Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vlaardingen

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen houdende een instructie voor de leerplichtambtenaar Instructie voor de leerplichtambtenaar van het Regionale Bureau Leerplicht Maassluis Vlaardingen Schiedam 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVlaardingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen houdende een instructie voor de leerplichtambtenaar Instructie voor de leerplichtambtenaar van het Regionale Bureau Leerplicht Maassluis Vlaardingen Schiedam 2016
CiteertitelInstructie voor de leerplichtambtenaar van het Regionale Bureau Leerplicht Maassluis Vlaardingen Schiedam 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Deze regeling vervangt de Instructie voor de leerplichtambtenaar gemeente Vlaardingen 2011.

Deze regeling is tevens vastgesteld door het college van burgemeester van wethouders van de gemeente Maassluis op 20-12-2016 en de gemeente Schiedam op 3-1-2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

art. 16 lid 4 Leerplichtwet 1969

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-01-2017nieuwe regeling

29-11-2016

Gemeenteblad 2017, 7999

.

Tekst van de regeling

Intitulé

Instructie voor de leerplichtambtenaar van het Regionale Bureau Leerplicht Maassluis Vlaardingen Schiedam 2016

De colleges van burgemeester en wethouders van Vlaardingen, Schiedam en Maassluis,

 

gelet op artikel 16, lid 4 van de Leerplichtwet 1969;

 

overwegende dat het wenselijk is het toezicht op de naleving van de leerplichtwet en de kwalificatieplicht in de instructie vast te leggen alsmede om de bestaande instructie voor de leerplichtambtenaar aan nieuwe regelgeving en inzichten aan te passen;

 

besluit vast te stellen de Instructie voor de leerplichtambtenaar van het Regionale Bureau Leerplicht Maassluis Vlaardingen Schiedam 2016.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze instructie wordt verstaan onder:

  • a.

    absoluut verzuim: het verzuimen om een leerplichtige of kwalificatieplichtige leerling in te schrijven op een school of onderwijsinstelling;

  • b.

    administratief medewerker: de ambtenaar die belast is met de ondersteuning van de leerplichtambtenaar, onder andere door het verrichten van de leerplichtadministratie;

  • c.

    afdelingshoofd: het hoofd van de afdeling waar de leerplichtambtenaar hiërarchisch onder valt;

  • d.

    BOZAT: bovenschools zorg- en adviesteam; multidisciplinair team waarin leerlingen worden besproken die langdurig verzuimen van school en de zogenaamde thuiszitters;

  • e.

    BRP: Basisregistratie Persoonsgegevens;

  • f.

    BOA: buitengewoon opsporingsambtenaar;

  • g.

    college: burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen, Maassluis en Schiedam;

  • h.

    driehoeksoverleg: overleg waaraan de officier van justitie, raad voor de kinderbescherming en de leerplichtambtenaar deelnemen en een opgemaakt proces-verbaal bespreken;

  • i.

    DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs;

  • j.

    gezinsspecialist: lid van het ondersteuningsteam van een school die leerlingen en ouders ondersteunen bij vragen en problemen op het gebied van leren of welzijn en zorg. De gezinsspecialisten werken samen met de wijkteams;

  • k.

    het hoofd: hoofd in de zin van artikel 1 onder d van de wet, dat wil zeggen degene die met de leiding van de school of de onderwijsinstelling is belast;

  • l.

    ketenpartners: personen of organisaties, buiten de eigen organisatie die een bijdrage leveren aan het terugdringen en voorkomen van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten;

  • m.

    leerplichtambtenaar: de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar die op grond van artikel 16 lid 1 van de wet is aangewezen voor het toezicht op de naleving van de wet anders dan door de hoofden en die op grond van artikel 16 lid 2 van de wet de eed of de belofte hebben afgelegd bij de burgemeester;

  • n.

    Loket Onderwijsinspectie: een door de Inspectie van Onderwijs ingesteld loket waar signalen over overtredingen van de wet door het hoofd kunnen worden gemeld;

  • o.

    MBO: Middelbaar Beroepsonderwijs;

  • p.

    ondersteuningsteam: team dat bij elkaar komt om leerlingen te bespreken die extra ondersteuning nodig hebben. Het team bestaat uit de leerkracht, ouders en/of leerling, de intern begeleider van de school in het primair onderwijs (PO) of zorgcoördinator van de school in het voortgezet onderwijs, de onderwijsspecialist van het samenwerkingsverband, de gezinsspecialist, het hoofd van de school (PO) en eventuele andere personen of instanties;

  • q.

    regio: het grondgebied van Maassluis, Vlaardingen en Schiedam;

  • r.

    register vrijstellingen en vervangende leerplicht: register vrijstellingen en vervangende leerplicht als bedoeld in artikel 24k2 van de Wet op het onderwijstoezicht;

  • s.

    relatief verzuim: verzuim van een leerplichtige leerling die ingeschreven staat op een school of onderwijsinstelling;

  • t.

    VMBO: Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs;

  • u.

    wet: de Leerplichtwet 1969;

  • v.

    wijkteams: wijkteam (Vlaardingen), wijkondersteuningsteam (Schiedam) of wijkteam (Maassluis), waar burgers terecht kunnen voor zorg, hulp en ondersteuning;

  • w.

    zorgmelding: melding van zorg om het welzijn van een jongere bij het Jeugdbeschermingsplein of Veilig Thuis.

Artikel 2 Preventie

  • 1.

    De leerplichtambtenaar informeert leerlingen, ouders, scholen en andere relevante instellingen proactief door middel van voorlichting via het internet, in schoolgidsen, brochures en beantwoording van telefonische vragen over de leerplicht.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar neemt deel aan de overleggen van de ondersteuningsteams van basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs indien sprake is van (dreigend) schoolverzuim of (dreigend) schoolverlaten van een leerling.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar zorgt voor afstemming en deelname aan overleggen met relevante ketenpartners, waaronder het onderwijsveld en hulpverleningsinstanties. In de overleggen worden leerlingen besproken met complexe problematiek. Er wordt afgestemd welke acties vereist zijn en wie welke taken op zich neemt. Ontwikkelingen over ondernomen acties worden aan de deelnemers van het overleg teruggekoppeld.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar zorgt er voor dat de voor hem geldende afspraken uit het regionaal convenant betreffende de Verwijsindex Risicojongeren worden nageleefd.

  • 5.

    De leerplichtambtenaar maakt afspraken met de hoofden over het melden van schoolverzuim, te laat komen, schorsing en verwijdering en andere aandachtspunten die betrekking hebben op de leer- en kwalificatieplicht.

  • 6.

    De leerplichtambtenaar houdt regelmatig spreekuren op de scholen voor voortgezet onderwijs, waar met de betrokken leerlingen en eventueel hun ouders wordt gesproken over (dreigend) schoolverzuim en te laat komen en de consequenties daarvan. De leerplichtambtenaar adviseert de school over eventueel te ondernemen acties en doorverwijzing naar de gezinsspecialist.

  • 7.

    De leerplichtambtenaar adviseert leerlingen, ouders en scholen en bemiddelt waar nodig over zaken die betrekking hebben op de leer- en/of kwalificatieplicht.

  • 8.

    De leerplichtambtenaar stimuleert dat VMBO eindexamenkandidaten zich tijdig inschrijven voor een vervolgopleiding.

Artikel 3 Leerplichtadministratie en controle absoluut verzuim

(artikel 19 Leerplichtwet; artikel 3 Leerplichtregeling)

  • 1.

    Er is een leerplichtadministratie, die wordt bijgehouden door de administratief medewerker.

  • 2.

    In de leerplichtadministratie worden de persoonsgegevens opgenomen van alle in de BRP opgenomen personen in de leeftijd van 4 tot en met 22 jaar.

  • 3.

    De mutaties in de BRP met betrekking tot de in het vorige lid bedoelde personen worden zo mogelijk dagelijks in de leerplichtadministraties verwerkt.

  • 4.

    De administratief medewerker verwerkt de mutaties, aangeleverd door DUO, van de verschillende scholen met betrekking tot de in- en afschrijvingen van leerlingen in de leerplichtadministratie.

  • 5.

    Tegenover een bericht van afschrijving van de ene school, staat voor jongeren tot 18 jaar zonder startkwalificatie een bericht van inschrijving van een andere school. Als deze registratie niet sluitend is, volgt in eerste instantie contact met de school die de afschrijving (zonder kennisgeving van bestemming) gemeld heeft. Wanneer deze geen duidelijkheid kan geven wordt schriftelijk contact opgenomen met de ouders van de jongere.

  • 6.

    Via DUO controleert de administratief medewerker maandelijks of alle leerplichtigen en kwalificatieplichtigen overeenkomstig de bepalingen in de wet als leerling op een school of onderwijsinstelling zijn in- of afgeschreven. Met betrekking tot het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en het MBO geldt dat deze controle plaatsvindt bij de start van het schooljaar en daarna maandelijks.

  • 7.

    Wanneer vermoed wordt dat het hoofd niet tijdig of niet op de juiste wijze een leerling in- of afschrijft, handelt de leerplichtambtenaar conform het bepaalde in artikel 23 van deze instructie.

  • 8.

    Bij een vermoeden van absoluut verzuim wordt door de administratief medewerker een brief verstuurd. In de brief is aangegeven dat binnen tien werkdagen gereageerd dient te worden. Als wordt terug gemeld dat er wel sprake is van een schoolinschrijving dan wordt dit door de administratief medewerker gecontroleerd. Wanneer er geen reactie is gekomen en het vermoeden van absoluut verzuim blijft bestaan, dan volgt er een onderzoek door de leerplichtambtenaar conform het bepaalde in artikel 9 van deze instructie.

Artikel 4 Leerlingendossier

(Wet Bescherming Persoonsgegevens; artikel 20 Vrijstellingsbesluit Wbp)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar legt slechts een dossier aan van een jongere indien de leerplichtambtenaar mondelinge, telefonische, e-mail- of schriftelijke contacten heeft met de jongere of derden over:

    • a.

      vervangende leerplicht;

    • b.

      vrijstelling van inschrijving;

    • c.

      vrijstelling van schoolbezoek;

    • d.

      (vermoeden van) absoluut verzuim;

    • e.

      (vermoeden van) relatief verzuim;

    • f.

      (vermoeden van) voortijdig schoolverlaten;

    • g.

      situatie die leidt tot bespreking in een (preventief) georganiseerd overleg, zoals het ondersteuningsteam, overleg met de gezinsspecialist of BOZAT;

    • h.

      gedrag dat leidt tot melding van maatregelen zoals schorsing en verwijdering;

    • i.

      signalen die uiteindelijk kunnen leiden tot een van bovenstaande situaties;

    • j.

      zaken die aan de orde komen op de spreekuren.

  • 2.

    In het leerlingendossier neemt de leerplichtambtenaar in elk geval de volgende gegevens op:

    • a.

      burgerservicenummer;

    • b.

      voornamen en achternamen;

    • c.

      geslacht;

    • d.

      geboortedatum en –plaats;

    • e.

      nationaliteit;

    • f.

      naam, voornamen, voorletters, titulatuur, geslacht, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en soortgelijke gegevens van de ouders, voogden of verzorgers;

    • g.

      school (scholen) van inschrijving, met gevolgde klassen en/of onderwijssoort;

    • h.

      kennisgeving(en) van beroep op vrijstelling van inschrijfplicht;

    • i.

      kennisgeving(en) van (vermoedelijk) schoolverzuim;

    • j.

      aanvragen en behandeling van aanvragen voor vrijstelling van schoolbezoek;

    • k.

      afschrift van correspondentie met betrekking tot de jongere;

    • l.

      verslagen van gesprekken met dan wel over de jongere;

    • m.

      aantekeningen en notities met betrekking tot de jongere;

    • n.

      afschrift van de melding aan de Sociale Verzekeringsbank;

    • o.

      afschrift van het proces-verbaal van de jongere en/of diens ouders;

    • p.

      eventueel behaalde diploma’s;

    • q.

      persoonlijke omstandigheden die voor het halen van een startkwalificatie meegewogen moeten worden;

    • r.

      de melding in de Verwijsindex Risicojongeren.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar verstrekt slechts gegevens uit het leerlingendossier aan derden binnen de grenzen die daaraan worden gesteld door de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en het Vrijstellingsbesluit Wbp, in het bijzonder artikel 20 van het Vrijstellingsbesluit.

