Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wijdemeren

Bezoldigingsverordening Gemeente Wijdemeren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWijdemeren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBezoldigingsverordening Gemeente Wijdemeren
CiteertitelBezoldigingsverordening gemeente Wijdemeren
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

CAR-UWO Wijdemeren, art. 3:1

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-03-200201-01-200201-01-2020Nieuwe regeling

28-02-2002

Wie Wat Waar, De Brug, De Nieuwsster, 06-03-2002

Bezoldigingsverordening gemeente Wijdemeren

Tekst van de regeling

Intitulé

Bezoldigingsverordening Gemeente Wijdemeren

 

De Raad van de Gemeente Wijdemeren

gelet op het bepaalde in artikel 3:1 van de arbeidsvoorwaardenregeling Wijdemeren (CAR/UWO),

gelet op de bereikte overeenstemming met de (Bijzondere) Ondernemingsraad en de Commissie voor (Bijzonder) Georganiseerd Overleg

BESLUIT

vast te stellen de navolgende verordening

Bezoldigingsverordening Gemeente Wijdemeren

I Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ambtenaar :

  • 1. de ambtenaar in de zin van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling;

    • 2.

      de werknemer in de zin van artikel 2:5:1 van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling;

  • b.

    salaris: het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder b van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling;

  • c.

    salaris per uur: het uurloon als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder o van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling;

  • d.

    schaal: de schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder a van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling, opgenomen in de bijlage van die regeling;

  • e.

    maximumsalaris: het hoogste bedrag van een salarisschaal;

  • f.

    bezoldiging de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder c, van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling;

  • g.

    betrekking: de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder b, van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling;

  • h.

    conversie: de vertaling van de -op basis van functiewaardering- gevonden rangorde naar salarisschalen;

  • i.

    voll. betrekking: de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder k, van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling;

  • j.

    overwerk: het overwerk als bedoeld in artikel 1:1 eerste lid onder l, van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling.

II Salaris

Artikel 2 Recht op salaris

  • 1.

    Het recht op salaris vangt aan met de dag waarop de aanstelling van de ambtenaar ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op salaris aan op de dag waarop de ambtenaar feitelijk in dienst is getreden.

  • 2.

    Het recht op salaris eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

Artikel 3 Gebroken tijdvakken

  • 1.

    Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen per maand.

  • 2.

    Wanneer het salaris en de toelagen en bedragen, als bedoeld in eerste lid, moeten worden berekend per uur, wordt het bedrag per uur vastgesteld door het bedrag per maand bij een volledige werktijd te delen door 156.

Artikel 4 Onvolledige betrekking

Het salaris van de ambtenaar met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking.

Artikel 5 Salarisbedragen

  • 1.

    De salarissen van de ambtenaren wier salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen (nieuwe structuur) opgenomen in de bijlage van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling.

  • 2.

    De salarisschalen (nieuwe structuur) welke binnen de gemeente in de praktijk worden gebruikt zijn schaal 3 tot en met schaal 15, waarbij schaal 3 wordt toegepast als aanloopschaal en schaal 15 als uitloopschaal.

Artikel 6 Inpassing

  • 1.

    De toepassing van de bijlage van de gemeentelijke arbeidsvoorwaarden-regeling vindt plaats conform hetgeen is bepaald in artikel 3:1, derde tot en met vijfde lid van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling.

  • 2.

    Burgemeester en Wethouders bepalen met inachtneming van de resultaten van een functiewaarderingsonderzoek aan de hand van de vastgestelde conversie de voor de ambtenaar geldende salarisschaal, tenzij zijn wijze van functioneren zich daartegen nog verzet.

  • 3.

    Burgemeester en Wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode.

  • 4.

    Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid, dan wel bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

Artikel 7 Salarisniveau

  • 1.

    Aan een gewaardeerde functie kunnen ten hoogste drie salarisschalen worden verbonden, te weten een aanloopschaal, een functionele schaal en een uitloopschaal. De aanloopschaal is ten opzichte van de functionele schaal de naastlagere salarisschaal en de uitloopschaal is ten opzichte van de functionele schaal de naasthogere salarisschaal. De uitloopschaal heeft twee toepassingen, de reguliere uitloopschaal en de prestatieschaal.

  • 2.

