indeling de volgende algemene uitgangspunten:

  • a.

    in de berm langs de rijbaan wordt dezelfde de afstand tussen de aan te leggen kabel of leiding en de berm gehanteerd als de diepteligging, met een minimum van 0,50 m.

  • b.

    huisaansluitingen en tijdelijke aansluitingen worden zo veel mogelijk haaks op het net aangelegd.

  • c.

    bij het indelen van kabels of leidingen in de nabijheid van bomen moet rekening worden gehouden met gemeentelijk beleid dat is opgenomen in bijlage 2.

  • d.

    bij het kruisen van (water)wegen worden kabels of leidingen zo veel mogelijk haaks aangelegd.

4.4 Verticale indeling

Bij de tracébepaling gelden ten aanzien van de verticale indeling de volgende algemene uitgangspunten:

  • a.

    Vrij verval leidingen hebben voorrang boven overige leidingen.

  • b.

    Distributieleidingen worden niet dieper aangelegd dan transportleidingen.

  • c.

    Leidingen worden in principe horizontaal gelegd, behoudens vrij verval leidingen.

  • d.

    De ruimte tussen 0,70 m en 0,90 m beneden het (toekomstige) maaiveld is gereserveerd voor aansluitingen op het rioolnet.

  • e.

    Bij kruisingen van leidingen met andere leidingen in open ontgraving bedraagt de tussenruimte (verticale dagmaat) ten minste 0,20 m.

  • f.

    Beschermingswerken, zoals mantelbuizen, dienen minimaal 0,50 m aan weerszijden van het te kruisen vlak door te lopen.

  • g.

    Bij sleufloze technieken is de diepteligging afhankelijk van de situatie ter plaatse. De verticale dagmaat ten opzichte van de te kruisen leidingen bedraagt ten minste 0,50 m, waarbij de te boren/persen leiding onder de bestaande leiding(en) dient te worden gevoerd. Genoemde minimale verticale dagmaat dient aantoonbaar te worden gegarandeerd om schade aan de te kruisen leidingen te voorkomen.

  • h.

    Watergangen worden gekruist volgens de regels van de keur van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Kabels, die een watergang kruisen, dienen te worden ommanteld dan wel op een gelijksoortige wijze van een beschermingsbuis te worden voorzien.

4.5 Afwijkende voorschriften leidingstroken

Door de gemeente kunnen afwijkende leidingstroken worden vastgesteld, waarin afwijkende voorschriften gelden.

4.6 Bovengrondse voorzieningen

  • 1.

    De locatie van bovengrondse voorzieningen die verband houden met kabels en leidingen wordt vooraf afgestemd met het college.

  • 2.

    De netbeheerder is verantwoordelijk voor een goed beheer van de bovengrondse voorzieningen en dient op aanschrijven van het college bij beschadigingen, vervuiling en/of bekladding de bovengrondse voorzieningen binnen de door het college gestelde termijn te herstellen.

  • 3.

    Bovengrondse voorzieningen dan wel concentraties daarvan, dienen te worden omgeven of begrensd door verharding (tegel + band). De breedte wordt door het college vastgesteld.

4.7 Handholes

  • 1.

    De locatie van handholes wordt vooraf afgestemd met het college. Het college kan alvorens in te stemmen met de locatie van de aanvrager een spitprofiel eisen.

  • 2.

    Handholes worden altijd buiten het kabel of leiding tracé aangelegd.

  • 3.

    Handholes worden niet geplaatst in de rijbanen het fietspad en niet binnen een afstand van 3 meter vanaf bomen en buiten de kroonprojectie van bomen.

  • 4.

    Leidingen van en naar de handhole dienen in beginsel de overige netten onderlangs te kruisen om verweving te voorkomen.

  • 5.

    Handholes worden aangebracht met een minimale dekking van 0,40 m onder het maaiveld en afgedekt met straatzand.

4.8 Uitnemen en terugplaatsen grond en groenvoorzieningen

  • 1.