Artikel 5 Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor ten hoogste tien dagen

  • 1.

    De leerplichtambtenaar kan aan het hoofd op diens verzoek advies geven over de behandeling en beoordeling van een aanvraag voor verlof voor ten hoogste tien dagen.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar kan aan de hoofden gevraagd of ongevraagd advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot aanvragen voor verlof wegens gewichtige omstandigheden voor ten hoogste tien dagen, met het oog op het bevorderen van de rechtsgelijkheid.

Artikel 6 Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor meer dan tien dagen

(artikel 14, derde lid, tweede volzin Leerplichtwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar bevestigt de ontvangst van een aanvraag voor verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor meer dan tien dagen terstond aan de ouders en vermeldt in de ontvangstbevestiging de termijn waarbinnen de leerplichtambtenaar een besluit zal nemen. Een afschrift van de ontvangstbevestiging aan de ouders wordt aan het hoofd van de betreffende school of instelling gezonden.

  • 2.

    Indien de periode tussen de ontvangst van de aanvraag en de aanvang van de in de aanvraag gevraagde verlofperiode korter is dan de termijn die redelijkerwijs nodig is om tot een besluit op de aanvraag te komen, deelt de leerplichtambtenaar dit bij de ontvangstbevestiging aan de ouders mee en wijst hen op de mogelijkheid dat de ouders de wet overtreden indien de aanvraag niet of niet geheel wordt gehonoreerd.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar geeft de ouders een termijn van ten minste een week en ten hoogste drie weken om een onvolledig ingediende aanvraag aan te vullen. De leerplichtambtenaar gebruikt hiervoor een herstelformulier.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar hoort het hoofd over de aanvraag en legt het oordeel van het hoofd over de aanvraag schriftelijk vast.

  • 5.

    De leerplichtambtenaar stelt de ouders in de gelegenheid een zienswijze kenbaar te maken indien de voorgenomen beslissing geheel of gedeeltelijk afwijkt van de aanvraag.

  • 6.

    De leerplichtambtenaar zorgt er voor dat de zienswijze schriftelijk wordt vastgelegd.

  • 7.

    De leerplichtambtenaar betrekt het oordeel van het hoofd en de zienswijze van de ouders bij de beslissing op de aanvraag.

  • 8.

    Bij de beoordeling van een aanvraag controleert de leerplichtambtenaar of er sprake is van omstandigheden die buiten de wil of invloedsfeer van de ouder(s) of de leerling zijn gelegen, zoals familieomstandigheden, medische- of sociale redenen.

  • 9.

    De leerplichtambtenaar neemt een beslissing en deelt deze schriftelijk mee aan de ouders. Een afschrift van de brief aan de ouders wordt aan het hoofd verzonden.

Artikel 7 Relatief verzuim van leerplichtige en kwalificatieplichtige jongeren

(artikelen 2, lid 1, 4a, 21, 21a en 22 Leerplichtwet)

  • 1.

    De meldingen van schoolverzuim worden ontvangen door de administratief medewerker of leerplichtambtenaar. Jongeren die onderwijs volgen aan het Voortgezet Onderwijs of het Middelbaar Beroeps Onderwijs worden centraal gemeld via Duo. Jongeren die onderwijs volgen aan het primair onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en het niet – bekostigd onderwijs worden gemeld middels een kennisgeving ongeoorloofd schoolverzuim welke per post of e-mail wordt verstuurd, dan wel via DUO gemeld. Er wordt een leerlingendossier aangemaakt, of de kennisgeving wordt toegevoegd in het reeds aanwezige leerlingendossier.

  • 2.

    De administratief medewerker of leerplichtambtenaar stelt de ouders schriftelijk op de hoogte van de melding en de consequenties daarvan.

  • 3.

    Binnen een week start de leerplichtambtenaar een onderzoek naar de verzuimmelding en neemt daarvoor contact op met de school, en indien nodig met alle betrokken ketenpartners, voor meer achtergrondinformatie en het bepalen van de vervolgacties.

  • 4.

    Indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim heeft de leerplichtambtenaar een gesprek met de ouders en met de leerling vanaf 12 jaar. Van dit gesprek maakt de leerplichtambtenaar een verslag. Het verslag wordt vastgelegd in het leerlingendossier.

  • 5.

    De leerplichtambtenaar verstrekt aan de ouders en de jongere op hun verzoek een afschrift van het gespreksverslag.

  • 6.

    De leerplichtambtenaar onderhoudt zo vaak als nodig contact met de ouders jongere en de betrokken school en andere ketenpartners om de verzuimsituatie zo spoedig mogelijk te beëindigen.

  • 7.

    De leerplichtambtenaar neemt indien van toepassing deel aan een multidisciplinair overleg, waarbij met ouder(s) en jongeren vanaf 12 jaar, school en ketenpartners wordt overlegd over mogelijke oplossingsrichtingen.

  • 8.

    De leerplichtambtenaar legt een huisbezoek af wanneer hij dat nodig acht.

  • 9.

    De leerplichtambtenaar kan een bemiddelende rol vervullen ten behoeve van de jongere en de ouders bij het zoeken naar een andere school of een zo goed mogelijk passende leerroute.

  • 10.

    De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat een kennisgeving van verzuim binnen een zo kort mogelijke periode wordt afgehandeld. De hoogste prioriteit ligt bij het beëindigen van de verzuimsituatie.

  • 11.

    De leerplichtambtenaar koppelt de afronding van de kennisgeving schriftelijk of mondeling terug aan degene die de kennisgeving heeft gedaan en de ouders. De leerplichtambtenaar doet, indien nodig, mededeling van de afhandeling aan anderen die bij de verzuimsituatie zijn betrokken.

  • 12.

    De leerplichtambtenaar sluit de melding voor jongeren die onderwijs volgen aan het Voortgezet Onderwijs en het Middelbaar Beroeps Onderwijs af bij het verzuimloket van DUO.

  • 13.

    Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid van dit artikel dat er geen sprake is van een vrijstelling, en blijkt dat er sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, dan kan de leerplichtambtenaar een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank zoals omschreven in artikel 19 van deze instructie. Indien de leerplichtambtenaar voornemens is om een melding bij de Sociale Verzekeringsbank te doen, dan roept hij ouders en de jongere vanaf 16 jaar op voor een gesprek, waarbij hij de betrokkenen uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij voornemens is een melding te doen bij de Sociale Verzekeringsbank.

  • 14.

    Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid van dit artikel dat de leerling niet in Nederland verblijft, dan meldt de leerplichtambtenaar dit aan de Sociale Verzekeringsbank en bevolkingszaken van de gemeente waar de leerling in het BRP staat ingeschreven.

  • 15.

    De leerplichtambtenaar kan, indien sprake is van een situatie als beschreven in het vorige lid zich voordoet, het hoofd toestemming verlenen om de leerling af te schrijven.

  • 16.

    Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid van dit artikel dat er geen sprake is van een vrijstelling en blijkt dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de jongere die tevens voldoet aan de criteria voor verwijzing naar Bureau Halt, dan kan de leerplichtambtenaar, zelfstandig en na tussenkomst van het Openbaar Ministerie (voor een check of de jongere nog Haltwaardig is), besluiten tot een verwijzing naar Bureau Halt.

  • 17.

    Indien de leerplichtambtenaar, die tevens bevoegd is als buitengewoon opsporingsambtenaar, besloten heeft over te gaan tot een verwijzing naar Bureau Halt, dan roept hij ouders en jongere vanaf 12 jaar op voor een gesprek, waarin hij toestemming vraagt aan de ouders (indien de jongere de leeftijd van 16 jaar nog niet heeft bereikt) en jongere om door te verwijzen naar Bureau Halt. De leerplichtambtenaar stelt middels een verkort proces-verbaal een Haltverwijzing op. De leerplichtambtenaar licht de school in over de verwijzing en over de afloop van de Haltstraf.

  • 18.

    Bij een negatieve afdoening van de Haltstraf kan de leerplichtambtenaar, na overleg met de officier van justitie, een proces-verbaal opmaken.

  • 19.

    Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat er geen sprake is van een vrijstelling en blijkt dat sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt en komt deze jongere niet meer in aanmerking voor een verwijzing naar Bureau Halt, dan maakt de leerplichtambtenaar, proces-verbaal op van zijn bevindingen en zendt dit naar de officier van justitie.

  • 20.

    Indien hij voornemens is proces-verbaal op te maken, roept de leerplichtambtenaar de ouders en de jongere vanaf 12 jaar of ouder op voor een gesprek, waarbij hij de betrokkene uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij voornemens is een proces-verbaal op te maken. Tevens wijst de leerplichtambtenaar de ouders en jongere op het recht zich bij te laten staan door een raadsman/-vrouw. Het opmaken van een proces-verbaal en een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank kan gelijktijdig, maar ook volgend op elkaar plaatsvinden.

  • 21.

    De leerplichtambtenaar kan het opmaken van het proces-verbaal achterwege laten en de ouders en/of de jongere een schriftelijke waarschuwing geven.

  • 22.

    De leerplichtambtenaar kan, indien nodig, de ouders en / of de leerling doorverwijzen naar het wijkteam of een zorgmelding doen bij het Jeugdbeschermingsplein of Veilig Thuis. Alvorens de zorgmelding te doen, kan de leerplichtambtenaar advies vragen aan het Jeugdbeschermingsplein of Veilig Thuis. Indien de leerplichtambtenaar een zorgmelding doet worden ouders hierover geïnformeerd.

  • 23.

    De leerplichtambtenaar kan aan het college een voorstel doen tot het opleggen van een last onder dwangsom indien hij van mening is, gezien de achtergrond en de aard van de verzuimsituatie, dat deze maatregel kan leiden tot het opheffen van het verzuim dan wel het voorkomen van herhaling daarvan. De hoogte van de dwangsom wordt door het college vastgesteld.

  • 24.

    Zodra de leerplichtambtenaar kennis neemt van schoolverzuim waarvan niet door het hoofd is kennisgegeven, dan kan de leerplichtambtenaar een signaal afgeven bij de Inspectie van het Onderwijs conform het bepaalde in artikel 23 van deze instructie.

  • 25.

    De leerplichtambtenaar kan aan het hoofd gevraagd of ongevraagd advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot het registreren van verzuim en het doen van kennisgevingen van verzuim, met het oog op het bevorderen van een effectief verzuimbestrijdingsbeleid en de rechtsgelijkheid. De leerplichtambtenaar kan het hoofd verzoeken om eerder een kennisgeving van verzuim in te dienen dan de wet voorschrijft indien dat doelmatig is met het oog op de verzuimbestrijding.

  • 26.

    De leerplichtambtenaar levert informatie aan bij het BOZAT en neemt deel aan de overleggen over leerlingen die ingeschreven staan bij een school maar waarbij sprake is van langdurig schoolverzuim.

  • 27.

    De leerplichtambtenaar kan met het hoofd afspraken maken over de controle van verzuim van een leerling vlak voor of na een schoolvakantie (het zogenaamde luxeverzuim).

  • 28.

    De leerplichtambtenaar neemt deel aan het driehoeksoverleg en de zitting bij de rechtbank of levert daarvoor de benodigde informatie bij de officier van justitie aan, indien een opgemaakt proces-verbaal wordt besproken dan wel behandeld.

Artikel 8 Regeling ‘te laat komen’

De leerplichtambtenaar maakt afspraken met de hoofden van basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs over de aanpak van ‘te laat komen’ en stelt hiervoor een regeling vast.

Artikel 9 Absoluut verzuim van leerplichtige en kwalificatieplichtige jongeren

(artikelen 2, lid 1, 3, 4a en 4b Leerplichtwet)

  • 1.

    Indien blijkt dat een leerplichtige of kwalificatieplichtige jongere niet als leerling is ingeschreven zonder dat daarvoor een grond van vrijstelling aanwezig is, dan onderzoekt de leerplichtambtenaar onverwijld of door een administratieve onvolkomenheid een bericht van inschrijving ontbreekt (zie ook artikel 3 lid 8 van deze instructie).

  • 2.

    Indien niet is gebleken dat sprake is van een administratieve onvolkomenheid, zoekt de leerplichtambtenaar onverwijld contact met de ouders, eventueel door middel van een huisbezoek, en stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het achterwege blijven van een inschrijving te geven. Indien het een jongere betreft die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, dan zoek de leerplichtambtenaar tevens contact met de jongere.

