Organisatie | Eindhoven |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2017 |
Citeertitel | Verordening parkeerbelastingen 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-12-2016 | 01-01-2018 | Onbekend | 08-11-2016 | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad van de gemeente Eindhoven,
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 september 2016;
mede gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;
gelet op de behandeling in Meningsvormende Vergadering van 1 november 2016 en de nadere toelichting met herzien ontwerp raadsbesluit van 25 oktober 2016;
in zijn vergadering van 8 november 2016 heeft vastgesteld de volgende
Voor de toepassing van deze verordening met bijbehorende tarieventabel wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;
centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Eindhoven een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of RFID-kaart (kaart met technologie op het gebied van Radio Frequency Identification);
Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:
zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 1, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:
I. indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;
II. indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd
De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die opde voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
1. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon, of ander communicatiemiddel, of RFID-kaart inloggen op de centrale computer.
De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon of RFID-kaart inloggen op de centrale computer.
Indien een belastingplichtige als gevolg van verhuizing, ziekte, overlijden, bedrijfsopheffing of –staking, van de verleende vergunning geen gebruik maakt gedurende de gehele of een deel van de periode waarvoor het parkeerbelasting is geheven, wordt op verzoek ontheffing van parkeerbelasting verleend over het aantal volle kalendermaanden gedurende welke dat gebruik niet mogelijk is geweest.
Indien als gevolg van maatregelen getroffen door of met instemming van het gemeentebestuur de vergunninghouder over een gedeelte van het tijdvak waarvoor de vergunning geldt geen gebruik kan maken van de vergunning, wordt op verzoek ontheffing van parkeerbelasting verleend over het aantal volle kalendermaanden gedurende welke dat gebruik niet mogelijk is geweest.
a. personen van rijk, provincie, regiobestuur en gemeente, voor zover het voertuig in de uitoefening van de dienst wordt gebruikt en uiterlijk duidelijk als dienstvoertuig kenbaar is of, indien het voertuig niet duidelijk als dienstvoertuig kenbaar is, voor zover het dienstvoertuig als zodanig bij het Afdelingshoofd Stadstoezicht is aangemeld;
De belasting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, voor het parkeren van een voertuig op een parkeerapparatuurplaats wordt niet geheven van een houder van een geldige Gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in hoofdstuk IV van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW, Stb. 1990,469), mits deze kaart op een van buitenaf duidelijk zichtbare en leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst.
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.
1. Tot zekerheid van de betaling van naheffingsaanslagen ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het motorvoertuig welke onafgebroken op een parkeerplek staat en waaraan drie achtereenvolgende naheffingsaanslagen zijn uitgereikt die niet betaald zijn, een wielklem worden aangebracht.
De regelingen met betrekking tot de wielklem- en wegsleepregeling en de bijbehorende kosten zoals vastgesteld in artikel 11 van deze verordening zijn van toepassing na het aanbrengen van een wielklem, in die zin dat de wielklem alleen verwijderd wordt respectievelijk de houder zijn motorvoertuig alleen kan terugkrijgen bij het bewaarterrein, als hij alle met betrekking tot het motorvoertuig opgelegde en openstaande naheffingsaanslagen parkeerbelasting plus de bijbehorende kosten zoals bedoeld in artikel 11 van deze verordening, plus de eventuele kosten van (dwang)invordering met betrekking tot de niet betaalde naheffingsaanslagen, heeft betaald.
1. De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, bedragen € 60,-.
2. De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem bedragen € 80,-.
3.1 De kosten voor de overbrenging van een motorvoertuig naar de bewaarplaats bedragen:
a. basistarief / uitrijtarief € 75,-;
b. sleepkosten naar bewaarplaats voor motorvoertuigen met een maximum massa van 3.500 kg. of minder: € 72,-;
c. sleepkosten naar bewaarplaats, voor motorvoertuigen met een maximum massa van meer dan 3.500 kg.: de kosten genoemd onder a en b vermeerderd met 50%.
3.2 De kosten van het bewaren van een motorvoertuig bedragen:
a. € 45,- voor het eerste etmaal of een gedeelte daarvan;
b. € 17,- voor elk volgend etmaal of een gedeelte daarvan.
4. Het bedrag van de ingevolge het tweede en derde lid in rekening te brengen kosten wordt bij beschikking vastgesteld.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.
De "Verordening parkeerbelastingen 2016", vastgesteld bij raadsbesluit van 3 november 2015, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 november 2016.
Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,
de gemeentesecretaris van Eindhoven,
Tarieventabel verordening parkeerbelastingen 2017
Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de verordening bedraagt,
in het gebied (gebiedsbegrenzing conform figuur 1) en op de locatie (in het geldende Aanwijsbesluit en uitwerkingsbesluit parkeren worden de locaties conform de nummering gespecificeerd):
* Het tarief bedraagt € 0,60 voor de eerste 60 minuten en € 1,20 voor elke volgende 60 minuten, met een maximum van € 3,50 per dag.
Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de verordening bedraagt voor een: |
Deze tarieventabel maakt onderdeel uit van en behoort bij het raadsbesluit van 8 november 2016 tot
vaststelling van de Verordening parkeerbelastingen 2017.
Kostenbesluit naheffingsaanslag parkeerbelastingen 2017
De kosten van het opleggen van een naheffingsaanslag worden geraamd op €60,18 per aanslag:
- informatie verwerkingskosten € 97.736,-
- Kosten afschrijving + interest € 306.805,-
- Personeelskosten € 1.337.414,-
- Overheadkosten € 665.356,- +
Aantal naheffingsaanslagen: 40.000
Dit kostenbesluit maakt onderdeel uit van en behoort bij het raadsbesluit van 8 november 2016 tot vaststelling van de Verordening parkeerbelastingen 2017.