Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Amsterdam

Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Amsterdam
Officiële naam regelingVerordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan
CiteertitelVerordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpCultuur, sport en recreatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-12-201502-02-2017nieuwe regeling

25-11-2015

Gemeenteblad 2015, 119805

Gemeenteblad 2015, afd. 1, nr. 1269

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • In deze subsidieverordening  wordt verstaan onder:

  • a. A-Bis: Amsterdamse Basis Infrastructuur bestaande uit  daartoe in de Hoofdlijnen aangewezen kunstinstellingen;

  • b. AFK: Amsterdams Fonds voor de Kunst;

  • c. AKr: de Amsterdamse Kunstraad;

  • d. ASA 2013: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • e. college: college van burgemeester en wethouders van Amsterdam;

  • f. contouren: de vooruitblik op een komende  kunstenplanperiode met een beschrijving op hoofdlijnen van de beleidsdoelstellingen welke de basis vormt voor gesprekken met de kunstsector;

  • g. culturele infrastructuur: het samenhangend geheel van door de gemeente Amsterdam en het AFK gesubsidieerde instellingen die samen het culturele leven van Amsterdam bepalen;

  • h. gemeenteraad: gemeenteraad van Amsterdam;

  • i. Hoofdlijnen: de door de gemeenteraad vastgestelde nota, waarin het inhoudelijke beleid ten aanzien van de kunst en cultuur, de cultuurpolitieke doelen en het financiële kader voor een periode van vier jaar is uitgezet;

  • j. Inrichtingseisen: de door de gemeenteraad vastgestelde eisen behorende bij de Hoofdlijnen  over de wijze waarop en welke informatie door  een kunstinstelling  dient te worden versterkt bij de aanvraag;

  • k. Kunstenplan: de door de gemeenteraad ter uitwerking van de Hoofdlijnen vastgestelde nota over het gemeentelijk beleid en een overzicht van de door het college te subsidiëren A-Bis en door het AFK te subsidiëren overige instellingen;

  • l. kunstinstelling: professionele instelling met rechtspersoonlijkheid gevestigd in Amsterdam die binnen de gemeente Amsterdam  activiteiten  uitvoert op het gebied van kunst en cultuur;

  • m. kunstenplanperiode: vierjaarlijkse periode waarbinnen subsidie kan worden  verstrekt aan kunstinstellingen door  het college  en het AFK;                 

  • n. kunstschouw: een bijzondere adviseur van het college en de gemeenteraad;

  • o. Verkenning: het door de AKr  halverwege de kunstenplanperiode  geschetst  beeld van het culturele landschap, aanwezige functies en hun spreiding binnen de stad, een overzicht van de sterkten en zwakten binnen de cultuursector, de relatie met andere portefeuilles en stadsdelen.

Hoofdstuk 2 Totstandkoming van het Kunstenplan en de rolverdeling tussen de hierbij betrokken instellingen

Artikel 2  Verkenning, Contouren, Hoofdlijnen en het Kunstenplan

  • a. Op grond van de Verordening op de Amsterdamse Kunstraad  stelt de  AKr halverwege de kunstenplanperiode de Verkenning op.

  • b. Het college heeft, volgend op de Verkenning, tot taak om de Contouren op te stellen.

  • c. Het college stelt uiterlijk  twee maanden voorafgaand aan  de termijn  waarin de vierjarige Kunstenplansubsidies  kunnen worden aangevraagd met inachtneming van de Verkenning en de Contouren,  de Hoofdlijnen op en legt deze ter vaststelling voor aan de gemeenteraad.

  • d. De Hoofdlijnen  bevatten  in ieder geval:

    • a.

      de beleidsdoelstellingen binnen de culturele infrastructuur ter realisatie waarvan activiteiten voor subsidie in aanmerking komen;

    • b.

      de aanwijzing van de kunstinstellingen die  gepositioneerd zijn in  de A-BIS ;

    • c.

      de criteria en de uitwerking daarvan die bij de beoordeling van de subsidieaanvragen gehanteerd worden;

    • d.

      het financieel kader waarbinnen de subsidieverstrekking geschiedt en

    • e.

      de subsidieregelingen en - reglementen op basis waarvan subsidies in het kader van het Kunstenplan worden verstrekt.