    De graafwerkzaamheden moeten zo worden uitgevoerd dat beschadiging van in de grond aanwezige kabels en leidingen en overige objecten wordt voorkomen.

  • 2.

    Het is niet toegestaan om wegbedekking te ondergraven.

  • 3.

    De Bodemkwaliteitskaart Beemster geeft informatie over bodemkwaliteit en locaties van verontreinigde cq. verdachte grond. Het document is te raadplegen via de website van de gemeente, www.Beemster.nl/content/milieu

  • 4.

    De uitkomende grond moet zo worden opgeslagen dat bij het later aanvullen van de werkput de oorspronkelijke opbouw van het bodemprofiel zo veel mogelijk wordt hersteld.

  • 5.

    Op het moment dat de uitkomende grond niet direct langs de sleuf opgeslagen kan worden dient opslag in overleg met het college op een andere locatie plaats te vinden.

  • 6.

    Bij het terugplaatsen van de grond dient het bodemprofiel zoveel mogelijk te worden hersteld. De werkput hoeft niet verder verdicht te worden dan de naastliggende grond en dient om de 0,30 m te worden verdicht.

  • 7.

    De grond dient op zodanige wijze te zijn afgewerkt dat er na klink sprake is van een vlakke aansluiting op de ongeroerde grond.

  • 8.

    Bij het dichten van een sleuf moet de aangevulde grond mechanisch worden verdicht in twee of drie lagen.

  • 9.

    De verdichting van de ondergrond wordt bij wateroverlast in een later stadium door de netbeheerder definitief hersteld.

  • 10.

    Bevroren grond en sneeuw mag niet worden verwerkt in de aanvulling.

  • 11.

    Materiaal dat vrijkomt en niet kan worden hergebruikt, dient door de netbeheerder voor eigen rekening te worden afgevoerd naar een erkend verwerker.

  • 12.

    Uitgenomen te handhaven groenvoorzieningen dienen ruim te worden uitgestoken, gescheiden van de te ontgraven grond en te worden beschermd tegen uitdroging en binnen 24 uur na het gereedkomen van de werkzaamheden te worden terug geplant.

4.9 Elementverharding

  • 1.

    Het opnemen en terugplaatsen van elementverharding dient zorgvuldig plaats te vinden, waarbij schade zo veel mogelijk wordt voorkomen.

  • 2.

    De uitgenomen elementverharding dient altijd binnen de afzetting te worden opgeslagen.

  • 3.

    Herstel dient van dezelfde kwaliteit te zijn als de kwaliteit van de verharding voordat er gegraven werd.

  • 4.

    Uitgevoerd straatwerk dient te worden afgetrild en ingeveegd met brekerzand.

  • 5.

    In die gevallen dat het niet mogelijk dan wel wenselijk is om het herstel van de elementverharding in dezelfde kwaliteit uit te voeren als de kwaliteit van de verharding voordat er gegraven werd, dient de uitvoering en de daarbij behorende kostenverdeling van het herstel voorafgaande aan de werkzaamheden in overleg met het college te zijn overeengekomen.

4.10 Gesloten verharding

  • 1.

    Werkzaamheden aan kabels en leidingen onder gesloten verharding worden uitgevoerd met behulp van een sleufloze techniek en worden voorzien van een mantelbuis.

  • 2.

    Bij gebruik van een mantelbuis moet de mantelbuis minimaal 0,50 m buiten de fundering van de gesloten verharding uitsteken. De ruimten tussen de mantelbuis en kabel of leiding moeten aan de uiteinden volledig worden afgedicht conform de daarvoor geldende normen.

  • 3.

    Wanneer een sleufloze techniek niet mogelijk is, kan het college besluiten dat de gesloten verharding gedeeltelijk verwijderd mag worden door middel van zagen.

  • 4.