    De aanloopschaal, welke in de regel als aanstellingsschaal wordt gehanteerd, is bestemd voor de ambtenaar, die zich voor wat de functie betreft in een leer- en oriëntatieperiode bevindt en/of blijk geeft de functie niet geheel of onvoldoende te vervullen.

  • 3.

    De functionele schaal is bedoeld voor de ambtenaar die op basis van een beoordeling blijk geeft de functie naar behoren en volledig te vervullen, overeenkomstig de eisen die daaraan gesteld worden.

  • 4.

    De uitloopschaal heeft twee toepassingen, als de reguliere uitloopschaal en als de prestatieschaal. De toepassing van reguliere uitloopschaal is bestemd voor de ambtenaar, die het maximum van de functieschaal heeft bereikt en die op basis van een beoordeling blijk geeft de functie op reguliere basis gedurende twee achtereenvolgende jaren ‘boven normaal/goed’ te hebben vervuld. De prestatieschaal is bestemd voor de ambtenaar, die het maximum van de functieschaal nog niet heeft bereikt en blijk geeft de functie in alle opzichten op een buitengewone goede en ervaren wijze te vervullen.

  • 5.

    Om in aanmerking te komen voor vervroegde bevordering naar de prestatieschaal dient te zijn voldaan aan de voorwaarde genoemd in lid 4, blijkende uit een beoordeling.

Artikel 8 Periodieke verhoging van het salaris

  • 1.

    Het salaris van de ambtenaar die voldoende functioneert, wordt binnen de voor hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd tot het naasthogere bedrag.

  • 2.

    De periodieke verhoging wordt toegekend aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, voor de eerste maal met ingang van de eerste dag van de maand waarin zijn aanstelling een jaar is verstreken en nadien telkens na een jaar.

  • 3.

    Het tijdstip waarop ingevolge het vorige lid voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van burgemeester en wethouders aanleiding bestaat.

  • 4.

    Aan het toekennen van een periodieke verhoging dient een beoordeling ten grondslag te liggen.

Artikel 9 Extra periodieke verhoging van het salaris

  • 1.

    Aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra periodieke salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag –niet uitgaande boven het maximumsalaris- worden toegekend op grond van zeer goede of uitstekende vervulling van de betrekking.

  • 2.

    Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 8 een salarisverhoging wordt toegekend onverlet, tenzij anders wordt bepaald.

  • 3.

    Aan het toekennen van een extra periodieke verhoging dient een beoordeling ten grondslag te liggen.

Artikel 10 Geen periodieke verhoging

  • 1.

    Indien een ambtenaar onvoldoende functioneert, kan worden bepaald dat voor hem de in artikel 8 bedoelde salarisverhoging achterwege wordt gelaten.

  • 2.

    Nadien kan worden bepaald dat de salarisverhoging, welke met toepassing van het eerste lid achterwege is gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht alsnog wordt toegekend.

  • 3.

    Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.

  • 4.

    Aan het achterwege laten van, alsmede het alsnog toekennen van een periodieke verhoging, dient een beoordeling ten grondslag te liggen.

Artikel 11 Salaris bij bevordering naar hogere schaal

  • 1.

    Wanneer de ambtenaar wordt bevorderd naar een salarisschaal met een hoger maximumsalaris wordt voor de ambtenaar, als bedoeld in artikel 3:1, derde lid onder b van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling, het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het eersthogere bedrag in die schaal, waarmee gerealiseerd wordt dat het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris van de ambtenaar tenminste 75% bedraagt van het verschil tussen het bedrag dat de ambtenaar laatstelijk genoot en het naasthogere bedrag in die oude schaal, dan wel het naastlagere bedrag in die oude schaal, indien het salaris in de oude schaal reeds overeenkwam met het hoogste bedrag uit die schaal.

  • 2.

    Voor zover nodig zal de vooruitgang in salaris tengevolge van de indeling in de schaal met een hoger maximumsalaris nimmer minder bedragen dan het geval zou zijn bij verhoging ingevolge artikel 8 in de schaal waarin de ambtenaar wordt ingedeeld.

III Instrumenten van flexibele beloning

Artikel 12 Gratificatie

Indien een ambtenaar een uitstekende individuele prestatie heeft geleverd, kan aan hem een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling worden toegekend.

