Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Geldrop-Mierlo

Beleidsregel voor de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGeldrop-Mierlo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel voor de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet 2017
CiteertitelBeleidsregel voor de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet 2017
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpDamoclesbeleid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 13b Opiumwet
  2. artikel 2 Politiew

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2017Nieuwe regeling

19-12-2016

Middenstandsbelangen, 28 december 2016

2017-001051

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel voor de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet 2017

 

 

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

De burgemeester van de gemeente Geldrop-Mierlo;

gelet op artikel 13b Opiumwet en artikel 2 Politiewet;

besluit:

onder intrekking van de “Beleidsregel artikel 13b Opiumwet inzake een woning of lokaal 2015” (vastgesteld op 10 september 2015),

vast te stellen de “Beleidsregel voor de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet2017

1. InleidingGemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met illegale (verkoop)punten van verdovende middelen of productieplaatsen daarvan. De Opiumwet verbiedt in artikel 2 en 3 om verdovende middelen (soft- en harddrugs) te telen, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren alsmede aanwezig te hebben en te vervaardigen. Drugshandel, alsmede de aanwezigheid van een illegale hoeveelheid drugs, in woningen, lokalen en/of daarbij behorende erven vormt een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. De gemeente is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid, het beschermen van de volksgezondheid en van het woon- en leefklimaat van haar inwoners. Vanuit dit oogpunt maakt de gemeente Geldrop-Mierlo gebruik van artikel 13b Opiumwet, het juridische instrument om bestuursrechtelijk op te treden tegen de illegale aanwezigheid en de illegale verkoop van drugs in woningen, lokalen en/of daarbij behorende erven.

2. Juridische kader Voor de bestuurlijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, lijst I) en artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, lijst II) van de Opiumwet, is in die wet het artikel 13b opgenomen.

Artikel 13b luidt als volgt:

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunde, de geneeskunst, de tandheelkunde of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

3. Doel van de beleidsregel:

  • §

    te realiseren dat geconstateerde overtredingen van artikel 13b Opiumwet opgevolgd worden door een reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de aard en de ernst van de overtreding (proportionaliteit en subsidiariteit);

  • §

    te bewerkstelligen dat er door de gekozen maatregel een einde komt aan de verboden situatie;

  • §

    te bewerkstelligen dat door de gekozen maatregel het drugspand definitief uit het drugscircuit wordt verwijderd, door de loop uit het drugspand te halen en de bekendheid als verkooppunt bij handelaren, gebruikers en derden te weg te nemen;

  • §

    te bewerkstelligen dat herhaling van de overtreding wordt voorkomen;

  • §

    door het treffen van de gekozen maatregel de negatieve effecten en risico’s voor de openbare orde en veiligheid van handel in en het gebruik van drugs zoveel mogelijk te beheersen;

  • §

    voorkomen dat strafbare feiten plaatsvinden;

  • §

    het beschermen van de rechten van anderen door een voor een ieder zichtbare sluiting;

  • §

    kenbaar te maken aan de burger welke maatregelen hij van de overheid kan verwachten na een overtreding van de Opiumwet;

  • §

    de handhavingsactiviteiten van politie, openbaar ministerie en gemeente op elkaar af te stemmen en complementair te laten zijn.

4. Omschrijving en definitie van begrippenTer verduidelijking van deze beleidsregel is onderstaand een aantal begrippen gedefinieerd en omschreven. Definitie drugs: Een middel als bedoeld in lijst I en lijst II behorende bij de Opiumwet. Definitie drugshandel: De verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezigheid van drugs (lijst I en II behorende bij de Opiumwet) in een woning of lokaal en de daarbij behorende erven.