    Bij ingraving wordt, na verdichting van de sleuf en herstel van de funderingslaag de sleuf tijdelijk dicht geblokt met standaard betonstenen. De betonstenen dienen te worden gelegd met de vlakke kant boven. Er mogen alleen hele betonstenen verwerkt worden. De bovenzijde van de stenen dient gelijk te zijn met de omliggende verharding.

  • 5.

    Gemeente stelt op aanvraag van de netbeheerder betonstenen ter beschikking. (optioneel)

4.11 Bijzondere verharding

  • 1.

    Als uitgangspunt geldt dat kabels en leidingen niet worden gelegd onder bijzondere verharding.

  • 2.

    In die gevallen dat aanleg onder bijzondere verharding onvermijdelijk is, dient aanleg plaats te vinden in overleg met het college.

4.12 Lijnafwatering

  • 1.

    Als uitgangspunt geldt dat kabels en leidingen niet worden gelegd binnen 1,00 m afstand van lijnafwatering.

  • 2.

    In die gevallen dat aanleg onder of nabij lijnafwatering onvermijdelijk is, dient aanleg plaats te vinden in overleg met het college.

4.13 Voorzieningen die hun functie verliezen

  • 1.

    Tijdelijke voorzieningen, waaronder damwanden en heipalen, dienen in beginsel te worden verwijderd.

  • 2.

    Indien leidingen definitief buiten gebruik worden gesteld en niet verwijderd kunnen worden, dienen deze te worden vol geschuimd (gedämmerd) en aan weerszijden te worden afgedicht ter voorkoming van indringend water, grond en vuil.

  • 3.

    Over het achterlaten van voorzieningen dient overeenstemming te zijn met het college.

5 Schaderegeling ingravingen

5.1 Uitgangspunten

  • 1.

    Dit hoofdstuk is een nadere uitwerking van artikel 3.7 van de AVOI.

  • 2.

    De kosten voor herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van de openbare ruimte die het rechtstreekse gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden door of namens een netbeheerder worden in rekening gebracht bij de netbeheerder.

  • 3.

    De netbeheerder kan, indien voorradig, vervangend materiaal geleverd krijgen van de gemeente, waarbij geldt dat:

    • .

      het materiaal kosteloos ter beschikking wordt gesteld op het moment dat vastgesteld wordt dat het reeds beschadigd is;

    • .

      de kosten voor rekening van de netbeheerder komen als hij het materiaal tijdens het gebruik ervan beschadigt.

5.2 Uitvoering herstel en onderhoud

  • 4.

    Het herstel van elementverhardingen wordt uitgevoerd door de netbeheerder. Het onderhoud van elementverhardingen wordt uitgevoerd door de gemeente.

  • 5.

    Het tijdelijk herstel van gesloten verhardingen wordt uitgevoerd door de netbeheerder door middel van het dichtblokken van de sleuf. Het definitieve herstel en onderhoud van gesloten verhardingen wordt uitgevoerd door de gemeente. Tot het moment dat de gesloten verhardingen definitief zijn hersteld wordt het onderhoud uitgevoerd door de netbeheerder.

  • 6.

    Het tijdelijk herstel van bijzondere verhardingen/halfverharding wordt uitgevoerd door de netbeheerder. Het definitieve herstel en onderhoud van bijzondere verhardingen wordt uitgevoerd door de gemeente. Tot het moment dat de bijzondere verhardingen definitief zijn hersteld wordt het onderhoud uitgevoerd door de netbeheerder.

  • 7.

    Het herstel van bermen en gazons (inclusief inzaaien) wordt uitgevoerd door de netbeheerder. Het onderhoud van bermen en gazons wordt uitgevoerd door de gemeente.

  • 8.

    Het herstel en onderhoud van groenvoorzieningen wordt uitgevoerd door de gemeente. De netbeheerder is verantwoordelijk voor het zodanig afwerken van de grond dat er na klink een vlakke aansluiting is op de ongeroerde grond.

5.3 Tarieven

  • 1.