Artikel 13 Groepsgratificatie

Aan een groep ambtenaren die een uitstekende collectieve prestatie hebben geleverd, kan een groepsgratificatie worden toegekend.

Artikel 14 Tijdelijke persoonlijke toelage

Aan een ambtenaar die ingevolge hem daartoe door of namens burgemeester en wethouders verstrekte opdracht, gedurende een bepaalde periode tot maximaal één jaar, een extra individuele prestatie wordt verwacht te leveren, kan een tijdelijke persoonlijke toelage worden toegekend.

Artikel 15 Persoonlijke toelage na bereiken maximum schaal

  • 1.

    Aan een ambtenaar die het maximum van de voor hem geldende schaal (aanloopschaal, functieschaal, reguliere uitloopschaal of prestatieschaal) heeft bereikt, kan een persoonlijke toelage als bedoeld in artikel 3:7:8 van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling worden toegekend.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde toelage wordt ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij Burgemeester en Wethouders van oordeel zijn dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

  • 3.

    Aan het toekennen of intrekken van een ‘persoonlijke toelage na bereiken maximum schaal’ dient een beoordeling ten grondslag te liggen. In een functioneringsgesprek dient een vooraankondiging van het (mogelijk) intrekken van de persoonlijke toelage plaats te vinden.

Artikel 16 Arbeidsmarkttoelage

  • 1.

    Aan de ambtenaar kan om redenen van werving of behoud een toelage worden toegekend.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde toelage wordt toegekend voor een tijdvak dat tevoren is vastgesteld, met inachtneming van een maximum van drie jaar.

  • 3.

    De toelage als bedoeld in het eerste lid eindigt op de ingevolge het tweede lid vastgestelde vervaldatum. Wanneer de arbeidsmarktsituatie waarop de toelage is gebaseerd nog steeds bestaat, kan opnieuw een toelage als bedoeld in het eerste lid aan de ambtenaar worden toegekend.

Artikel 17 Nadere regels instrumenten flexibele beloning

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent de toepassing en de hoogte van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 16.

Artikel 18 Geen afbouwregeling

Bij het beëindigen van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 16 wordt geen afbouwregeling toegepast.

IV Overige toelagen, vergoedingen, gratificaties en uitkeringen

Artikel 19 Waarnemingstoelage

Een waarnemingstoelage wordt toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:1:2 van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling.

Artikel 20 Verschuivingsvergoeding

Een verschuivingsvergoeding wordt toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:4:1 van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling.

Artikel 21 Overwerkvergoeding

Aan de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt tot en met schaal 10, wordt ingeval van overwerk een overwerkvergoeding toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:2 en artikel 3:2:1 van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling.

Voor de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt vanaf schaal 11, behoort het toekennen van een overwerkvergoeding, onder voorwaarden, tot de mogelijkheden. Voorwaarde voor toekenning is een schriftelijke dienstopdracht van de leidinggevende waarin de aard en omvang (uren) van de additionele werkzaamheden is gespecificeerd en de looptijd van de werkzaamheden is bepaald.

Artikel 22 Toelage onregelmatige dienst

  • 1.

    Aan de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt tot en met schaal 10 en voor wie de werktijden zijn vastgesteld conform artikel 3:3 van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling wordt een toelage toegekend op grond van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling.

  • 2.

    De toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel:

    • a.

      20 % voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 8.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur;

    • b.

      40 % voor de uren op zaterdag tussen 6.00 uur en 22.00 uur;

    • c.

      40 % voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 0.00 en 6.00 uur en tussen 22.00 uur en 24.00 uur.

    • d.

      65 % voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, derde lid, van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling, met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het salaris horende bij de schaal van de betreffende ambtenaar.

  • 3.

    Voor de in het vorige lid onder a genoemde ochtend- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen voor 7.00 uur, respectievelijk is beëindigd na 19.00 uur.

  • 4.

    In bijzondere gevallen kan een regeling worden getroffen die het bepaalde in de vorige leden aanvult of daarvan afwijkt.

Artikel 23 Toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst

  • 1.