Definitie en omschrijving woning: Een voor bewoning gebruikte ruimte. Een woning is te karakteriseren als een van de buitenwereld afgesloten plaats waar iemand – eventueel in een gemeenschappelijke huishouding met andere personen – zijn privaat huiselijk leven leidt of pleegt te leiden. Of een ruimte een woning is, wordt niet alleen bepaald door uiterlijke kenmerken, zoals de bouw en de aanwezigheid van een bed en ander huisraad, maar ook door de daaraan werkelijk gegeven bestemming. Er dient ‘de facto’ en ‘de animo’ gewoond te worden. Of dit het geval is kan onder meer blijken uit de Basisregistratie personen (BRP), de inrichting en het feitelijke gebruik dat van de ruimte wordt gemaakt. De woning behoeft niet in een woonhuis te zijn gelegen. Onder omstandigheden kan ook een hotelkamer of ander recreatieverblijf als woning gelden. Een persoon die incidenteel overnacht in een woning en niet op dit adres in de BRP staat ingeschreven, wordt niet aangemerkt als bewoner. Als er wél sprake is van een bewoner, dan leidt diens tijdelijke afwezigheid, bijvoorbeeld wegens vakantie of opname in een ziekenhuis, er niet toe dat de ruimte het karakter van woning verliest. Niet tot een woning behoren die ruimten die in het geheel niet voor bewoning zijn bestemd en ook niet als zodanig worden gebruikt en die van buitenaf via een eigen ingang kunnen worden betreden. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet gebruikt wordt als woning kan aangemerkt worden als een al dan niet voor publiek toegankelijk lokaal en valt daarmee onder het handhavingsbeleid dat voor lokalen geldt. Als er sprake is van een woning waarin kamerverhuur plaatsvindt en de illegale drugshandel in één van de verhuurde kamers is geconstateerd dan kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen. Gelet op het feitelijke gebruik ervan kan deze kamer in principe worden aangemerkt als afzonderlijke woning. De beleidslijn is echter om uit te gaan van een gehele sluiting van de woning. Dit met het oog op de doelstelling van Opiumwet 13b, het verwijderen van een drugspand uit het drugscircuit. Doorgaans zal een woning als zodanig en niet (alleen) een zich daarin bevindende specifieke kamer bekend staan als drugspand.

Definitie en omschrijving lokaal: Een al dan niet voor publiek toegankelijke ruimte, niet zijnde een woning. Onder de in deze rubriek bedoelde panden vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven zoals winkels en horecabedrijven en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten. Ook kunnen bijvoorbeeld een hotelkamer, andere recreatieverblijven en een kantoor, voor zover zij geen ‘woning’ zijn, onder het begrip lokaal vallen.

Definitie en omschrijving erf: Al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

Definitie recidive:

Een herhaalde overtreding van het bepaalde in artikelen 2 en/of 3 van de Opiumwet binnen een periode van 2 jaar na de laatste overtreding. Hierbij is niet relevant of de laatste overtreding is gegrond op artikel 2 of 3 van de Opiumwet.

5. Damoclesbeleid (Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet)Deze beleidsregel ziet op de bevoegdheid van de burgemeester om over te gaan tot het sluiten van panden met bijbehorende erven, indien er sprake is van verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezig zijn van een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij de Opiumwet vanuit woningen of lokalen en de daarbij behorende erven.

Last onder bestuursdwangZoals de redactie van artikel 13b Opiumwet aangeeft, heeft de burgemeester om handhavend op te kunnen treden tegen drugshandel in woningen, lokalen en/of daarbij behorende erven, de mogelijkheid om bestuursdwang toe te passen. Teneinde betrokkenen niet in de gelegenheid te stellen een financiële belangenafweging te maken en vanwege het gewenste effect van de last onder bestuursdwang, wordt er in beginsel geen gebruik gemaakt van het opleggen van een last onder dwangsom.

WaarschuwingUitgangspunt is dat bij een overtreding van de Opiumwet met toepassing van artikel 13b van deze wet direct wordt overgegaan tot toepassing van bestuursdwang. Dit leidt tot sluiting van het drugspand. Is sprake van een woning, dan kan uitsluitend bij een eerste overtreding een waarschuwing worden overwogen. Dit geldt alléén als sprake is van minder ernstige gevallen. In ernstige gevallen wordt geen waarschuwing gegeven en wordt direct overgegaan tot sluiting van de woning. Hiermee wordt recht gedaan aan artikel 8 EVRM. Bij een lokaal wordt in principe altijd bestuursdwang toegepast.

Reikwijdte

Eigen gebruik

Bij de beoordeling of bestuursdwang wordt toegepast in het kader van artikel 13b Opiumwet moet in ieder geval sprake zijn van het verkopen, verstrekken of afleveren dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs. De hoeveelheid van de in een drugspand kan indiceren dat deze voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemd zijn. In deze beleidsregel wordt hiertoe aangesloten bij de door het openbaar ministerie toegepaste criteria.