    Voor elementverhardingen en bermen hanteert de gemeente voor alle netbeheerders de “Richtlijn tarieven (graaf-) werkzaamheden” van de VNG, die jaarlijks wordt geïndexeerd. Voor de verrekening wordt er gerekend met de werkelijke sleufbreedte, met een minimale sleufbreedte van 0,30 m.

  • 2.

    Voor het herstel van gesloten verharding en bijzondere verharding stelt de gemeente eenheidstarieven vast.

  • 3.

    De kosten voor het herstel van groenvoorzieningen worden per geval door de gemeente bepaald en in rekening gebracht.

  • 4.

    De garantietermijn voor de werkzaamheden ten behoeve van herstel als bedoeld in artikel 5.2 geldt gedurende een periode van twaalf maanden.

5.4 Herstel overige schade

  • 1.

    Schade die tijdens de werkzaamheden van de netbeheerder ontstaat dient direct te worden gemeld aan de gemeente en de eigenaar van het beschadigde object.

  • 2.

    Schade aan gemeentelijke eigendommen (bijvoorbeeld straatmeubilair, openbare verlichting en verkeerslichten) wordt verhaald op de netbeheerder.

  • 3.

    De schade aan bomen wordt vastgesteld aan de hand van de meest actuele versie van de Richtlijnen van de NVTB en verhaald op de netbeheerder.

  • 4.

    Indien er, na oplevering en goedkeuring van door de netbeheerder hersteld straatwerk, sprake is van verzakking welke buitenproportioneel is, en daarmee gevaar oplevert voor de weggebruiker, herstelt de vergunninghouder de verharding op eigen kosten.

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na die waarop zij is bekendgemaakt

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als:

Nadere regels Algemene verordening ondergrondse infrastructuur Beemster 2016

6 Bijlage 1: Normprofiel Gemeente Beemster

7 Bijlage 2: Bomenbeleid

7.1 Algemeen

  • 1.

    Werkzaamheden aan- of bij groenvoorzieningen en bomen worden zoveel mogelijk vermeden. Is dit onvermijdelijk dan wordt eerst overleg met de gemeentelijk beheerder gevoerd, ongeacht er sprake is van een verlegging in een nieuw- of een bestaand tracé.

  • 2.

    Bij het plannen van routes van kabels, leidingen en voorzieningen nabij bomen en in of nabij groenvoorzieningen dienen de voorschriften uit pararaaf van dit handboek in acht genomen te worden. Tevens ter voorbereiding van graafwerkzaamheden nabij bomen dient de handreiking CROW publicatie 208 "Combineren onder- en bovengrondse infrastructuur met bomen" geraadpleegd te worden.

  • 3.

    Ontgraving binnen de wortelzone (overeenkomstig omvang kruin boom) van bomen dient zo beperkt mogelijk te worden uitgevoerd en zo snel mogelijk te worden aangevuld. Te kort komende grond dient door de netbeheerder of uitvoerder te worden aangevuld.

7.2 Beschermen te handhaven bomen

  • 1.

    Bij het passeren van bomen zijn een aantal voorzorgsmaatregelen te nemen die schade van bomen voorkomt.

  • 2.

    De afdeling Stadsbeheer en de netbeheerder of uitvoerder komen overeen welke groenvoorzieningen gehandhaafd moeten worden en welke beschermingsmaatregelen worden genomen om schade aan te handhaven beplanting te beperken.

  • 3.

    Handmatig graven binnen bereik van wortels die behouden moeten blijven.

  • 4.

    Bij beplanting dient graven in de wortelzone zo veel mogelijk te worden voorkomen. Verwijderen van wortels waar deze voor overlast (kunnen) zorgen is toe te passen onder de volgende voorwaarden:

  • 5.

    Indien voor nieuwe kabels een tracé buiten de wortelzone niet mogelijk is, kan de gemeente bepalen dat de wortelzone gepasseerd moet worden door het boren van mantelbuizen onder de wortelzone. Zie hiervoor paragraaf 12.1.