    Volgens artikel 3:3:1 van de CAR/UWO stellen burgemeester en wethouders voor de ambtenaar aan wie de verplichting, bedoeld in artikel 15:1:10, tweede lid, onder c, is opgelegd, regelen ter vergoeding daarvan. Geen vergoeding wordt toegekend, indien uitdrukkelijk is bepaald, dat bij de vaststelling van de bezoldiging met vorenbedoelde verplichting is rekening gehouden.

  • 2.

    Aan de ambtenaar voor wie een salaris geldt tot en met schaal 10 en die buiten de werktijdenregeling als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling ingevolge een schriftelijke aanwijzing van Burgemeester en Wethouders zich regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar moet houden teneinde bij oproep arbeid te gaan verrichten, wordt een toelage toegekend.

  • 3.

    De toelage bedraagt een vast bedrag, geïndexeerd in geval van algemene salarismaatregelen.

  • 4.

    In bijzondere gevallen kan een regeling worden getroffen die het bepaalde in dit artikel aanvult of daarvan afwijkt.

Artikel 24 Inconveniëntentoelage

  • 1.

    Aan de ambtenaar aan wie het verrichten van zware onaangename of gevaarlijke arbeid wordt opgedragen, wordt naar evenredigheid van het aantal uren gedurende welke per kalenderjaar die arbeid is verricht, een toelage toegekend.

  • 2.

    Burgemeester en Wethouders kunnen nader bepalen welke arbeidsomstandigheden als zwaar, onaangenaam of gevaarlijk aangemerkt moeten worden en in welke mate.

  • 3.

    Aan de ambtenaar wordt geen inconveniëntentoelage toegekend indien de verrichting van zware onaangename of gevaarlijke arbeid onderdeel uit maakt van de functie(beschrijving) en daarmee in de functiewaardering is opgenomen.

  • 4.

    De in het eerste lid genoemde toelage bedraagt een vast bedrag, geïndexeerd in geval van algemene salarismaatregelen.

Artikel 25 Ambtsjubileumgratificatie (overheidsdienst)

De ambtenaar heeft recht op een ambtsjubileumgratificatie als bedoeld in artikel 3:5 en 3:5:1 van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling (CAR/UWO).

Artikel 26 Eindejaarsuitkering

De ambtenaar heeft recht op een eindejaarsuitkering als bedoeld in artikel 3:6 van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling (CAR/UWO).

Artikel 27 Afbouwtoelage

  • 1.

    Aan de ambtenaar wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in artikelen 22, 23 en 24 een blijvende verlaging ondergaat, wordt door Burgemeester en Wethouders een aflopende toelage toegekend voor medewerkers met een bezoldiging in schaal 6 en lager van 100% voor de eerste 12 maanden, 75% voor de tweede 12 maanden, 50% voor de derde 12 maanden en 25% voor de vierde 12 maanden, en na 4 jaar 0%, en voor de medewerkers met een bezoldiging in schaal 7 en hoger van 100% voor de eerste 6 maanden, 75% voor de tweede 6 maanden, 50% voor de derde 6 maanden, 25% voor de vierde 6 maanden en na 2 jaar 0%, indien:

    • a.

      die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de som van het salaris en de toelage, als bedoeld in artikel 15, en

    • b.

      de ambtenaar de toelage –als bedoeld in artikelen 22, 23 en 24- direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt aan de ambtenaar van 60 jaar of ouder wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage –als bedoeld in de artikelen 22, 23 en 24- een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend, indien de ambtenaar de toelage – als bedoeld in artikelen 22, 23 en 24- direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 3.

    De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt en hij onmiddellijk voor de aanvang van die toelage gedurende tenminste 10 jaren zinder wezenlijke onderbreking een toelage –als bedoeld in artikelen 22, 23 en 24- heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden.

  • 5.

    Burgemeester en Wethouders stellen voor de uitvoering van dit artikel nadere regels vast.

Artikel 28

Bij het beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in artikelen 19, 20 en 21 wordt geen afbouwregeling toegepast.

V Overige bepalingen

Artikel 29 Onvoorziene gevallen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent het in deze verordening bepaalde en treffen een bijzondere regeling voor gevallen waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voorziet.

Artikel 30 Slotbepalingen

Deze verordening treedt (met terugwerkende kracht) in werking met ingang van 1 januari 2002 en kan worden aangehaald als de “Bezoldigingsverordening gemeente Wijdemeren”.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Wijdemeren op 28 februari 2002.