  • 3.

    Indien de jongere vóór het intreden van de situatie van absoluut verzuim wel op en school of instelling ingeschreven is geweest, neemt de leerplichtambtenaar contact op met het hoofd en vraagt diens zienswijze over het opgetreden absolute verzuim.

  • 4.

    Indien de ouders is aangeraden in het gesprek om de jongere in te schrijven dan wel een andere actie op te volgen, dan wordt binnen vijf werkdagen gecontroleerd of hier inderdaad gehoor aan is gegeven. Als het advies is opgevolgd wordt dit verwerkt in het dossier. Is het advies niet opgevolgd dan volgt in principe een proces-verbaal en bij 16 en 17-jarigen een melding aan de Sociale Verzekeringsbank.

  • 5.

    De leerplichtambtenaar kan aan het college een voorstel doen tot het opleggen van een last onder dwangsom indien hij van mening is, gezien de achtergrond en de aard van de verzuimsituatie, dat deze maatregel kan leiden tot het opheffen van het verzuim dan wel het voorkomen van herhaling daarvan. De hoogte van de dwangsom wordt door het college vastgesteld.

  • 6.

    De leerplichtambtenaar kan, indien nodig, de ouders en / of de leerling doorverwijzen naar het wijkteam of een zorgmelding doen. Alvorens de zorgmelding te doen, kan de leerplichtambtenaar advies vragen aan het Jeugdbeschermingsplein of Veilig Thuis. Indien de leerplichtambtenaar een zorgmelding doet worden ouders hierover geïnformeerd.

  • 7.

    De leerplichtambtenaar levert informatie aan bij het BOZAT en neemt deel aan de overleggen over jongeren die leerplichtig of kwalificatieplichtig zijn maar niet staan ingeschreven op een school of onderwijsinstelling.

Artikel 10 Kennisgeving in- en afschrijvingen, (dreigend) voortijdig schoolverlaten van leerplichtigen (met inbegrip van schorsing en verwijdering)

(artikel 18, eerste lid, Leerplichtwet, artikelen 28 en 118h WVO, artikel 47a, 162 WEC of artikel 8.1.8 en 8.3.2. WEB)

  • 1.

    De kennisgevingen van een (voorgenomen) beslissing tot verwijdering van een leerling, de kennisgeving van afschrijving en de melding van voortijdig schoolverlaten worden door de administratief medewerker of leerplichtambtenaar ontvangen. Er wordt een leerlingendossier aangemaakt, of de kennisgeving wordt toegevoegd in het reeds aanwezige leerlingendossier.

  • 2.

    Zodra de leerplichtambtenaar kennisneemt van verwijdering of van voortijdig schoolverlaten van een jongere die niet overeenkomstig de wettelijke bepalingen is gemeld, kan de leerplichtambtenaar een signaal afgeven bij de Inspectie van het onderwijs conform het bepaalde in artikel 23 van deze instructie.

  • 3.

    Het hoofd is verplicht een schorsing van meer dan een dag bij de Inspectie van het Onderwijs te melden. De leerplichtambtenaar kan met het hoofd afspreken dat de leerplichtambtenaar een afschrift van de melding ontvangt. Tevens kan worden afgesproken dat ook een schorsing van een dag aan de leerplichtambtenaar wordt gemeld.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar volgt het proces van de schorsing of verwijdering en kan op verzoek bemiddelen tussen de ouders, leerling en school om verdere escalatie en voortijdig schoolverlaten te voorkomen.

  • 5.

    De leerplichtambtenaar kan aan het hoofd op diens verzoek of ongevraagd advies geven over de aanpak van het voorkomen van verwijdering of voortijdig schoolverlaten van een bij de school ingeschreven jongere.

  • 6.

    Indien de leerplichtambtenaar vindt dat de jongere ten onrechte is verwijderd, kan hij de Inspectie van het Onderwijs hierover informeren.

  • 7.

    De leerplichtambtenaar geeft aan het hoofd gevraagd of ongevraagd advies over het te voeren beleid met betrekking tot het voorkomen van voortijdig schoolverlaten, met het oog op het bevorderen van een effectief startkwalificatiebeleid en de rechtsgelijkheid.

  • 8.

    De leerplichtambtenaar kan met het hoofd afspreken dat eerder een melding van voortijdig schoolverlaten wordt gedaan dan de wet voorschrijft, indien dat doelmatig is met het oog op de belangen van de schoolloopbaan van jongeren.

Artikel 11 Vervangende leerplicht

(artikelen 3a, 3b en 3c Leerplichtwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar besluit namens het college over aanvragen tot het toestaan van vervangende leerplicht, als bedoeld in artikel 3a en 3b van de wet.

  • 2.

    Blijkt aan de leerplichtambtenaar dat een jongere vermoedelijk in de omstandigheden verkeert als bedoeld in artikel 3a van de wet, dan zorgt de leerplichtambtenaar er voor dat de noodzakelijke gesprekken met betrekking tot het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de praktijktijd dan wel arbeid van lichte aard worden gevoerd.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar zorg er voor dat de afspraken die in de gesprekken worden gemaakt schriftelijk worden vastgelegd. Hij zorgt er voor dat de vastgelegde afspraken in het leerlingendossier worden opgenomen en hij zorgt er voor dat degenen die betrokken zijn bij het ontwerpen van het aangepaste onderwijs- begeleidingsprogramma en de inrichting van de praktijktijd dan wel de arbeid van lichte aard over de gemaakte afspraken worden geïnformeerd.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar zorgt er voor dat het programma op voor hen begrijpelijke wijze aan de ouders en de jongere wordt uitgelegd en hij zorgt er voor dat de ouders het verzoek tot het toestaan van vervangende leerplicht ondertekenen en indienen.

  • 5.

    De leerplichtambtenaar besluit, namens het college, binnen vier weken op een verzoek als bedoeld in artikel 3a, eerste lid en artikel 3b, eerste lid van de wet. De leerplichtambtenaar zendt binnen twee weken na het nemen van het besluit daarvan een afschrift aan betrokkenen.

  • 6.

    De leerplichtambtenaar verstrekt na een besluit tot instemming met het verzoek, als bedoeld in artikel 3a, eerste lid en artikel 3b, eerste lid van de wet, ten behoeve van registratie in het register vrijstellingen en vervangende leerplicht, aan de Minister de volgende gegevens van de jongere:

    • a.

      het persoonsgebonden nummer, de postcode en de woonplaats;

    • b.

      het gegeven dat het een vervangende leerplicht betreft;

    • c.

      de begin- en einddatum van de vervangende leerplicht;

    • d.

      of eerder een vervangende leerplicht is toegestaan; en

    • e.

      indien de jongere niet eerder onderwijs binnen Nederland heeft gevolgd: de naam, het adres en de woonplaats, het geslacht en de geboortedatum.

Artikel 12 Vrijstelling van leerplicht wegens het volgen van ander onderwijs

(artikelen 4a en 15 Leerplichtwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar besluit namens het college op een aanvraag tot toepassing van de vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de wet.

  • 2.

    Bij de beoordeling of de jongere op andere wijze voldoende onderwijs geniet, betrekt de leerplichtambtenaar de antwoorden op:

    • -

      de vraag of het onderwijs bijdraagt aan het behalen van een startkwalificatie; en

    • -

      de vraag of de hoeveelheid tijd die met het onderwijs is gemoeid in redelijke verhouding staat tot de omvang van het onderwijs.

  • 3.

    Indien een 17-jarige in dienst wil treden bij defensie, levert hij/zij aan de leerplichtambtenaar een kopie van de aanstellingsbrief bij Defensie, waarin Defensie verklaart dat de 17-jarige bij Defensie in dienst is en voor welke functie hij/zij is bestemd. In de aanstellingsbrief wordt de 17-jarige opgedragen een kopie van de aanstellingsbrief bij de afdeling leerplicht van zijn/haar woongemeente in te leveren.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar verstrekt na het besluit tot toepassing van de vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de wet, ten behoeve van registratie in het register vrijstellingen en vervangende leerplicht, aan de Minister de volgende gegevens van de jongere:

    • -

      het persoonsgebonden nummer en de postcode van de woonplaats;

    • -

      de begin- en einddatum van de vrijstelling;

    • -

      of eerder beroep is gedaan op vrijstelling van de leerplicht;

    • -

      dat het een vrijstelling van de leerplicht betreft; en

    • -

      indien de jongere niet eerder onderwijs binnen Nederland heeft gevolgd: de naam, het adres en de woonplaats, het geslacht en de geboortedatum.

Artikel 13 Vrijstelling van de inschrijvingsplicht

(artikel 5 aanhef en onder a, b en c, alsmede de artikelen 6, 7, 8 en 9 Leerplichtwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar neemt de kennisgeving als bedoeld in artikel 6 van de wet in ontvangst. Hij zendt de ouders een ontvangstbevestiging waarin hij meedeelt op welke termijn de ouders een bericht zullen ontvangen over de ontvankelijkheid van het beroep op vrijstelling.

  • 2.

    Indien ouders een beroep willen doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder a van de wet, overleggen ouders een verklaring van een (behandelend) arts, pedagoog of psycholoog over de geschiktheid tot toelating tot een school of instelling. Deze verklaring wordt getoetst door een door de gemeente aangewezen onafhankelijke deskundige/specialist. In overleg wordt door de onafhankelijke deskundige / specialist, zo spoedig mogelijk een definitieve schriftelijke verklaring over de geschiktheid tot toelating tot een school of instelling van de jongere gegeven.

  • 3.

    Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder a van de wet, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders binnen tien werkdagen na ontvangst van de verklaring van de deskundige / specialist.

  • 4.

    Indien de ouders een beroep willen doen op grond van artikel 5 onder b van de wet, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders ten hoogste twintig werkdagen. Als gegronde redenen aanwezig zijn voor een langere termijn, dan deelt de leerplichtambtenaar deze termijn binnen twintig werkdagen aan de ouders mee.

  • 5.

    Indien de ouders een beroep doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b van het wet, dan onderzoekt de leerplichtambtenaar de bij de kennisgeving overgelegde bescheiden. Hij nodigt de ouders uit voor een mondelinge toelichting op het beroep. Hij onderzoekt of de bedenkingen daadwerkelijk de richting van het onderwijs betreffen. Hij gaat na of de jongere eerder op een school of instelling ingeschreven is geweest.

  • 6.

    In het bericht aan de ouders, bedoeld in het eerste lid, deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee of de ontvangen kennisgeving voldoet aan de eisen van de wet. Hij deelt tevens de gevolgen mee die verbonden zijn aan het al dan niet voldoen aan de eisen van de wet.

  • 7.

    Indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet, geeft de leerplichtambtenaar een redelijke termijn, die doorgaans niet langer is dan 20 werkdagen om de jongere alsnog in te schrijven op een school of instelling.

  • 8.

    Indien de kennisgeving wel aan de eisen van de wet voldoet, deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee voor welke periode de vrijstelling geldt en voor welke datum zij een kennisgeving moeten indienen indien zij opnieuw een beroep op een vrijstellingsgrond willen doen.

  • 9.

    Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder c van de wet, en de omstandigheden zijn van dien aard dat (nog) geen verklaring van de directeur van de buiten Nederland gelegen school of inrichting van onderwijs kan worden overgelegd, dan deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee op welke wijze, en op welk moment, door hen zal moeten worden aangetoond dat de jongere in het buitenland onderwijs geniet.

  • 10.

    De leerplichtambtenaar verstrekt aan de Minister ten behoeve van registratie in het register vrijstellingen en vervangende leerplicht, de volgende gegevens van de jongere voor wie op grond van artikel 6, eerste lid van de wet een verzoek om vrijstelling is gedaan:

    • a.

      het persoonsgebonden nummer, de postcode van de woonplaats;

    • b.

      de begin- en einddatum van de vrijstelling;

    • c.

      of eerder beroep is gedaan op de vrijstelling van de leerplicht; en

    • d.

      indien de jongere niet eerder onderwijs binnen Nederland heeft gevolgd: de naam, adres en woonplaats, geslacht en geboortedatum.

Artikel 14 Bepalen of een onderwijsvoorziening een school is in de zin van de Leerplichtwet

(artikel 1a1, lid 2 en 22, lid 4 Leerplichtwet)

  • 1.

