Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Groningen (Gr)

Beleidslijn Bibob

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGroningen (Gr)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidslijn Bibob
CiteertitelBeleidslijn Bibob
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt met ingang van xxx de beleidslijnen van 2004 en 2009.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Bibob

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-12-2016Nieuwe regeling

13-12-2016

gmb-2016-189003

6056678

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidslijn Bibob

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen en de burgemeester van Groningen, ieder voor zover het hun verantwoordelijkheden betreft, maken bekend, dat ze op 13 december 2016 hebben besloten tot vaststelling van de volgende

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het openbaarbestuur (Wet Bibob), gemeente GRONINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1.1. van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      Rechtspersoon met een overheidstaak:

      de gemeente Groningen;

    • b.

      bestuursorgaan:

      de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen;

    • c.

      betrokkene:

      de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;

    • d.

      eigen onderzoek:

      de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij Bureau Bibob aan te vragen.

    • e.

      RIEC:

      Regionaal Informatie en Expertise Centrum

Artikel 2. Toepassingsbereik Wet Bibob

  • 1.

    Horeca, prostitutie en speelautomaten

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel altijd plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

  • 2.

    Huisvestingsvergunningen

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaats als er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of er sprake is van verkregen informatie van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob:

  • 3.

    Omgevingsvergunningen bouw

    3.1 Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij onderstaande aanvragen voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) indien een of meer van de volgende criteria op de aanvraag van toepassing is:

    • a.

      de aanvraag heeft betrekking op een bouwsom hoger dan € 1.000.000,– (excl. btw). De bouwsom wordt door de gemeente berekend;

    • b.

      de aanvraag heeft betrekking op een bouwwerk ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, de bouwsom bedraagt meer dan € 50.000,- (excl. btw) en heeft betrekking op een of meer van de volgende risico categorieën:

      • -

        horeca- en seksbedrijven

      • -

        coffeeshops, growshops, smartshops, headshops;

      • -

        speelautomatenhallen en gamecenters

      • -

        sloopbedrijven

      • -

        kamerverhuurbedrijven

      • -

        woonwagenterreinen

    • c.

      De aanvraag heeft betrekking op een of meer van de volgende risicogebieden:

      • -

        De Hoogte

      • -

        Gideon/Winschoterdiep

      • -

        Oostendeweg.

    3.2 In geval van een aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo zal voorts in beginsel uitvoering geven worden aan een Bibob-toets indien op grond van:

    • -

      eigen ambtelijke informatie en/of

    • -

      informatie verkregen van het Bureau Bibob en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip)

    vragen ontstaan of bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of met hem in verband te brengen personen zoals onder meer de personen die direct of indirect leiding geven en/of direct of indirect zeggenschap uitoefenen en/of direct of indirect vermogen verschaffen aan de betreffende activiteiten en/of onderneming of dat in het verleden hebben gedaan en/of over de organisatiestructuur en/of de wijze van financiering.

    3.3 In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid zal geen Bibob-toets worden toegepast indien de aanvraag afkomstig is overheidsinstanties, semi-overheidsinstanties en woning(bouw)corporaties.

    Toelichting

    Uitgangspunt is dat een Bibob-toets plaats vindt in gevallen waarin sprake is van een financiële investering van redelijke omvang dan wel het bouwwerk op enige wijze een faciliterende rol kan spelen inbedrijfsmatige activiteiten die een vergroot risico in zich hebben voor criminele invloeden.

    De in lid 3.1 genoemde risicocategorieën en -gebieden zijn niet limitatief en kunnen, indien de ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het college van burgemeester en wethouders worden aangepast.

    De aanvrager van een wabo-vergunning is vaak slechts een schakel bij deze zaaksgebonden vergunning. Het is niet ongebruikelijk dat anderen dan de toekomstig gebruiker de vergunning aanvragen. Door het zaaksgebonden karakter kunnen minder bonafide personen buiten schot blijven. Bovendien is de vergunning na verlening eenvoudig over te dragen. Daarom is de Bibob-toets ook van toepassing op degene die op grond van feiten en omstandigheden redelijkerwijs met een aanvrager kan worden gelijkgesteld.

    Indien een aanvrager binnen een periode van twee jaar (gerekend vanaf de eerste aanvraag) meer aanvragen voor een wabo-vergunning bouw indient, zal bij ongewijzigde omstandigheden ten opzichte van de eerste aanvraag (bedrijfsstructuur, financiering, zakelijke partners, enz.) en de uitkomst van Bibob-toets op de eerste aanvraag positief was, zal bij de volgende aanvragen geen Bibob-toets worden toegepast.

  • 4.

    Omgevingsvergunningen milieu

    • 1.

