Organisatie | Onderbanken |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2017 |
Citeertitel | Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2016
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 13-12-2016 Gemeenteblad, 2016, 188598 | Onbekend |
Het College van de gemeente Onderbanken
Gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
Gezien de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2015
overwegende dat het noodzakelijk is om burgers te ondersteunen als zij dusdanige beperkingen ondervinden bij hun maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid dat zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;
overwegende dat het noodzakelijk is om burgers met psychische of psychosociale problemen en burgers die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico's voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, te ondersteunen bij het zich handhaven in de samenleving als zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg , of met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;
overwegende dat het noodzakelijk is om nadere regels op te stellen met betrekking tot de invulling van de plicht tot ondersteuning, gelet op de artikelen 2.1.1 en 2.3.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
In te trekken de nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2016 vastgesteld op 30 december 2015,
Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2017
De in deze nadere regels gebruikte begrippen die niet in dit artikel zijn gedefinieerd, hebben de betekenis zoals beschreven in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Algemene wet bestuursrecht of de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015.
Deze nadere regels zijn van toepassing op maatschappelijke ondersteuning, voor zover deze betrekking heeft op de zelfredzaamheid en participatie van ingezetenen van de gemeente Onderbanken, zoals bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 van de wet, met uitzondering van Beschermd wonen en Opvang. Op beschermd wonen en opvang zijn de nadere regels WMO Opvang en Beschermd Wonen gemeente Onderbanken van toepassing.
Zelfredzaamheid- en participatieproblemen kunnen betrekking hebben op:
Hoofdstuk I. TOEGANGSPROCEDURE MAATWERKVOORZIENING
De volgende artikelen vormen de basis voor een zorgvuldige toegangsprocedure tot een maatwerkvoorziening binnen de Wmo.
Een melding kan schriftelijk, telefonisch, fysiek bij het loket of per e-mail worden gedaan. Burgers die een melding doen, kunnen zelf een keuze maken wie zij ter ondersteuning willen meenemen bij het gesprek. Voor burgers die zelf geen cliëntondersteuning kunnen organiseren heeft het college CMWW en MEE ingehuurd.
In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet neemt het college na de melding onverwijld een beslissing tot verstrekking - altijd in natura - van een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en een aanvraag als vervolg op de (spoed)melding van belanghebbende, indien noodzakelijk.
Het college verstrekt binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn van 6 weken, aan belanghebbende een schriftelijk verslag, zijnde het ondersteuningsplan, waarin een combinatie van maatwerk-voorzieningen en afspraken is vastgelegd.
Hoofdstuk II. CRITERIA VOOR MAATWERKVOORZIENINGEN ter ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie
A.WONEN en huishoud ing INCLUSIEF BEGELEIDING
ARTIKEL 8. OMVANG HULP BIJ HUISHOUDEN
artikel 9. kortdurende hulp bij het huishouden
ARTIKEL 10. BEGRENZING VAN DE ONDERSTEUNING en HHT
Door begrenzing van ondersteuning als gevolg van de Wmo 2015 en het aflopen van de HHT-regeling 2015-2016 is voor cliënten met een beschikking voor huishoudelijke zorg aanvullende ondersteuning mogelijk. Zie hiervoor de ‘Uitvoeringsregeling Huishoudelijke Hulp Toelage-HHT Gemeente Onderbanken 2017-2018’.
Artikel 11. maatwerk ten behoeve van een geschikte woning
Op het moment dat het primaat van verhuizing is opgelegd wordt zowel door het college, de coöperatie(s) als de belanghebbende zelf binnen een termijn van maximaal 6 maanden, een geschikte woning gezocht. Als uitgangspunt geldt dat een woning in een straal van 15 kilometer, gemeten vanaf het woonadres, als geschikt wordt aangemerkt. Indien niet binnen 6 maanden na het verhuisprimaat een geschikte woonruimte beschikbaar is, komt belanghebbende in aanmerking voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing.
Indien bij een opgelegd primaat van verhuizing belanghebbende om een of meerdere buiten de wet gelegen redenen niet wenst te verhuizen en daartoe ook geen aantoonbare stappen heeft ondernomen, terwijl er naar verwachting een geschikte woning binnen 6 maanden beschikbaar zal zijn, kan het college besluiten geen verdere ondersteuning bij woningaanpassing te bieden.