    Indien ouders aangeven dat zij voldoen aan hun verplichtingen krachtens de Leerplichtwet doordat hun kind gebruik maakt van een niet uit de openbare kas bekostigde of aangewezen onderwijsvoorziening, dan neemt de leerplichtambtenaar contact op met de onderwijsinspectie met het verzoek een onderzoek in te stellen en binnen een in het verzoek aangegeven termijn een advies uit te brengen over de vraag of de onderwijsvoorziening kan worden beschouwd als een school in de zin van de Leerplichtwet.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar volgt het advies van de onderwijsinspectie.

  • 3.

    Indien een school niet voldoet aan de criteria van de wet en niet langer een school in de zin van de wet is, stelt de leerplichtambtenaar de ouders van de leerlingen van de onderwijsvoorziening schriftelijk op de hoogte van het feit dat de onderwijsvoorziening niet langer een school is als bedoeld in de wet, of verzekert hij er zich van dat de onderwijsvoorziening de ouders daarvan schriftelijk op de hoogte heeft gesteld.

Artikel 15 Opsporingsbevoegdheid

De leerplichtambtenaar beschikt over opsporingsbevoegdheid (buitengewoon opsporingsambtenaar) ten behoeve van het uitoefenen van opsporingsbevoegdheden en het ambtsedig opmaken van een proces-verbaal of het verwijzen naar bureau Halt.

Artikel 16 Melding aan de Raad voor de Kinderbescherming

Indien de leerplichtambtenaar een proces-verbaal tegen de jongere in verband met relatief verzuim aan de Officier van Justitie zendt, zendt hij tevens een afschrift van het proces-verbaal naar de Raad voor de Kinderbescherming.

Artikel 17 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

(artikel 16 lid 4 onder e, lid 6 tot en met 9)

 

De meldcode bestaat uit 5 stappen. De leerplichtambtenaar volgt deze stappen.

 

Stap 1:

  • In kaart brengen van signalen. De leerplichtambtenaar brengt de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart en legt deze vast in het leerlingendossier. Tevens legt de leerplichtambtenaar de contacten over deze signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen. De leerplichtambtenaar beschrijft de signalen zo feitelijke mogelijk. Hypothesen en veronderstellingen worden vastgelegd, waarbij uitdrukkelijk wordt opgenomen dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. De leerplichtambtenaar maakt een vervolgaantekening als een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht. De leerplichtambtenaar vermeld de bron als er informatie van derden wordt vastgelegd. Diagnoses worden alleen vastgelegd als ze zijn gesteld door een bevoegde beroepskracht.

  • Indien uit een vertrouwelijk gesprek met een leerling blijkt dat er mogelijk sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling, dan meldt de leerplichtambtenaar aan de leerling dat hij conform de meldcode zal handelen, tenzij er zwaarwegende belangen van de leerling zijn om dit na te laten.

  • Betreffen de signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een beroepskracht, dan meld de leerplichtambtenaar de signalen bij de leidinggevende of directie. In dat geval zijn de verdere stappen niet van toepassing.

Stap 2:

  • Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van Veilig Thuis. De leerplichtambtenaar bespreekt de signalen met een collega. De leerplichtambtenaar vraagt zo nodig ook advies aan Veilig Thuis. De leerplichtambtenaar legt de uitkomst van de bespreking vast in het leerlingendossier.

Stap 3:

  • Gesprek met de leerling (12 jaar of ouder) en ouders/verzorgers. De leerplichtambtenaar nodig de leerling van 12 jaar of ouder en ouders/verzorgers uit om de signalen te bespreken. Dit gesprek wordt bij voorkeur door twee medewerkers gevoerd. In het gesprek komen de volgende onderwerpen aan de orde: het doel van het gesprek, de feiten die de leerplichtambtenaar heeft vastgesteld en de waarnemingen die zijn gedaan. Aan de leerling en de ouders/verzorgers wordt gevraagd hierop te reageren. De leerplichtambtenaar komt pas na deze reactie zo nodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen de leerplichtambtenaar heeft gezien, gehoord en waargenomen. De leerplichtambtenaar vertelt de ouders/verzorgers wat de vervolgacties (kunnen) zijn. De leerplichtambtenaar legt op zorgvuldige wijze de bevindingen van het gesprek vast in het leerlingendossier.

Stap 4:

  • Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. De leerplichtambtenaar weegt op basis van de signalen, van het ingewonnen advies en van het gesprek met de leerling en ouders/verzorgers, en na consultatie van een collega het risico op huiselijke geweld of kindermishandeling. De leerplichtambtenaar weegt eveneens de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. De leerplichtambtenaar legt zij afwegingen vast in het leerlingendossier.

Stap 5:

  • Beslissen: zelf hulp organiseren of melden. De leerplichtambtenaar weegt af of de leerling en zijn gezin redelijkerwijs voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling beschermd kan worden door het inschakelen van de noodzakelijke hulp.

  • De leerplichtambtenaar plaatst een melding in de Verwijsindex Risicojongeren.

  • De leerplichtambtenaar doet alsnog een melding van zijn vermoeden bij Veilig Thuis als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt of opnieuw begint.

  • Alvorens dat de leerplichtambtenaar een melding doet, bespreekt hij deze melding met de leerling van 12 jaar of ouder en ouders/verzorgers. In dit gesprek geeft de leerplichtambtenaar aan waarom hij van plan is de melding te doen, vraagt de leerling en ouders/verzorgers om een reactie, hoort de eventuele bezwaren op de melding en probeert hieraan tegemoet te komen en maakt vervolgens de afweging over de noodzaak en de aard en ernst van het geweld en de noodzaak om de leerling of ouders/verzorgers te beschermen. De leerplichtambtenaar legt het gesprek vast in het leerlingendossier.

  • De leerplichtambtenaar geeft bij de melding aan op grond van welke feiten en gebeurtenissen hij hiertoe besloten heeft. Tevens meldt de leerplichtambtenaar of er informatie van anderen afkomstig is. De leerplichtambtenaar legt de melding vast in het leerlingendossier.

Artikel 18 Melding aan de Inspectiedienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

(artikel 23 Leerplichtwet, artikel 5 Leerplichtregeling 1995)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar draagt zorg voor een goede informatieverstrekking aan het districtshoofd van de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met betrekking tot:

    • a.

      jongeren voor wie vervangende leerplicht is goedgekeurd op grond van artikel 3b van de wet;

    • b.

      jongeren voor wie vrijstelling van de inschrijfplicht bestaat op grond van artikel 5, onder a of b van de wet, en die 16 jaar of ouder zijn;

    • c.

      jongeren ten aanzien van wie hij bemerkt dat deze in strijd met de voorschriften arbeid verrichten.

  • 2.

    De leerplichtplichtambtenaar kan afzien van de melding als bedoeld in het vorige lid indien het districtshoofd aangeeft dat melding niet nodig is.

Artikel 19 Melding aan de Sociale Verzekeringsbank

(artikel 7 Algemene Kinderbijslagwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar kan een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim bij een jongere van 16 of 17 jaar zonder startkwalificatie. Onder ongeoorloofd verzuim wordt verstaan: verzuim van 16 uur of meer in een periode van 4 weken, of niet ingeschreven staan op een school, tenzij er sprake is van een vrijstelling.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar kan besluiten om over te gaan tot een melding indien er sprake is van verwijtbaarheid van de ouders en/of jongere, ouders en/of jongere niet willen meewerken aan afspraken om het verzuim te stoppen en/of er sprake is van recidive.

  • 3.

    Alvorens de leerplichtambtenaar een melding doet bij de SVB, brengt hij de ouders en jongere op de hoogte van de voorgenomen melding. Tevens worden er afspraken gemaakt binnen welke termijn onder welke voorwaarden de ouders en jongere de melding kunnen voorkomen.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar zet de volgende afspraken op papier, welke naar ouders en jongere verstuurd worden:

    • -

      het geconstateerde verzuim (minimaal 16 uur in vier weken);

    • -

      de ondernomen acties om dit verzuim te stoppen, welke niet hebben geleid tot het resultaat;

    • -

      datum waarop de melding naar de SVB is verstuurd;

    • -

      datum waarop de kinderbijslag stopgezet zal worden;

    • -

      voorwaarden waar ouders en/of jongere aan moeten voldoen om de melding ongedaan te maken;

    • -

      evaluatiedatum (als de melding aan de SVB is gedaan, kunnen ouders en/of jongere alsnog voldoen aan de voorwaarden de melding aan de SVB ongedaan te maken. Hiervoor wordt een uiterste datum genoemd. Op deze wijze hebben ouders en jongere alsnog de kans de melding ongedaan te maken).

Artikel 20 Jaarverslag leerplicht en effectrapportage RMC

(artikel 25 Leerplichtwet,; artikel 118h, zevende lid, WVO, artikel 162b, zevende lid, WEC, artikel 8.3.2, zevende lid, WEB)

  • 1.

    De door het afdelingshoofd aangewezen medewerker verantwoordt het in het schooljaar gevoerde leerplichtbeleid inzake de handhaving van de leerplicht en de kwalificatieplicht en de resultaten daarvan, aan het college door middel van een jaarverslag. De gegevens met betrekking tot de kwalificatieplicht worden aangeleverd door de medewerker kwalificatieplicht. De gegevens met betrekking tot de leerplicht worden aangeleverd door de leerplichtambtenaar.

  • 2.

    De door het afdelingshoofd aangewezen medewerker draagt er zorg voor dat de gegevens voor het jaarlijks aan de minister uit te brengen verslag inzake de omvang en de behandeling van het schoolverzuim voor 1 oktober, volgende op het schooljaar, zijn aangeleverd.

  • 3.

    De RMC-coördinator draagt er zorg voor dat de effectrapportage van de bestrijding voortijdig schoolverlaten voor 1 december, volgend op het schooljaar, zijn aangeleverd.

Artikel 21 Samenwerking in de regio inzake leerplicht en RMC

(artikel 16, lid 4 onder c, Leerplichtwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar en kwalificatieplicht medewerkers van de regio voeren periodiek overleg over de uitvoering van de taken krachtens de wet.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar neemt deel aan het overleg met de beleidsadviseurs van de gemeenten in de regio en het Steunpunt Onderwijs & Jongeren. In dit zogenoemde beleidsoverleg worden beleidsrelevante ontwikkelingen besproken die betrekking hebben op de leerplicht, kwalificatieplicht en RMC.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar neemt deel aan het regio-overleg van leerplichtambtenaren in de regio Rijnmond, waar ervaring en kennis met elkaar worden gedeeld.

Artikel 22 Samenwerking met diensten en instellingen

(artikel 16, lid 4 onder d Leerplichtwet, artikel 118h, derde lid WVO, artikel 162b, derde lid, WEC, artikel 8.3.2, derde lid, WEB)

De leerplichtambtenaar werkt samen met een of meer van de instellingen, opgenomen in bijlage 1, zo vaak hij dat nuttig en wenselijk acht. Om inzichtelijk te krijgen of jongeren daadwerkelijk aankomen bij een organisatie en verder worden bemiddeld, vervult de leerplichtambtenaar een regierol. De leerplichtambtenaar controleert of doorverwezen jongeren daadwerkelijk in bemiddeling zijn genomen. De leerplichtambtenaar legt in het leerlingendossier vast waarheen de jongere is doorverwezen.

Artikel 23 Signaal aan de Inspectie van het Onderwijs bij het niet voldoen aan de wettelijke bepalingen van de Leerplichtwet door het hoofd

  • 1.

    Wanneer de leerplichtambtenaar, bij de uitoefening van zijn toezichthoudende rol op de leerlingen en de ouders, tekortkomingen waarneemt bij een school of onderwijsinstelling in de naleving van de Leerplichtwet, informeert en adviseert de leerplichtambtenaar het hoofd, zodat deze zich bewust is van de geldende wettelijke bepalingen.

  • 2.

    Wanneer de leerplichtambtenaar bij een volgend bezoek in het kader van zijn toezichthoudende rol op leerlingen en ouders signaleert dat de school of onderwijsinstelling nog steeds niet voldoet aan de wettelijke bepalingen, dan zal de leerplichtambtenaar de school verzoeken om alsnog te voldoen en zal de leerplichtambtenaar een schriftelijk signaal afgeven aan de Inspectie van het Onderwijs.

  • 3.