Toelichting bezoldigingsverordening

Aanhef

Er wordt van uit gegaan dat de gemeenteraad zijn bevoegdheid tot vaststelling van verordeningen voortvloeiend uit de CAR (en de UWO) heeft gedelegeerd aan het College van Burgemeester en Wethouders.

Verwezen wordt naar artikel 3:1 van ‘de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Wijdemeren’. Hier wordt de CAR en de UWO mee bedoeld, die voor de gemeente Wijdemeren van toepassing wordt verklaard. In de bezoldigingsverordening wordt bij de gebruikte benaming ‘gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling’ verwezen naar de CAR en de UWO.

I Begripsbepalingen

Artikel 1

Bij het begrip bezoldiging (onderdeel f) wordt eenvoudigheidshalve verwezen naar artikel 3:1 van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling. Hierin wordt bezoldiging gedefinieerd als: het salaris, vermeerderd met het bedrag van de aan de ambtenaar toegekend emolumenten en toelagen - niet zijnde onkostenvergoedingen - als omschreven in het eerste lid van de bedoelde regeling (dus als omschreven in de bezoldigingsverordening), alsmede het bedrag van de functioneringstoelage en waarnemingstoelage.

II Salaris

Artikel 5

Er is bewust voor gekozen om te verwijzen naar de bijlage van de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling en niet naar bijlagen toegevoegd aan de bezoldigingsverordening. Het voordeel is dat als de bijlage wijzigt, dit automatisch wordt meegenomen voor de bezoldigingsverordening.

Artikel 6

In het eerste lid wordt voor wat betreft de toepassing van de bijlage eenvoudigheidshalve verwezen naar artikel 3:1, derde tot en met vijfde lid van de arbeidsvoorwaardenregeling.

Artikel 7

In de nieuwe organisatie zal de systematiek van aanloop-, functie- en uitloopschaal worden gehanteerd, waarbij uitsluitend het criterium van functioneren als maatstaf voor bevordering geldt. De criteria leeftijd en diensttijd zijn niet meer van toepassing.

Voor bevordering naar de reguliere uitloopschaal is gekozen voor de terminologie ‘boven normaal/goed functioneren’. Bevordering naar de ‘reguliere uitloopschaal’ kan plaatsvinden als de medewerker het maximum van zijn geldende functieschaal heeft bereikt. Aan de bevordering ligt altijd de beoordeling ‘boven normaal/goed functioneren’ ten grondslag. Het toekennen van een tijdelijke persoonlijke toelage (maximaal 1 jaar) of een persoonlijke toelage voor het bereiken van het maximum in de schaal behoort eveneens tot de mogelijkheden.

Voor bevordering naar de prestatieschaal is gekozen voor de terminologie ‘op een buitengewone goede en ervaren wijze’. Bevordering naar de prestatieschaal op basis van lid 5 (beoordeling) is ook mogelijk als het maximum van de geldende functieschaal nog niet is bereikt. Mede gelet op het andere karakter van dit instrument wordt de benaming uitloopschaal vervangen door prestatieschaal.

Een ambtenaar kan bij indiensttreding bij uitzondering worden benoemd in een uitloopschaal.

Artikel 8 tot en met 10

In artikel 8 tot en met 10 worden respectievelijk geregeld: periodieke verhoging, extra periodieke verhoging en het onthouden van een periodieke verhoging. Aan elk van deze maatregelen dient een beoordeling ten grondslag te liggen, waarbij een uitzondering wordt gemaakt voor 2002. Voor de medewerkers die het maximum van de salarisschaal nog niet hebben bereikt, zal voor het jaar 2002 de (automatische) periodieke verhoging plaatsvinden op 1 januari 2002.

In deze artikelen is gekozen voor de terminologie ‘ voldoende functioneren’ (artikel 8), ‘zeer goede of uitstekende vervulling van de betrekking’ (artikel 9) en ‘onvoldoende functioneren’ (artikel 10). Deze functioneringscriteria worden in een beoordelings- en functioneringsregeling uitgewerkt. Van belang is op een duidelijke wijze een rangorde aan te brengen in de wijze van functioneren

In de bepalingen is in het midden gelaten of en aan wie de beslissingsbevoegdheid voor het toekennen van een (extra) periodieke verhoging, dan wel het onthouden ervan, is gemandateerd. Sinds de 3e tranche van de Algemene wet bestuursrecht is delegatie van een dergelijke beslissingsbevoegdheid aan hoofden van dienst niet meer mogelijk. Mandaat – het in naam van Burgemeester en Wethouders beslissen - kan wel, maar dient wel schriftelijk te worden vastgelegd. Als er niets wordt vastgelegd, ligt de beslissingsbevoegdheid bij Burgemeester en Wethouders.

