Organisatie | Eindhoven |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs gemeente Eindhoven 2016 |
Citeertitel | Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Eindhoven |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-12-2016 | 22-03-2021 | Onbekend | 29-11-2016 | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de Raad in haar vergadering van 29 november 2016 heeft besloten:
De Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Gemeente Eindhoven 2016 vast te stellen, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Gemeente Eindhoven 2015, (Gemeenteblad 2015, nr. 16).
Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs Gemeente Eindhoven 2016
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze Verordening wordt verstaan onder:
integraal huisvestingsplan (IHP): door de gemeenteraad of het college vastgesteld beleidsdocument dat de koers uitzet voor de (middel)lange termijn waarin de aard, omvang en financiële vertaling van de huisvestingsbehoefte van één of meerdere scholen en/of onderwijssoorten in onderlinge samenhang wordt beschreven;
medegebruik: een gedeelte van een gebouw of terrein in gebruik geven ten behoeve van uit de openbare kas bekostigd onderwijs dan wel voor andere culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden als bedoeld in artikel 108 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 106 van de Wet op de expertisecentra en artikel 76s van de Wet op het voortgezet onderwijs;
nevenvestiging: deel van een school dat door de minister op grond van artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 76a of 76b van de Wet op de expertisecentra of artikel 16, tweede en derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;
onderwijssoort: een in de wet vastgelegd deel van het Nederlands onderwijsstelsel, in het kader van deze Verordening onderscheiden naar onderwijs in de zin van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra respectievelijk de Wet op het voortgezet onderwijs;
school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs: school voor speciaal onderwijs, school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, of school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra en een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;
school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs als bedoeld in de artikelen 1, 2 en 5 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
transformatie: aanmerkelijke bouwkundige en installatietechnische ingrepen in of verbouwing van een permanent schoolgebouw die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen beogen het gebouw ten minste 50 jaar als volwaardige huisvesting voor het onderwijs verder te laten functioneren;
uitvoeringsprogramma: onderdeel (paragraaf/hoofdstuk) van het IHP dat de aard, omvang en financiële vertaling van de huisvestingsbehoefte van één of meerdere scholen per jaar van bekostiging beschrijft. Het uitvoeringsprogramma is geen programma in de zin van artikel 95 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 93 van de Wet op de expertisecentra en artikel 76f van de Wet op het voortgezet onderwijs;
De definities kunnen, zonderhun betekenis te verliezen in het enkelvoud of het meervoud worden gebruikt.
Artikel 2. Omschrijving voorzieningen in de huisvesting
Bij het toepassen van deze Verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:
Artikel 3. Bekostiging in onderhoud en aanpassing lokaal bewegingsonderwijs, bouwvoorbereiding en overige voor bekostiging in aanmerking komende zaken
Artikel 4. Vaststellen vergoeding
Binnen 16 weken na oplevering van de voorziening legt het bevoegd gezag financiële verantwoording af aan het college opdat het college kan vaststellen of er sprake is van een financieel voordeel. Het college kan besluiten de termijn van 16 weken te verlengen, nadat het bevoegd gezag daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek heeft ingediend.
Hoofdstuk 2. Programma en overzicht
Paragraaf 2.1 Aanvragen programma
Artikel 7 Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag; niet behandelen onvolledige aanvraag
Een aanvraag vermeldt in ieder geval:
a. de naam en het adres van de aanvrager;
i. een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school voor basisonderwijs, de speciale school voor basisonderwijs, de school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs of de school voor voortgezet onderwijs, als het betreft een aanvraag voor een voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 8° of 9°, onder de voorwaarde dat de prognose overeenkomstig bijlage II is vastgesteld, tenzij door het college, al dan niet in samenwerking met de bevoegde gezagsorganen van een school voor basisonderwijs, een actuele prognose is opgesteld, welke door het bevoegd gezag wordt onderschreven;
ii. als de aanvraag betrekking heeft op het geheel of gedeeltelijk bekostigen van vervangende nieuwbouw van een gebouw als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 3°, transformatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 2° of herstel van een constructiefout als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, een bouwkundige rapportage die voldoet aan de eisen NEN 2767, zodat de noodzaak van de gevraagde voorziening kan worden vastgesteld;
iii. als de aanvraag betrekking heeft op het bekostigen van een voorziening waarvoor de vergoeding wordt vastgesteld op de feitelijke kosten, een begroting van de noodzakelijke kosten voor het bekostigen van de voorziening of, als de aanvraag betrekking heeft op het bekostigen van een bouwvoorbereidingskrediet als bedoeld in artikel 3.2, een kostenbegroting.
Als een door het college in behandeling genomen aanvraag mede is gebaseerd op het aantal leerlingen van de betrokken school op 1 oktober van het jaar waarin het programma wordt vastgesteld, is de aanvrager verplicht dat aantal voor 15 oktober te registeren in de Basisregistratie Onderwijs bij de Dienst Uitvoering Onderwijs. Heeft aanvrager de registratie niet binnen de gestelde termijn gerealiseerd, dan deelt het college dit schriftelijk mede aan de aanvrager en heeft de aanvrager de gelegenheid dit alsnog te doen binnen drie dagen na de datum van ontvangst van de mededeling. Als de registratie niet alsnog binnen drie dagen is verstrekt, neemt het college de aanvraag alsnog niet in behandeling
Paragraaf 2.2 Overleg voorafgaand aan vaststellen programma en overzicht
Artikel 10. Overleg programma en overzicht; advies Onderwijsraad
Dit overleg vindt plaats uiterlijk 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop het vast te stellen programma betrekking heeft. De bevoegde gezagsorganen worden ten minste 2 weken vóór de door het college vastgestelde datum schriftelijk in kennis gesteld van het tijdstip van het overleg en de voorgenomen inhoud van het voorstel.
Het college maakt een verslag van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte zienswijzen. De overeenkomstig het vorige lid ingediende zienswijzen en de reactie van het college hierop worden opgenomen in het verslag. Het verslag wordt binnen een maand na het overleg toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen.
Een bevoegd gezag en het college kunnen de Onderwijsraad verzoeken een advies uit te brengen over het conceptprogramma. Het verzoek bevat een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover advies wordt verwacht. Het advies dient betrekking te hebben op de relatie tussen de voorgenomen inhoud van het programma en de vrijheid van richting en inrichting. Het verzoek en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen worden opgenomen in het verslag, bedoeld in het vierde lid.
Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk door het college toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Als het advies zou leiden tot één of meer inhoudelijke bijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma worden de bevoegde gezagsorganen door het college bij het toezenden van het afschrift van het advies uitgenodigd voor een nader overleg. In alle andere gevallen beoordeelt het college of nader bestuurlijk overleg over het advies van de Onderwijsraad noodzakelijk is. Het college geeft dit aan bij het toezenden van het afschrift van het advies.
Paragraaf 2.3 Vaststellen bekostigingsplafond, programma en overzicht
Artikel 12. Bekend maken besluiten vaststellen bekostigingsplafond, programma en overzicht
De besluiten tot het vaststellen van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht worden door het college binnen 2 weken na de datum waarop het besluit is genomen bekend gemaakt door het toezenden of uitreiken van het besluit aan de aanvragers. Gelijktijdig stelt het college de overige bevoegde gezagsorganen schriftelijk in kennis van de genomen besluiten.
Paragraaf 2.4 Uitvoeren programma
Artikel 13. Overleg wijze van uitvoering
Binnen vier weken nadat het programma is vastgesteld treedt het college in overleg met de aanvrager over de wijze waarop de op het programma geplaatste voorziening wordt uitgevoerd. In dit overleg wordt alle informatie verstrekt die nodig is voor het uitvoeren van de voorziening en worden, voor zover van toepassing, afspraken gemaakt over:
de wijze waarop het college het bouwplan en de begroting toetst, en, of het naar het oordeel van het college noodzakelijk is bij het toetsen van het bouwplan en de begroting rekening te houden met feiten en omstandigheden die gewijzigd zijn ten opzichte van het moment waarop het programma is vastgesteld, waardoor het eerder genomen besluit kan worden herzien;
De inhoud van de afspraken of het feit dat het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid legt het college schriftelijk vast in een verslag. De aanvrager ontvangt het verslag binnen 4 weken na het overleg. Als de aanvrager niet binnen 4 weken nadat het verslag is verzonden schriftelijk heeft gereageerd, is, afhankelijk van de inhoud van het vastgestelde verslag, overeenstemming of geen overeenstemming bereikt.