    Het schriftelijke signaal wordt afgegeven bij het Loket Onderwijsinspectie van de Inspectie van het Onderwijs.

  • 4.

    Het schriftelijke signaal omvat een duidelijke omschrijving van de waargenomen feiten door de leerplichtambtenaar. Tevens omschrijft de leerplichtambtenaar op welke wijze hij heeft gehandeld in relatie tot de signalering.

  • 5.

    Als de leerplichtambtenaar in het kader van toezicht op leerlingen en ouders, nadat hij de Inspectie van het Onderwijs al een signaal heeft gegeven, opnieuw waarneemt dat een school of onderwijsinstelling in strijd met de Leerplichtwet handelt, doet hij een melding aan de Inspectie van het Onderwijs conform de wijze waarop een schriftelijk signaal wordt gegeven zoals omschreven in lid 3 en 4 van dit artikel.

Artikel 24 Beleidsontwikkeling

  • 1.

    De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de ervaringen met de uitvoering van de leerplichttaken binnen de regio kwantitatief en kwalitatief, op systematische wijze worden verzameld en zorgt voor de verwerking hiervan in voorstellen voor aanpassingen van het gemeentelijk beleid.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat hij goed op de hoogte is van de lokale, regionale en landelijke ontwikkelingen die voor de uitvoering van de leerplichttaken van belang zijn en zorgt voor de verwerking van die ontwikkelingen in voorstellen voor aanpassingen van het lokale dan wel regionale beleid.

Artikel 25 Afhandeling bezwaarschriften

(afdeling 7.2 van de Algemene wet bestuursrecht)

  • 1.

    Bezwaarschriften tegen besluiten die de leerplichtambtenaar namens het college heeft genomen inzake vervangende leerplicht (artikelen 3a en 3 Leerplichtwet) en vrijstelling voor het volgen van ander onderwijs (artikel 15 Leerplichtwet) worden voor advies voorgelegd aan de Algemene Kamer van de bezwaarschriftencommissie. Het college neemt een besluit op bezwaar binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn en zendt dit besluit, het advies van de Algemene Kamer en het verslag aan de bezwaarde.

  • 2.

    Bezwaarschriften tegen besluiten van de leerplichtambtenaar genomen inzake vrijstelling wegens andere omstandigheden voor meer dan tien dagen (artikel 14, lid 3 Leerplichtwet) worden voor advies voorgelegd aan een door het afdelingshoofd aangewezen medewerker. De door het afdelingshoofd aangewezen medewerker hoort daartoe de bezwaarde en de leerplichtambtenaar en maakt een verslag van dit horen. De door het afdelingshoofd aangewezen medewerker adviseert de leerplichtambtenaar over het te nemen besluit op bezwaar. De leerplichtambtenaar neemt een besluit op bezwaar binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn en zendt dit besluit met het verslag aan de bezwaarde.

Artikel 26 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze instructie treedt in werking op 1 december 2016 onder gelijktijdige intrekking van:

    • -

      de Instructie voor de leerplichtambtenaar gemeente Vlaardingen 2011;

    • -

      de Instructie voor de leerplichtambtenaar gemeente Schiedam 2010;

    • -

      de Ambtsinstructie voor de leerplichtambtenaar gemeente Maassluis 2008.

  • 2.

    Zaken die op het tijdstip van de inwerkingtreding bij de leerplichtambtenaar in behandeling zijn, worden zo veel mogelijk in overeenstemming met deze instructies behandeld, tenzij de belangen van de jongere daardoor geschaad worden.

  • 3.

    De instructie wordt aangehaald als: Instructie voor de leerplichtambtenaar van het Regionale Bureau Leerplicht Maassluis Vlaardingen Schiedam 2016.

Aldus op 29 november 2016 vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Vlaardingen,

de secretaris, de burgemeester,

Aldus op 20 december 2016 vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Maassluis,

de secretaris, de burgemeester,

Aldus op 3 januari 2017 vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Schiedam,

de secretaris, de burgemeester,

ALGEMENE TOELICHTING

 

Inleiding

Volgens artikel 16, lid 4 van de Leerplichtwet 1969 is aan het college opgedragen om een instructie vast te stellen voor de leerplichtambtenaar. Hierin wordt vermeld hoe de (wettelijke) taken van de gemeente op het gebied van de leerplicht worden uitgevoerd. Ook dient aangegeven te worden hoe overleg wordt gepleegd met de leerplichtambtenaren in de omliggende gemeenten en met welke instanties bij de uitvoering van de taken moet worden samengewerkt. Dit heeft tot doel om ervoor te zorgen dat de leerplicht het karakter heeft van maatschappelijke zorg.

 

De instructie voor de leerplichtambtenaar is opgesteld om de gewenste werkwijze met betrekking tot het toezicht op de naleving van de leerplicht en het beleid op het gebied van voortijdig schoolverlaten zo duidelijk mogelijk, en toegesneden op de situatie in de regio, vast te leggen.

 

In deze instructie zijn de relevante wets- en beleidswijzigingen opgenomen. Met deze instructie is sprake van een uniforme instructie voor de leerplichtambtenaren die in de regio Maassluis, Schiedam en Vlaardingen werkzaam zijn.

 

In de instructie zijn weinig tot geen bepalingen opgenomen die in wetgeving zijn opgenomen. De instructie moet dan ook in nauwe samenhang met de wetgeving gelezen worden. Met wetgeving wordt hier niet alleen op de Leerplichtwet en de onderwijswetten gedoeld, maar ook op de andere relevante wet- en regelgeving, zoals de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Wetboek van Strafrecht, de Wet op het onderwijstoezicht en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), Leerplichtregeling 1995 en het Vrijstellingsbesluit Wbp.

 

In de instructie wordt de aanduiding ‘leerplichtambtenaar’ gebruikt in de zin van artikel 16, lid 1 van de Leerplichtwet: de als zodanig aangewezen ambtenaar die de eed of de belofte heeft afgelegd.

 

De instructie gaat er van uit dat de leerplichtambtenaar over de bevoegdheid als Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA) beschikt.

 

De artikelen die gebruik zijn in de instructie komen niet overeen met de artikelen in de Leerplichtwet. Bij de artikelen staat zoveel mogelijk wel met welke wettelijke artikelen er een relatie is.

 

Relevante wetswijzigingen

De instructie is aangepast aan de relevante wet- en beleidswijzigingen. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste wetswijzigingen.

 

Schoolverzuim ‘haltwaardig’ delict

Sinds 2000 is schoolverzuim een ‘ haltwaardig’ delict. Dat betekent dat de leerplichtambtenaar een leerling vanaf 12 jaar met een verkort proces-verbaal naar bureau Halt kan verwijzen.

 

Vereenvoudiging procedure voor verzuimmelding

Bij de Wet van 18 juli 2009 is de procedure voor verzuimmelding vereenvoudigd. In de Leerplichtwet (artikel 21a) zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de centrale kennisgeving relatief verzuim. Sinds 1 augustus 2009 zijn de VO-scholen en MBO’s verplicht om verzuim via het verzuimloket te melden.

 

Toezicht op de naleving door scholen

Op 1 januari 2012 is het toezicht op de naleving van de leerplichtwet door scholen belegd bij de Inspectie voor het Onderwijs.

 

Wet Meldcode

Op 1 juli 2013 is de Wet Meldcode inwerking getreden. Ingevolge de Wet Meldcode moet de leerplichtambtenaar een Meldcode bestaande uit 5 stappen volgen wanneer het vermoeden bestaat dat sprake is van kindermishandeling en/of huiselijk geweld.

 

Wijziging van de Leerplichtwet 1969 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de registratie van vrijstellingen en vervangende leerplicht

Op 1 oktober 2013 is de wetswijziging in werking getreden. Artikel 3c (kennisgeving vervangende leerplicht) en artikel 6, leden 4 en 5 (kennisgeving vrijstelling leerplicht) zijn toegevoegd in de Leerplichtwet 1969.

 

Passend Onderwijs

Op 1 augustus 2014 is de Wet Passend Onderwijs inwerking getreden.

 

Jeugdwet

Op 1 januari 2015 is de Jeugdwet inwerking getreden.

 

Taakverdeling

In het totale takenpakket van leerplicht zijn werkzaamheden van uiteenlopend niveau en verschillende complexiteit te onderscheiden. De werkzaamheden kunnen worden verdeeld over de functies: leerplichtambtenaar en administratief medewerker.

 

Mandaatverlening

Burgemeester en wethouders van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam hebben de leerplichtambtenaren (onder)mandaat verleend om enkele bevoegdheden, die in de Leerplichtwet zijn belegd bij het college, uit te kunnen oefenen. De leerplichtambtenaar is bevoegd om namens het college besluiten te nemen over:

  • -

    artikel 3a Leerplichtwet: vervangende leerplicht;

  • -

    artikel 3b Leerplichtwet: vervangende leerplicht laatste schooljaar; en

  • -

    artikel 15 Leerplichtwet: vrijstelling voor het volgen van ander onderwijs.

 

Toezichthouder

Artikel 16, eerste lid Leerplichtwet bepaalt: ‘Het toezicht op de naleving van de wet anders dan door de hoofden is opgedragen aan burgemeester en wethouders. Zij wijzen daartoe een of meerdere ambtenaren aan.’ Het tweede lid van artikel 16 bepaalt dat deze ambtenaren de eed of belofte moeten afleggen voordat zij hun ambt aanvaarden. In de Leerplichtregeling 1995 is daartoe in artikel 9 de tekst van de ambtseed opgenomen.

 

De aanwijzing van ambtenaren betekent dat de leerplichtambtenaar toezichthouder is zoals bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb): een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.

 

De bepalingen van de Awb met betrekking tot de toezichthouder, en dus ook de leerplichtambtenaar zijn, kort samengevat, de volgende:

  • -

    artikel 5:12: legitimatie tonen;

  • -

    artikel 5:13: redelijk gebruik maken van bevoegdheden;

  • -

    artikel 5:14: mogelijkheid tot beperking van bevoegdheden bij wet of bij besluit van het bestuursorgaan;

  • -

    artikel 5:15: bevoegdheid tot betreden van elke plaats met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner, zo nodig met behulp van de politie, en vergezeld van personen die de toezichthouder aanwijst;

  • -

    artikel 5:16: bevoegdheid tot het vorderen van inlichtingen;

  • -

    artikel 5:17: bevoegdheid tot het inzien van zakelijke gegevens en tot het maken van kopie daarvan (ter plekke of na medeneming voor korte tijd);

  • -

    artikel 5:20: een ieder is verplicht aan een toezichthouder alle medewerking te verlenen die de toezichthouder redelijkerwijs kan vorderen.

 

Last onder dwangsom

In de artikelen 7, lid 23 en 9, lid 5 van de instructie zijn bepalingen opgenomen over het opleggen van een last onder dwangsom indien de leerplichtambtenaar van mening is dat, gezien de achtergrond en de aard van de verzuimsituatie, dat deze maatregel kan leiden tot het opheffen van het verzuim dan wel het voorkomen van herhaling daarvan. De hoogte van de dwangsom wordt door het college bepaald.

 

Dit bestuursrechtelijke handhavingsinstrument is op het vlak van de leerplichttaken nog niet veel toegepast. Uit jurisprudentie is wel gebleken dat de bevoegdheid daartoe bestaat ( Rechtbank Amsterdam, 3 januari 2000, ECLI:NL RBAMS: 2000:AA4836). Artikel 125 Gemeentewet geeft aan het college de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen, omdat zij krachtens de Leerplichtwet met de handhaving van die wet is belast. Artikel 5:32 Awb geeft dan aan het college ook de bevoegdheid om een last onder dwangsom op te leggen. Deze sanctie kan onder bepaalde omstandigheden effectiever zijn dan de ‘klassieke’ strafrechtelijke sancties, vooral wanneer voortzetting van de overtreding, dan wel herhaling daarvan, gevreesd moet worden.

 

Het onderscheid met het strafrechtelijk optreden is dat de last onder dwangsom zich richt op het ongedaan maken van de niet toegestane situatie. In beginsel kunnen het strafrechtelijke (bestraffend traject) en het bestuursrechtelijke (herstellend traject) optreden naast elkaar bestaan.