  • e. Uiterlijk drie maanden voorafgaande aan het eerste jaar van de Kunstenplanperiode stelt het college het Kunstenplan op en  legt dit voor zover het gemeentelijk beleid betreft ter instemming  voor aan de gemeenteraad. Bij het  Kunstenplan wordt ter kennisname  een overzicht gevoegd van de subsidies die het college op grond van deze verordening aan de A-Bis verstrekt en die het AFK op  grond van de Hoofdlijnen en de daarbij behorende regelingen verstrekt.

  • f. Het college kan de termijn   als bedoeld  in het  derde en vijfde lid , met ten hoogste een maand verlengen.

Artikel 3 De  AKr

  • a. De AKr is een adviescommissie ingesteld op grond van artikel 84 van de Gemeentewet, die  het college en de gemeenteraad adviseert op verzoek of uit eigen beweging, over het te voeren beleid op het gebied van kunst en cultuur en over wet- en regelgeving.

  • b. de Verordening op de Amsterdamse Kunstraad 2016  is op de taken , de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de AKr  van toepassing.

Artikel 4 Het AFK 

  • 1. Het AFK verstrekt binnen het kader van de Hoofdlijnen

    • a.

      periodieke subsidies aan Kunstinstellingen die niet behoren tot de A-BIS.

    • b.

      projectsubsidies aan Kunstinstellingen in aanvulling op een reeds door het AFK verleende vierjarige periodieke subsidie;

  • 2. Het AFK stelt in het kader van lid 1  regelingen  vast, die het AFK ter goedkeuring voorlegt  aan het college; deze regelingen  maken onderdeel uit van de Hoofdlijnen. 

  • 3. In het Kunstenplan wordt tevens een overzicht opgenomen van de door het  AFK gehonoreerde en afgewezen subsidieaanvragen.

Artikel 5 Kunstschouwen

  • 1. Op voordracht van het college bepaalt de gemeenteraad per kunstenplanperiode of er kunstschouwen worden aangesteld, wie de kunstschouwen zijn en gedurende welke periode zij werkzaam zijn.

  • 2. De kunstschouwen hebben tot taak om een visie te ontwikkelen over kunst en cultuur in Amsterdam en om nieuwe ontwikkelingen aan te jagen en het college en de gemeenteraad daarover te adviseren.

  • 3. Het college stelt nadere regels vast over de taak en het functioneren van de kunstschouwen.

Hoofdstuk 3 Periodieke subsidiëring van kunstinstellingen die behoren tot de A-BIS

Paragraaf 3.1  Inleidende bepalingen

Artikel 6 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze verordening uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 7 Doel subsidieverordening

Deze verordening is uitsluitend van toepassing op de vierjarige periodieke subsidies voor activiteiten op het gebied van kunst en cultuur voor zover deze worden uitgevoerd door  kunstinstellingen die behoren tot de A-BIS en passen binnen de beleidsdoelstellingen van de hoofdlijnen.

Artikel 8  Subsidiabele activiteiten

Het college verleent  een vierjarige periodieke subsidie aan een  kunstinstelling  die onderdeel uitmaakt  van  de A-BIS voor activiteiten die passen binnen de beleidsdoelstellingen van de Hoofdlijnen.

Artikel  9   Beoordelingscriteria
  • 1. De aanvragen van  A-BIS kunstinstellingen  worden beoordeeld aan de hand van de volgende vier  criteria:

    • a.

      artistiek-inhoudelijke kwaliteit;

    • b.

      zakelijke kwaliteit;

    • c.

      publieksbereik;

    • d.

      belang voor de stad;

  • 2. In de Hoofdlijnen  zijn de criteria genoemd in het eerste en tweede  lid en de wijze waarop deze dienen  te worden toegepast, nader  uitgewerkt.