Artikel 11

In dit artikel wordt de bevorderingssystematiek geregeld.

Het eerste lid geeft de aanvullende regels voor de nieuwe salarisstructuur weer. Binnen de nieuwe salarisstructuur wordt de ambtenaar – bij overgang naar een hogere schaal - ingeschaald op het naasthogere bedrag in de nieuwe schaal. Echter, in het geval dat het verschil tussen dit naasthogere bedrag en het oude salaris minder bedraagt dan 75% van het salarisverschil tussen het bedrag dat de ambtenaar aan salaris zou hebben ontvangen indien hij niet zou zijn overgegaan naar de nieuwe schaal, maar in zijn oude schaal een periodieke verhoging zou hebben gekregen, en het bedrag van zijn oude salaris, wordt de ambtenaar in de nieuwe schaal ingeschaald op het bedrag dat direct volgt op het naasthogere bedrag. Bij de bevordering naar de uitloopschaal wordt het nieuwe salaris vastgesteld op het naasthogere bedrag in de uitloopschaal.

III Instrumenten van flexibele beloning

Artikel 12 tot en met 15

In deze artikelen worden de volgende instrumenten van flexibele beloning geregeld: gratificatie, groepsgratificatie, tijdelijke persoonlijke toelage en persoonlijke toelage na het bereiken van het maximum in de schaal. Al deze instrumenten hebben als kenmerk dat hiermee op flexibele wijze kan worden gedifferentieerd in beloning. De flexibiliteit zit in het tijdelijke karakter van deze instrumenten. Dit in tegenstelling tot het toekennen van (extra) periodieken, dat een structureel karakter heeft.

Hoe flexibel deze instrumenten worden toegepast, hangt uiteraard af van het lokale beleid ten aanzien van flexibele beloning. Dit lokale beleid zal de komende tijd moeten worden ontwikkeld. Ook zijn andere, minder flexibele beloningsinstrumenten denkbaar, zoals vaste toelagen. Een nadeel van vaste toelagen is – naast de kosten die dit structureel met zich meebrengt - dat de prikkel die van de toelage uit zou moeten gaan vermindert, zo niet verdwijnt.

Van de genoemde instrumenten van flexibele beloning hebben de gratificatie en de groepsgratificatie het meest een incidenteel karakter. Meestal worden deze instrumenten meteen na de prestatie toegepast.

De genoemde instrumenten zullen op basis van artikel 17 nader worden ingevuld en uitgewerkt in een regeling flexibele beloning.

In de artikelen is gekozen voor een bepaalde terminologie. Zo wordt in artikel 15 gesproken over ‘boven normaal/goed functioneren’. Deze functioneringscriteria kunnen in een nadere regeling op basis van artikel 17 nog worden uitgewerkt.

De toepassing van het beloningsinstrument persoonlijke toelage na bereiken maximum schaal (artikel 15) dient gebaseerd te zijn op een beoordeling. Gelet op het afwijkende karakter van de instrumenten gratificatie, groepsgratificatie en tijdelijke persoonlijke toelage geldt dit niet voor die instrumenten.

In de bepalingen is in het midden gelaten of en aan wie de beslissingsbevoegdheid voor het toekennen van een (extra) periodieke verhoging, dan wel het onthouden ervan, is gemandateerd. Sinds de 3e tranche van de Algemene wet bestuursrecht is delegatie van een dergelijke beslissingsbevoegdheid aan hoofden van dienst niet meer mogelijk. Mandaat –het in naam van Burgemeester en Wethouders beslissen- kan wel, maar dient wel schriftelijk te worden vastgelegd. Als er niets wordt vastgelegd, ligt de beslissingsbevoegdheid bij Burgemeester en Wethouders.