 

De overtreding van de verplichting tot inschrijving (absoluut verzuim) en / of regelmatig schoolbezoek (relatief verzuim), die krachtens de Leerplichtwet bestaat, is een zogenaamde duurovertreding: elke dag dat de betrokkenen in verzuim blijven, duurt de overtreding voort. Daarom is het opleggen van een last onder dwangsom, die volgens de artikel 5:32, tweede lid Awb ertoe strekt de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel herhaling van overtreding te voorkomen, bij absoluut verzuim of relatief verzuim (bijvoorbeeld ernstig luxe verzuim) in principe een passend instrument.

 

De dwangsom kan tot een hoog bedrag oplopen. In artikel 5:32, vierde lid Awb is bepaald dat de dwangsom in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.

 

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 1, begripsbepalingen: Hier zijn enkele begrippen omschreven die niet in de Leerplichtwet zijn opgenomen, zoals: administratief medewerker, BOZAT en driehoeksoverleg.

 

Artikel 2 Preventie

In dit artikel zijn een aantal activiteiten genoemd die gericht zijn op het voorkomen van schoolverzuim en/of voortijdig schoolverlaten. In het zesde lid is opgenomen dat de leerplichtambtenaar spreekuur houdt op scholen voor voortgezet onderwijs. Leerlingen worden in het spreekuur aangesproken over bijvoorbeeld ‘te laat komen’ en de consequenties hiervan. Door de korte lijnen met de school kunnen snel afspraken worden gemaakt en kan snel en effectief worden opgetreden bij (dreigend) schoolverzuim.

 

Artikel 3 Leerplichtadministratie en controle absoluut verzuim

De leerplichtadministratie is aangesloten op de BRP van de drie gemeenten. De persoonsgegevens van alle in de BRP opgenomen personen in de leeftijd van 4 tot en met 22 jaar zijn in de leerplichtadministratie opgenomen. De administratief medewerker verwerkt de mutaties zo mogelijk dagelijks.

 

Scholen en instellingen hebben een wettelijke verplichting om binnen zeven dagen in- en afschrijvingen te melden (artikel 18 Leerplichtwet). Via DUO controleert de administratief medewerker maandelijks alle leerplichtigen en kwalificatieplichtigen op een school of onderwijsinstelling staan ingeschreven. Wanneer dit het geval is, kan sprake zijn van absoluut verzuim. Bij een vermoeden van absoluut verzuim wordt in eerste instantie een brief naar de betrokkenen gestuurd met het verzoek binnen tien dagen aan te geven of sprake is van een schoolinschrijving.

 

Artikel 4 Leerlingendossier

Uitgangspunt is dat van een leerling een apart dossier gemaakt wordt als er ‘iets aan de hand is.’ De persoonsgegevens van de leerlingen en andere betrokkenen worden beschermd, wat het verwerken betreft, beschermd door de bepalingen van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Kern van deze bepalingen is dat slechts persoonsgegevens in het dossier worden opgenomen die benodigd zijn voor de uitvoering van de Leerplichtwet, namelijk de zorg voor een schoolloopbaan die tot (start)kwalificatie leidt. Ouders en leerlingen vanaf 16 jaar hebben recht op inzage in het dossier, recht op correctie en vernietiging van bepaalde gegevens.

 

Het leerlingendossier moet voldoen aan de eisen van artikel 20 van het Vrijstellingsbesluit Wbp. Dit artikel regelt dat de leerplichtadministratie vrijgesteld is van de meldingsplicht bij de Autoriteit persoonsgegevens. In artikel 20 van het Vrijstellingsbesluit is ook opgenomen welke gegevens mogen worden verwerkt.

 

Artikel 5 Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor ten hoogste tien dagen

In artikel 14 van de Leerplichtwet is bepaald dat het hoofd van een school of onderwijsinstelling verlof kan verlenen wegens andere omstandigheden voor ten hoogste tien dagen. Het gaat hierbij om situaties waar de bevoegdheid tot het nemen van een besluit bij het hoofd ligt maar waarbij deze behoefte heeft aan advies. De leerplichtambtenaar kan daarbij ook de rechtsgelijkheid (gelijke gevallen van verschillende scholen gelijk behandelen) in het oog houden.

 

Artikel 6 Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor meer dan tien dagen

Dit artikel heeft betrekking op de bevoegdheid die de leerplichtambtenaar rechtstreeks heeft op grond van de Leerplichtwet (attributie): het nemen van een besluit op een aanvraag voor verlof wegens ‘andere gewichtige omstandigheden’ voor meer dan tien schooldagen per schooljaar. Dit aantal kan bereikt worden in één aanvraag, maar ook in een paar opeenvolgende aanvragen.

 

De attributie van deze bevoegdheid brengt met zich mee dat hier geen sprake is van mandaat van een aan burgemeester en wethouders toekomende bevoegdheid. De leerplichtambtenaar is hier zelf ‘bestuursorgaan’ in de zin van de Awb. Bij bezwaar tegen het besluit zal de leerplichtambtenaar dan ook zelf een besluit op bezwaar moeten nemen (zie ook artikel 25, tweede lid van de instructie).

 

Het gaat in dit artikel om de beoordeling van de aanvraag voor meer dan tien dagen wegens andere gewichtige omstandigheden (artikel 11 onder g van de Leerplichtwet). De hier bedoelde ‘andere omstandigheden’ verwijzen naar uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden waarvoor de leerling extra verlof nodig heeft, zodat hiermee een kennelijk onredelijke situatie voorkomen kan worden. Onder ‘andere gewichtige omstandigheden’ vallen situaties die buiten de wil van de ouders en/of de leerling liggen.

 

Het eerste lid regelt de ontvangst van de aanvraag en de termijn voor de beslissing. Een vaste termijn kan niet worden genoemd, omdat dit afhangt van de omstandigheden waarvoor het verlof wordt gevraagd. Er kunnen zich namelijk situaties voordoen waarbij een zeer snel besluit genomen moet worden. Als die tijd er niet zou zijn, en de betrokkenen zouden vertrekken voordat het besluit is genomen, dan moet de aanvraag wel verder behandeld worden, maar dient aan de ouders duidelijk gemaakt te worden dat de consequenties voor hun rekening zijn (lid 2).

 

Lid 3: Op grond van artikel 4:5 Awb kan het bestuursorgaan, indien niet tijdig (na een hersteltermijn) een volledige aanvraag voorligt, besluiten om de aanvraag buiten behandeling te laten. De termijn is ‘tenminste een week, ten hoogste drie weken’, als invulling van de algemene bepaling in artikel 4:5 Awb.

 

Artikel 7 Relatief verzuim van leerplichtige en kwalificatieplichtige leerlingen

Bij relatief verzuim geldt dat een jongere na inschrijving de school niet geregeld bezoekt. De Leerplichtwet bepaalt in artikel 21 dat de school een kennisgeving van verzuim moet doen aan burgemeester en wethouders. Voor het Voortgezet Onderwijs en het Middelbaar Beroepsonderwijs geldt dat deze kennisgeving aan de DUO wordt gedaan (artikel 21a Leerplichtwet). In artikel 22 van de wet staat dat de leerplichtambtenaar ‘vanwege burgemeester en wethouders’ een onderzoek instelt. In de instructie is de werkwijze van de leerplichtambtenaar bij dit onderzoek beschreven.

 

In het tweede lid is opgenomen dat de ouders een brief ontvangen van de verzuimmelding en de consequenties daarvan. De leerplichtambtenaar start het onderzoek door naar de achtergronden van het verzuim te informeren bij de school en eventuele hulpverleners die betrokken zijn. Indien uit dit onderzoek van de leerplichtambtenaar blijkt dat sprake is van ongeoorloofd verzuim heeft de leerplichtambtenaar een gesprek met de ouders en met de leerling vanaf 12 jaar (lid 4).

 

De afhandeling van het verzuim is maatwerk. Afhankelijk van de achtergronden van het verzuim kan de leerplichtambtenaar de volgende instrumenten inzetten.

  • a.

    waarschuwing (lid 21)

  • b.

    bemiddeling (lid 9)

  • c.

    doorverwijzing naar sociaal wijkteam of zorgmelding

  • d.

    verwijzing naar bureau Halt (lid 16)

  • e.

    last onder dwangsom (lid 23)

  • f.

    proces-verbaal (lid 20)

  • g.

    melding bij de Sociale Verzekeringsbank (lid 13)

 

Met de school en ketenpartners wordt in multidisciplinair overleg de mogelijke oplossingsrichting(en) besproken waarbij de leerplichtambtenaar bovengenoemde instrumenten kan inzetten. De inzet van de leerplichtambtenaar is er op gericht het verzuim te doen beëindigen.

 

Artikel 8 Regeling ‘te laat komen’

In dit artikel is bepaald dat de leerplichtambtenaar met de hoofden van basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs afspraken maakt over de aanpak van ‘te laat komen’. De regeling die sinds 2011 geldt, wordt de ‘3, 6, 9, 12 regeling’ genoemd. De procedure is als volgt:

3: bij driemaal te laat vindt er een gesprek plaats met de leerling en eventueel de ouders;

6: bij zesmaal te laat worden de ouders schriftelijk of in een persoonlijk gesprek op de hoogte gebracht van het te laat komen en van de mogelijke consequenties;

9: bij negen keer te laat gaat een brief naar de ouders met daarin de waarschuwing dat bij de volgende keer te laat komen, gemeld gaat worden bij de leerplichtambtenaar;

12: bij twaalf keer te laat gaat er een brief naar ouders met de mededeling dat nu melding gedaan wordt bij de leerplichtambtenaar. De leerplichtambtenaar stuurt een waarschuwingsbrief naar de de ouders waarin ouders gevraagd wordt het te laat komen te stoppen. Indien er geen verbetering is, volgen er sancties.

15: Bij vijftien keer te laat roept de leerplichtambtenaar de leerling en de ouders op voor een gesprek wat kan resulteren in een verwijzing naar bureau Halt.

De leerplichtambtenaar heeft bij drie keer of vaker te laat komen een gesprek met de leerling op het spreekuur. De ouders worden hier schriftelijk van op de hoogte gebracht. Het doel van dit gesprek is het ‘te laat komen’ te stoppen.

 

Artikel 9 Absoluut verzuim van leerplichtige leerlingen en kwalificatieplichtige jongeren

Bij absoluut verzuim van de leerplicht geldt dat een jongere niet staat ingeschreven bij een school in overeenstemming met de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 (artikel 2,lid 1 Leerplichtwet 1969).

Bij absoluut verzuim ten aanzien van kwalificatieplichtigen geldt dat een jongere niet staat ingeschreven als leerling van een instelling overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2a van de Leerplichtwet 1969 (artikel 4a in relatie tot artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969).

 

De administratief medewerker controleert via DUO regelmatig of alle leerplichtige leerlingen en kwalificatieplichtigen overeenkomst de bepalingen in de wet als leerling op een school of onderwijsinstelling zijn ingeschreven. Bij een vermoeden van absoluut verzuim wordt door de administratief medewerker een brief verstuurd waarop binnen tien werkdagen gereageerd moet worden (artikel 3, lid 8). Wanneer er geen reactie is gekomen en het vermoeden van absoluut verzuim blijft bestaan, dan volgt er een onderzoek door de leerplichtambtenaar.

 

Artikel 10 Kennisgeving in- en afschrijvingen, (dreigend) voortijdig schoolverlaten van leerplichtigen (met inbegrip van schorsing en verwijdering)

Beide situaties zijn in één artikel vermeld. Het gaat in essentie om een (dreigende) situatie waarbij de jongere buiten het onderwijs komt te staan.

 

Voortijdig schoolverlaten

De wettelijke bepalingen over de melding van voortijdig schoolverlaten gaan ervan uit dat in ieder geval melding gedaan moet worden wanneer de leerling een maand lang het onderwijs niet volgt. De leerplichtambtenaar kan met het hoofd afspreken dat het voortijdig schoolverlaten eerder wordt gemeld.

 

Verwijdering

Wanneer sprake is van verwijdering van een leerling, dan behoort de onderwijsinspectie daarover geraadpleegd te zijn.

 

De Leerplichtwet bepaalt dat een beslissing tot verwijdering terstond moet worden gemeld aan de gemeente (artikel 18 Leerplichtwet 1969).

