Organisatie | Ridderkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling briefadres gemeente Ridderkerk |
Citeertitel | Regeling briefadres gemeente Ridderkerk |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt met ingang van 1 juli 2016 de Regeling briefadres gemeente Ridderkerk 2013.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2016 | Nieuwe regeling | 17-06-2016 | Onbekend |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk;
Gelet op de artikelen 1.1 (definitie woonadres), 2.23 (ontbreken woonadres), 2.38 (aangifte van verblijfen adres), 2.39 (verplichting adreswijziging), 2.40 (woonadres Instelling), 2.45 (verplicht de burger totverschaffing van informatie) van de Wet Basisregistratie Personen, artikel 29 (geen verplichting totaangifte van vertrek) van het Besluit Basisregistratie Personen, de artikelen 17, 18 en 19 van de RegelingBasisregistratie Personen (soorten instellingen);
overwegende dat het noodzakelijk is om een beleidsregel vast te stellen met betrekking tot de aangiftevan een briefadres om het oneigenlijke gebruik van het briefadres tegen te gaan;
In deze regeling wordt verstaan onder:
het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in eenvoertuig of vaartuig bevindt, indien het voertuig of vaartuig een vaste stand- of ligplaats heeft,of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachtinggedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
Redenen voor de aangifte van een briefadres zijn:
verblijf in een instelling als bedoeld in artikel 2.40 van de Wet Basisregistratie personen (BRP).
de briefadresgever vreemdeling is en geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland als bedoeld inartikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000;
Als vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze regeling zouleiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het afdelingshoofd van het Domein Publiek afwijken van het bepaalde in deze regeling.
Het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk,
de secretaris,
Dhr. H.W.J.Klaucke
de burgemeester,
Mw. A.Attema
Bijlage 1 Toelichting op de Regeling briefadres
Toelichting art 2, lid 1, sub a:
Personen die niet beschikken over een woonadres en gebruik maken van de maatschappelijke opvang(passantenverblijven en dag- en nachtopvang) kunnen met een briefadres ingeschreven worden bijéén van de opvanginstellingen.
Toelichting art 2, lid 1, sub c:
Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hungezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractiemeereizen.
Toelichting art 2, lid 1, sub d:
Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gekeken voor welke periode iemand naar het buitenlandgaat. Iemand krijgt een briefadres, wanneer hij/zij voor een kortere periode dan 8 maanden gedurendeeen jaar naar het buitenland gaat.
Op grond van artikel 2.43 Wet BRP kan iemand die voor een periode van meer dan 8 maanden naarhet buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven blijven in de BRP.
In de BRP wordt dan opgenomen dat hij/zij vertrokken is naar het buitenland. In dit geval is de burgerverplicht om aangifte te doen van zijn vertrek naar het buitenland. Op grond van de aangifte wordt debijhouding van zijn persoonslijst in de BRP opgeschort vanwege emigratie.
Toelichting art 2, lid 1, sub e:
Artikel 29 van het Besluit BRP is een uitzondering op het gestelde in artikel 2, lid 1, sub a van deze regeling. Als een inwoner gaat varen aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft enis er bij vertrek de redelijke verwachting dat hij niet langer dan twee jaar buiten Nederland zal verblijven,dan hoeft hij geen aangifte van vertrek te doen. Een voorwaarde is wel dat hij/zij gedurende het verblijfbuiten Nederland beschikt over een adres in Nederland.
Bij circulaire van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 mei 2005 is geregelddat personen die verblijven in een opvanghuis voor mannen en vrouwen met een briefadres ingeschrevenworden op het kantooradres van de desbetreffende instelling. Op die manier wordt het feitelijkewoonadres van betrokkenen adequaat beschermd tegen ongewenste kennisneming door onbevoegden.
Degene die zijn woonadres heeft in een instelling, kan in afwijking van artikel 2.38 en artikel 2.39 vande Wet BRP, in plaats van inschrijving op zijn woonadres een briefadres kiezen. Op grond van artikel2.40 Wet BRP zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. In artikel 17, 18 en 19 van de Regeling BRP is aangegeven voorwelke instellingen een briefadres gekozen kan worden.
Het college van B&W is eveneens bevoegd, op grond van artikel 2.40 Wet BRP, instellingen op het terreinvan maatschappelijke opvang aan te wijzen.
Ingevolgeartikel 2.45 van de Wet BRP is de aanvrager verplicht inlichtingen te verstrekken aan het gemeentebestuur en documenten te overleggen indien de bijhouding van de basisadministratie dat verlangt.
Toelichting art 3, lid 2 en 3:
De aanvrager zal aannemelijk moeten maken dat hij geen woonadres heeft. De aanvrager doet dit aande hand van inlichtingen en stukken. Ten eerste dient de aanvrager aan de hand van een vragenlijstgemotiveerd en schriftelijk aan te geven wat de reden is van de aanvraag briefadres. Ten tweede dienthij de benodigde stukken over te leggen (zie artikel 4 lid 3 van deze regeling). Hierbij dient rekening teworden gehouden met de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 6. De aanvrager zal ondermeer eentoestemmingsverklaring moeten overleggen van de reeds ingeschreven bewoner op het woonadres,waarbij geen sprake mag zijn dat de categorie verblijfplaats van de briefadresgever in onderzoek staat.
Een briefadres kan, in aanvulling op wat de wet regelt, worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar voor het laatst eenwoonadres werd gehouden. De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zichbevindt.
Toelichting art 4, lid 2 en 3:
Bij de aangifte dient een schriftelijke verklaring van instemming te worden gevoegd van degene bij wiehet briefadres wordt gehouden op grond van artikel 2.45 van de Wet BRP.
In de schriftelijke verklaring van aangifte dienen de redenen van het briefadres en de te verwachtenduur (maximaal 12 maanden) te worden opgenomen. De aanvrager dient tevens een (kopie van een)geldig identiteitsbewijs zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van zichzelf alsvan degene bij wie het briefadres wordt gehouden te overleggen.
Ontbreekt bij de aangifte tot briefadres één of meer van de benodigde stukken, dan wordt de aangiftebehandeld als een onvolledige aangifte. De aanvrager wordt schriftelijk in de gelegenheid gesteld binnenveertien dagen na verzending van het verzoek het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan tevullen met de ontbrekende stukken. De aanvrager kan echter in reactie daarop het verzoek doen determijn om de aangifte aan te vullen eenmalig te verlengen met veertien dagen.
Wanneer de aanvrager niet binnen veertien dagen zijn/haar aangifte aanvult of uitstel aanvraagt, wordteen brief verstuurd waarin vermeld wordt dat de aangifte briefadres buiten behandeling wordt gesteldwegens het ontbreken van de gevraagde documenten.
Het betreft hier een (niet-limitatieve) opsomming van weigeringsgronden voor de aanvraag briefadres.
Sinds 1 maart 2009 geldt sub j als nieuwe weigeringsgrond. Hiermee wordt bedoeld dat een briefadresalleen verleend kan worden op een woonadres waar nog geen of slechts één briefadres is geregistreerd.Hierbij geldt een briefadres verleend aan een gezinshuishouden als één briefadres. Dit betekent dat ermaximaal twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens een briefadres kunnen hebben op één adres.
Toelichting art 7, lid 1 en lid 2:
Om het tijdelijke karakter te bevestigen is besloten om een briefadres voor een periode van zes maandente verlenen met de mogelijkheid verlenging met tweemaal drie maanden. Na het verloop van deze periode, moet de burger worden ingeschreven op een woonadres waar hij feitelijk verblijft.
Hierop zijn een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen hebben te maken met de feitelijke onmogelijkheid van de burger om een woonadres te hebben. Hierbij valt te denken aan schippers. Zolang dezeschippers varen kunnen zij kiezen voor een briefadres. Het recht op het briefadres wordt voor deze ca-tegorie om de vijf jaar getoetst.
Toelichting art 7, lid 3 en lid 4:
Ieder halfjaar wordt gekeken of de aanvrager inmiddels een woonadres heeft. Dit gebeurt ook wanneerde aanvrager nog niet heeft aangegeven dat hij inmiddels beschikt over een woonadres. Middels eenbrief wordt betrokkene verzocht aan te geven of hij al een woonadres heeft, dan wel of hij nog steedseen briefadres heeft. Naar aanleiding van de reactie van betrokkene wordt bepaald of betrokkene ingeschreven wordt op een woonadres of op het briefadres ingeschreven blijft.
In uitzonderingsgevallen kan het gerechtvaardigd zijn om af te wijken van deze regeling, bijvoorbeeldin het geval van de eenmalige verlenging zoals vastgelegd in artikel 7 lid 2 van de regeling.