Artikel 12. Procedure bij maatwerkvoorzieningen tBV een geschikte woning
Indien een bouwkundige of woon-technische maatwerkvoorziening t.b.v. een geschikte woning noodzakelijk is en die voorziening, als geheel, is opgenomen in de Scio-lijst (lijst van standaard woonvoorzieningen met prijsopgave) dan kan die voorziening tegen het in die lijst opgenomen maximale bedrag worden verstrekt zonder dat belanghebbende voorafgaand een offerte behoeft te overleggen. Indien de voorziening niet of niet geheel in de Scio-lijst (zie bijlage 5) is opgenomen, dient belanghebbende voorafgaand tenminste een offerte, en indien belanghebbende tevens eigenaar van de woning is, ten minste twee offertes aan het college te overleggen, afkomstig van ondernemingen die aan het door het college te stellen eisen voldoen. Uitgangspunt blijft de goedkoopst adequate voorziening als bedoeld in artikel 23 van deze Nadere regels.
Artikel 13. Weigeringsgronden bij maatwerkvoorzieningen tBV een geschikte woning
Een maatwerkvoorziening wordt geweigerd indien:
Artikel 14. Financiële Terugvordering van maatwerkvoorzieningen tbv een geschikte woning bij verkoop
De eigenaar en/of bewoner, die op grond van de wet een maatwerkvoorziening heeft ontvangen voor een woningaanpassing en die binnen een periode van tien jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen één week na het passeren van de akte van verkoop het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen.
Artikel 15. Onderhoud, keuring en reparatie
De kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een verstrekte maatwerkvoorziening ten behoeve van een geschikte woning worden niet verstrekt indien:
Artikel 16. Het zich verplaatsen in en om de woning
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2 onder b: het zich verplaatsen in, om en nabij de woning, geldt als te behalen resultaat dat belanghebbende in staat is in huis door middel van een te verstrekken maatwerkvoorziening de woonkamer, het slaapvertrek, het toilet, de douche, de keuken en de tuin te bereiken en zich daar zodanig te kunnen redden dat zelfstandig functioneren mogelijk is.
Artikel 17. Het verplaatsen in de woon- en leefomgeving per vervoermiddel
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2 sub b.: het zich verplaatsen in de woon- en leefomgeving, geldt als te bereiken resultaat: het zich lokaal/regionaal kunnen verplaatsen per vervoermiddel in de eigen woon- en leefomgeving met een straal van maximaal 20 kilometer/5 ov-zones rond de woning.
Indien een individueel toepasbare collectieve vervoersvoorziening niet of niet voldoende de beperkingen van belanghebbende compenseert, kan belanghebbende in aanmerking komen voor:
a.Een aanpassing van de eigen auto éénmaal per 5 jaar met een maximum bedrag van € 6.148,95 voor een auto incl. rolstoelvervoer en € 3.074,50 voor een auto excl. rolstoelvervoer.
Deze maatwerkvoorziening wordt enkel verstrekt indien de auto niet ouder is dan 3 jaar en een kilometerstand heeft van maximaal 40.000 km.
Een bijdrage in de taxikosten (indien belanghebbende geen eigen auto heeft) van €1229,79 inclusief rolstoelvervoer en € 614,90,- exclusief rolstoelvervoer per jaar, met dien verstande dat indien de partner eveneens in aanmerking komt voor een bijdrage in de taxikosten, de hoogte van de bijdrage tezamen wordt bepaald op anderhalf maal het geldende bedrag.
Bij tussentijdse hernieuwde aanvraag voor een autoaanpassing wordt naar rato van de verstreken tijd een vergoeding verleend. Op de vergoeding wordt een korting toegepast gebaseerd op de eerdere vergoeding. De korting wordt niet toegepast indien de hernieuwde aanvraag een gevolg is van een calamiteit.