  • 6.

    Ontgraven cq. blootliggende wortels dienen te worden beschermd tegen uitdrogen,vorst en beschadiging, bijv. door toepassen van jute. Wortels mogen maximaal 24 uur bloot liggen.

  • 7.

    Bij het verlagen van de grondwaterstand binnen de wortelzone in de periode van maart tot december dient de netbeheerder of uitvoerder de beplanting zonodig , doch in ieder geval op aanwijzing van de toezichthouder van de gemeente, zorg te dragen voor het handhaven van het vochtgehalte van het wortelstelsel. Indien noodzakelijk dienen de bomen water te krijgen met zuurstofrijk oppervlaktewater.

  • 8.

    Het is toegestaan boomwortels dunner dan 40 mm te kappen met de voorwaarde datde wortels glad worden afgewerkt.

  • 9.

    Het is de netbeheerder of uitvoerder niet toegestaan zelfstandig wortels dikker dan 40 mm te kappen. Hiervoor dient men contact op te nemen met medewerker Groenvoorzieningen van afdeling Stadsbeheer, die voor eventuele verwijdering zorg zal dragen voor rekening van de netbeheerder.

  • 10.

    De gemeente moet door vergunninghouder in de gelegenheid worden gesteld de wortels, kabels en leidingen te inspecteren alvorens tot aanvullen van de sleuf mag worden overgegaan.

7.3 Beschermingszones rond een boom, ontwerp

Bij het ontwerpen van kabeltracés en het leggen van kabels en leidingen moet rekening gehouden worden met een minimale afstand tussen boom en kabel of leiding.

In onderstaande tabel zijn de minimale afstanden aangegeven tussen hart stamvoet en het hart van de kabel of leiding. Bij leidingen met een diameter groter dan 500mm en warmteleidingen geldt de afstand tot zijkant van de leiding

 

Stamdiameter

 

20 cm

40 cm

60 cm

80 cm

100 cm

150 cm

>150 cm

Straal wortelkluit

Normaal

Trekzijde

120 cm

180 cm

150 cm

225 cm

180 cm

270 cm

220 cm

330 cm

250 cm

375 cm

340 cm

510 cm

In overleg

7.4 Beschermingszones rond een boom, uitvoering

7.5 Richtlijnen voor werken bij bomen

1. Bescherm de stam en de wortels

Plaats voor de aanvang van de werkzaamheden vaste bouwhekken rond boom, tenminste ter grootte van de kroonprojectie.

 

Bescherm bij beperkte werkruimte in ieder geval de boomspiegel. Doe dit altijd in overleg met de boombeheerder en/of een ETW gecertificeerde boomverzorger.

 

 

2. Plaats geen bouwmaterialen en geen bouwkeet onder de boom

Voertuigen of bouwketen mogen nooit (tijdelijk) op het wortelpakket geplaatst worden. De opslag van bouwmaterialen is in deze zone eveneens verboden. Dit leidt namelijk tot beschadiging van de wortels en het verdicht de bodem, wat het afsterven van wortels tot gevolg heeft.

 

 

3. Houd bouwverkeer buiten de kroonprojectie

Blijf met bouwmachines uit de buurt van de bomen om bodemverdichting te voorkomen. Wanneer het onvermijdelijk is dat over de boomwortels gereden moet worden: plaats rijplaten.

 

 

4. Verstoor de bovengrond niet

Handhaaf de bestaande maaiveldhoogte. Binnen de kroonprojectie niets ontgraven. Ophoging alleen onder de strikte voorwaarde van voldoende beluchting van de wortels.

 

 

5. Voorkom beschadiging van de wortels

Graaf nooit machinaal binnen de kroonprojectie, maar werk zoveel mogelijk handmatig. Hak nooit wortels door van meer dan vijf centimeter dik.