      Bij aanvragen van

      zal in beginsel uitvoering geven worden aan een Bibob-toets indien op grond van:

      • -

        eigen ambtelijke informatie en/of

      • -

        informatie verkregen van het Bureau Bibob en/of

      • -

        informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

      • -

        vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip)

      vragen ontstaan of bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of met hem in verband te brengen personen zoals onder meer de personen die direct of indirect leiding geven en/of direct of indirect zeggenschap uitoefenen en/of direct of indirect vermogen verschaffen aan de betreffende activiteiten en/of onderneming of dat in het verleden hebben gedaan en/of over de organisatiestructuur en/of de wijze van financiering.

    • 2.

      In afwijking van het bepaalde in het eerste lid zal geen Bibob-toets worden toegepast indien de aanvraag afkomstig is van (semi-)overheidsinstanties.

  • 5.

    Vastgoedtransacties

    De Bibob-toets kan in beginsel toegepast worden met betrekking tot vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij is. Bij de start van de onderhandelingen daartoe zal de wederpartij ervan in kennis gesteld worden dat een Bibob-toets deel uit kan maken van de procedure.

    In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

    De Bibob-toets wordt in beginsel beperkt tot de gevallen die een of meerdere van de onderstaande kenmerken hebben:

    • -

      Hoge mate van financiële complexiteit;

    • -

      Behorend tot een risicobranche of risicogebied;

    • -

      Hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

    • -

      Exceptioneel financieel risico voor de Gemeente Groningen. Het besluit tot uitvoering van de Bibob-toets kan daarnaast ook gebaseerd zijn op:

      • -

        eigen ambtelijke informatie en/of

      • -

        informatie verkregen van het Bureau Bibob en/of

      • -

        informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

      • -

        vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip).

Artikel 3 Reeds verleende beschikkingen

  • 1.

    Ingeval van een reeds verleende beschikking kan uitvoering worden gegeven aan de Bibob-toets indien:

    • a.

      De reeds verleende beschikking betrekking heeft op een risicocategorie of risicogebied dat als zodanig is aangewezen en bekend gemaakt;

    • b.

      Op grond van:

      • -

        eigen ambtelijke informatie en/of

      • -

        informatie verkregen van het Bureau en/of

      • -

        informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of

      • -

        vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet

      vragen ontstaan of bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of met hem in verband te brengen personen zoals onder meer de personen die direct of indirect leiding geven en/of direct of indirect zeggenschap uitoefenen en/of direct of indirect vermogen verschaffen aan de betreffende activiteiten en/of onderneming of dat in het verleden hebben gedaan en/of over de organisatiestructuur en/of de wijze van financiering.

    • c.

      Bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstig gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt.

  • 2.

    Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 4 juncto 3 van de Wet Bibob. De verleende beschikking zal dan worden ingetrokken.

Artikel 4 Uitvoering

  • 1.

    Eigen onderzoek

    In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen zal betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en inleveren. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulierendoor of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid van de Wet Bibob genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.

    In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulierenonderdeel uit van de aanvraag hiervoor.

    Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.

    Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit een tweetal stappen:

    Stap 1

    Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

    • 1.

      de door de aanvrager/houder van de vergunning aangereikte informatie/documenten bij de Bibob-vragenformulier(en) (inclusief bijlagen) en de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

    • 2.

      eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

    • 3.

      open bronnen onderzoek (zoals KvK, kadaster, etc.)

    De Bibob-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.

    Wanneer het Bibob-vragenformulieren niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning.

    Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ‘ernstig gevaar’ als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de vergunning weigeren of intrekken.

    Stap 2

    Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd.

  • 2.

    Aanvraag advies Bureau Bibob

    Indien

    • -

      na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

    • -

      na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en);

    • -

      na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffendebeschikking te verbinden activiteiten;

    • -

      de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.

    • -

      (andere) omstandigheden die doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

    • -

      (andere) omstandigheden die doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan welgegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

    Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het bureau geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.

    Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

    De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de algemene wet bestuursrecht(Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

    Bij een ‘mindere mate van gevaar’ dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Deze voorwaarden dienen Bibob-gerelateerd te zijn.

Artikel 5 Informatieplicht

  • 1.

    Het college of de burgemeester informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 9. Een afschrift van deze notificatiebrief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 2.

    In geval een van het Bureau ontvangen advies leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het college of de burgemeester gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

Artikel 6 Adviestermijn

  • 1.

    Indien het college of de burgemeester een advies aanvraagt bij het bureau, wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 lid1 van de wet.

  • 2.

    Indien het Bureau het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn genoemd in artikel 15 lid 3 van de wet.

  • 3.

    Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking is vatbaar voor beroep en bezwaar.

  • 4.

    Het bestuursorgaan die een advies van het Bureau als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit adviesgedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Artikel 7 Beschikking

  • 1.