De instemming met de bouwplannen, de instemming met de begrotingen, de toetsing of voldaan wordt aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften, en de toetsing of er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden kunnen achterwege blijven, als dat naar het oordeel van het college niet noodzakelijk is gezien de inhoud van de in het programma opgenomen voorziening. Het college doet hiervan mededeling aan de aanvrager in het overleg. Het bepaalde in artikel 15 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 14. Instemmen bouwplannen en begrotingen; tijdstip aanvang bekostiging; toetsen wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden; overleggen offertes
Nadat overeenstemming als bedoeld in artikel 13, tweede lid, is bereikt dient het bevoegd gezag de bouwplannen en de daarbij behorende begrotingen in bij het college. Het bevoegd gezag houdt daarbij rekening met de hierover gemaakte afspraken, bedoeld in artikel 13, tweede lid. Gelijktijdig vermeldt het bevoegd gezag het tijdstip waarop de bekostiging kan starten. Het college moet instemmen met de bouwplannen en de begrotingen voordat een bouwopdracht wordt verleend.
Het college beslist binnen 6 weken nadat de stukken zijn ontvangen over de bouwplannen, de daarbij behorende begrotingen en het tijdstip waarop de bekostiging start. Het college kan onder mededeling daarvan aan de aanvrager, deze termijn verlengen met 3 weken. Als niet binnen de gestelde termijn is besloten, is instemming verleend met de bouwplannen en de begrotingen en start de bekostiging op het door de aanvrager aangegeven tijdstip. Het college stelt de aanvrager binnen 2 weken na de datum van de beslissing over de bouwplannen, de daarbij behorende begrotingen en het tijdstip waarop de bekostiging start respectievelijk na de datum waarop de instemming is verleend, schriftelijk in kennis.
Nadat het college met de bouwplannen van een voorziening als bedoeld in artikel 4, tweede lid, heeft ingestemd, overlegt de aanvrager met inachtneming van de hierover gemaakte afspraken als bedoeld in artikel 13, tweede lid, aan het college de aan de aanvrager uitgebrachte offertes voor de uitvoering van de voorziening. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van de offertes over het bedrag dat definitief beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van de voorziening en over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kan nemen. De aanvrager wordt binnen twee weken na de datum van deze beslissing schriftelijk in kennis gesteld. Voor de vaststelling van het definitieve bedrag is de offerte die het beste voldoet aan het gunningscriterium als bedoeld in artikel 13, eerste lid onder h, bepalend.
Artikel 16. Vervallen aanspraak op bekostiging
Voor 15 september van het jaar waarop het programma betrekking heeft geeft de aanvrager een bouwopdracht of sluit hij een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst af. Hiervan zendt hij voor 15 oktober een afschrift aan het college. De aanspraak op bekostiging vervalt als niet aan deze verplichtingen wordt voldaan.
Hoofdstuk 3. Aanvragen met spoedeisend karakter
Het college stelt de aanvrager binnen 2 weken na de datum waarop de aanvraag is ontvangen schriftelijk op de hoogte als gegevens ontbreken. De aanvrager heeft vervolgens 2 weken om de ontbrekende gegevens aan te vullen. Het college neemt de aanvraag niet in behandeling als deze niet volledig is gedaan.
Paragraaf 3.2 Beoordelen aanvraag; uitvoeren besluit
Artikel 20. Uitvoeren beslissing
Na het bekendmaken van een beslissing als bedoeld in artikel 19, eerste lid, waarbij een vergoeding is toegewezen, treedt het college zo spoedig mogelijk in overleg met de aanvrager over de wijze waarop de voorziening wordt uitgevoerd. Het bepaalde in de artikelen 13, 14, 15 en 16, tweede lid, is daarbij van overeenkomstige toepassing, maar in plaats van de termijn uit artikel 14, tweede lid, eerste volzin, geldt een termijn van 3 weken.
Binnen 3 maanden na bekendmaking van een beslissing als bedoeld in artikel 19, eerste lid, geeft de aanvrager een bouwopdracht of sluit hij een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst af. Hiervan zendt hij binnen 2 weken een afschrift aan het college. De aanspraak op bekostiging vervalt als niet aan deze verplichtingen wordt voldaan.
Hoofdstuk 4. Aanvragen voor bekostiging van onderhoud en aanpassing lokaal bewegingsonderwijs, bouwvoorbereiding en overige voor bekostiging in aanmerking komende zaken
Een aanvraag vermeldt in iedere geval:
de onderbouwing van de noodzaak en de omvang van het onderhoud en de aanpassing van het lokaal bewegingsonderwijs, de bouwvoorbereiding of de overige voor bekostiging in aanmerking komende zaak waarvoor de aanvrager in aanmerking wenst te komen bestaande uit:
1e een verwijzing naar het vastgestelde uitvoeringsprogramma, opgenomen in het IHP, als de aanvraag is voorzien in het uitvoeringsprogramma;
2e de in bijlage VI gevraagde gegevens als de aanvraag niet is voorzien in het vastgestelde uitvoeringsprogramma, opgenomen in het IHP.
Artikel 23. Beoordelen aanvraag
Het college weigert de aanvraag indien met het onderhoud en de aanpassing van het lokaal bewegingsonderwijs, de bouwvoorbereiding of de overige voor bekostiging in aanmerking komende zaak in het kalenderjaar volgend op het jaar van indiening van de aanvraag redelijkerwijs geen aanvang kan worden gemaakt.
Artikel 25. Uitvoeren beslissing
Na het bekendmaken van een beslissing als bedoeld in artikel 24, eerste lid, waarbij bekostiging is toegewezen, treedt het college binnen 4 weken in overleg met de aanvrager over de wijze waarop het onderhoud en de aanpassing van het lokaal bewegingsonderwijs, de bouwvoorbereiding of de overige voor bekostiging in aanmerking komende zaken worden uitgevoerd. Het bepaalde in de artikelen 13, 14, 15 en 16 is daarbij van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 5. Integraal huisvestingsplan
Artikel 27. Opstellen en actualiseren integraal huisvestingsplan
Voordat het college het integraal huisvestingsplan of de actualisatie daarvan ter vaststelling voorlegt aan de gemeenteraad, worden de bevoegde gezagsorganen in de gelegenheid gesteld in een overleg hun reacties op het integraal huisvestingsplan naar voren te brengen. Daartoe zendt het college het integraal huisvestingsplan of de actualisatie daarvan uiterlijk 1 mei van het tweede jaar voorafgaand aan het eerste jaar waarop het integraal huisvestingsplan of de actualisatie daarvan betrekking heeft toe aan de bevoegde gezagsorganen.
Het college maakt een verslag van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte reacties. De overeenkomstig het vorige lid ingediende reacties en het commentaar van het college hierop worden opgenomen in het verslag. Het verslag wordt binnen vier weken na het overleg toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen.
De bevoegde gezagsorganen geven binnen vier weken na toezending aan of zij al dan niet kunnen instemmen met het verslag en het integraal huisvestingsplan of de actualisatie daarvan. Het college zal zorgdragen dat de gemeenteraad kennis kan nemen van de reacties van de bevoegde gezagsorganen en het commentaar van het college.
Indien het college van oordeel is dat de actualisatie van het integraal huisvestingsplan van geringe/ondergeschikte aard is, kan het college besluiten het geactualiseerde integraal huisvestingsplan niet ter vaststelling aan de gemeenteraad voor te leggen. Alsdan informeert het college de gemeenteraad.
Hoofdstuk 6. Medegebruik en verhuur
Paragraaf 6.1 Medegebruik voor onderwijs of educatie
Artikel 28. Aanduiden omstandigheden
Het college kan overgaan tot het vorderen van een gedeelte van een voor een school bestemd gebouw of terrein als:
Artikel 29. Omschrijving leegstand
Er is sprake van leegstand in een lokaal bewegingsonderwijs als:
het lokaal wordt gebruikt door een of meer scholen voor voortgezet onderwijs en uit de overeenkomstig bijlage III, deel B, vastgestelde ruimtebehoefte blijkt dat het lokaal minder dan 40 lesuren wordt gebruikt, tenzij het bevoegd gezag op basis van het lesrooster of de lesroosters voor het lopende of eerstkomende schooljaar aantoont dat dit niet het geval is;
Artikel 30. Nalaten vorderen; volgorde van vorderen
Het college vordert geen medegebruik als het bevoegd gezag de leegstand van het gebouw waarin het beoogde medegebruik moet plaatsvinden, in gebruik heeft gegeven aan een andere school of scholen voor het onderwijs aan die school of scholen, tenzij dat gebruik kan plaatsvinden in de voor die scholen al beschikbare huisvestingscapaciteit.
Tenzij de betrokken bevoegde gezagsorganen in onderling overleg een andere vergoeding vaststellen, is vergoeding voor medegebruik:
indien het niet een lokaal bewegingsonderwijs betreft, gelijk aan het bedrag dat voor elke groep bij meer dan zes groepen ter beschikking wordt gesteld binnen de groepsafhankelijke programma’s van eisen voor het basisonderwijs, zoals jaarlijks wordt bekendgemaakt door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Paragraaf 6.2 Medegebruik voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden
Artikel 33. Overleg en mededeling
Binnen 4 weken na het overleg deelt het college het bevoegd gezag waarvan medegebruik gevorderd wordt schriftelijk mede dat gevorderd wordt. Als het overleg heeft geleid tot afspraken, worden ook deze opgenomen in de schriftelijke mededeling. Als het overleg niet tot volledige overeenstemming heeft geleid, dan bevat de mededeling de beslissing van het college over de punten waarover geen overeenstemming was bereikt.