Paragraaf 3.2  Subsidieaanvraag

Artikel 10 Aanvragers

Subsidie in het kader van deze verordening  kan uitsluitend worden aangevraagd door een  kunstinstelling die in de Hoofdlijnennota  op naam is aangewezen als  behorende tot  de A-BIS.

Artikel 11 Aanvraag
  • a. In afwijking van  artikel 6  van de ASA 2013  geldt  een  aanvraagtermijn die loopt van 1 december tot  en met 1  februari  van het jaar voorafgaand aan de nieuwe Kunstenplanperiode, waarbij  de aanvraag om  uiterlijk 17.00 uur in het bezit moet zijn van de gemeente. 

  • b. Een aanvraag bevat in ieder geval de informatie als opgenomen in de Inrichtingseisen en dient te geschieden op de wijze als voorgeschreven in de Inrichtingseisen en de daarin opgenomen formulieren of formats.

  • c. Het college toetst of een aanvraag voldoet aan de inrichtingseisen en of de aanvraag alle voorgeschreven informatie bevat.

  • d. Indien een aanvraag niet volledig is, geeft het college  de aanvrager een redelijke  termijn om de aanvraag aan te vullen.

Artikel 12   Advies AKr
  • a. De AKr  beoordeelt de aanvragen aan de hand van de  criteria genoemd in artikel 9  en   adviseert het college over de mate waarin een instelling voldoet aan de criteria en over de hoogte van de subsidieverlening.

  • b. Het college  verstrekt de AKr  in verband met zijn  adviestaak informatie betreffende de zakelijke kwaliteit van een aanvrager  in de vorm van exploitatieresultaten, vermogenspositie, liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit  aan de hand  van door de aanvrager overgelegde  jaarrekeningen en meerjarenbegrotingen. 

  • c. Mocht de  aanvraag naar de mening van de AKr  inhoudelijk niet aan een of meerdere van de gestelde eisen voldoen, dan wordt de aanvrager door de AKr een redelijke termijn gegund om de aanvraag aan te passen.

Artikel 13   Besluitvorming
  • 1. In afwijking van artikel 8 van de ASA 2013 beslist het college op een aanvraag om een vierjarige periodieke subsidie uiterlijk drie maanden voorafgaande aan het eerste jaar van de Kunstenplanperiode.

  • 2. Een besluit van het college inzake een verlening van een vierjarige periodieke subsidie vindt uitsluitend plaats onder de voorwaarde dat de gemeenteraad voldoende gelden hiervoor beschikbaar stelt op de begroting.

  • 3. De subsidieverlening maakt onderdeel uit van het Kunstenplan zoals genoemd in artikel 2, vijfde lid van deze verordening.

  • 4. Het college kan de termijn voor het nemen van een besluit met ten hoogste een maand verlengen.

Paragraaf 3.3  Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 14 Aanvullende verplichtingen
  • 1. Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

    • a.

      de subsidieontvanger neemt actief deel aan de culturele infrastructuur van Amsterdam door bijvoorbeeld toe te zien op (delen van) culturele ketens (ketenverantwoordelijkheid);

    • b.

      de subsidieontvanger gaat aantoonbaar structurele coalities en samenwerkingsverbanden aan met andere kunst- en cultuurinstellingen;

    • c.

      de subsidieontvanger is actief op het gebied van cultuureducatie, cultuurparticipatie en talentontwikkeling voor zover dit past bij de aard en activiteiten van de instelling;

    • d.

      de subsidieontvanger bereikt zoveel mogelijk nieuwe publieksgroepen (met name jong en divers);

    • e.