Indien belanghebbende voor het kunnen aangaan van sociale verbanden uitsluitend is aangewezen op een sportvoorziening en alleen door deze voorziening zijn participatieprobleem kan oplossen, kan hij in aanmerking komen voor een sportvoorziening, waaronder een sportrolstoel, met een maximum bedrag van €2.700,- per 3 jaar voor aanschaf, onderhoud en reparatie.
Hoofdstuk III. PERSOONSGEBONDEN BUDGET (pgb)
ARTIKEL 18. VOORWAARDEN MAATWERKVOORZIENING in de vorm van PGB
Indien sprake is van één of meerdere genoemde punten, wordt dit gezien als voldoende motivering voor een pgb.
1.Het wederom verstrekken van een pgb voor een reeds eerder verstrekte soortgelijke voorziening kan slechts dan geschieden indien de economische afschrijvingstermijn, zoals deze geldt bij het verstrekken van een voorziening in natura, van de betreffende voorziening is verstreken en indien die voorziening niet meer adequaat is. Zie bijlage 3.
ARTIKEL 19. UITSLUITINGSCRITERIA VERSTREKKING PGB
Verstrekking van een pgb voor hulpmiddelen blijft achterwege indien er duidelijk aanwijzingen zijn dat bij belanghebbende sprake is van een medische prognose, waarbij vaststaat dat iemands toestand zodanig zal verslechteren, en dat als gevolg daarvan een hulpmiddel slechts voor beperkte tijd zal volstaan. Dan is ZIN hierop van toepassing.
Artikel 20. De hoogte van een Pgb
ARTIKEL 21. VERANTWOORDING EN CONTROLE VAN HET PGB
Een belanghebbende aan wie een pgb voor hulpmiddelen en/of niet bouwkundige woon-technische voorzieningen is toegekend, verstrekt binnen 6 maanden na het verlenen van de voorziening de hierop betrekking hebbende originele factuur aan het college. De voorwaarden voor verstrekking van een PGB zijn opgenomen in bijlage 2 van de regels.
Aan wie een pgb als bedoeld in artikel 11 lid 2 voor een woningaanpassing is toegekend, dan wel de eigenaar van de woning, meldt zo mogelijk binnen een termijn van 12 maanden nadat de financiële bijdrage of het pgb is verleend, op basis van een door het college aan te reiken gereedmeldingsformulier, dat de woningaanpassing is gerealiseerd met overlegging van de hierop betrekking hebbende originele facturen;
Het college onderzoekt uit oogpunt van kwaliteit periodiek en steekproefsgewijs of er volgens artikel 2.3.10 van de wet aanleiding is een beslissing aangaande een pgb te heroverwegen. De bestedingen en inzet van de pgb’s van budgethouders, ten aanzien waarvan door de Sociale Verzekeringsbank bijzonderheden worden gesignaleerd, worden in elk geval gecontroleerd.
Het pgb voor hulp bij het huishouden, persoonlijke begeleiding, kortdurend verblijf, dagbesteding, eventueel al dan niet in combinatie met vervoer, wordt na toekenning, op basis van declaratie, op grond van artikel 2.6.2 van de Wet, uitgekeerd middels het trekkingsrecht door de Sociale Verzekeringsbank.
Artikel 23. Goedkoopst adequaat
Artikel 25. Gebruikelijke hulp
Artikel 26. Financiële bijdrage
Een bijdrage als bedoeld in artikel 19a van de Verordening is voor personen die aannemelijke meerkosten maken als gevolg van hun beperking of chronische psychische of psychosociale problemen.
Een financiële bijdrage in de kosten verhuizing
Een belanghebbende met een aanvraag voor een maatwerkvoorziening, gerelateerd aan artikel 11 – maatwerk ten behoeve van een geschikte woning – en die gebaat is met een passender ondersteuning i.c.m. verhuizing, kan een financiële bijdrage krijgen op basis van artikel 19a van de Verordening, ter bekostiging van de verhuizing boven een straal van 10 km, met een bedrag van €2.500.
Een belanghebbende met een aanvraag voor een maatwerkvoorziening, gerelateerd aan artikel 11 – maatwerk ten behoeve van een geschikte woning – die gebaat is met een passender ondersteuning i.c.m. verhuizing binnen een straal van 10 km, waarvan de draagkracht (inkomen en vermogen op bijstandsniveau) ontoereikend is, krijgt een financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten ad € 500,-.
