Organisatie | Eindhoven |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van de hondenbelasting 2017 |
Citeertitel | Verordening hondenbelasting 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-12-2016 | 01-01-2018 | Onbekend | 08-11-2016 | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad van de gemeente Eindhoven,
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 september 2016;
mede gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;
gelet op de behandeling in Meningsvormende Vergadering van 1 november 2016 en de nadere toelichting met herzien ontwerp raadsbesluit van 25 oktober 2016;
in zijn vergadering van 8 november 2016 heeft vastgesteld de volgende
Artikel 1. Aard en voorwerp van de heffing
Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond.
Artikel 3. Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.
In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels, ingeschreven bij de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland, alsmede voor honden in ondernemingen voor handel in honden, in een inrichting die overeenkomstig artikel 3.8 van het Besluit houders van dieren is aangemeld en aan welke inrichting een uniek nummer is toegekend, € 367,- per belastingjaar.
Artikel 6. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel vierde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalenderkwartalen overblijven.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel vierde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalenderkwartalen overblijven.
De belasting wordt niet geheven voor honden:
die verblijven in een hondenasiel, zijnde een aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan en welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren;
waarvan de houder zich in de loop van het belastingjaar in de gemeente heeft gevestigd, doch slechts voor het tijdvak van het lopende belastingjaar, waarover voor deze hond(-en) elders belasting is betaald of verschuldigd is en geen recht op ontheffing of vermindering van die elders betaalde belasting bestaat;
Artikel 9. Continuering belastingplicht
Ten aanzien van de belastingplichtige, aan wie over het vorige belastingjaar een aanslag werd opgelegd, wordt de belasting geheven naar hetzelfde aantal honden als waarnaar de aanslag over het vorige belastingjaar werd opgelegd, tenzij blijkt, dat het bedoeld aantal honden waarvoor hij belastingplichtig is, een wijziging heeft ondergaan, of dat zijn belastingplicht voor de aanvang van het belastingjaar is geëindigd.
Artikel 10. Termijnen van betaling
1.In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die, welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
2 . In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan €78,-, doch minder is dan
€ 9.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in elf termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
3 . Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.
4 . De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Kwijtschelding wordt alleen verleend voor de eerste hond als bedoeld in artikel 4, lid 1 aanhef en onder a.
Artikel 12. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.