Volgens die criteria worden een hoeveelheid harddrugs van:

  • Ø

    maximaal 0,5 gram (zoals bijvoorbeeld maar niet uitsluitend in grammen uitgedrukte hoeveelheden cocaïne, heroïne, amfetamine (speed), MDMA (XTC) of andere stof van lijst I), of;

  • Ø

    maximaal 2 pillen (zoals bijvoorbeeld maar niet uitsluitend in hoeveelheid pillen uitgedrukte hoeveelheden MDMA (XTC), amfetamine (speed) of andere stof van lijst I), of;

  • Ø

    maximaal 5 milliliter (zoals bijvoorbeeld maar niet uitsluitend in milliliters uitgedrukte hoeveelheden GHB of andere stof van lijst I;

en een hoeveelheid softdrugs van:

  • Ø

    maximaal 5 planten of

  • Ø

    maximaal 5 gram

als hoeveelheden voor eigen gebruik aangemerkt.

Handelshoeveelheid Worden de hoeveelheden voor eigen gebruik overschreden, dan wordt aangenomen dat de drugs voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemd zijn en kan artikel 13b Opiumwet worden toegepast.

Bij een hoeveelheid softdrugs in een pand van:

  • Ø

    meer dan 5 planten maar minder dan 15 planten, of;

  • Ø

    meer dan 5 gram maar minder dan 30 gram

en een hoeveelheid harddrugs in een pand van:

  • Ø

    meer dan 0,5 gram maar minder dan 1,5 gram, of;

  • Ø

    meer dan 2 maar minder dan 10 pillen, of;

  • Ø

    meer dan 5 milliliter maar minder dan 15 milliliter;

wordt een nadere belangenafweging verricht en wordt, vanuit het oogpunt van proportionaliteit en evenredigheid, bezien welke bestuurlijke maatregel voor dat specifieke geval passend is.

Ernstig geval softdrugs

Vanuit het oogpunt van de proportionaliteit en evenredigheid zal onder toepassing van bestuursdwang in ieder geval tot directe sluiting van een drugspand worden overgegaan in ernstige gevallen.

Een ernstig geval wordt op grond van deze beleidsregel in ieder geval aangenomen ingeval van een aangetroffen hoeveelheid van meer of gelijk aan 15 hennepstekjes of planten. In dat geval wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. Er is dan geen sprake van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Bij hennepknipperijen, drogerijen en buitenteelt is doorgaans sprake van een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep of hasjiesj. Ook bij een hoeveelheid van 30 gram of meer hennep of hasjiesj wordt een ernstig geval van drugshandel aangenomen. Dit – de aanwezigheid van meer of gelijk aan 15 planten of meer of gelijk aan 30 gram softdrugs – wordt in deze beleidsregel in ieder geval beschouwd als hoeveelheid drugs die aanwezig is voor de verkoop, aflevering of verstrekking in de zin van artikel 13b Opiumwet. Bij deze hoeveelheden wordt in beginsel direct overgegaan tot toepassing van bestuursdwang.

Ernstig geval harddrugs

Vanuit het oogpunt van de proportionaliteit en evenredigheid zal onder toepassing van bestuursdwang in ieder geval tot directe sluiting van een drugspand worden overgegaan in ernstige gevallen.

Een ernstig geval wordt op grond van deze beleidsregel in ieder geval aangenomen ingeval van een aangetroffen hoeveelheid van:

  • Ø

    groter of gelijk aan 1,5 gram, of;

  • Ø

    groter of gelijk aan 10 pillen, of;.

  • Ø

    groter of gelijk aan 15 mililiter.

Bij deze hoeveelheden wordt in beginsel direct overgegaan tot toepassing van bestuursdwang.

Aanvullende grondslag

Indien de drugshandel in en vanuit een woning of lokaal en/of daarbij behorende erven gepaard gaat met een verstoring van het openbare leven rondom dat pand, kan artikel 174a van de Gemeentewet tevens een grondslag geven voor de sluiting van het pand.

Categorieën in beleidHet beleid betreffende de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet is onderverdeeld in de volgende categorieën:

  • 1.

    Woningen en bijbehorende erven: de drugshandel in woningen dan wel bij de woningen behorende erven.

  • 2.

    Lokalen en bijbehorende erven: de drugshandel in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen dan wel bij zodanige lokalen behorende erven.

In het geval dat zich een combinatie voordoet van woning en lokaal (zoals bijvoorbeeld wanneer sprake is van een café met bovenwoning) wordt, in het geval een handelshoeveelheid verdovende middelen in beide wordt aangetroffen dan wel wanneer tussen woning en lokaal een duidelijke samenhang bestaat (bijvoorbeeld middels de stroom- of watervoorziening) in beginsel voor iedere afzonderlijke categorie het in deze beleidsregel opgenomen handhavingsarrangement toegepast.

6. Woningen en daarbij behorende ervenDoordat de sluiting van woningen zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen is onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in de bewoonde woningen sprake is van het hebben van woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer. Dit vergt een striktere afweging van het belang bij bescherming van die persoonlijke levenssfeer ten opzichte van het algemene belang bij handhaving op basis van artikel 13b Opiumwet. Hierdoor kan onder omstandigheden eerst een waarschuwing zijn aangewezen, alvorens bestuursdwang toe te passen. Er is tevens onderscheid gemaakt tussen de drugshandel in softdrugs en drugshandel in harddrugs.

De sluitingstermijnenbij woningen en bijbehorende erven

Softdrugs in woningen en daarbij behorende erven:

Indien in woningen en bijbehorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een handelshoeveelheid van meer of gelijk aan 30 gram en/of meer of gelijk aan 15 hennepstekjes of planten worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:

Handhavingsarrangement

Constatering

1e constatering

2e constatering

(binnen 2 jaar*)

3e constatering en volgende(n) (binnen 2 jaar*)

Aanwezigheid van softdrugs met een handelshoeveelheid van ≥ 30 gram en/of ≥ 15 hennepstekjes of planten

3 maanden sluiting

6 maanden sluiting

Sluiting voor onbepaalde tijd (minimaal 6 maanden)

In principe wordt bij een 1e constatering bij het aantreffen van een hoeveelheid softdrugs van minder dan 15 planten of minder dan 30 gram softdrugs in woningen en bijbehorende erven aangenomen dat sprake is van een minder ernstig geval en volstaan met een waarschuwing.

Harddrugs in woningen en bijbehorende erven: Indien in woningen en bijbehorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) met een handelshoeveelheid van meer of gelijk dan 1,5 gram worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:

Handhavingsarrangement

Constatering

1e constatering

2e constatering (binnen 2 jaar*)

3e constatering en volgende(n) (binnen 2 jaar*)

Aanwezigheid van harddrugs met een handelshoeveelheid van ≥ 1,5 gram, of

≥ 10 pillen, of

≥ 15 milliliter

4 maanden sluiting

6 maanden sluiting

Sluiting voor onbepaalde tijd (minimaal 6 maanden)

* Binnen twee jaar na de vorige constatering. Concreet: maatregel volgt wanneer de 2e constatering zich voordoet binnen 2 jaar na de 1e constatering, maatregel volgt wanneer de 3e constatering zich voordoet binnen 2 jaar na de 2e constatering.

In principe wordt bij een 1e constatering bij het aantreffen van een hoeveelheid van meer dan 0,5 maar minder dan 1,5 gram dan wel meer dan 2 maar minder dan 10 pillen dan wel meer dan 5 milliliter maar minder dan 15 milliliter harddrugs in woningen en bijbehorende erven aangenomen dat sprake is van een minder ernstig geval en volstaan met een waarschuwing.

Recidive

Indien er sprake is van recidive telt voor het toe te passen handhavingsarrangement de laatst hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen en of het desbetreffende middel voorkomt op lijst I of lijst II.

Indien, al dan niet uit oogpunt van proportionaliteit en subsidiariteit c.q. met toepassing van artikel 4:84 Awb, bij de eerste overtreding is volstaan met een waarschuwing, wordt bij recidive de handhavingsarrangement behorende bij de tweede overtreding toegepast.

7. Lokalen en bijbehorende erven Drugshandel in lokalen en daarbij behorende erven vormt eveneens een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Daarbij legt een illegaal verkooppunt en/of de illegale aanwezigheid van drugs een zware druk op de omgeving. Zeker in woongebieden wordt de aanwezigheid daarvan als zeer belastend ervaren. Illegale verkooppunten (de drugshandel zoals eerder is gedefinieerd) vormen een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt en leiden vaak tot verloedering van het straatbeeld. Ook bij lokalen en daarbij behorende erven is onderscheid gemaakt tussen de drugshandel in softdrugs en drugshandel in harddrugs.

De sluitingstermijnen bij lokalen en bijbehorende erven

Softdrugs in lokalen en bijbehorende erven:

Indien in lokalen en bijbehorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een handelshoeveelheid van meer of gelijk aan 30 gram en/of meer of gelijk aan 15 hennepstekjes of planten worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:

Handhavingsarrangement

Constatering

1e constatering

2e constatering (binnen 2 jaar*)

3e constatering en volgende(n) (binnen 2 jaar*)

Aanwezigheid van softdrugs met een handelshoeveelheid van ≥ 30 gram en/of ≥ 5 hennepstekjes of planten

6 maanden sluiting

12 maanden sluiting

Sluiting voor onbepaalde tijd (minimaal 12 maanden)

Wordt bij een 1e constatering een hoeveelheid aangetroffen van minder dan 15 planten of minder dan 30 gram softdrugs in lokalen en bijbehorende erven, dan wordt overwogen of met een minder ingrijpende bestuurlijke maatregel kan worden volstaan-.

Harddrugs in lokalen en bijbehorende erven:

Indien in lokalen en bijbehorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) met een handelshoeveelheid van meer of gelijk aan 1,5 gram worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:

Handhavingsarrangement

Constatering

1e constatering

2e constatering en volgende(n) (binnen 2 jaar*)

Aanwezigheid van harddrugs met een handelshoeveelheid van ≥ 1,5 gram, of

≥ 10 pillen, of

≥ 15 milliliter

12 maanden sluiting

Sluiting voor onbepaalde tijd (minimaal 12 maanden)

* Binnen twee jaar na de vorige constatering. Concreet: maatregel volgt wanneer de 2e constatering zich voordoet binnen 2 jaar na de 1e constatering, maatregel volgt wanneer de 3e constatering zich voordoet binnen 2 jaar na de 2e constatering.

Wordt bij een 1e constatering meer dan 0,5 maar minder dan 1,5 gram dan wel meer dan 2 maar minder dan 10 pillen dan wel meer dan 5 milliliter maar minder dan 15 milliliter harddrugs harddrugs in lokalen en bijbehorende erven aangetroffen, dan wordt overwogen of met een minder ingrijpende bestuurlijke maatregel kan worden volstaan.

Recidive

Indien er sprake is van recidive telt voor het toe te passen handhavingsarrangement de laatst hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen en of het desbetreffende middel voorkomt op lijst I of lijst II.

Indien, al dan niet uit oogpunt van proportionaliteit en subsidiariteit c.q. met toepassing van artikel 4:84 Awb, bij de eerste overtreding is volstaan met een waarschuwing, wordt bij recidive de handhavingsarrangement behorende bij de tweede overtreding toegepast.

8. Sluiting Onder het sluiten van het pand wordt in ieder geval het volgende verstaan:

  • §

    het afsluiten van het pand door de betrokkene door ramen en deuren te sluiten en gesloten te houden;

  • §

    ingeval van een lokaal, het door de betrokkene eventueel verwijderen van aanduidingen op, aan, in en over het pand, waaruit kan blijken dat het pand (voor publiek) geopend is;

  • §

    het door de gemeente aanbrengen van stickers/aankondigingen en/of raamborden op de verdieping op/aan het pand dat het is gesloten wegens het overtreden van artikel 13b Opiumwet;

  • §

    het door de gemeente verzegelen van het pand.

De betrokkene krijgt in de last tot toepassing van bestuursdwang eerst zelf de gelegenheid om over te gaan tot sluiting van het drugspand. Hiertoe wordt hem in principe een begunstigingstermijn geboden van maximaal 10 dagen. Indien binnen die termijn door de betrokkene geen sluiting heeft plaatsgevonden of wordt na de sluiting, zonder toestemming van het bevoegde gezag alsnog het drugspand betreden, dan kan de burgemeester onder toepassing van bestuursdwang de sloten van het drugspand vervangen.

Het doorbreken van de door de burgemeester aangebrachte verzegeling en/of het daarna betreden van het gesloten pand levert een strafbaarheid op (artikel 2:18 APV), tenzij sprake is van een rechtmatig verkregen ontheffing van de burgemeester.