Artikel 27. Waardering mantelzorgers
Artikel 29. eigen Bijdrage in de kosten voor een algemene voorziening
Voor het gebruik van een algemene voorziening die geheel of gedeeltelijk wordt bekostigd door de gemeente, niet zijnde cliëntondersteuning, kan belanghebbende een bijdrage in de kosten verschuldigd zijn.
Artikel 30. eigen Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen (in Natura of Pgb)
De eigen bijdrage wordt bepaald aan de hand van de kostprijs van de voorziening in relatie tot het verzamelinkomen. De eigen bijdrage mag de daadwerkelijke kostprijs c.q. de huurprijs per jaar van de voorziening niet te boven gaan. De bedragen worden per vier weken in rekening gebracht door het CAK. De hoogte van de bedragen en de inkomensbedragen worden op grond van artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo die jaarlijks bij ministeriële regeling wordt gewijzigd.
Voor 2017 zijn de eigen bijdragen als volgt vastgesteld:
Voor de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt € 17,50 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrage-plichtig inkomen meer bedraagt dan € 22.632 het bedrag van € 17,50 wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5% van het verschil tussen dat inkomen en € 22.632;
Voor de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt € 17,50 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrage-plichtig inkomen meer bedraagt dan € 17.033 het bedrag van € 17,50 wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5% van het verschil tussen dat inkomen en € 17.033;
Voor de gehuwde personen indien een van beide de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt € 00,00 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrage-plichtig inkomen meer bedraagt dan € 35.000 het bedrag van € 00,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 35.000;
Voor de gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt € 17,50 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrage-plichtig inkomen meer bedraagt dan € 23.525 het bedrag van € 17,50 wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 23.525.
Artikel 31 Herziening, intrekking en terugvordering
Artikel 32. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
Het college stelt de volgende eisen aan de kwaliteit van een maatwerkvoorziening overeenkomstig de inkoop- of subsidieafspraken met aanbieders:
ARTIKEL 33. MELDINGSREGELING CALAMITEITEN EN GEWELD
Conform artikel 18 van de Verordening moeten aanbieders iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening zo snel mogelijk melden aan de door het College aangewezen toezichthouder, zijnde de directeur van de Publieke Gezondheid van de GGD Zuid-Limburg. De toezichthouder doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.
ARTIKEL 34. MEDEZEGGENSCHAP EN KLACHTENREGELING BIJ AANBIEDERS
Het college heeft in de inkoop/ en/of subsidievoorwaarden opgenomen dat aanbieders verplicht zijn een toegankelijke en laagdrempelige klachtenregeling in te richten. De algemene wettelijke eisen hieromtrent staan ook in de Wet Kwaliteit, Klacht en Geschillen Zorg (WKKGZ).
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze nadere regels, indien toepassing van deze nadere regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Het college kan jaarlijks m.i.v. 1 januari 2018 de voor uitvoering van deze Nadere regels van toepassing zijnde bedragen, indexeren.
Aanvragen en/of meldingen die zijn ingediend voor 1 januari 2017 worden op basis van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2016 afgehandeld. Indien de indicatietermijn in de beschikking afloopt in 2017, is deze datum ook de einddatum en zal zo nodig een herindicatie plaatsvinden volgens Wmo 2015 en deze Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2017.
Artikel 38. Inwerkingtreding en citeertitel
Aldus vastgesteld door het College van de gemeente Onderbanken 13 december 2016.
Afhankelijk van de ondersteuningsvorm wordt een (uur)tarief gehanteerd;
Voor 2017, na indexering (0,9%) zijn de tarieven:
Het pgb voor huishoudelijke zorg kent 3 tarieven:
Bijlage 2. Voorwaarden bij verstrekking van een PGB
Onderstaande voorwaarden kunnen afhankelijk van de maatwerkvoorziening worden opgenomen in het besluit/voorlopige beschikking waarin de voorziening wordt toegekend in de vorm van een pgb:
De hoogte van het pgb wordt vastgesteld op grond van de offerte van de door ons aangewezen leverancier dit is inclusief de eventueel noodzakelijke individuele aanpassingen. Het pgb wordt toegekend voor de periode die gelijk is aan de technische levensduur van de voorziening (gemiddelde afschrijvingstermijn van <48/60/72> maanden).
