Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van
voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport
van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of
in onderhoud bij de gemeente;
- b.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of
grondwater, afgevoerd via de gemeentelijke riolering;
- c.
perceel: een roerende of een onroerende zaak of een zelfstandig
gedeelte daarvan;
- d.
waterleidingbedrijf: de naamloze vennootschap Brabant Water,
gevestigd te 's-Hertogenbosch of diens rechtsopvolger;
- e.
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het
waterleidingbedrijf betrekking heeft;
- f.
- g.
woning: een perceel dat in hoofdzaak dient tot woning, daaronder
mede begrepen recreatiewoningen;
- h.
niet-woning: een perceel dat niet in hoofdzaak dient tot
woning;
- i.
garagebox: een perceel dat bestemd is voor en gebruikt wordt voor
opslag van goederen en/of stalling van motorvoertuigen met een
maximaal oppervlakte van 24 vierkante meter.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam ‘rioolheffing’ wordt een directe belasting geheven ter
bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfsafvalwater;
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde
structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de
grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of
beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven van de eigenaar van een perceel dat
direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering en
van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering
kan worden afgevoerd.
- 2.
Met betrekking tot de heffing als bedoeld in het eerste lid wordt
als eigenaar aangemerkt:
- a.
degene die op 1 januari van het belastingjaar, volgens de
basisregistratie kadaster, als houder van het zakelijk recht
krachtens eigendom, bezit of beperkt recht bekend
staat;
- b.
dan wel degene die op 1 januari van het belastingjaar, naar
omstandigheden beoordeeld, als eigenaar kan worden
aangemerkt, ofwel zich als zodanig bekend maakt.
- 3.
Onder de naam 'rioolheffing' wordt een belasting geheven van de
gebruiker van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op
de gemeentelijke riolering en van waaruit water direct of indirect
op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
- 4.
Met betrekking tot de heffing als bedoeld in het derde lid wordt als
gebruiker aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al
dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of
persoonlijk recht gebruikt;
- b.
ingeval een gedeelte van een eigendom (niet een gedeelte als
bedoeld in artikel 3) ten gebruike is afgestaan: degene die
dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling
bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de heffing
geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande
dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden
gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
- 1.
De heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt geheven naar
een vast bedrag per perceel.
- 2.
De heffing als bedoeld in artikel 3, derde lid, wordt geheven naar
het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het perceel wordt
afgevoerd.
- 3.
Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal
kubieke meters water dat in het belastingtijdvak naar het perceel is
toegevoerd of is opgepompt.
- 4.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die
installatie voorzien zijn van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan
worden afgelezen, of
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een
pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest
kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de
hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke
bepaling.
- 5.
Indien het waterverbruik over het belastingtijdvak niet bekend is,
wordt het aantal kubieke meters afvalwater door de in artikel 231,
tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar
vastgesteld op basis van een schatting, bij welke schatting het
waterverbruik in - maximaal - de afgelopen drie verbruiksperioden
als leidraad dient.
- 6.
Indien door de gebruiker wordt aangetoond, dat een hoeveelheid
afvalwater niet op de in artikel 3, derde lid, bedoelde wijze is
afgevoerd, wordt de op grond van het tweede lid bepaalde hoeveelheid
water verminderd met de op andere wijze afgevoerde hoeveelheid
afvalwater.
Artikel 6 Tarief
- 1.
De heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, bedraagt:
- a.
voor percelen zijnde woningen, per jaar € 100,00
- b.
voor percelen zijnde niet-woningen, per jaar € 170,00
- c.
voor percelen zijnde garageboxen, per jaar € 50,00
- 2.
De heffing als bedoeld in artikel 3, derde lid, bedraagt voor
percelen zijnde woningen en niet-woningen, per jaar, bij een
hoeveelheid afgevoerd water, als bedoeld in artikel 5, tweede
lid:
- a.
tot en met 130 m3 € 29,70
- b.
van 131 m3 tot en met 250 m3 € 130,00
- c.
bij 251 m3 tot en met 500 m3 € 310,00
- d.
bij 501 m3 tot en met 1.500 m3 € 1.128,00
- e.
bij 1.501 m3 tot en met 5.000 m3 € 3.450,00
- f.
bij 5.001 m3 en meer € 11.066,00
Artikel 7 Belastingtijdvak
- 1.
Het belastingtijdvak voor de heffing als bedoeld in artikel 3,
eerste lid, is gelijk aan een kalenderjaar.
- 2.
Het belastingtijdvak voor de heffing als bedoeld in artikel 3, derde
lid, is de verbruiksperiode zoals die voor de betrokken
belastingplichtige voor het desbetreffende perceel geldt.
Artikel 8 Wijze van heffing
- 1.
Het recht wordt geheven bij wege van een schriftelijke gedagtekende
kennisgeving, waaronder mede begrepen een aanslag.
- 2.
De schriftelijke gedagtekende kennisgeving kan worden gesteld op de
afrekening van het waterleidingbedrijf. Als dagtekening van de
kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening.
- 3.
Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen wordt aangemerkt
de voorschotnota van het waterleidingbedrijf of de kennisgeving op
andere wijze van betaling van voorschotbedragen.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is verschuldigd bij
het begin van het belastingjaar.
- 2.
Indien de belastingplicht voor de heffing als bedoeld in artikel 3,
eerste lid, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat geen
aanspraak op restitutie.
Artikel 10 Termijnen van betaling
- 1.
De aanslagen voor de heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid,
moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste
vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de
dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee
maanden later.
- 2.
In afwijking van het eerste lid geldt dat zolang de verschuldigde
bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden
afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel
gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het
aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien
verstande dat het aantal termijnen ten minste twee en ten hoogste
tien bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening
van het aanslagbiljet en de volgende termijnen telkens een maand
later.
- 3.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moet het voorlopig gevorderde bedrag, alsmede het definitief
gevorderde bedrag, van de heffing als bedoeld in artikel 3, derde
lid, worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop
het voorschotbedrag, onderscheidenlijk het definitieve bedrag van de
afrekening van het waterleidingbedrijf moet worden betaald.
- 4.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste
en tweede lid gestelde termijnen.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en
wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De "Verordening rioolheffing 2016 " vastgesteld door de raad van de
gemeente Oisterwijk op 12 november 2015, wordt ingetrokken met
ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de
heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de
belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na
die van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening rioolheffing
2017".