 

Schorsing

Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs kan een leerling schorsen (voor maximaal één week) of definitief verwijderen van school, Het laatste kan alleen na overleg met de Inspectie van het Onderwijs en na het horen van leerling en/of ouders, voogden of verzorgers. Bovendien kan een leerling alleen verwijderd worden als een andere school bereid is om de leerling op te nemen. Een besluit tot schorsing wordt aan de betrokken leerling en, als de leerling nog geen 21 is, ook aan de ouders, voogden of verzorgers schriftelijk bekendgemaakt. Van een schorsing voor een periode langer dan één dag en een definitieve verwijdering moet het bevoegd gezag de Inspectie schriftelijk in kennis stellen. Zie ook artikel 13 Inrichtingsbesluit WVO.

 

Een leerling mag alleen langer dan 5 dagen worden geschorst als het gaat om een schorsing hangende een verwijdering. De Wpo is hier niet duidelijk over maar hierbij kan worden aangesloten bij de Wvo. Het Inrichtingsbesluit WVO artikel 14 zegt hierover:

Definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling geschiedt slechts na overleg met de inspectie. Hangende dit overleg kan de leerling worden geschorst. Het overleg met de inspectie strekt mede toe, na te gaan op welke andere wijze de betrokken leerling onderwijs kan volgen.

 

Met het hoofd kan worden afgesproken dat de school bij een schorsing van meer dan één dag naast de inspectie, ook de leerplichtambtenaar informeert. Ook kan worden afgesproken dat een schorsing van één dag wordt gemeld. In deze ambtsinstructie is dit opgenomen.

 

Artikel 11 Vervangende leerplicht

Besluiten krachtens dit artikel kunnen aan de leerplichtambtenaar gemandateerd worden. In deze instructie is daarvan uitgegaan.

 

De vervangende leerplicht geldt voor 14 en 15 jarigen die in het algemeen niet in een Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) traject kunnen instromen gezien de leeftijd. De wet gaat uit van een door de ouders ingediende en ondertekende aanvraag. De praktijk zal veelal zijn dat de aanvraag door de school wordt voorbereid, in goed overleg met de leerplichtambtenaar. In het derde en vierde lid wordt de werkwijze beschreven die bij deze praktijk past en ook aan de wet voldoet.

 

Op 1 oktober 2013 is de wetswijziging met betrekking tot de registratie van vrijstellingen en vervangende leerplicht in werking getreden. Op grond van artikel 3c Leerplichtwet moet het college bij toekenning van vervangende leerplicht in de wet en ambtsinstructie opgenomen gegevens aan de Minister verstrekken ten behoeve van het register vervangende leerplicht en vrijstellingen. Het doel van het register is te komen tot een uniforme wijze van registratie van wie een vrijstelling of vervangende leerplicht heeft. De groep jongeren die werkelijk begeleiding nodig hebben in verband met schooluitval of verzuim komt beter in beeld, waardoor de leerplichtambtenaar zich daarop kan richten.

 

Artikel 12 Vrijstelling van leerplicht wegens het volgen van ander onderwijs

Het betreft hier een bevoegdheid die door het college aan de leerplichtambtenaar gemandateerd kan worden. In de instructie is van deze mandaatverlening uitgegaan. In het tweede lid is een aanwijzing opgenomen voor de criteria die bij de toetsing van het ‘andere onderwijs’ worden toegepast. Bij de beoordeling slaat de leerplichtambtenaar er acht op of er wordt toe geleid dan wel kan worden toe geleid tot een startkwalificatie.

 

Een startkwalificatie houdt in:

  • -

    het bezit van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 7 en 8 Wvo.

  • -

    dan wel een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid , onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (MBO niveau 2 of hoger).

 

Defensie

De procedure voor leerplichtigen in dienst bij Defensie staat beschreven in het derde lid. Een deel van het bij Defensie werkzame personeel bestaat uit 17-jarige jongeren, waarvan het merendeel de school heeft verlaten zonder startkwalificatie. Om deze jongeren in beeld te houden, om te volgen of zij een startkwalificatie behalen of uitvallen voordat ze de 18 jarige leeftijd hebben bereikt, is er in samenspraak tussen ministerie van OCW, Ministerie van Defensie en Ingrado een procedure ontwikkeld om deze jongeren in beeld te houden.

 

De procedure is als volgt:

1. Na marginale toetsing van de kopie aanstellingsbrief verleent de leerplichtambtenaar aan de betrokkene en zijn/haar ouders vrijstelling van leerplicht op grond van artikel 15 van de Leerplichtwet.

2. De leerplichtambtenaar vermeldt in de vrijstellingsbrief het defensie personeelsnummer van de jongere. Het defensie personeelsnummer staat vermeld in de aanstellingsbrief.

3. De leerplichtambtenaar stuurt de vrijstellingsbrief aan de betrokkene en zijn/haar ouders en een kopie aan het Dienstencentrum Human Resources2 van Defensie.

4. Indien de aanstelling bij defensie van de jongere vóór zijn /haar 18e jaar wordt beëindigd, vermeld defensie in de ontslagbrief dat met dit ontslag de grond voor vrijstelling van de leerplicht vervalt, dat de betrokkene zich bij een onderwijsinstelling moet melden voor het behalen van een startkwalificatie en dat defensie melding doet van dit ontslag aan de leerplichtambtenaar van de woongemeente.

5. Het Dienstencentrum Human Resources2 meldt aan de leerplichtambtenaar van de woongemeente in geval de jongere voor zijn/haar 18e jaar wordt ontslagen.

6. Nadat de 17-jarige is gemeld bij de leerplichtambtenaar van zijn/haar woongemeente, als uitgeschreven, controleert de leerplichtambtenaar of de kwalificatieplicht voldoende wordt nageleefd.

 

Op 1 oktober 2013 is de wetswijziging met betrekking tot de registratie van vrijstellingen en vervangende leerplicht in werking getreden. Op grond van artikel 3c Leerplichtwet moet het college bij toekenning van vrijstelling wegens het volgen van ander onderwijs de in de wet en ambtsinstructie genoemde gegevens aan de Minister verstrekken ten behoeve van het register vervangende leerplicht en vrijstellingen. Het doel van het register is te komen tot een uniforme wijze van registratie van wie een vrijstelling of vervangende leerplicht heeft. De groep jongeren die werkelijk begeleiding nodig hebben in verband met schooluitval of verzuim komt beter in beeld, waardoor de leerplichtambtenaar zich daarop kan richten.

 

Artikel 13 Vrijstelling van de inschrijvingsplicht

Bij deze bepalingen uit de Leerplichtwet is het van belang dat het gaat om vrijstellingen die van rechtswege intreden indien de kennisgeving aan de eisen van de wet voldoet en die van rechtswege niet kunnen intreden indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet. Er bestaat derhalve geen mogelijkheid van bezwaar en beroep.

 

Vrijstelling wegens overwegende bedenkingen tegen de richting (lid 5).

De vraag of de bedenkingen werkelijk op de richting van het onderwijs betrekking hebben, dient, volgens staande jurisprudentie van de Hoge Raad , onderzocht te worden. Als vaststaat dat dat het geval is, ontstaat de vrijstelling van rechtswege en is geen plaats meer voor onderzoek naar het gewicht van de bedenkingen. Dat strookt met de staande jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State volgens welke er geen sprake is van een bevoegdheid om een besluit te nemen over de bedenkingen.

 

Vrijstelling wegens onderwijs in het buitenland (lid 9). Bij toepassing van het negende lid is het een voorwaarde dat de leerplichtige 1/3 deel van een kalenderjaar verblijft in Nederland.

 

Artikel 14 Bepalen of een onderwijsvoorziening een school is in de zin van de Leerplichtwet

Dit artikel geeft in enkele stappen aan wat de leerplichtambtenaar moet doen als ouders hun kind van een onderwijsvoorziening gebruik laten maken die (nog) niet als school in de zin van de Leerplichtwet is aangemerkt.

 

Artikel 15 Opsporingsbevoegdheid

De leerplichtambtenaar die tevens buitengewoon opsporingsambtenaar is, kan een ambtsedig proces-verbaal opmaken en leerlingen verwijzen naar bureau Halt. In dit artikel is bepaald dat de leerplichtambtenaar beschikt over opsporingsbevoegdheid.

 

Artikel 16 Melding aan de Raad voor de Kinderbescherming

Deze bepaling in de instructie sluit aan op de plicht die in de Leerplichtwet is opgenomen met betrekking tot de zogenoemde strafrechtelijke melding (zie artikel 22, lid 5 Leerplichtwet). In artikel 22, vijfde lid Leerplichtwet is bepaald dat indien sprake is van een eerdere veroordeling het proces-verbaal van de ‘nieuwe’ overtreding wordt verzonden naar de Raad voor de Kinderbescherming. Praktijk is dat de Raad voor de Kinderbescherming een afschrift ontvangt van ieder proces-verbaal in verband met relatief verzuim.

 

Artikel 17 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Op 1 juli 2013 is de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vastgesteld. Deze meldcode geldt ook voor de leerplichtambtenaren. Werken volgens de meldcode is een wettelijke verplichting. De meldcode op zich is een meldrecht en geen meldplicht.

 

In dit artikel is vastgelegd op welke wijze de leerplichtambtenaar met de meldcode om dient te gaan en welke stappen er gezet moeten worden. Deze beschrijving is samengesteld aan de hand van het basismodel huiselijk geweld en kindermishandeling opgesteld door het Ministerie van VWS. Opname van dit artikel in de ambtsinstructie is verplicht gesteld in de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Zie ook artikel 16, lid 4, onderdeel e, Leerplichtwet.

 

Artikel 18 Melding aan de Inspectiedienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Op grond van artikel 5 van de Leerplichtregeling 1995 heeft het college een informatieplicht aan de Inspectiedienst indien sprake is van vrijstelling op grond van artikel 5, onder a of b Leerplichtwet of vervangende leerplicht op grond van artikel 3b van de Leerplichtwet. Deze bepalingen zijn in de wet en regeling opgenomen om kinderarbeid tegen te gaan. Het Ministerie heeft enkele jaren geleden aan de gemeente gemeld dat deze melding niet meer gedaan hoeft te worden omdat het ministerie niets met de melding doet. In artikel 23 van de Leerplichtwet en artikel 5 van de Leerplichtregeling is de melding echter als wettelijke verplichting opgenomen. In dit artikel is de meldplicht wel opgenomen maar is in het tweede lid bepaald dat de leerplichtambtenaar van de melding kan afzien indien het districtshoofd SZW aangeeft dat de melding niet nodig is.

 

Artikel 19 Melding aan de Sociale Verzekeringsbank

Met de wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) heeft de leerplichtambtenaar sinds 1 januari 2010 een nieuwe handhavingsinstrument voor 16 en 17-jarigen. Indien er sprake is van ernstig schoolverzuim (16 uur ongeoorloofd verzuim in een periode van 4 weken) heeft de leerplichtambtenaar de mogelijkheid om een melding te doen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) met de mededeling dat de Leerplichtwet niet wordt nageleefd. Deze melding kan voor de SVB, uitvoerder van de AKW, aanleiding zijn om de kinderbijslag voor het betreffende kind stop te zetten. De AKW stelt eisen aan de dagbesteding van kinderen van 16 en 17 jaar.

 

Een melding bij SVB kan naast het opmaken van een proces-verbaal plaatsvinden. Het feit dat een gezin (tijdelijk) geen kinderbijslag meer ontvangt voor het kind dat de Leerplichtwet overtreedt, zal er aan bijdragen dat de druk op de jongere verhoogd wordt om zijn schoolverzuim te beëindigen. Het uiteindelijke doel is dat de jongere naar school gaat. Ouders en jongeren kunnen het stopzetten van de kinderbijslag voorkomen door alsnog aan de verplichtingen van de Leerplichtwet te voldoen. Doordat de SVB altijd achteraf de kinderbijslag uitbetaalt (drie maanden na vaststelling van het recht op kinderbijslag) is er ook in administratieve zin ruimte om het stopzetten van de kinderbijslag te voorkomen. Er is dus een herstelmogelijkheid. De strafrechtelijke route kent deze herstelmogelijkheid niet. Een proces-verbaal kan in principe niet worden ingetrokken door de leerplichtambtenaar, ook al gaat de jongere weer naar school. De melding bij SVB heeft dan ook het karakter van een herstelsanctie.

 

Verwijtbaarheid en medewerking

Er moet aan de melding bij SVB onderscheid gemaakt worden tussen verwijtbaarheid van en medewerking door ouders.