Het pgb wordt teruggevorderd indien u niet gedurende de volledige afschrijvingsperiode van de voorziening adequaat gebruik kan maken van, c.q. recht heeft op de voorziening, wordt het pgb van u teruggevorderd tot het bedrag waarvoor de afschrijvingstermijn nog niet is verstreken. Dit geldt ook indien u verhuist naar een andere gemeente en de afschrijvingstermijn is nog niet verstreken, Hiermee wordt het risico voor het gebruik van het pgb bij belanghebbende gelegd.
Van belanghebbende wordt verwacht dat hij zorgvuldig met de voorziening omgaat en onnodige slijtage en schade voorkomt. Vóór het verstrijken van de afschrijvingstermijn wordt namelijk géén nieuw pgb verstrekt, tenzij de voorziening als gevolg van een technische niet verwijtbare oorzaak niet meer adequaat is.
Wanneer de fysieke situatie van belanghebbende verslechtert en dit consequenties heeft voor de aangeschafte, niet meer adequate en nog niet afgeschreven maatwerkvoorziening dan zal het restbedrag waarvoor de afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken in mindering worden gebracht op een eventueel opnieuw te verstrekken pgb voor een nieuwe wel adequate voorziening. Dit omdat bij verstrekking in natura een nog niet afgeschreven voorziening voor de leverancier nog een restwaarde heeft welke ook de pgb-houder kan gebruiken als inruilwaarde bij de aanschaf van mogelijk een andere voorziening.
Terstond na aanschaf van de voorziening dient belanghebbende een opgave te verstrekken van de werkelijk gemaakte kosten, middels rekeningen en betalingsbewijzen. Dit dient binnen <3/12> maanden nadat het pgb is verleend te gebeuren. Deze zogenaamde gereedmelding is tevens een verzoek tot definitieve vaststelling. Belanghebbende wordt verzocht bijgevoegde verklaring ingevuld naar de gemeente te sturen zodra de voorziening is aangeschaft.
BIJLAGE 3. Financiële Afschrijving hulpmiddelen i.v.m. bepaling pgb
Voor wat betreft aanpassingen aan een badkamer en/of toilet wordt er vanuit gegaan dat een badkamer van 20 jaar en ouder niet meer voor aanpassing in aanmerking komt. Renovatie wordt dan als algemeen gebruikelijk gezien.
BIJLAGE 4. RICHTLIJN GEBRUIKELIJKE HULP
Gebruikelijke hulp is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Gebruikelijke hulp is ook alleen aan de orde als er een leefeenheid is die gemeenschappelijk een woning bewoont.
In het onderzoek wordt beoordeeld of de gevraagde hulp en ondersteuning tot de gebruikelijke hulp behoort en of de gebruikelijke hulp ook daadwerkelijk geleverd kan worden.
Bij gebruikelijke hulp wordt een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties:
In kortdurende situaties is het uitgangspunt dat deze als gebruikelijk wordt aangemerkt. Door het kortdurend karakter treedt doorgaans geen overbelasting op. In langdurige situaties is de hulp waarvan kan worden gezegd dat deze op basis van algemeen aanvaarde maatstaven door de sociale omgeving (ouders, partners, volwassen inwonende kinderen en andere inwonende huisgenoten) moet worden geleverd, algemeen gebruikelijke hulp.
Afhankelijk van de individuele situaties kan hulp, die naar algemeen aanvaarde maatstaven als gebruikelijke kan worden beschouwd, toch niet gebruikelijk zijn.
de leden van een leefeenheid overbelast dreigen te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot. Ondersteuning in de vorm van een maatwerkvoorziening zal dan van korte duur zijn (3-6 maanden) om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.