      De subsidieontvanger geeft uitvoering aan de Code Cultural Governance, de Code Culturele Diversiteit en indien de subsidieontvanger een museum betreft, staat de subsidieontvanger ingeschreven in het Museumregister en geeft uitvoering aan de Ethische Code voor Musea (ICOM) ;

    • f.

      de subsidieontvanger draagt ervoor zorg dat het gebruik van bont in kleding of de verkoop van bont geen deel is van de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt, uitgezonderdbont dat vanuit kunsthistorisch perspectief wordt tentoongesteld of bont dat verwerkt is in materiaal dat hergebruikt wordt waaronder begrepen bestaande decorstukken;

    • g.

      het college kan de aanvrager bij de subsidieverlening verplichten een egalisatiereserve te vormen indien de aard van de te subsidiëren activiteiten en de daarmee samenhangende doelstellingen met betrekking tot de overige inkomsten van de aanvrager daar aanleiding toe geven.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde verplichtingen nader uitwerken in het besluit waarmee de subsidie wordt verleend, dan wel deze verplichtingen gedeeltelijk van toepassing verklaren.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 15  Inwerkingtreding

  • a. Deze verordening treedt in werking met ingang van de derde dag na die van publicatie in afdeling 3A van het Gemeenteblad.

  • b. De eerste kunstenplanperiode waarop deze verordening van toepassing is, vangt aan op 1 januari 2017.

  • c. De Bijzondere subsidieverordening  periodieke subsidiëring in het kader van de Hoofdlijnen en het Kunstenplan is van toepassing op subsidies verleend in het kader van het Kunstenplan 2013 - 2016 en blijft van kracht tot en met 31 december 2016 of zo veel langer als nodig is  om  de verleende subsidies vast te stellen. De hiervoor bedoelde verordening vervalt met ingang van de achtste dag na die waarop de laatste subsidie is vastgesteld.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Amsterdamse  culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan

Toelichting

Toelichting bij de Verordening Amsterdamse  culturele infrastructuur,  Hoofdlijnen en Kunstenplan

Omdat de verordening voor een deel criteria bevat die niet wijzigen ten opzichte van de Bijzondere subsidieverordening periodieke subsidiëring in het kader van de Hoofdlijnen en het Kunstenplan, wordt alleen in de toelichting ingegaan op de belangrijke wijziging in de systematiek.

Algemeen

De Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan is de opvolger van de Bijzondere subsidieverordening  periodieke subsidiëring in het kader van de Hoofdlijnen en het Kunstenplan. In de nieuwe verordening wordt, anders dan bij haar voorganger in het algemeen ingegaan op  de  wijze van totstandkoming van het Kunstenplan  en de rolverdeling tussen  de verschillende  hierbij betrokken instellingen.

Hiervoor is gekozen  om aan te sluiten  op de stelselwijziging binnen de Kunstenplansystematiek. Het  college verleent de vierjarige periodieke subsidies aan de kunstinstellingen die in de Hoofdlijnen zijn aangewezen als A-BIS op grond van de in hoofdstuk 3 opgenomen subsidieregeling.  De kunstinstellingen die behoren tot de zogenoemde dynamische vrije ruimte kunnen subsidie aanvragen bij het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK).

Hoofdstuk 3  is opgesteld aan de hand van het model dat de gemeente hanteert  voor het opstellen van nieuwe subsidieverordeningen.  De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze verordening uitdrukkelijk wordt afgewezen.

De Hoofdlijnen 2017-2020 geven het beleidskader voor de komende Kunstenplanperiode, waarin tevens omschreven wordt op welke wijze een kunstinstelling voor subsidie in aanmerking kan komen . Daarbij  worden in de Hoofdlijnen de beoordelingscriteria, zoals genoemd in artikel 9 van deze verordening  nader uitgewerkt en wordt aangeven op welke wijze deze dienen te worden toegepast.  De toelichting op deze verordening is dan ook grotendeels te vinden in de Hoofdlijnen.