 

 

6. Leg kabels en leidingen zorgvuldig aan

Leg kabels en leidingen niet dichter dan twee meter langs bomen. Pas zo mogelijk sleufloze technieken toe, dat wil zeggen: gestuurd boren onder het wortelpakket door in plaats van een sleuf graven. Maak gebruik van kabelgoten en mantelbuizen.

 

 

7. Houd de grondwaterstand bij de boom gelijk

Verhoging van de grondwaterstand leidt tot wortelsterfte vanwege een zuurstoftekort. Zorg bij stijging van het grondwaterniveau voor een damwand buiten de kroonprojectie of pomp het water weg. Let bij grondwaterverlaging op uitdroging. Bij noodzakelijke bronbemaling altijd damwanden plaatsen.

 

 

8. Houd schadelijke stoffen uit de buurt van bomen

Gooi nooit olie, cementwater, chemische stoffen, zout, zuren of kalk bij bomen.

 

 

9. Laat noodzakelijk snoeiwerk door ETW gecertificeerde boomverzorgers uitvoeren

Zaag nooit zelf zomaar takken of wortels af. Alleen een deskundige kan beoordelen op welke wijze snoei verantwoord is.

 

 

10. Plaats geen dichte verharding over de wortels

Onder beton en asfalt ontstaat een tekort aan water en zuurstof, waardoor wortels afsterven.

 

8 Bijlage 3: Archeologische beleidsadvieskaarten

 

Beemster, 15 november 2016

Burgemeester en Wethouders van Beemster,

A.J.M. van Beek

de burgemeester

H.C.P. van Duivenvoorde

de loco-secretaris

Inhoudsopgave

1 Inleidende bepalingen

1.1 Begripsbepalingen

1.2 Reikwijdte

1.3 Afwijking van gestelde normen en voorschriften

1.4 Werkzaamheden van niet ingrijpende aard

2 Aanvraag of melding

2.1 Wijzen van indiening

2.2 Gegevensverstrekking bij een aanvraag of melding

2.3 Spoedeisende werkzaamheden

2.4 Overdracht van een instemmingsbesluit of vergunning

2.5 Veranderingen in eigendom, exploitatie, beheer of gebruik

2.6 Nadere informatie

3 Procedurele voorschriften

3.1 Vooroverleg

3.2 Afstemming en verzoek tot aanpassing

3.3 Voorbereiding en aanvraag instemmingsbesluit of vergunning

3.4 Het werkplan

3.5 Voorschouw

3.6 Startmelding en inlichten belanghebbenden

3.7 Uitvoering

3.8 Bereikbaarheid

3.9 Archeologie

3.10 Werktijden

3.11 Graaf- en breekverbod

3.12 Gereedmelding of dreigende overschrijding

3.13 Opname eindsituatie

4 Technische bepalingen

4.1 Herkenbaarheid

4.2 Tracébepaling algemeen

4.3 Horizontale indeling

4.4 Verticale indeling

4.5 Afwijkende voorschriften leidingstroken

4.6 Bovengrondse voorzieningen

4.7 Handholes

4.8 Uitnemen en terugplaatsen grond en groenvoorzieningen

4.9 Elementverharding

4.10 Gesloten verharding

4.11 Bijzondere verharding

4.12 Lijnafwatering

4.13 Voorzieningen die hun functie verliezen

5 Schaderegeling ingravingen

5.1 Uitgangspunten

5.2 Uitvoering herstel en onderhoud

5.3 Tarieven

5.4 Herstel overige schade

Inwerkingtreding

Citeertitel

6 Bijlage 1: Normprofiel Gemeente Beemster

7 Bijlage 2: Bomenbeleid

7.1 Algemeen

7.2 Beschermen te handhaven bomen

7.3 Beschermingszones rond een boom, ontwerp

7.4 Beschermingszones rond een boom, uitvoering

7.5 Richtlijnen voor werken bij bomen

8 Bijlage 3: Archeologische beleidsadvieskaarten