Er wordt daarbij telkens onderzoek gedaan naar de verhouding tussen draagkracht en draaglast van de individuele cliënt. Zie hiertoe hoofdstuk 4 van deze richtlijn. Ten aanzien van Persoonlijke Verzorging en Begeleiding worden deze uitzonderingen in hoofdstuk 3 nader uitgewerkt.
Indien de huisgenoot van een hulpvrager vanwege werk fysiek niet aanwezig is, wordt hiermee bij het indiceren uitsluitend rekening gehouden, wanneer het om aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen gaat. De afwezigheid van de huisgenoot moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk; denk hierbij aan offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland. Wanneer iemand aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen van huis is, is er in die periode feitelijk sprake van een éénpersoonshuishouden en kan er geen gebruikelijke hulp worden geleverd. Wanneer de fysieke afwezigheid van de partner minder dan 7 etmalen bedraagt, zal er altijd onderzocht moeten worden of de huisgenoot feitelijk kan voorzien in het verlenen van de hulp.
Ouderlijke zorgplicht bij echtscheiding
Bij echtscheiding vervalt het samenwonen en daarmee dus ook de gebruikelijke hulp voor het huishouden en de onderlinge persoonlijke verzorging van partners. De zorgplicht voor de kinderen verdwijnt niet. Bij uitval van de verzorgende ouder moet wel onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheid van opvang van de kinderen door de niet thuiswonende ouder door te kijken naar de voor de rechtbank vastgelegde afspraken tussen de ex-echtgenoten.
Voor die perioden dat de kinderen bij de verzorgende -uitgevallen- ouder zijn kan er dan een indicatie voor opvang zijn. Als de zorgplicht door de niet-verzorgende ouder kennelijk niet wordt nagekomen, beschouwen we de situatie als een eenoudergezin.
Huishoudelijke taken: uitstelbaar en niet uitstelbaar
Onder huishoudelijke taken vallen zowel de uitstelbare als de niet-uitstelbare taken.
Bijdrage van kinderen en jongvolwassenen aan het huishouden
In geval de leefeenheid van de hulpvrager mede bestaat uit kinderen, dan gaat de indicatiesteller ervan uit, dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.
Van een meerderjarige gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze een gedeelte van de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt.
Een 18-23 jarige wordt verondersteld de volgende taken uit te kunnen voeren:
Dit is genormeerd naar 2 uur uitstelbare, zware huishoudelijke taken en 3 uur lichte, niet uitstelbare huishoudelijke taken per week.
Daarnaast kunnen zij eventuele jongere gezinsleden veren? en begeleiden. Vanaf 23 jaar wordt iemand geacht de huishoudelijke taken volledig over te nemen.
Of en in welke mate de kinderen en jongvolwassenen in het huishouden betrokken worden in het overnemen van taken, is afhankelijk van de specifieke situatie en derhalve maatwerk. Ook het sociale netwerk van het gezin wordt betrokken.
Gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen van het kind
Dit hoofdstuk heeft specifiek betrekking op het bepalen van gebruikelijke hulp bij de functies Persoonlijke Verzorging (PV) en Begeleiding (BG). De richtlijn is gebaseerd op de voormalige Beleidsregels indicatiestelling AWBZ van VWS. Vanuit het oogpunt van continuïteit worden deze beleidsregels nu opgenomen in voorliggende richtlijn.
Voor zover het gebruikelijk is dat partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten elkaar bepaalde zorg bieden, is de ondersteuning behoevende niet aangewezen op gemeentelijke maatwerkondersteuning wat betreft de functies Persoonlijke Verzorging en Begeleiding. Het hangt af van de sociale relatie welke zorg mensen elkaar moeten bieden. Hoe intiemer de relatie, des te meer zorg mensen elkaar horen te geven. Als het gebruikelijk is dat mensen in een bepaalde relatie elkaar zorg bieden, bijvoorbeeld ouders aan hun kinderen, is dat niet vrijblijvend met betrekking tot de aanspraak op gemeentelijke maatwerkondersteuning.
Hoofdregels gebruikelijke hulp PV en BG
Bij gebruikelijke hulp wordt een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties. Dit onderscheid is eerder in de richtlijn reeds omschreven en geldt ook voor PV en BG.