Artikel 4 Het AFK

AFK besluit binnen de door de raad en het college gestelde kaders zelfstandig over periodieke en projectsubsidies aan kunstinstellingen die  niet behoren tot de A-BIS. AFK is tevens bevoegd tot het in eigen naam afhandelen van bezwaarschriften naar aanleiding van door het AFK afgegeven subsidiebesluiten. Deze bevoegdheden kwamen onder het regime van de oude Bijzondere subsidieverordening  periodieke subsidiëring toe aan het college.

Met  de vaststelling van de Contourennota is aan het AFK de opdracht gegeven om de subsidietoekenning aan instellingen in de vrije ruimte te verzorgen. Hiermee is  vorm gegeven aan de wens vanuit het coalitieakkoord om de subsidieverlening flexibeler te maken en minder door de politiek te laten leiden.

De gemeenteraad acht het van belang dat AFK alleen subsidies toekent binnen het inhoudelijke en financiële kaders van  de Hoofdlijnen en vindt het voorts van belang dat aanvragers en derden dezelfde rechtsbeschermingsmogelijkheden behouden als voorheen. Om dat te realiseren moet het AFK als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b van de Algemene wet bestuursrecht functioneren. Het AFK kan - functionerend als bestuursorgaan  - subsidies verstrekken in de zin van de subsidietitel van de Awb, met alle rechtsbeschermingsmogelijkheden voor aanvragers en derde belanghebbenden van dien.

Om het AFK als privaatrechtelijke rechtspersoon  als bestuursorgaan te laten functioneren, is contractueel vastgelegd waaraan AFK gebonden is, stelt het AFK regelingen op  binnen de door de gemeente vastgestelde kaders  en legt het AFK deze regelingen aan het college vooraf ter goedkeuring  voor.

De gemeente baseert zich hiermee op de lijn die de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft uitgezet in zijn uitspraak van 17-09-2014, zaaknr. 201307828/1/A2 ECLI:NL:RVS:2014:3394. Hierin heeft de Raad van State bepaald dat privaatrechtelijke rechtspersonen die  geldelijke uitkeringen voorzieningen aan derden verstrekken (zoals AFK), aangemerkt kunnen worden als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, ook als geen openbaar gezag bij wettelijk voorschrift wordt toegekend.

Hierbij dient te worden voldaan aan twee cumulatieve eisen:

1. de inhoudelijke criteria voor het verstrekken van geldelijke uitkeringen of voorzieningen worden in beslissende mate bepaald door een bestuursorgaan van de gemeente (gemeenteraad - Hoofdlijnennota en college - regelingen).

2. de verstrekking van deze uitkeringen of voorzieningen worden in overwegende mate, dat wil zeggen in beginsel voor twee derden of meer, gefinancierd door een of meerdere bestuursorganen.

Aan beide eisen wordt in het geval van het AFK voldaan.  Met betrekking tot de eerste eis geldt dat de regelingen die AFK opstelt voor de verstrekking van de subsidies ter instemming dienen te worden voorgelegd aan het college en onderdeel uitmaken van de Hoofdlijnen.  Dit is geregeld in het tweede lid van artikel 4 van de verordening. Naast deze bepaling leggen de gemeente en het AFK contractueel vast dat het college een goedkeuringsrecht  heeft met betrekking tot de regelingen. AFK kan niet tot subsidieverlening of -afwijzingen overgaan voordat het college de regelingen expliciet heeft goedgekeurd.  

Aan de tweede eis wordt ook voldaan, aangezien de gemeente de subsidies die het AFK in dit kader verstrekt volledig financiert.

Artikel 7 Doel subsidieverordening

Dit artikel beperkt het toepassingsbereik van deze verordening  tot de vierjarige  periodieke subsidies die worden verstrekt aan  kunstinstellingen die onderdeel uitmaken van de A-BIS. De verordening is in ieder geval  niet van toepassing op subsidies die enerzijds worden verstrekt door het AFK of anderzijds  door het college voor wat betreft het cluster cultuureducatie, de Openbare Bibliotheek Amsterdam en  de lokale media op grond van de Mediawet.