Artikel 34. Verzoek toestemming college
Het bevoegd gezag verzoekt het college schriftelijk om toestemming als bedoeld in artikel 108, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 106, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra of artikel 76s, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs voordat een huurovereenkomst wordt gesloten.
Hoofdstuk 7. Einde gebruik gebouwen en terreinen
Artikel 35. Staat van onderhoud
Als uit de staat van onderhoud blijkt dat sprake is van achterstallig onderhoud wordt in het overleg vastgesteld welk deel hiervan voor rekening van het bevoegd gezag komt en of het bevoegd gezag opdracht verstrekt voor het uitvoeren van de werkzaamheden, of dat het bevoegd gezag een in overleg vast te stellen bedrag aan het college betaalt. Als geen overeenstemming wordt bereikt, is er sprake van een geschil. Het college en het bevoegd gezag treden hierop in overleg met elkaar om te bezien of een oplossing voor dit geschil kan worden gevonden.
Hoofdstuk 8. Gebruik lokaal bewegingsonderwijs
Artikel 36. Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit, inroosteren en gebruik
Een bevoegd gezag van een school voor (speciaal) basisonderwijs of voor (voortgezet) speciaal onderwijs verstrekt jaarlijks voor 1 januari voorafgaande aan het volgende schooljaar een opgave van de voor dat schooljaar voor de school gewenste onderwijsgebruik van een lokaal bewegingsonderwijs. Deze opgave bevat de volgende gegevens:
Het college stelt jaarlijks voor 1 februari voorafgaande aan het daaropvolgende schooljaar op basis van de ingediende opgaven een voorstel tot inroostering vast van het onderwijsgebruik door scholen voor (speciaal) basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs van de op het grondgebied van de gemeente gelegen lokalen bewegingsonderwijs. Hiertoe wordt het gewenste onderwijsgebruik getoetst aan de Beleidsregel bekostiging lokalen bewegingsonderwijs gemeente Eindhoven 2016 en vervolgens afgezet tegen de beschikbare capaciteit van de lokalen bewegingsonderwijs. Daarbij wordt uitgegaan van een capaciteit van 26 klokuren per week per lokaal bewegingsonderwijs.
Het college stelt het rooster voor 1 mei definitief vast en houdt hierbij rekening met de reacties van de bevoegde gezagsorganen. Binnen twee weken na vaststelling van het rooster ontvangen de betreffende bevoegde gezagsorganen een schriftelijke mededeling van het college over de inroostering voor het volgende schooljaar in de beschikbare lokalen bewegingsonderwijs van de onder hun bevoegd gezag staande school of scholen.
Artikel 37. Medegebruik of huur lokaal bewegingsonderwijs voortgezet onderwijs
Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs, dat op basis van bijlage III niet beschikt over voldoende capaciteit voor lokalen bewegingsonderwijs, verstrekt jaarlijks voor 1 januari voorafgaande aan het volgende schooljaar een opgave van de voor dat schooljaar voor de school gewenste gebruik van een lokaal bewegingsonderwijs.
Hoofdstuk 9. Overgang- en slotbepalingen
Artikel 38. Beslissing in gevallen waarin de Verordening niet voorziet
In gevallen die de uitvoering van deze Verordening betreffen en waarin deze Verordening niet voorziet beslist het college.
De in het eerste lid omschreven systematiek van prijsbijstelling is niet van toepassing op projecten (voorzieningen en overige voor bekostiging in aanmerking komende zaken) en de daaraan gealloceerde bedragen van de scholen die zijn opgenomen in overeenkomsten behorend bij het Raadsbesluit d.d. 15 december 2015, nr. 15R6578. Hiervoor geldt hetgeen is vastgelegd in het Raadsvoorstel en –besluit d.d. 15 december 2015, nr. 15R6578 en de daarbij behorende overeenkomsten.
Artikel 40. Intrekken oude Verordening
De Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Eindhoven 2015 wordt ingetrokken.
Bijlage I – Beoordelingscriteria noodzaak aangevraagde voorzieningen
De voorzieningen genoemd onder A.2 (vervangende bouw), A.3.1 (uitbreiding met één of meer leslokalen) en A.3.2 (uitbreiding met een speellokaal) worden niet noodzakelijk geacht voor dislocaties met een permanente bouwaard. Slechts in bijzondere omstandigheden kan dit, na overleg met het bevoegd gezag en ter beoordeling van het college plaatsvinden.
Noodzaak van nieuwbouw is aanwezig als:
De noodzaak van vervangende nieuwbouw kan aanwezig zijn als:
op grond van een overeenkomstig NEN 2767 opgestelde bouwkundige rapportage wordt vastgesteld dat onderhoud of aanpassen niet zal leiden tot de gewenste levensduurverlenging van ten minste 20 jaar en uit een haalbaarheidsonderzoek blijkt dat met transformatie niet voldaan kan worden aan de redelijke eisen die het onderwijs aan de huisvesting van de school stelt, of,
A.3.1 Uitbreiding schoolgebouw
De noodzaak van het uitbreiden van een schoolgebouw is aanwezig als:
de overeenkomstig bijlage III, deel A, vastgestelde capaciteit van een schoolgebouw van een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal of voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet onderwijs kleiner is dan de overeenkomstig bijlage III, deel B, vastgestelde ruimtebehoefte en het verschil tussen de capaciteit en de ruimtebehoefte voor een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs of een school voor voortgezet onderwijs, gelijk of groter is dan de drempelwaarde, bedoeld in bijlage III, deel C, en,
A.3.2. Uitbreiding speciale school voor basisonderwijs en school voor speciaal onderwijs met een speellokaal
De noodzaak van het uitbreiden met een speellokaal is aanwezig als:
het naar oordeel van het college onmogelijk is om tegen redelijke kosten inpandig een speellokaal te realiseren door gebruik te maken van een bestaand verschil tussen de overeenkomstig bijlage III, deel A, vastgestelde capaciteit en de overeenkomstig bijlage III, deel B, vastgestelde ruimtebehoefte.
A.4 In gebruik nemen van een bestaand gebouw
De noodzaak van het in gebruik nemen van een gebouw is aanwezig als:
A.5 Verplaatsen tijdelijk gebouw
De noodzaak van het verplaatsen van een tijdelijk gebouw is aanwezig als:
De noodzaak van het verwerven of uitbreiden van een terrein of een deel daarvan is aanwezig als het college heeft ingestemd met een voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1° tot en met 6°, en de oppervlakte van het bestaande terrein niet voldoende is om deze voorziening te realiseren. De oppervlakte van het terrein moet voldoen aan de minimumnormen, bedoeld in bijlage III, deel D.
De noodzaak van de eerste aanschaf van onderwijsleerpakket en meubilair of leer- en hulpmiddelen en meubilair ontstaat wanneer een voorziening wordt toegekend die uitbreiding van de totale huisvestingscapaciteit van de school tot gevolg heeft en deze uitbreiding niet voor 1 januari 2016 is bekostigd.
De noodzaak van medegebruik van een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, of een school voortgezet onderwijs, is aanwezig als het verschil tussen de overeenkomstig bijlage III, deel A, vastgestelde capaciteit en de overeenkomstig bijlage III, deel B, vastgestelde ruimtebehoefte:
A.9 Herstel van constructiefouten
De noodzaak van herstel van constructiefouten is aanwezig als een bouwkundige rapportage uitwijst dat het gaat om constructiefouten die hersteld moeten worden.
A.10 Vervangen of herstel van schade aan gebouw, onderwijsleerpakket en meubilair of leer- en hulpmiddelen en meubilair in geval van bijzondere omstandigheden
De noodzaak van vervangen of herstel van een gebouw, onderwijsleerpakket en meubilair of leer- en hulpmiddelen en meubilair als gevolg van schade daaraan is aanwezig als door de opgetreden bijzondere omstandigheid het onderwijs in het desbetreffende gebouw wordt gehinderd.