Algemeen aanvaarde maatstaven:
Hieronder een schematische weergave van de hoofdregels gebruikelijke hulp. De inhoud van dit schema wordt in de rest van het hoofdstuk verder uitgeschreven.
Afweging gebruikelijke en boven gebruikelijke hulp
Bij gebruikelijke hulp wordt gekeken naar wat aan tijdsbesteding bij die activiteit bij een gezond persoon gebruikelijk is. Daarbij omvat gebruikelijke hulp de zorg die iedereen nodig heeft (wassen, eten en dergelijke) maar ook de zorg die deze activiteiten in verband met gezondheidsproblemen vervangt.
Van boven gebruikelijke hulp is sprake wanneer mensen elkaar bij ziekte of handicap langdurig meer zorg bieden dan wat binnen de sociale relatie gewoon is. Voorbeeld: het is niet gebruikelijk dat een volwassene langdurig hulp nodig heeft bij de toiletgang. Hier is dus sprake van boven gebruikelijke hulp.
Algemene uitzonderingen op het bieden van gebruikelijke hulp aan volwassenenen kinderen voor de functies PV en BG
Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke persoonlijke verzorging, en/of begeleiding voor de ondersteuning behoevende uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht. De betreffende ondersteuning kan worden geïndiceerd. Geobjectiveerde beperkingen zijn beperkingen gerelateerd aan gezondheidsproblemen. De reden dat de gebruikelijke helper de vaardigheden niet kan aanleren, moet worden gemotiveerd.
Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken, wordt van hem geen gebruikelijke persoonlijke verzorging en/of begeleiding verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. Er kan in een dergelijke situatie in eerste instantie enkel een kortdurende indicatie worden afgegeven. Hierbij geldt het volgende:
Wanneer voor de partner, ouder, volwassen kind en/ of andere volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen moeten deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van geïndiceerde ondersteuning/zorg moet men die overbelasting opheffen door deze ondersteuning/zorg door (andere) hulpverleners uit te laten voeren/in te kopen;
Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke persoonlijke verzorging en/of begeleiding, wel of niet in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke persoonlijke verzorging en/of begeleiding voor op die maatschappelijke activiteiten.
Van partners wordt verwacht dat zij elkaar Persoonlijke Verzorging bieden als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie (hierbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden) met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de ondersteuning behoevende, dat maatwerkondersteuning daarna niet langer is aangewezen. Bijvoorbeeld wanneer de partner een been breekt.
Deze zorg valt buiten de aanspraken van de gemeentelijke ondersteuningsplicht. De zorgplicht van partners onderling betreft de persoonlijke, lichaam gebonden zorg in de vorm van assistentie bij, of overname van alle activiteiten die onder de functie PV vallen. Maar ook aandacht en begeleiding bij een aandoening horen hierbij. Cliëntsoevereiniteit behoort bij partners onderling niet tot de categorie uitzonderingen en is daarom hier niet van toepassing, ook niet vanwege geloofsovertuiging, culturele achtergrond of binnen een gezinssituatie waarin partners ruzie hebben.
Als vanaf de start van de zorgsituatie duidelijk is dat de zorgsituatie een langdurig karakter heeft, is er geen sprake van gebruikelijke hulp. Er hoeft dan dus niet eerst drie maanden “gebruikelijke hulp” door partners geleverd te worden, alvorens maatwerkondersteuning kan worden geïndiceerd.
Volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling
Persoonlijke Verzorging van volwassen inwonende kinderen en andere volwassen huisgenoten, anders dan partners onderling, is geen gebruikelijke hulp.
Partners onderling en volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling
Het aanleren van handelingen op het gebied van Persoonlijke Verzorging aan derden (familie, vrienden) is gebruikelijke hulp. Als anderen dan de gebruikelijke helper de handelingen uitvoeren als de gebruikelijke helper niet aanwezig is, wordt van de gebruikelijke helper verwacht dat hij die handelingen zelf aan de desbetreffende persoon aanleert.