Verwijtbaarheid: Zodra een jongere niet op school is neemt de school contact op met de ouders om na te gaan wat de reden van afwezigheid is. Het is dan de verantwoordelijkheid van de ouders (en de jongere) om ervoor te zorgen dat, indien sprake is van ongeoorloofd verzuim, dit eindigt. Indien ouders niet ondernemen, na de melding van school, dan zijn de ouders verwijtbaar. Ondernemen ouder na de melding van school, diverse acties om hun kind op school te krijgen, dan zijn de ouders niet verwijtbaar.

Medewerking: Zodra de school de ouders heeft ingelicht over het verzuim van hun kind op school is, het de verantwoordelijkheid van de ouders om er voor te zorgen dat hun kind weer naar school gaat. Indien het verzuim blijft voortduren zal de school of leerplichtambtenaar met de ouders en de jongere afspraken gaan maken om het verzuim te laten eindigen. Als ouders en jongere zich aan de gemaakte afspraken houden dan werken zij mee om het verzuim te doen eindigen.

 

Een melding bij de SVB kan een goed middel zijn om te stimuleren dat het schoolverzuim eindigt. Dit is afhankelijk van de verwijtbaarheid van ouders en/of jongere bij het verzuim maar ook van de medewerking die gegeven wordt aan het stoppen van het verzuim. Hieronder staan de situaties beschreven waarin melding bij de SAVB kan worden gedaan:

 

Procedure

Als de leerplichtambtenaar van oordeel is dat het schoolverzuim gevolgen moet hebben voor het recht op kinderbijslag, geeft de leerplichtambtenaar een signaal af aan de SVB. De SVB sluit aan bij het oordeel van de leerplichtambtenaar. Indien er een melding worden gedaan aan de SVB zet de leerplichtambtenaar de volgende afspraken op schrift, welke naar de ouders en jongere verstuurd worden:

 

  • -

    het geconstateerde verzuim (minimaal 16 uur per 4 weken);

  • -

    de ondernomen acties om dit verzuim te stoppen, welke niet hebben geleid tot het resultaat

  • -

    datum waarop de melding aan de SVB is verstuurd;

  • -

    datum waarop de kinderbijslag stopgezet zal worden;

  • -

    voorwaarden waar de ouders en/of de jongere aan moeten voldoen om de melding ongedaan maken

  • -

    evaluatiedatum (als de melding aan de SVB is gedaan, kunnen ouders en/of jongere alsnog voldoen aan de voorwaarden om de melding ongedaan te maken. Hiervoor wordt een uiterste datum genoemd. Op deze wijze hebben ouders en jongere alsnog de kans de melding ongedaan te maken).

 

Een melding aan de SVB is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen kan door de ouders dan ook geen bezwaar worden

De SVB stuurt na de melding van de leerplichtambtenaar een beschikking aan de ouder die bekend is als aanvrager van de kinderbijslag. De SVB stopt met betalen van de kinderbijslag per het kwartaal volgend op de datum van de melding van de leerplichtambtenaar. Hiertegen kan de ouder wel bezwaar maken bij de SVB.

 

Ongedaan maken melding

De leerplichtambtenaar neemt contact op met de SVB om de melding ongedaan te maken als ouders en of jongeren voldaan hebben aan de gestelde voorwaarden en het verzuim is geëindigd. Deze ongedaan making wordt schriftelijk bevestigd aan de ouders en jongere.

 

Artikel 20 Jaarverslag leerplicht en effectrapportage RMC

In artikel 25 Leerplichtwet is bepaald dat het college jaarlijks vóór 1 oktober aan de raad verslag uitbrengt over het gevoerde beleid inzake de handhaving van de leerplicht en de kwalificatieplicht en de resultaten daarvan. Uit de aard van deze bevoegdheid vloeit voort dat deze niet kan worden gemandateerd (zie artikel 10:3, lid 1 Awb). De door het afdelingshoofd aangewezen medewerker draagt er zorg voor dat het jaarverslag wordt opgesteld en tijdig in het college wordt gebracht. De leerplichtambtenaren leveren ten behoeve van het jaarverslag de benodigde gegevens aan. Het verslag zal de kwantitatieve gegevens bevatten die aan het ministerie van OCW moeten worden gemeld, maar tevens ingaan op het gevoerde beleid.

 

De RMC-coördinator levert voor 1 december de effectrapportage van de bestrijding voortijdig schoolverlaten aan.

 

Artikel 21 Samenwerking in de regio inzake leerplicht en RMC

De Leerplicht en RMC-coördinatie MVS is ondergebracht bij het bureau Leerplicht. De kwalificatiemedewerkers zijn ondergebracht bij het Steunpunt Onderwijs & Jongeren. Het is onder andere voor de samenhang van beleid en uitvoering belangrijk dat overleg en afstemming plaatsvindt.

Om op de hoogte te blijven van landelijke en regionale ontwikkelingen rondom de leerplichtfunctie, ervaringen uit te wisselen en van elkaar te leren (intervisie), is deelname aan het regio-overleg belangrijk.

 

Artikel 22 Samenwerking met diensten en instellingen

In bijlage 1 zijn de instellingen opgenomen waarmee de leerplichtambtenaar samenwerkt.

 

Artikel 23 Signaal aan de Inspectie van het Onderwijs bij het niet voldoen aan de wettelijke bepalingen van de Leerplichtwet door het hoofd

Op 1 januari 2012 is een wijziging van onder meer de Leerplichtwet 1969 in werking getreden met het doel het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten te verbeteren. Het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet door scholen – een goede administratie van verzuim – is belegd bij de Inspectie van het Onderwijs. Voorheen was dit een taak van de leerplichtambtenaar. De strafrechtelijke strafbepaling jegens hoofden door de leerplichtambtenaar is vervangen door een bestuurlijke boete die de minister kan opleggen.

 

Voor een goede uitoefening van zijn/haar taak, is de leerplichtambtenaar afhankelijk van een adequate verzuimregistratie door de scholen. Nu het toezicht hierop niet meer onder bevoegdheid van de leerplichtambtenaar valt, is het van belang een goede samenwerking met de Inspectie en de scholen te hebben. Waarnemingen die de leerplichtambtenaar doet (bij haar toezicht op ouders en leerlingen) over naleving door scholen, kunnen worden doorgegeven aan de Inspectie. Deze betrekt de signalen in het risicogerichte toezicht op scholen.

 

In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn de bevoegdheden van de toezichthouder geregeld. Op basis daarvan mogen leerplichtambtenaren onderzoek uitvoeren op scholen om de eigen taak – toezicht op de naleving van de Leerplichtwet door ouders en leerlingen – naar behoren uit te kunnen voeren. Daarbij kan aan het licht komen dat een school de Leerplichtwet niet naleeft. Dat soort signalen kan de leerplichtambtenaar doorgeven aan de Inspectie. De Inspectie heeft daartoe het Loket Onderwijsinspectie ingericht. In deze ambtsinstructie is vastgelegd op welke manier de leerplichtambtenaar invulling geeft aan haar signaleringsrol. Het aangaan van een samenwerkingsovereenkomst met de Inspectie van het Onderwijs waarbij de leerplichtambtenaar in de praktijk de toezichttaak blijft uitvoeren en een dossier opbouwt, is niet toegestaan.

 

Artikel 24 Beleidsontwikkeling

De leerplichtambtenaar heeft een belangrijke signalerende functie. Signalen die zij ‘oppikken’ van cliënten en scholen kunnen belangrijke informatie bevatten voor beleidsmakers en politiek. Daarnaast is het belangrijk dat de leerplichtambtenaar op de hoogte is van lokale, regionale en landelijke ontwikkeling en zorgt voor de verwerking van die ontwikkelingen in voorstellen voor aanpassingen van het lokale dan wel het regionale beleid.

 

Artikel 25 Afhandeling bezwaarschriften

De leerplichtambtenaar is bevoegd om namens het college besluiten te nemen. Het gaat hierbij om vervangende leerplicht (artikelen 3a en 3 Leerplichtwet) en het verlenen van vrijstelling voor het volgen van ander onderwijs (artikel 15 Leerplichtwet). De leerplichtambtenaar is door het college gemandateerd om deze besluiten namens het college te nemen. Daarnaast heeft de leerplichtambtenaar een rechtstreekse bevoegdheid om besluiten te nemen inzake vrijstelling wegens andere omstandigheden voor meer dan tien dagen (artikel 14, lid 3 Leerplichtwet). In het laatste geval is de leerplichtambtenaar het bestuursorgaan dat het besluit neemt.

 

Belanghebbenden die het niet eens zijn met een besluit kunnen hiertegen in bezwaar gaan bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen (artikel 6.4, lid 1 Awb). Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, neemt een beslissing op bezwaar. Artikel 10:3, derde lid Awb laat niet toe dat de beslissing op bezwaar wordt genomen door dezelfde gemandateerde als degene die het primaire besluit in mandaat nam.

 

Voordat het bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het de belanghebbende in de gelegenheid te worden gehoord. Bezwaren tegen de besluiten die de leerplichtambtenaar namens het college (dus in mandaat) heeft genomen, worden voor advies voorgelegd aan de Algemene Kamer van de bezwaarschriftencommissie. Vervolgens neemt het college een besluit op bezwaar.

 

Indien het besluit is genomen door de leerplichtambtenaar als bestuursorgaan, dan vindt het horen plaats door de door het afdelingshoofd aangewezen medewerker. Hierbij hoort de door het afdelingshoofd aangewezen medewerker tevens de leerplichtambtenaar. De door het afdelingshoofd aangewezen medewerker adviseert de leerplichtambtenaar over het bezwaar. De leerplichtambtenaar die het bestreden besluit heeft genomen, neemt op basis van dit advies een besluit op bezwaar.

 

Doel van de bezwaarprocedure is volledige heroverweging van het oorspronkelijke besluit. Volledige heroverweging betekent dat het besluit volledig wordt getoetst, zowel op rechtmatigheid als op doelmatigheid (artikel 7:11, lid 1 Awb). Alle bezwaargronden en alle belangen die door de belanghebbende naar voren zijn gebracht, dienen door het bestuursorgaan in de heroverweging te worden meegenomen. Vervolgens wordt een beslissing op het bezwaarschrift genomen, dat het resultaat is van die heroverweging.

 

De belanghebbende kan tegen het besluit op het bezwaarschrift in beroep gaan bij de rechtbank.

 

Artikel 26 Slotbepalingen

In de slotbepaling is opgenomen dat zaken die op het tijdstip van de inwerkingtreding bij de leerplichtambtenaar in behandeling zijn, zo veel mogelijk in overeenstemming met deze ambtsinstructie worden behandeld.

 

BIJLAGE 1 SAMENWERKING MET DIENSTEN EN INSTELLINGEN

 

De leerplichtambtenaar voert zo vaak als hij dat voor het uitoefenen van zijn taak nodig acht overleg met:

 

  • -

    Arbeidsinspectie

  • -

    Bovenschoolse voorziening InZicht

  • -

    Bureau Halt

  • -

    Centrum voor Jeugd en Gezin

  • -

    Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)

  • -

    Ingrado (branchevereniging voor Leerplicht, Kwalificatieplicht en RMC)

  • -

    Inspectie voor het Onderwijs

  • -

    instellingen voor beroepsonderwijs (ROC)

  • -

    Instellingen voor jeugdhulpverlening

  • -

    Instellingen voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ)

  • -

    Jeugdbeschermingsplein

  • -

    Lokale en regionale zorginstanties

  • -

    Ministerie van Binnenlands Zaken

  • -

    Ministerie van Justitie

  • -

    Ministerie van OC&W

  • -

    Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

  • -

    Openbaar Ministerie Arrondissement Rotterdam

  • -

    Politie

  • -

    Raad voor de Kinderbescherming

  • -

    Reclassering

  • -

    Regiogemeenten Rijnmond

  • -

    Samenwerkingsverbanden Nieuwe Waterweg Noord

  • -

    Scholen voor primair onderwijs

  • -

    Scholen voor speciaal onderwijs

  • -

    Scholen voor voortgezet onderwijs

  • -

    Sociaal wijkteam Vlaardingen

  • -

    Sociale Verzekeringsbank

  • -

    Steunpunt Jongeren

  • -

    Stichting Onderwijs

  • -

    Stichting Zorg en Onderwijs

  • -

    Stroomopwaarts

  • -

    Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)

  • -

    Veilig Thuis

  • -

    Wijk Ondersteuningsteams Schiedam

  • -

    Wijkteam Maassluis