    Het bestuursorgaan gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel een inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het bureau blijkt dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval vaneen inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet2013 (2012?).

  • 2.

    Indien het bestuursorgaan voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijze in te brengen.

  • 3.

    Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking is vatbaar voor beroep en bezwaar.

  • 4.

    Het bestuursorgaan die een advies van het Bureau als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Artikel 8 Geheimhoudingsplicht

Een ieder die krachtens de Wet Bibob informatie krijgt met betrekking tot een derde is op grond van artikel 28 van de Wet Bibob verplicht tot geheimhouding van deze informatie.

Artikel 9 Invoering

Deze beleidslijn treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking in het elektronisch gemeenteblad.

Met de inwerkingtreding van deze nieuwe beleidslijn vervallen de beleidslijnen van 2004 en 2009.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 13 december 2016.

de burgemeester

Peter denOudsten

de secretaris,

Peter Teesink

Toelichting

1.Inleiding

Op 1 juni 2003 is de Wet Bibob in werking getreden. Per 1 juli 2013 is de wet gewijzigd en is het toepassingsbereik uitgebreid naar bepaalde vergunningen op grond van de Huisvestingswet, onder andere voor splitsing of woningontrekking in het kader van de aanpak van huisjesmelkers, en vastgoed- engrondtransacties waarbij de overheid is betrokken.

Deze uitbreiding vormt de aanleiding om het Groningse Bibob beleid, zoals vastgelegd in de beleidslijnen uit 2004 en 2009 1 , te actualiseren en waar nodig uit te breiden. Deze oude beleidslijnen worden samengevoegd en geactualiseerd in deze nieuwe geactualiseerde versie.

2.De Wet Bibob

Het doel van de Wet Bibob is het beschermen van de integriteit van de overheid. De Wet Bibob heefteen preventief karakter en is bedoeld om te voorkomen dat de overheid ongewild criminele activiteiten faciliteert door bijvoorbeeld vergunningen of subsidies te verstrekken of vastgoedtransacties aan te gaan. Hiermee wordt tevens de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd.

De Wet Bibob is, vanwege het ultimum remedium karakter, bedoeld als een aanvulling op de bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren en/of in te trekken.

Op grond van de Wet Bibob kan diepgaand onderzoek gedaan worden naar de achtergrond van eenpersoon of onderneming middels eigen onderzoek en/of het vragen van een advies aan het Landelijk Bureau BIBOB.

Een vergunning kan op grond van de Wet Bibob worden geweigerd of ingetrokken indien er een ernstig gevaar bestaat dat deze wordt gebruikt om uit strafbare feiten verkregen vermogen te benutten (de zogenaamde a-grond) of om strafbare feiten te plegen (de zogenaamde b-grond). Dit is geregeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Bij beoordeling van de a-grond worden strafbare feiten betrokken waarmee geld kan worden verdiend zoals witwassen, drugshandel en (belasting)fraude. Er hoeft niet te worden aangetoond dat dit vermogen daadwerkelijk in de onderneming wordt geïnvesteerd. Voor het aannemen van een ernstig gevaar is het voldoende dat het aannemelijk is dat de feiten zijn gepleegd, het voordeel groot is en dat het voordeel niet is ontnomen.

Ten aanzien van de b-grond gaat de wet ervan uit dat als iemand in het (recente) verleden vaak genoegstrafbare feiten heeft gepleegd, hij dit in de toekomst opnieuw kan doen. Die strafbare feiten moeten wel zijn gepleegd bij activiteiten of overeenkomen met activiteiten waarvoor de vergunning wordt gevraagd of is verleend.

3.Het Bibob-onderzoek

Het onderzoek op basis van de Wet Bibob is in twee fasen te onderscheiden.

De eerste fase bestaat uit een onderzoek dat door de gemeente zelf wordt uitgevoerd. Dit onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • de door de aanvrager beantwoorde vragen die zijn opgenomen in het Bibob-vragenformulier +bijgeleverde documenten

  • open bronnen onderzoek (bijvoorbeeld Kamer van Koophandel, Kadaster, Internet, enz.)

  • gegevens van politie, Openbaar Ministerie en Belastingdienst.

De BIBOB-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. De gemeente zal daarom altijd eerst de bestaande weigering- en intrekkingsgronden die te maken hebben met integriteit van de aanvrager, zoals bijvoorbeeld de eis niet in enig opzicht van slecht levensgedrag te zijn, evenals de eisen genoemd in het Besluit zedelijksheidseisen, behorend bij de Drank- en Horecawet, onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.

In de tweede fase kan de gemeente advies vragen aan het Landelijk Bureau Bibob (het Bureau), onderdeel van het Ministerie van Justitie. Dit gebeurt als er na het eigen onderzoek nog vragen zijn, bijvoorbeeld over de financiering of de bedrijfsstructuur.

Het Bureau heeft toegang tot gesloten bronnen die voor de gemeente niet toegankelijk zijn (bijv. politiegegevens, strafregisters en gegevens van het UWV en de Arbeidsinspectie), waardoor een bredere screening en een diepgaander onderzoek mogelijk is.

Voorwerp van onderzoek door het Bureau is bovendien niet alleen de betrokken aanvrager van een beschikking, maar ook de structuur en financiering van het bedrijf of de onderneming, de zeggenschap daarover, evenals de verhouding tot andere personen, bedrijven en ondernemingen.

Het advies van het Bureau kan drie conclusies hebben: er is ernstig gevaar, een mindere mate van gevaar of er is geen (gebleken) gevaar meer.

De mate van gevaar wordt vastgesteld op basis van de antecedenten van de betrokkene en bepaalde in de wet aangewezen derden (bijvoorbeeld financiers en bestuurders). Als er een relatie wordt vastgesteld tussen de betrokkene en de derde worden de antecedenten van die derde meegewogen bij het bepalen van het gevaar. Het doel hiervan is om stroman-constructies te voorkomen.

Een advies van het Bureau is niet bindend. Het is aan de gemeente om zelf de afweging te maken of een door het Bureau vastgesteld gevaar zo zwaarwegend is dat bijvoorbeeld een verleende vergunning moet worden ingetrokken of een vastgoedtransactie niet moet worden aangegaan. Het is ook mogelijk om voorschriften te verbinden aan een beschikking of om extra voorwaarden op te nemen in een overeenkomst.

Als de gemeente op basis van het eigen onderzoek genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet, kan de gemeente ook zonder een advies van het Bureau besluiten over te gaan tot weigering of intrekking op grond van de Wet Bibob of het niet aangaan of ontbinding van een overeenkomst.

4.Wijziging van de Wet Bibob/nieuwe beleidslijn

Door de wetgever was de toepasbaarheid van de Wet BIBOB bij de inwerkingtreding in 2003 beperkt tot vergunningen, subsidies en aanbestedingen in de branches horeca, prostitutie-inrichtingen, coffeeshops/smartshops, speelautomatenhallen, milieu en bouw. De toepasbaarheid van de Wet Bibob is met de wetswijziging in 2013 verruimd met de volgende sectoren:

  • -

    Vastgoed- en grondtransacties waarbij de overheid is betrokken

  • Bepaalde vergunningen op grond van de Huisvestingswet

  • Iedere gemeentelijke vergunning of ontheffing mits dit bij verordening is geregeld

  • Alle subsidies.

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet Bibob. Het betreft een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk toe wil passen.

Door het vaststellen van een beleidslijn biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de betrokkene(n) als de eigen organisatie en het voorkomt dat er sprake is van willekeurdoor het bestuursorgaan in de toepassing van het beleid. De gemeente geeft met de beleidslijn een nadrukkelijk signaal af voor de bescherming van haar integriteit en dat kan een preventieve werking tot gevolg hebben.

De beleidslijn laat overigens onverlet dat al dan niet in afwijking van de inhoud daarvan tot uitvoering van een Bibob-toets kan worden besloten indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleidinggeven.

In de onderstaande nieuwe beleidslijn is vastgelegd voor welke beschikkingen en overeenkomsten de Wet Bibob door de burgemeester of het college toegepast zal of kan worden.

Ten aanzien van vergunningaanvragen betreffende de horeca- en prostitutiebranche wordt het beleid van de afgelopen jaren voortgezet.

Ook voor de toepassing van de Wet Bibob op de omgevingsvergunningen bouw verandert er weinig. In de beleidslijn zijn de aanvragen waarop de wet Bibob kan worden toegepast, in vgl. met de inhoud van de oude beleidslijn wel wat meer geconcretiseerd. Verder worden nu ook de omgevingsvergunningenmilieu onder de toepassing van de Wet Bibo gebracht. De vuurwerkverkoopbranche kan als potentieel criminogeen worden aangemerkt aangezien er in korte tijd veel geld wordt verdiend.

Nieuw is de toepassing van de Wet Bibob op vergunningen betreffende de splitsingen en onttrekkingen van woonruimtes om problematiek rondom fraude met vastgoed, met name huisjesmelkers, aan te kunnen pakken.

Tot slot is ook de mogelijkheid om Bibob toe te passen op vastgoedtransacties opgenomen in de beleidslijn.


1

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bibob op de vergunningen voor horeca-, en prostitutie-inrichtingen en speelautomaten-hallen, besluit College van B&W, juli 2004, en Beleidslijn Bibob bij bouwvergunningen en subsidies, besluit College van B&W, februari 2009.