9. Inschrijving kadaster De beleidsregel is gerelateerd aan de locatie. Dat betekent dat een opgelegde bestuurlijke maatregel tevens werkt voor rechtsopvolgers. Een besluit tot toepassing van bestuursdwang ingevolge artikel 13b van de Opiumwet is een beperkingsbesluit dat valt onder de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken. De burgemeester zal op grond van deze wet een besluit tot sluiting zo spoedig mogelijk inschrijven in de openbare registers, zoals bedoeld in 3:16 BW.

10. Kosten

Op grond van artikel 5:25 Algemene wet bestuursrecht worden de kosten voor het toepassen van de bestuursdwang verhaald op de overtreder. De overtreder is degene die de overtreding van artikel 13b Opiumwet pleegt of medepleegt (conform artikel 5:1 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht)

11. Zienswijzen

  • 1.

    Ingevolge artikel 4:8 Awb worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen. Belanghebbende(n) krijg(en) hiervoor een termijn van 7 dagen. Hiervan kan, op grond van artikel 4:11 Awb, worden afgezien indien vereiste spoed zich daartegen verzet.

  • 2.

    Van hetgeen staat weergegeven onder 1. kan op grond van artikel 4:11 Awb worden afgezien, indien de vereiste spoed zich daartegen verzet. Afhankelijk van de aard en ernst van de feiten kan spoedshalve bestuursdwang worden toegepast en hoeft geen termijn voor het indienen van zienswijzen te worden gegund, indien de vereiste spoed zich daartegen verzet.

12. Proportionaliteit en subsidiariteit

In het kader van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit wordt door middel van een handhavingsarrangement opgetreden. Het voeren van een beleid waarin direct tot sluiting wordt overgegaan, is redelijk indien gemotiveerd wordt waarom de betreffende sluiting proportioneel en subsidiair is. Mocht sluiting in voorkomend geval niet proportioneel en subsidiair worden geacht dan wordt bezien of volstaan kan worden met een minder ingrijpende bestuurlijke maatregel, waaronder (niet-limitatief) het geven van een waarschuwing (al dan niet met een voorwaarde die strekt tot periodieke controles) of het voorwaardelijk nemen van een sluitingsbesluit met daaraan verbonden een in redelijkheid vast te stellen proeftijd. De burgemeester dient aan degene(n) aan wie de gekozen maatregel wordt bekend gemaakt de motivering daarvan duidelijk en schriftelijk mede te delen. Bij deze motivering betrekt de burgemeester in ieder geval de duur van de sluiting in relatie tot 1. de bestemming van het pand, 2. de zwaarte van de overtreding, 3. herhaling en duur van de overtreding.

13. AfwijkingsbevoegdheidIn beginsel wordt er overeenkomstig de bovenstaande beleidsregel besloten. De burgemeester kan op basis van betrokken feiten en omstandigheden in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van deze beleidsregel (artikel 4:84 Awb). Dit betekent dat in voorkomend geval strengere of minder strenge maatregelen kunnen worden getroffen dan in deze beleidsregel bepaald.

14. Inwerkingtreding en overgangsrecht1. Deze beleidsregel treedt in werking per 1 januari 2017.

  • 2.

    Deze beleidsregel treedt in de plaats van de op 10 september 2015 vastgestelde beleidsregel en bijbehorende handhavingsarrangementen. Het voorgaande met inachtneming van het in lid 3 bepaalde.

  • 3.

    Handhavingsprocedures met betrekking tot artikel 13b van de Opiumwet die zijn opgestart (in de zin dat voorafgaand aan het moment van inwerkingtreding van deze beleidsregel een voornemen tot handhavend optreden is verzonden zonder dat hierover besluitvorming heeft plaatsgevonden) ten tijde van de geldigheid van de op 10 september 2015 vastgestelde beleidsregel en bijbehorende handhavingsarrangementen, worden voorgezet op basis van deze nieuwe beleidsregel en de daarin opgenomen handhavingsarrangementen.

15. CiteertitelDeze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel voor de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet 2017”.

Aldus vastgesteld op 19 december 2016

De burgemeester van Geldrop-Mierlo,

B.H.M. Link

burgemeester