Artikel 16

Dit artikel biedt de mogelijkheid een voor bepaalde (groepen) medewerkers een arbeidsmarkttoelage toe te kennen. In een nadere regeling (flexibele beloning) zal één en ander nader dienen te worden uitgewerkt.

Artikel 17

Dit artikel biedt de mogelijkheid om nadere regels te stellen voor de toepassing en de hoogte (bedragen of percentages) van de beloningsinstrumenten. Het betreft hier de uitwerking in een regeling flexibele beloning.

Artikel 18

Dit artikel regelt dat bij beëindiging van (een van) de instrumenten van flexibele beloning geen afbouwregeling wordt toegepast. De gedachte hierachter is dat als de ambtenaar niet meer goed functioneert, de extra beloning zonder meer komt te vervallen.

IV Overige toeslagen en vergoedingen

Artikel 19 tot en met 24

In deze artikelen worden respectievelijk geregeld: waarnemingstoelage, verschuivingsvergoeding, overwerkvergoeding, toelage onregelmatige dienst, toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst en inconveniëntentoelage. Deze toelagen/vergoedingen hebben -met uitzondering van de inconveniëntentoelage- een grondslag in de CAR en/of de UWO.

Voor artikel 19 (waarnemingstoelage), artikel 20 (verschuivingsvergoeding) en artikel 21 (overwerkvergoeding) zijn de percentages reeds genoemd in de CAR/UWO. Een overwerkvergoeding wordt alleen toegekend indien het overwerk plaatsvindt na akkoord van de leidinggevende. Voor de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt vanaf schaal 11 behoort het toekennen van een overwerkvergoeding, onder voorwaarden, tot de mogelijkheden. Voorwaarde voor toekenning is een schriftelijke dienstopdracht van de leidinggevende waarin de aard en omvang (uren) van de additionele werkzaamheden is gespecificeerd en de looptijd van de werkzaamheden is bepaald.

Voor artikel 22 (toelage onregelmatige dienst) zijn de percentages reeds nader ingevuld. Voor artikel 23 (toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst) en artikel 24 (inconveniëntentoelage) is bepaald dat de toelage wordt uitgekeerd in een vast bedrag.

In het laatste lid van artikel 22 en 23 wordt de basis gelegd voor het treffen van aanvullende of afwijkende regelingen.

In de tekst van artikel 23 wordt de zinsnede ‘regelmatig of vrij regelmatig’ opgenomen. Deze vage begrippen kunnen in een nadere regeling worden ingevuld. In ieder geval moet er sprake zijn van een herhaling.

In diverse vergoedingsregelingen die zijn gebaseerd op artikel 23 wordt gesproken over een vergoeding voor piket/consignatie en een vergoeding voor waakdienst. De definitie die wordt gegeven, zowel in de regeling als de werking in de praktijk, geeft aan dat er voor de piket sprake is van het 'beschikbaar zijn voor oproep en binnen x-tijd aanwezig zijn op de plek van bestemming' en voor waakdienst een soort 'verkenning om te bepalen of er daadwerkelijk medewerkers opgeroepen moeten worden' (de waakdienst is extra). Bepalende factor voor het vaststellen van de hoogte van de vergoeding is veel meer de 'redelijkheid', waarbij je o.a. kijkt naar de frequentie van de oproepen (hoe waarschijnlijk is het dat je tijdens de piketdienst ook daadwerkelijk wordt opgepiept). Hier loopt de frequentie voor bijvoorbeeld de vrijwillige brandweer, gladheidbestrijding, storingdienst en de rampenstafdienst nogal uiteen. Het is dan verdedigbaar dat de vergoedingen hiervoor eveneens uiteenlopen.

Artikel 27

In dit artikel wordt de afbouwtoelage voor het wegvallen of verminderen van de toelage onregelmatige dienst, de toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst en de inconveniëntentoelage geregeld.

Er is juist voor gekozen om bij deze toelagen een afbouwtoelage toe te kennen, omdat deze toelagen sterk zijn gerelateerd aan de uitoefening van bepaalde functies en het wegvallen of verminderen de betreffende ambtenaar (ervan uitgaande dat het buiten zijn toedoen gebeurt) onevenredig veel schade berokkent. Er is gekozen voor een aflopende afbouwtoelage in plaats van een garantieregeling, om ervoor te zorgen dat er geen sprake is van een eindeloze compensatie.