Deel B - Voorzieningen voor lokalen bewegingsonderwijs
B.1 Nieuwbouw, vervangende nieuwbouw, uitbreiding en ingebruikneming.
transformatie is aanwezig op grond van een overeenkomstig NEN 2767 opgestelde bouwkundige rapportage wordt vastgesteld dat onderhoud of aanpassen niet zal leiden tot de gewenste levensduurverlenging van 20 jaar en uit een haalbaarheidsonderzoek blijkt dat met transformatie voldaan kan worden aan de redelijke eisen die het onderwijs aan de huisvesting van het lokaal bewegingsonderwijs stelt, dit het gevolg is van een herschikkingsoperatie, of als het lokaal bewegingsonderwijs als te transformeren gebouw is opgenomen in een op grond van artikel 27 van de Verordening vastgesteld uitvoeringsprogramma, opgenomen in het IHP;
vervangende nieuwbouw is aanwezig op grond van een overeenkomstig NEN 2767 opgestelde bouwkundige rapportage wordt vastgesteld dat onderhoud of aanpassen niet zal leiden tot de gewenste levensduurverlenging van 20 jaar en uit een haalbaarheidsonderzoek blijkt dat met transformatie niet voldaan kan worden aan de redelijke eisen die het onderwijs aan de huisvesting van het lokaal bewegingsonderwijs stelt, dit het gevolg is van een herschikkingsoperatie of als het lokaal bewegingsonderwijs als vervangende nieuwbouw is opgenomen in een op grond van artikel 27 van de Verordening vastgesteld uitvoeringsprogramma, opgenomen in het IHP;
De noodzaak van het verwerven of uitbreiden van een terrein of een deel daarvan is aanwezig als voor het realiseren van de nieuwbouw of de uitbreiding geen of onvoldoende terrein aanwezig is.
De noodzaak van eerste inrichting bewegingsonderwijs is aanwezig als:
voor de desbetreffende groepen leerlingen van het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs nog niet eerder bekostiging eerste inrichting bewegingsonderwijs is verstrekt of voor de desbetreffende leerlingen van het voortgezet onderwijs nog niet eerder bekostiging eerste inrichting bewegingsonderwijs is verstrekt.
B.4 Huur van een sportveld school voor voortgezet onderwijs
De noodzaak van huur van een sportveld is aanwezig als het lesrooster buitensport vermeldt, het bevoegd gezag niet beschikt over een eigen sportveld en medegebruik van een sportveld van een ander bevoegd gezag onmogelijk is.
De noodzaak van medegebruik is aanwezig als het door de gemeente vastgestelde aantal klokuren bewegingsonderwijs zodanig is dat daarvoor binnen de op dat moment in gebruik zijnde lokalen bewegingsonderwijs geen plaats is.
De noodzaak van herstel van constructiefouten is aanwezig als een bouwkundige rapportage uitwijst dat het gaat om constructiefouten die hersteld moeten worden.
B.7 Herstel of vervanging van schade aan gebouw, onderwijsleerpakket en meubilair in geval van bijzondere omstandigheden
De noodzaak van vervangen of herstel van een gebouw, onderwijsleerpakket of meubilair als gevolg van schade daaraan is aanwezig als door de opgetreden bijzondere omstandigheid het onderwijs in het desbetreffende gebouw wordt gehinderd.
Een prognose van het aantal te verwachten leerlingen van een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs of voor voortgezet onderwijs wordt gemaakt voor een periode van minstens vijftien jaar, met als eerste jaar het jaar waarin de start van de bekostiging wordt gewenst (de prognoseperiode).
De prognose omvat gegevens voor minstens een periode van zes jaar (de analyseperiode) met als laatste jaar het jaar dat voorafgaat aan het indienen van de aanvraag. De prognose is niet meer dan twee jaar oud. Als basis voor de prognose mag gebruik gemaakt worden van de omvang van de basisgeneratie voor het basisonderwijs zoals het meest recent berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek of het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Een prognose wordt schriftelijk aangeleverd en bevat in ieder geval de relevante gegevens en berekeningen over de analyse- en prognoseperiode, een beschrijving van de gebruikte programmatuur en een onderbouwing van de aannames waarop de prognose is gebaseerd.
De prognose voor een basisschool bevat in ieder geval een beschrijving van het voedingsgebied op wijkniveau. Bij een speciale school voor basisonderwijs en een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet onderwijs kan, als het voedingsgebied zich over de gemeentegrens uitstrekt, worden volstaan met een opsomming van de gemeenten die tot het voedingsgebied worden gerekend.
C.Prognose school voor basisonderwijs
De prognose van een school voor basisonderwijs geeft per jaar inzicht in het te verwachten aantal leerlingen van de school of nevenvestiging waarbij rekening wordt gehouden met:
D.Prognose speciale school voor basisonderwijs en school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs
De prognose van een speciale school voor basisonderwijs en een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs moet inzicht geven in:
E.Prognose school voor voortgezet onderwijs
De prognose van een school voor voortgezet onderwijs moet inzicht geven in:
Bijlage III – Criteria vaststellen capaciteit, ruimtebehoefte en aanvullende ruimtebehoefte
De criteria voor het vaststellen van de capaciteit, ruimtebehoefte en aanvullende ruimtebehoefte vallen uiteen in vijf delen:
deel A: vaststellen capaciteit;
deel B: vaststellen ruimtebehoefte;
deel C: vaststellen aanvullende ruimtebehoefte;
deel D: minimumnormen bij het realiseren van nieuwe voorzieningen;
deel E: meetinstructie voor het vaststellen van de bruto vloeroppervlakte van schoolgebouwen.
Deel A – Vaststellen capaciteit
De capaciteit van gebouwen wordt op basis van onderstaande methodiek vastgesteld. Het college kan in overeenstemming met het bevoegd gezag van een school besluiten tot het verminderen van de met onderstaande methodiek vastgestelde capaciteit, als de hiertoe beschikbaar komende ruimten worden ingezet voor onderwijskundige, culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden. Als een deel van een gebouw is gerealiseerd met andere dan overheidsmiddelen en hiervoor geen vergoeding wordt genoten, wordt dit deel niet tot de capaciteit van het gebouw gerekend. Dit deel wordt wel geregistreerd.
A.1.1 School voor basisonderwijs, speciale school voor basisonderwijs, school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs of school voor voortgezet onderwijs
De capaciteit van een gebouw voor een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, of een school voor voortgezet onderwijs wordt vastgelegd in de bruto vloeroppervlakte van het gebouw en bepaald overeenkomstig bijlage III, deel E. De capaciteit van ieder gebouw wordt afzonderlijk vastgesteld.
Voor een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs geldt dat een eventueel aanwezig speellokaal niet in de capaciteitsbepaling wordt meegenomen. Als een speellokaal aanwezig is en de noodzaak van het uitbreiden met een speellokaal, bedoeld in bijlage I, onder A.3.2, aanwezig is, wordt op de bruto vloeroppervlakte 90 vierkante meter in mindering gebracht.
Als sprake is van een schoolgebouw met een bruto-netto-verhouding in de oppervlakte die sterk afwijkt van de sinds 1 januari 1997 gerealiseerde schoolgebouwen, kan het schoolbestuur een verzoek indienen tot vaststelling van een fictieve bruto vloeroppervlakte als grondslag voor de capaciteitsbepaling.
A.1.2 Dislocaties, gebouwen met een permanente of tijdelijke bouwaard
De capaciteit van dislocaties wordt overeenkomstig bijlage III, deel E, vastgesteld.
A.1.3 Rangorde hoofdgebouwen en dislocaties
Als een schoolbestuur voornemens is een hoofdvestiging, nevenvestiging of dislocatie af te stoten, wordt in overleg met het college vastgesteld welk gebouw wordt afgestoten.
Het terrein omvat het kadastraal perceel of de kadastrale percelen waarop het schoolgebouw met toebehoren zich bevindt. De terreinoppervlakte is gelijk aan de grootte in de kadastrale registratie van het Kadaster. Als de kadastrale perceelgrenzen niet overeenkomen met de grenzen van het schoolterrein wordt het met overheidsmiddelen bekostigde deel van de terreinoppervlakte vastgelegd.
Voor de inventaris geldt als uitgangspunt dat op 1 januari 2016 alle scholen voor basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs in de gemeente zijn voorzien van voldoende onderwijsleerpakket en meubilair en leer- en hulpmiddelen. De bruto vloeroppervlakte van de school is de basis voor het vaststellen van de omvang van de aanwezige inventaris.
A.1.6 Lokalen bewegingsonderwijs
A.1.6.1 Lokalen bewegingsonderwijs
De capaciteit van een lokaal bewegingsonderwijs bedraagt 40 klokuren.
De terreinoppervlakte is de oppervlakte zoals vastgelegd bij het Kadaster. Slechts de terreinoppervlakte van de vrijstaande lokalen bewegingsonderwijs gelegen op eigen terrein, los van het terrein van het lesgebouw, wordt geregistreerd.
De inventaris aanwezig op 1 januari 2016 is voldoende.
Deel B - Vaststellen ruimtebehoefte
B.1.1 School voor basisonderwijs
De ruimtebehoefte voor een school voor basisonderwijs wordt bepaald aan de hand van het aantal leerlingen en omvat een speellokaal. De ruimtebehoefte wordt berekend voor elke school met een eigen BRIN-nummer en voor elke nevenvestiging met een eigen vestigingsnummer. Een nevenvestiging wordt voor het berekenen van de ruimtebehoefte beschouwd als een afzonderlijke school. De ruimtebehoefte is opgebouwd uit een basisruimtebehoefte en een toeslag in verband met de gewichtensom.
De basisruimtebehoefte wordt berekend met de formule: B = 200 + 5,03 * L, waarbij: B = Basisruimtebehoefte in vierkante meter bruto vloeroppervlakte, afgerond op hele vierkante meter. L = Aantal leerlingen dat op 1 oktober voorafgaande aan elk jaar waarop de prognose betrekking heeft op de school zijn ingeschreven.
B.1.2 Speciale school voor basisonderwijs
De ruimtebehoefte voor een speciale school voor basisonderwijs wordt bepaald aan de hand van het aantal leerlingen. De ruimtebehoefte wordt berekend voor elke school met een eigen BRIN-nummer en voor elke nevenvestiging met een eigen vestigingsnummer. Een nevenvestiging wordt voor het berekenen van de ruimtebehoefte beschouwd als een afzonderlijke school. De ruimtebehoefte wordt berekend met de formule:
R = Ruimtebehoefte in vierkante meter bruto vloeroppervlakte, afgerond op hele vierkante meter.
L = Aantal leerlingen dat op 1 oktober voorafgaande aan elk jaar waarop de prognose betrekking heeft op de school zijn ingeschreven.
B.1.3 School voor (voortgezet) speciaal onderwijs
De ruimtebehoefte voor een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs wordt bepaald aan de hand van de onderwijssoort, de categorie (speciaal of voortgezet speciaal), het type vestiging en het aantal leerlingen. De ruimtebehoefte wordt berekend met de formule:
R = Ruimtebehoefte in vierkante meter bruto vloeroppervlakte, afgerond op hele vierkante meter.
V = Vaste voet in vierkante meter bruto vloeroppervlakte welke is voor: - de hoofdvestigingen voor alle onderwijssoorten, uitgezonderd VSO-ZMLK, 370 vierkante meter, en, - de hoofdvestiging VSO-ZMLK, 250 vierkante meter. Voor nevenvestigingen geldt geen vaste voet.
f = Factor (vierkante meter bruto vloeroppervlakte per leerling) overeenkomstig tabel 1, waarin is opgenomen een overzicht van f (vierkante meter bruto vloeroppervlakte per leerling), per onderwijssoort.
L = Aantal leerlingen dat op 1 oktober voorafgaande aan elk jaar waarop de prognose betrekking heeft op de school zijn ingeschreven.
Tabel 1 – Ruimtebehoefte (v)so
1 Tenzij bij beschikking van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de N-factor anders dan 7 is vastgesteld. Voor SO-MG met N=2 geldt 56,75, voor VSO-MG met N=2 geldt 57,5, voor SO-MG met N=3 geldt 56,75 en voor VSO-MG met N=3 geldt 57,5
B.1.4 School voor voortgezet onderwijs
De leerlinggebonden component wordt berekend door de in tabel 2.a opgenomen bruto vloeroppervlakten per leerling te vermenigvuldigen met het aantal leerlingen dat op de school voor voortgezet onderwijs staat ingeschreven. De leerlinggebonden component is afhankelijk van de soort onderwijs, de leerweg of de sector die de leerling volgt.
De vaste voet is opgenomen in tabel 2.b. De vaste voet voor de hoofdvestiging van de instelling is 980 vierkante meter bruto vloeroppervlakte. Voor een nevenvestiging die op grond van een ministeriële beschikking in aanmerking komt voor aanvullende bekostiging in verband met spreidingsnoodzaak geldt een afzonderlijke vaste voet van 550 vierkante meter bruto vloeroppervlakte. Een tijdelijke nevenvestiging komt niet in aanmerking voor een vaste voet. Naast de vaste voet per instelling wordt per instelling een vaste voet toegekend op de vestiging voor die sectoren waar de beroepsgerichte leerweg(en) wordt aangeboden.
Als dit noodzakelijk is voor het bepalen van de omvang van de toekenning, kan op basis van deze normering de leegstand in onderwijsruimten binnen een gebouw voor voortgezet onderwijs worden bepaald. Het ruimtebehoeftemodel kent geen afzonderlijke normering voor een orthopedagogisch didactisch centrum.
Tabel 2.a – Berekening leerlingenafhankelijke ruimtebehoefte voortgezet onderwijs
LWOO= leerwegondersteunend onderwijs
BLW=beroepsgerichte leerweg (basis- of kader-)
Tabel 2.b – Vaste voet per instelling voor het berekenen van de ruimtebehoefte
B.2 Lokalen bewegingsonderwijs
Bij een school voor voortgezet onderwijs wordt de ruimtebehoefte bepaald op basis van het aantal lestijden bewegingsonderwijs. Hiervoor geldt als maximum het aantal lesuren dat overeenkomstig tabel 3 van het ruimtebehoeftemodel is berekend. Deze berekening is als volgt: (aantal leerlingen * 32 * vierkante meter bruto vloeroppervlakte bewegingsonderwijs per leerling) ÷ 460. Voor het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs wordt een aangepaste formule gehanteerd: (aantal leerlingen * 32 * vierkante meter bruto vloeroppervlakte bewegingsonderwijs per leerling) ÷ 322.
Tabel 3 – Uitgangspunten vaststellen ruimtebehoefte lokaal bewegingsonderwijs voortgezet onderwijs
Deel C – Vaststellen aanvullende ruimtebehoefte
C.1 Voor blijvend gebruik bestemde voorzieningen
Er is sprake van een voorziening voor blijvend gebruik als de overeenkomstig deel C vastgestelde ruimtebehoefte gedurende minstens vijftien jaar blijft bestaan.
C.1.1 Nieuwbouw of vervangende nieuwbouw
De omvang van de goedgekeurde voor blijvend gebruik bestemde voorziening nieuwbouw of vervangende nieuwbouw wordt overeenkomstig deel B vastgesteld.
C.1.2 Overige voor blijvend gebruik bestemde voorzieningen
school voor voortgezet onderwijs vastgesteld als het verschil tussen de overeenkomstig deel A vastgestelde capaciteit en de overeenkomstig deel B vastgestelde ruimtebehoefte gelijk of groter is dan tien procent van de bestaande capaciteit met een minimum van 100 vierkante meter. Indien dit verschil aanwezig is wordt de omvang van de uitbreiding vastgesteld op het verschil tussen de overeenkomstig deel B vastgestelde ruimtebehoefte en de overeenkomstig deel A vastgestelde capaciteit. Medegebruik wordt vastgesteld op het verschil tussen de overeenkomstig deel B vastgestelde ruimtebehoefte en de overeenkomstig deel A vastgestelde capaciteit verhoogd met 10%.
C.2 Voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen
De ruimtebehoefte van een voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening wordt op dezelfde wijze vastgesteld als de ruimtebehoefte voor een voor blijvend gebruik bestemde voorzieningen. Een voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening is voor minstens vier jaar en maximaal vijftien jaar noodzakelijk. Voor het vaststellen van de omvang van een voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening moet het verschil:
C.3 Overige voor blijvend gebruik of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen
De omvang van een goedgekeurde voorziening:
voor blijvend of tijdelijk gebruik bestemde voorziening terrein, dan wel uitbreiding van het terrein, wordt bepaald door de minimaal noodzakelijke terreinoppervlakte om het schoolgebouw te realiseren met inachtneming van de bij of krachtens de wet gestelde eisen ten aanzien van de terreinoppervlakte en de minimumnormen, bedoeld in deel D.
tegemoetkoming in eerste inrichting leer- en hulpmiddelen en meubilair voor een school voor voortgezet onderwijs als gevolg van een inpandige aanpassing waarbij algemene of specifieke ruimte wordt omgezet in specifieke of werkplaatsruimte bedraagt het verschil tussen de vergoeding voor eerste inrichting van de bestaande ruimte en de vergoeding voor eerste inrichting van de te creëren ruimte.
C.4 Lokalen bewegingsonderwijs
voor een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs vastgesteld op het verschil tussen de overeenkomstig bijlage III, deel A, vastgestelde capaciteit en de overeenkomstig B.2, eerste lid, vastgestelde ruimtebehoefte, en,
De omvang van de goedgekeurde voorziening aanpassen van een lokaal bewegingsonderwijs van een school voor basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs wordt vastgesteld op de minimaal noodzakelijke aanvullende vloeroppervlakte om te kunnen voldoen aan de minimumnormen, bedoeld in deel D, onder D.3.
De omvang van de goedgekeurde voorziening herstel van constructiefouten en het herstel van schade aan gebouw, onderwijsleerpakket en meubilair in geval van bijzondere omstandigheden, wordt bepaald door de feitelijke kosten voor de activiteiten die minimaal noodzakelijk zijn voor de voortgang van het onderwijs.
Deel D – Minimumnormen bij het realiseren van nieuwe voorzieningen
Voor een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs geldt voor het verharde gedeelte (speelplaats) een minimum terreinoppervlakte van 3 vierkante meter per leerling, met een minimum van 300 vierkant meter netto. Vanaf 200 leerlingen kan worden volstaan met 600 vierkante meter netto.
Een speellokaal inclusief berging heeft een minimum van 90 vierkante meter netto.
Deel E – Meetinstructie voor het vaststellen van de bruto vloeroppervlakte van schoolgebouwen
E.1 Meetinstructie voor schoolgebouwen
De bruto vloeroppervlakte van een schoolgebouw wordt vastgesteld volgens NEN 2580.
E.2 Aanvulling op de meetinstructie voor de schoolgebouwen
E.2.1 (Speciaal) basisonderwijs en speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs
De bruto oppervlakte van een gebouw is de som van de bruto vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende beloopbare binnenruimten. De bruto vloeroppervlakte wordt gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande buitenconstructies die de ruimten omhullen. Tot de bruto oppervlakte behoren eveneens:
De oppervlakten van overdekte niet door vaste buitenbegrenzingen omsloten ruimten worden niet tot de bruto vloeroppervlakte gerekend, ongeacht de vloerconstructie of wijze van verharding. Dit betreft in ieder geval luifels, dakoverstekken, de ruimte onder op kolommen staande verdiepingen, fietsenstallingen.
Bij zolderruimten, kelders of souterrains in gebruik als onderwijsruimte of andere ruimte (bijv. bergruimte, verkeersruimte), wordt de bruto vloeroppervlakte bepaald door de nette vloeroppervlakte van dat deel van de ruimte met een vrije hoogte van meer dan 2,60 meter te vermenigvuldigen met de factor 1,1.
Bijlage IV – Normbedragen voor vergoeding en indexering
De normbedragen in deel B worden jaarlijks aangepast in overeenstemming met de onderstaande systematiek van prijsbijstelling:
A.2 Eerste inrichting onderwijsleerpakket, leer- en hulpmiddelen en meubilair
De normbedragen zijn berekend op basis van bovenstaande systematiek en onderstaand weergegeven. Alle in dit deel genoemde bedragen zijn inclusief BTW en zijn gebaseerd op prijspeil 2016.
A.Nieuwbouw met permanente bouwaard
A.1 Kostencomponenten nieuwbouw
Het benodigde bouwrijpe terrein wordt door de gemeente, eventueel na aankoop, om niet aan het schoolbestuur beschikbaar gesteld en het (juridisch) eigendom wordt aan hen overgedragen. De kosten van een terrein worden opgenomen op het programma, zowel bij aankoop van een terrein als in de situatie dat de gemeente een terrein beschikbaar stelt. De kosten voor het terrein worden bepaald op de in de gemeente gangbare wijze van waardevaststelling van terreinen. Bij vervangende nieuwbouw behoren de kosten voor het slopen van het oude gebouw tot de kosten voor terreinen.
A.3.1 Bouwkosten school voor basisonderwijs
De vergoeding voor een basisschool wordt vastgesteld op basis van de volgende bedragen:
A.3.2 Bouwkosten speciale school voor basisonderwijs
De vergoeding voor een speciale school voor basisonderwijs wordt vastgesteld op basis van de volgende bedragen:
Startbedrag voor de realisatie van de eerste 670 m2 bvo, waarin niet | |
Voor elke volgende m2 bvo, waarin niet begrepen een eventueel speellokaal | |
A.3.3 Bouwkosten school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs
De vergoeding voor een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs wordt vastgesteld op basis van de volgende bedragen:
Startbedrag, voor de realisatie van de eerste 677 m2 bvo, waarin niet begrepen een eventueel speellokaal | |
Voor elke volgende m2 bvo, waarin niet begrepen een eventueel speellokaal | |
A.3.4 Bouwkosten school voor voortgezet onderwijs
De overige ruimten behoren tot de categorie algemene ruimte.
4 Toeslag paalfundering school voor voortgezet onderwijs
De aanvullende vergoeding is afhankelijk van de benodigde paallengte in relatie met de omvang van de bouw in bruto vloeroppervlakte en wordt bepaald op basis van de volgende formules: Nieuwbouw en uitbreiding < 1000 m² Paallengte 1 tot 15 meter € 3.249,13 + (€ 17,05 * A) Paallengte 15 tot 20 meter € 3.459,12 + (€ 28,84 * A) Paallengte 20 meter of langer € 3.861,99 + (€ 51,60 * A) Uitbreiding ≥ 1000 m² Paallengte 1 tot 15 meter € 3.967,78 + (€ 5,97 * A) Paallengte 15 tot 20 meter € 5.175,32 + (€ 15,50 * A) Paallengte 20 meter of langer € 7.859,15 + (€ 31,33 * A) Waarbij A = oppervlakte van de bouw (m² BVO)
De vergoeding wordt vastgesteld op de feitelijke kosten.
Als de grondwaterstand minder dan 1 meter onder het maaiveld ligt, is bemaling noodzakelijk en wordt een aanvullend bedrag per vierkante meter goedgekeurde terreinoppervlakte toegekend. De vergoeding bedraagt € 11,07 per vierkante meter terrein.
B.Uitbreiding met permanente bouwaard
Deze paragraaf is van toepassing op de uitbreiding van de huisvesting in permanente bouwaard van een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs tot 1035 vierkante meter bruto vloeroppervlakte en van een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs tot 1000 vierkante meter bruto vloeroppervlakte. Op overige uitbreidingen is paragraaf A overeenkomstig van toepassing.
Als uitbreiding van het terrein noodzakelijk is, is het bepaalde in A.2 overeenkomstig van toepassing op het vaststellen van de kosten voor het voor uitbreiding benodigde terrein.
B.3.1 Bouwkosten school voor basisonderwijs
De vergoeding voor een basisschool wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
B.3.2 Bouwkosten speciale school voor basisonderwijs
De vergoeding voor een speciale school voor basisonderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
B.3.3 Bouwkosten school voor speciaal of voortgezet speciaal onderwijs
De vergoeding voor een school voor speciaal onderwijs of speciaal of voortgezet speciaal onderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
B.3.4 Bouwkosten school voor voortgezet onderwijs
Het bepaalde in A.3.4 is overeenkomstig van toepassing op de bouwkosten bij uitbreiding.
B.4 Toeslag paalfundering school voor voortgezet onderwijs
Het bepaalde in A.4 is overeenkomstig van toepassing op het bepalen van de omvang van de vergoeding voor paalfundering bij uitbreiding.
B.5 Toeslag voor slopen en het herstel van het terrein bij uitbreiding op dezelfde plaats
Het bepaalde in A.5 is overeenkomstig van toepassing op het bepalen van de omvang van de vergoeding voor slopen en het herstel van terrein bij uitbreiding.
Het bepaalde in A.6 is overeenkomstig van toepassing op het bepalen van de omvang de vergoeding voor bemaling.
Als een tijdelijke voorziening niet gerealiseerd kan worden op het aanwezige terrein, worden de kosten voor het benodigde terrein bepaald overeenkomstig A.2.
C.3.1 Nieuwbouw als hoofdlocatie/uitbreiding van permanente hoofdlocatie
De vergoeding voor een tijdelijke voorziening bestaat uit een startbedrag en een bedrag per vierkante meter. In deze bedragen zijn begrepen de bouwkosten, de kosten van slopen en herstel en inrichting van terreinen, de kosten van paalfundering en de eenmalige aansluitkosten op nutsvoorzieningen.
C.3.2 Vergoeding basisschool en speciale school voor basisonderwijs
De vergoeding voor een basisschool en een speciale school voor basisonderwijs wordt vastgesteld op basis van de volgende bedragen:
C.3.3 Vergoeding school voor speciaal of voortgezet speciaal onderwijs
1.De vergoeding voor een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs wordt vastgesteld op basis van de volgende bedragen:
2.Paragraaf A is overeenkomstig van toepassing op het bepalen van de hoogte van de vergoeding voor sloopkosten van het oude gebouw, herstel en inrichting van terreinen.
C.3.4 Vergoeding school voor voortgezet onderwijs
De vergoeding voor nieuwbouw en uitbreiding van een tijdelijke voorziening voor een school voor voortgezet onderwijs wordt bepaald op basis van de vergoedingsformule € 562,09 * A + € 38.644,96, waarbij A het overeenkomstig bijlage III, deel C, bepaalde aantal vierkante meter bruto vloeroppervlakte aan tijdelijke huisvesting is.
C.4.1 Uitbreiding van bestaande tijdelijke voorzieningen primair en speciaal of voortgezet speciaal onderwijs
C.4.2 Vergoeding basisschool en speciale school voor basisonderwijs
De vergoeding voor een basisschool en een speciale school voor basisonderwijs wordt vastgesteld op basis van de volgende bedragen:
C.4.3 Vergoeding school voor speciaal of voortgezet speciaal onderwijs
De vergoeding voor een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs wordt vastgesteld op basis van de volgende bedragen:
C.5 Huur van voor tijdelijk gebruik bestemde gebouwen
Huur van een voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening en huur van een bestaand gebouw worden vergoed op basis van de werkelijke kosten.
D.1 School voor basisonderwijs, speciale school voor basisonderwijs, school voor speciaal onderwijs of school voor voortgezet speciaal onderwijs
Bij uitbreiding met onderwijsleerpakket en meubilair wordt het uit te keren bedrag van de vergoeding bepaald aan de hand van het verschil tussen de al toegekende investeringsbedragen en de nieuw berekende vergoeding.
De vergoeding voor een basisschool wordt vastgesteld op basis van de volgende bedragen:
D.1.2 Vergoeding speciale school voor basisonderwijs
De vergoeding voor een speciale school voor basisonderwijs wordt vastgesteld op basis van de volgende bedragen:
D.1.3 Vergoeding school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs
De vergoeding voor een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
D.1.5 Vergoeding speellokaal speciale school voor basisonderwijs
De vergoeding voor onderwijsleerpakket en meubilair voor de inrichting van een speellokaal voor een speciale school voor basisonderwijs en een school voor speciaal onderwijs bedraagt € 7.476,92.
2 School voor voortgezet onderwijs
De vergoeding voor eerste inrichting leer- en hulpmiddelen en meubilair is gekoppeld aan de toe te kennen voorziening nieuwbouw, niet zijnde vervangende nieuwbouw, uitbreiding en ingebruikneming, niet zijnde ingebruikneming ter vervanging van een bestaand gebouw. Aanspraak op deze vergoeding bestaat als de eerste inrichting nog niet eerder door het rijk of de gemeente is bekostigd. De hoogte van de vergoeding wordt berekend door vast te stellen het verschil tussen de al toegekende vergoeding en de vergoeding die is vastgesteld op basis van de te realiseren bruto vloeroppervlakte per ruimtetype.
3. Als in plaats van uitbreiding van het schoolgebouw medegebruik van een voor een school bestemd gebouw wordt gevorderd, wordt inventaris slechts toegekend als de inventaris in de voor medegebruik aangewezen ruimte ontbreekt of niet geschikt is.
De vergoeding van de bouwkosten voor nieuwbouw van een lokaal bewegingsonderwijs met een netto vloeroppervlakte (speeloppervlakte) van 252 vierkante meters bedraagt € 771.000,00 als deze op het schoolterrein gerealiseerd kan worden, of € 786.593,92 als deze op een afzonderlijk terrein gerealiseerd wordt. In deze vergoeding zijn opgenomen de kosten van fundering op staal en inrichting van het terrein.
Het bepaalde in E.1, eerste lid, is overeenkomstig van toepassing op het bepalen van de hoogte van de vergoeding voor uitbreiding van een lokaal bewegingsonderwijs. Bij lokalen bewegingsonderwijs met een oefenvloer van 140 vierkante meter netto vloeroppervlakte (speeloppervlakte) of minder, kan de oefenvloer worden uitgebreid tot een oppervlakte van 252 vierkante meter.
De hoogte van de vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
E.3.2 OLP/meubilair school voor basisonderwijs en speciaal basisonderwijs
De vergoeding voor de eerste inrichting met onderwijsleerpakket of meubilair voor een lokaal bewegingsonderwijs voor een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs bedraagt € 51.736,96.
E.3.3 OLP/meubilair school voor speciaal of voortgezet speciaal onderwijs
De vergoeding voor de eerste inrichting met onderwijsleerpakket of meubilair voor een lokaal bewegingsonderwijs voor een school voor speciaal onderwijs of voor voortgezet speciaal onderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
E.3.4 Meubilair/leer- en hulpmiddelen school voor voortgezet onderwijs
De vergoeding voor de eerste inrichting meubilair of leer- en hulpmiddelen voor een lokaal bewegingsonderwijs voor een school voor voortgezet onderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
E.4 Medegebruik/huur van een niet-eigen voorziening
Naast bewegingsonderwijs in een eigen lokaal van de school is ook bewegingsonderwijs mogelijk in een bestaand lokaal bewegingsonderwijs door middel van:
F.Vergoeding feitelijke kosten
De vergoeding van de feitelijke kosten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, wordt gebaseerd op de door het college goedgekeurde offerte en verhoogd met maximaal 10 procent voor de kosten van technische advisering, voor zover het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 2, onder b en c.
Bijlage V – Criteria voor het vaststellen van de prioriteit van de aangevraagde voorziening
Prioriteiten worden vastgesteld als het overeenkomstig artikel 11 vastgestelde bekostigingsplafond onvoldoende is om alle aangevraagde voorzieningen die in aanmerking komen om te worden opgenomen op het programma te honoreren. Op basis van de gestelde prioriteiten wordt een rangorde vastgesteld van de voorzieningen waarvan is vastgesteld dat die voor bekostiging in aanmerking komen. Daarna wordt vastgesteld voor welke voorzieningen het bekostigingsplafond voldoende is en deze voorzieningen worden opgenomen op het programma. De voorzieningen die niet worden opgenomen op het programma worden op het overzicht geplaatst.
Om te komen tot het vaststellen van de prioriteit wordt een onderverdeling gemaakt in hoofdprioriteiten en subprioriteiten. De voorzieningen zijn in aflopende prioriteit weergegeven; de voorziening met de rangorde 1 heeft de hoogste prioriteit.
De voorziening is opgenomen in het vastgestelde uitvoeringsprogramma dat onderdeel is van het IHP
1.1.De voorziening is noodzakelijk om capaciteitstekorten op te heffen. Het betreft de volgende voorzieningen: - nieuwbouw, inclusief terrein; - uitbreiding, indien van toepassing, inclusief terrein; - in gebruik nemen bestaand gebouw, indien van toepassing, inclusief terrein; - verplaatsen tijdelijke gebouwen; - eerste inrichting met onderwijsleerpakket en meubilair of leer- en hulpmiddelen en meubilair; - medegebruik. Voor bovengenoemde voorzieningen wordt de ruimtebehoefte vastgesteld overeenkomstig bijlage III, deel C. Deze voorzieningen omvatten zowel de schoolgebouwen als de lokalen bewegingsonderwijs.
1.2.De voorziening is noodzakelijk om een adequaat niveau te handhaven. Het betreft de volgende voorzieningen: - vervangende bouw (vervangende nieuwbouw, transformatie), indien van toepassing inclusief terrein. De voorziening vervangende bouw (vervangende nieuwbouw, transformatie) valt onder subprioriteit 1.1 op het moment dat deze voorziening gecombineerd wordt met een uitbreiding van de capaciteit en de vervangende bouw noodzakelijk is omdat wordt voldaan aan het criterium genoemd in bijlage I, deel A, onder A.2
De voorziening is niet opgenomen in het vastgestelde uitvoeringsprogramma dat onderdeel is van het IHP.
2.1.De voorziening is noodzakelijk om capaciteitstekorten op te heffen. Het betreft de volgende voorzieningen: - nieuwbouw, inclusief terrein; - uitbreiding, indien van toepassing, inclusief terrein; - in gebruik nemen bestaand gebouw, indien van toepassing, inclusief terrein; - verplaatsen tijdelijke gebouwen; - eerste inrichting met onderwijsleerpakket en meubilair of leer- en hulpmiddelen en meubilair; - medegebruik. Voor bovengenoemde voorzieningen wordt de ruimtebehoefte vastgesteld overeenkomstig bijlage III, deel C. Deze voorzieningen omvatten zowel de schoolgebouwen als de lokalen bewegingsonderwijs.
2.2.De voorziening is noodzakelijk om een adequaat niveau te handhaven. Het betreft de volgende voorzieningen: - vervangende bouw (vervangende nieuwbouw, transformatie), indien van toepassing inclusief terrein; - herstel van een constructiefout; - herstel en vervanging in verband met schade.
De voorziening vervangende bouw (vervangende nieuwbouw, transformatie) valt onder subprioriteit 2.1 op het moment dat deze voorziening gecombineerd wordt met een uitbreiding van de capaciteit en de vervangende bouw noodzakelijk is omdat wordt voldaan aan het criterium genoemd in bijlage I, deel A, onder A.2
Bijlage VI – Criteria voor beoordelen aanvraag voor bekostiging in onderhoud en aanpassing lokaal bewegingsonderwijs, bekostiging bouwvoorbereiding en overige voor bekostiging in aanmerking komende zaken
1.Onderhoud en aanpassing lokaal bewegingsonderwijs
1.1 Aanduiding van de voorziening
1.Onderscheid wordt gemaakt in de bekostiging van:
a.vervangen dakbedekking, hemelwaterafvoer, dakrand, daklichten;
1.2 Periode waarvoor de bekostiging wordt toegekend
1.De bekostiging wordt toegekend voor het jaar volgend op het jaar waarop de aanvraag is ingediend.
dat (juridisch) eigenaar is van een school voor basisonderwijs, school voor speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs die zich bevindt op het grondgebied van de gemeente en (juridisch) eigenaar is van een lokaal bewegingsonderwijs dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente, komt in aanmerking voor de bekostiging van onderhoud en aanpassing van een lokaal bewegingsonderwijs.
1.De noodzaak van de bekostiging van onderhoud of aanpassing:
ingebruikneming blijkt uit het feit dat het desbetreffende gebouw niet voldoet aan de inrichtingseisen voor lokalen bewegingsonderwijs voor het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs en het geschikt maken van het gebouw met redelijke kosten, zulks ter beoordeling van het college, te verwezenlijken is;
1.Bovenstaand onderhoud en aanpassingen komen voor bekostiging in aanmerking als op basis van een prognose, die voldoet aan de in bijlage II van deze Verordening gestelde vereisten, het gebouw nog ten minste vier jaar voor het bewegingsonderwijs noodzakelijk is, tenzij er een andere, goedkopere, voorziening mogelijk is. Dit ter beoordeling van het college.
1.4 Wijze waarop de bekostiging wordt toegekend
1.De bekostiging wordt toegekend op basis van feitelijke kosten. De vergoeding van de feitelijke kosten wordt gebaseerd op de door het college goedgekeurde offerte(s) en verhoogd met maximaal 10 procent voor de kosten van technische advisering.
1.Het college kan een bekostigingsplafond voor deze bekostiging instellen.
1.Na het afronden van de werkzaamheden wordt inzicht gegeven in de gemaakte kosten.
2.1 Aanduiding van de bekostiging
2.Bekostiging van de kosten voor het opstellen van een aanbestedingsgereed bouwplan voor voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1°, 2°, 3°, 4° en 5° van deze Verordening.
2.2 Periode waarvoor de bekostiging wordt toegekend
2.De bekostiging wordt toegekend voor het jaar volgend op het jaar waarop de aanvraag is ingediend.
de bekostiging bouwvoorbereiding wordt aangevraagd ten behoeve van een voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1°, 2°, 3°, 4° en 5° van deze Verordening en het college een principebesluit heeft genomen dat deze voorziening op het eerstvolgende programma na aanvraag van de voorziening wordt opgenomen;
2.Aan toekenning van een bouwvoorbereidingskrediet als bedoeld in lid 1 onder b. en c. kan de aanvrager geen rechten ontlenen ten aanzien van bekostiging van de voorziening waarvoor bouwvoorbereiding is toegekend.
2.Bij de uiteindelijke vergoeding van een op het programma geplaatste voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1°, 2°, 3°, 4° en 5° van deze Verordening wordt de toegekende bekostiging voor bouwvoorbereiding in mindering gebracht.
2.Het college kan een bekostigingsplafond voor deze bekostiging instellen.
2.Na het afronden van de werkzaamheden wordt inzicht gegeven in de gemaakte kosten.
3.Overige voor bekostiging in aanmerking komende zaken
3.A.1 Aanduiding van de bekostiging
Een onderzoek naar de mogelijkheden om te komen tot het realiseren van een voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1°, 2°, 3°, 4° en 5° van deze Verordening.
3.A.2 Periode waarvoor de bekostiging wordt toegekend
De bekostiging wordt toegekend voor het jaar volgend op het jaar waarop de aanvraag is ingediend.
3.A.3 Criteria voor het toekennen van de bekostiging
Aanspraak op deze bekostiging ontstaat op het moment dat het voornemen bestaat te komen tot één van de in artikel 2, onderdeel a, onder 1°, 2°, 3°, 4° en 5° genoemde voorzieningen, waarbij nader onderzoek vereist is om te bepalen welke voorziening, waar en eventueel onder welke condities noodzakelijk is. Het onderzoek moet uitwijzen:
3.A.4 Wijze waarop de bekostiging wordt toegekend
1.De bekostiging wordt toegekend op basis van feitelijke kosten. De vergoeding van de feitelijke kosten wordt gebaseerd op de door het college goedgekeurde offerte.
De bekostiging wordt beschikbaar gesteld aan het bevoegd gezag van de school waarvoor het haalbaarheidsonderzoek wordt uitgevoerd tenzij het college besluit de opdracht te verstrekken voor het haalbaarheidsonderzoek.
Bij de uiteindelijke vergoeding van een op het programma geplaatste voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1°, 2°, 3°, 4° en 5° van deze Verordening wordt de toegekende bekostiging voor een haalbaarheidsonderzoek in mindering gebracht, indien en voor zover er in het haalbaarheidsonderzoek werkzaamheden zijn uitgevoerd die onderdeel uitmaken van de vergoeding van de voorziening.
Het college kan een bekostigingsplafond voor deze bekostiging instellen.
Na het afronden van de werkzaamheden wordt inzicht gegeven in de gemaakte kosten.
3.B.1 Aanduiding van de tegemoetkoming
Een tegemoetkoming in de kosten om een schoolgebouw aan te passen aan de eisen van de tijd, de duurzaamheid te vergroten of de levensduur te verlengen.
3.B.2 Periode waarvoor de tegemoetkoming wordt toegekend
De tegemoetkoming wordt toegekend voor het jaar volgend op het jaar waarop de aanvraag is ingediend.
3.B.3 Criteria voor het toekennen van de tegemoetkoming
Het beleid en de keuzes ten aanzien van upgrade zijn opgenomen in het IHP.
3.B.4 Wijze waarop de tegemoetkoming wordt toegekend
De hoogte van de tegemoetkoming blijkt uit het IHP, waarbij de bekostiging wordt toegekend op basis van feitelijke kosten. De vergoeding van de feitelijke kosten wordt gebaseerd op de door het college goedgekeurde offerte.
Het college kan een tegemoetkomingsplafond instellen.
Na het afronden van de werkzaamheden wordt inzicht gegeven in de gemaakte kosten.
3.C.1 Aanduiding van de bekostiging
Parkeerplaatsen, niet zijnde parkeerplaatsen op eigen terrein of een gebouwde parkeervoorziening als bedoeld in bijlage VI, paragraaf 3.D.
3.C.2 Periode waarvoor de bekostiging wordt toegekend
De bekostiging wordt toegekend voor het jaar volgend op het jaar waarop de aanvraag is ingediend.
3.C.3 Criteria voor het toekennen van de bekostiging
Aanspraak op deze bekostiging ontstaat indien:
3.C.4 Wijze waarop de bekostiging wordt toegekend
De bekostiging wordt toegekend op basis van feitelijke kosten. De vergoeding van de feitelijke kosten wordt gebaseerd op de door het college goedgekeurde offerte.
Het college kan een bekostigingsplafond voor deze bekostiging instellen.
Na het afronden van de werkzaamheden wordt inzicht gegeven in de gemaakte kosten.
3.D. Toeslag gebouwde parkeervoorziening
3.D.1 Aanduiding van de bekostiging
Een gebouwde parkeervoorziening, niet zijnde parkeerplaatsen op eigen terrein of parkeerplaatsen als bedoeld in bijlage VI, paragraaf 3.C.
3.D.2 Periode waarvoor de bekostiging wordt toegekend
De bekostiging wordt toegekend voor het jaar volgend op het jaar waarop de aanvraag is ingediend.
3.D.3 Criteria voor het toekennen van de bekostiging
Aanspraak op deze bekostiging ontstaat indien:
3.D.4 Wijze waarop de bekostiging wordt toegekend
Het college kan een bekostigingsplafond voor deze bekostiging instellen.
Na het afronden van de werkzaamheden wordt inzicht gegeven in de gemaakte kosten.
3.E.1 Aanduiding van de bekostiging
Verhuizing van een school naar een andere locatie.
3.E.2 Periode waarvoor de bekostiging wordt toegekend
De bekostiging wordt toegekend voor het jaar volgend op het jaar waarop de aanvraag is ingediend.
3.E.3 Criteria voor het toekennen van de bekostiging
Aanspraak op deze bekostiging ontstaat indien:
3.E.4 Wijze waarop de bekostiging wordt toegekend
Het college kan een bekostigingsplafond voor deze bekostiging instellen.
Na het afronden van de werkzaamheden wordt inzicht gegeven in de gemaakte kosten.