Partners onderling, ouders en volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling
Alle begeleiding van de ondersteuning behoevende door de partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de ondersteuning behoevende, dat maatwerkondersteuning daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Als het gaat om een chronische situatie is de Begeleiding van een volwassen
Ondersteuning behoevende gebruikelijke hulp? Klopt die zin? wanneer die Begeleiding naar algemeen aanvaarde
maatstaven door partner, ouder, inwonend kind en/of andere huisgenoot in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar moet worden geboden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van begeleiding aan een ondersteuning behoevende:
Het leren omgaan van derden (familie/vrienden) met de ondersteuning behoevende is gebruikelijke hulp.
4.Richtlijn bij (dreigende) overbelasting van partner, ouder, volwassen kinden/of andere huisgenoten
De zorg voor een ziek kind of een zieke partner kan zo zwaar worden dat van overbelasting sprake is. In de meeste gevallen is de boven gebruikelijke hulp die geïndiceerd wordt voldoende om deze overbelasting te voorkomen. Maar soms blijkt deze geïndiceerde hulp niet voldoende te zijn. In zulke gevallen kan de gebruikelijke Persoonlijke Verzorging en/of Begeleiding zo nodig geheel of gedeeltelijk geïndiceerd worden. Voor het bieden van een beschermende woonomgeving blijven ouders, ook bij overbelasting, zelf verantwoordelijk.
Aan het indiceren van gebruikelijke hulp gaat het beoordelen van de overbelasting vooraf.
Overbelasting wijst op een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast waardoor fysieke en/of psychische klachten ontstaan. Tekort schieten van het “coping mechanisme” kan er de oorzaak van zijn; emotionele labiliteit en slapeloosheid het gevolg. Naast de aard en ernst van de overbelasting wordt ook onderzocht of deze komt doordat er iets met de gebruikelijke helper zelf aan de hand is (draagkracht vermindering) en/of dat deze gevolg is van de ernst van de ziekte van het kind of de partner (draaglast verhoging).
De vraag is of in individuele situaties van een uitzondering sprake is op grond waarvan toch gebruikelijke hulptaken moeten worden overgenomen. Eén van de redenen daarvoor kan zijn dat degenen van wie wordt verwacht dat zij taken overnemen, overbelast zijn (geraakt) en niet meer in staat zijn de gebruikelijke hulp te leveren. Steeds moet duidelijk zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. De met de overbelasting gepaard gaande klachten moeten duidelijk beschreven worden. In voorkomende gevallen kan het opnemen van contact met de huisarts over de ouder, partner of huisgenoot helpen om een oordeel te vormen. Soms is het duidelijk dat de ouder, partner of huisgenoot overbelast is, maar soms ook niet. Er bestaat niet één, simpel af te nemen test, die hierover direct uitsluitsel geeft. Wel gebruiken behandelaars en hulpverleners vragenlijsten waarmee overbelasting (mede) onderbouwd kan worden. Niet alleen de omvang van de zorgtaken, maar ook de leveringsvoorwaarde van de zorg zijn van invloed op de belastbaarheid van de gebruikelijke helper. Met andere woorden: het uitvoeren van enkele zorgtaken op vooraf afgesproken momenten is vaak minder belastend dan het uitvoeren van dezelfde zorgtaken waarbij continue aanwezigheid en alertheid van de gebruikelijke helper noodzakelijk is.
Klachten en symptomen die bij een aanpassingsstoornis (DSM-5 * ) optreden, kunnen opoverbelasting wijzen zonder dat van een stoornis in psychiatrische zin sprake hoeft te zijn.
Het gaat om klachten en symptomen zoals:
Er moet een verband zijn tussen de overbelasting en de zorg die iemand (aan partner of kind) biedt. Bij overbelasting door een dienstverband van teveel uren of als gevolg van spanningen op het werk, zal de oplossing in de eerste plaats gezocht moeten worden in minder uren gaan werken of aanpak van de spanningen op het werk. Steeds zal daarom moeten worden aangegeven dat, wanneer de overbelasting bijvoorbeeld door het herinrichten van het huiselijk leven en/of werk kan worden teruggedrongen, dit dan ook van een ouder, partner of huisgenoot wordt verwacht. Wanneer de geldigheidsduur van het besluit verlopen is en een herindicatie wordt aangevraagd, zal worden gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen.