Organisatie | Bloemendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening financieel beheer Bloemendaal 2017 |
Citeertitel | Verordening financieel beheer Bloemendaal 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De Verordening financieel beheer Bloemendaal 2016 wordt ingetrokken per 1 januari 2017.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | 01-01-2018 | Nieuwe regeling | 22-12-2016 | 2016039466 |
De raad der gemeente Bloemendaal;
gelet op het bepaalde in artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14 november 2016
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en ook voorkomen in de Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten hebben dezelfde betekenis als in genoemde regelingen.
Deze verordening verstaat onder:
bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;
onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;
§ 2. Begroting en verantwoording
Artikel 2. Kaders en programma-indeling voor de begroting en verantwoording
De gemeenteraad stelt vóór het zomerreces de financiële kaders vast voor de programmabegroting van het volgende jaar. Voor zover mogelijk worden beleidsmatige kaders aan de raad voorgesteld (kadernota met perspectief). Het college gebruikt deze kaders voor het opstellen van de programmabegroting. De raad kan alleen in de kadernota de programma-indeling voor het volgende begrotingsjaar wijzigen.
De raad stelt bij de programmabegroting op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en over de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.
Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen
Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.
Het college is gemandateerd om niet bestede middelen voor jaargrensoverschrijdende activiteiten van voorgaand begrotingsjaar in het lopende begrotingsjaar te besteden tot vaststelling van de jaarrekening over het voorgaande jaar. Aan het einde van een begrotingsjaar biedt het college de raad een overzicht aan van niet bestede middelen voor jaargrensoverschrijdende activiteiten. Het college doet in het eerste kwartaal een voorstel aan de raad hoe om te gaan met de budgetoverschotten.
Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten. Voor zover voorstellen met financiële gevolgen liggen binnen het beleid van de raad, neemt college hiervoor een collegebesluit dat wordt verwerkt in de tussenrapportages.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage
Het college informeert de raad regelmatig over de realisatie van de programmabegroting van de gemeente. Naast het jaarverslag wordt minimaal twee maal per jaar over de voortgang gerapporteerd. Gestreefd wordt naar een actuele rapportage die in korte tijd wordt opgesteld, en kort voor de behandeling in de raad beschikbaar is.
Artikel 7. Waardering en afschrijving vaste activa
Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio worden ineens afgeschreven, tenzij de raad overeenkomstig het bepaalde in artikel 60 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) hiervan afwijkt.
Artikel 8. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen van geleverde goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.
De toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen van geleverde goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, is op basis van personeelslasten waarbij de productieve uren als verdeelsleutel worden gehanteerd.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald door het saldo van de rentelasten en –baten, verantwoord op taakveld Treasury, te delen door de boekwaarde per 1 januari van de vaste activa die integraal zijn gefinancierd. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.
In afwijking van het zesde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.
In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de leningenportefeuille.
Artikel 9. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Artikel 10. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het college doet de raad vóór het einde van het begrotingsjaar een voorstel over de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rechten (leges) heffingen en prijzen.
Artikel 11. Financieringsfunctie
Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor voldoende liquiditeiten tegen een reële prijs tegen een aanvaardbaar risico. Daarbij wordt voldaan aan de richtlijnen in het Treasurystatuut.
Artikel 12. Onderhoud kapitaalgoederen
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op.
§ 4. Financieel beheer en interne controle
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheers handelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel. De afdelingen dragen zorg voor de interne controle en de archiefvorming daarop ten aanzien van de rechtmatigheid en juistheid van basisregistraties.
De Verordening financieel beheer Bloemendaal 2016 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.
TOELICHTING VERORDENING FINANCIEEL BEHEER BLOEMENDAAL 2017
Deze verordening is geactualiseerd aan de vernieuwde BBV. Waar nodig is de verordening aangepast, maar vanuit de wens om niet te veel de BBV te herhalen (die is immers van toepassing).
Zie voor de BBV onderstaande link:
Uitgangspunt is dat vanuit (een duale sturing) niet teveel, maar ook niet te weinig informatie wordt uitgewisseld tussen het college van B&W en de gemeenteraad. Het doel is een transparante en tijdige informatievoorziening en besluitvorming.
Een goede samenwerking met de raad in het algemeen en de auditcommissie in het bijzonder staat voorop. Elk jaar wordt in nauwe samenwerking met de auditcommissie de P&C planning opgesteld waarbij het continu verbeteren van de inhoud van de documenten aan de orde komt. Het concretiseren van de doelstellingen van de gemeente en het specifieker maken (en volgen) van mijlpalen is van groot belang. Hiermee wordt de gemeenteraad in staat gesteld om beter te sturen op kaders en gewenste maatschappelijke effecten. Vervolgens kan de gemeenteraad volgen in hoeverre de doelen en effecten worden gerealiseerd.
In de artikelen staan zo veel mogelijk kort de uitgangspunten beschreven. In de toelichting wordt uiteengezet hoe deze toegepast en geïnterpreteerd moeten worden.
Wat zijn nu de kernzaken waarop we wel (en niet) inzetten?
(politiek en ambtelijk vertrouwen staat voorop)
Artikel 212, eerste lid van de Gemeentewet bepaalt, dat de gemeente bij verordening de uitgangspunten voor het financieel beleid en regels voor het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie moet vaststellen. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten werkt deze onderwerpen uit in de elementen begroting en verantwoording, financieel beleid, financieel beheer, interne controle en financiële organisatie. Deze elementen komen in de hoofdstukken 2, 3, 4 en 5 van deze verordening aan de orde. De bepalingen uit deze verordening gelden dus naast en onverminderd het Besluit begroting en verantwoording gemeenten en provincies.
De gemeente moet via deze verordening waarborgen, dat zij voldoet aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en interne controle. Het tweede hoofdstuk van de verordening bevat daarom voorschriften over de wijze van verantwoording over de uitvoering van de programmabegroting. Hoofdstuk 3 gaat over de kaders voor het financieel beleid. Het vierde hoofdstuk bevat hoofdregels voor interne controle en daarmee over het financieel beheer. Hoofdstuk 5 stelt de kaders voor de financiële organisatie. Deze kaders maken tezamen de interne controle waaronder de controle op de rechtmatigheid van de (financiële) beheers handelingen mogelijk. De interne controle richt zich mede op de rechtmatigheid van de (financiële) beheers handelingen.
Het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet geeft aan welke regels in elk geval in de verordening moeten zijn opgenomen. De verordening moet in elk geval regels bevatten voor waardering en afschrijving van vaste activa, grondslagen voor de berekening van tarieven en prijzen en de algemene doelstellingen en te hanteren richtlijnen en limieten voor de financieringsfunctie.
De vernieuwde BBV zet in op een betere vergelijkbaarheid tussen gemeente en meer transparantie voor de raad om het horizontaal toezicht uit te voeren. Door verplichte kengetallen in te voeren zijn gemeenten beter met elkaar te vergelijken via waarstaatjegemeente.nl. De administraties van gemeenten moeten op vergelijkbare wijze worden ingericht, daarom zijn taakvelden ingevoerd en is geen sprake meer van producten. Overhead wordt apart zichtbaar gemaakt en rente wordt verplicht toegerekend.
Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, de wet RUDDO, het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in het tweede lid van artikel 1 van de verordening gedefinieerd.
De begrippen netto schuld en inkomsten zijn gedefinieerd. Hiervoor zijn de definities gevolgd die de BZK/VNG toepast voor het jaarlijkse overzicht met kengetallen over de financiële positie van gemeenten. Het begrip overheidsbedrijf is gedefinieerd om nadere invulling te kunnen geven aan de verplichtingen die volgen uit de Mededingingswet voor het vaststellen van de hoogte van prijzen. Gemeenten moeten sturen op de hoogte van het schuldniveau via het EMU saldo en begrip onbenutte belastingcapaciteit is belangrijk in verband met de kengetallen die ingaan op de financiële positie van de gemeente.
§ 2. Begroting en verantwoording
Artikel 2. Kaders en programma-indeling voor de begroting en verantwoording
Dit artikel in het eerste lid de verplichting van het college om de raad jaarlijks een kadernota aan te bieden. Het tweede lid gaat over de programma-indeling voor de begroting en verantwoording. De indeling van de programma’s kan alleen worden gewijzigd bij de kadernota. Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen hij voor activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de programmabegroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (vierde lid artikel 189 Gemeentewet).
De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Hij kan er voor kiezen een budget voor een samenstel van activiteiten of per activiteit beschikbaar te stellen. De verordening kiest voor het beschikbaar stellen van budgetten per programma.
In het derde lid is opgenomen dat verplicht beleidsindicatoren opgenomen moeten worden, het vijfde lid gaat in op de post onvoorzien.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
Dit artikel bevat in aanvulling op het BBV bepalingen voor de inrichting van de programmabegroting. Het eerste lid draagt het college op de taakveldenraming bij de begroting en de taakveldenrealisatie bij het jaarverslag te voegen.
De verordening werkt de in het BBV opgenomen verplichting van de gemeente om in de programmabegroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uit. Het BBV bepaalt, dat de programmabegroting bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven.
Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen
Artikel 4 bevat regels voor de autorisatie van de begrotingsbudgetten en investeringskredieten. Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat de autorisatie van de baten en lasten plaats heeft op programmaniveau.
Autorisatie is naast lopende uitgaven nodig voor investeringen. Het tweede lid van dit artikel regelt dat de autorisatie van investeringskredieten bij begrotingsbehandeling plaatsvindt, tenzij de raad bij de begrotingsbehandeling aangeeft ten aanzien van bepaalde investeringen een afzonderlijk voorstel voor autorisatie te willen ontvangen. De raad kan daarmee de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel.
Het derde lid regelt de autorisatie voor investeringen, die niet bij de programmabegroting voorzien zijn. Het college moet in deze gevallen voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen in verband met deze investeringen een voorstel aan de raad doen voor het autoriseren van een investeringskrediet.
Het zesde lid regelt dat verschuivingen van kosten binnen het programma zijn geoorloofd zolang er a) op programmaniveau geen overschrijding ontstaat en
b) de kosten passen binnen het beleid van de raad. Uitgangspunt is het stimuleren dat baten/lasten juist verantwoord worden om goed zicht hierop te houden. Bovendien is enige flexibiliteit (integraal management) gewenst bij de uitvoering van het programma. Hier geldt overigens niet dat meer baten, zoals bouwleges, automatisch meer lasten autoriseren.
Voor kosten hoger dan € 25.000 dient vooraf de raad om een besluit gevraagd te worden.
Voor zover nieuwe voorstellen met financiële consequenties passen binnen het beleid van de raad, besluit het college hierover en verwerkt deze in de tussenrapportages aan de raad. Nieuwe voorstellen buiten het beleid van de raad worden separaat aan de raad aangeboden ter besluitvorming.
Dit artikel beschrijft de plicht om te voldoen aan de eisen rond het EMU-saldo.
Het ontwikkeling van het EMU saldo voor de komende vier begrotingsjaren moet in beeld gebracht worden.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage
Een belangrijk onderdeel van de planning en controlcyclus voor de raad zijn de tussenrapportages. Op basis van tussenrapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid. Het eerste lid bepaalt, dat het college periodiek aan de raad rapporteert.
De tussenrapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van:
Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting.
Artikel 7. Waardering en afschrijving vaste activa
Het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet onder letter a bepaalt, dat de gemeente bij verordening de regels voor waardering en afschrijving van activa moet vaststellen. Artikel 7 geeft aan deze verplichting invulling. De BBV gaat uit van de reële gebruiksduur van activa.
Hieronder is een overzicht te vinden van de gehanteerde afschrijvingstermijnen bij de gemeente Bloemendaal.
De materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven conform onderstaande termijnen:
De start van de afschrijving begint in het begrotingsjaar dat volgt op het jaar waarin het actief gereed komt dan wel verworven wordt.
In afwijking van het hierboven bepaalde worden activa anders dan gronden en terreinen met een afzonderlijke verkrijgingprijs van minder dan € 25.000 niet geactiveerd.
De hiervoor opgenomen afschrijvingstermijnen zijn van toepassing op nieuwe investeringen van na inwerkingtreding van deze verordening.
Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden (onder aftrek van bijdragen van derden) lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief, zoals hierboven is aangegeven. Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut genereren geen middelen en er is geen markt voor. Voorbeelden zijn wegen, pleinen, openbaar groen en bruggen. Er is bijvoorbeeld wel vraag naar de grond waarop de weg of park is aangelegd, maar er is geen vraag naar de weg of het park als zodanig.
Immateriële activa komen niet of nauwelijks voor. De maximale afschrijvingstermijn hiervan is 5 jaar.
Van een materieel vast actief kunnen vanaf 1 januari 2011 samenstellende delen afzonderlijk worden afgeschreven op basis van het individuele waarde verloop van die delen. Per samenstellend deel kan de economische gebruiksduur namelijk sterk verschillen. Bijvoorbeeld verwarmingsinstallaties (15 jaar), verbouwing (25 jaar) en inventaris (10 jaar) van een schoolgebouw.
De componentenbenadering kan worden toegepast indien er sprake is van substantieel verschillende afschrijvingstermijnen.
Activeren van grondexploitaties en voorbereidingskredieten
Mits voldoende zeker is dat de investering doorgaat en de kosten kunnen worden goedgemaakt door verwachte baten, mogen kredieten/investeringen geactiveerd worden. Elk jaar dienen geactiveerde kosten op deze twee voorwaarden te worden getoetst.
Afsluiten en intrekken kredieten
Als investeringen langer dan drie jaar openstaan, dan worden deze in principe ingetrokken. Er dient te worden gerapporteerd over de voortgang. Als onvoldoende kan worden aangetoond dat de investering in de nabije toekomst uitgevoerd kan worden, wordt de investering ingetrokken. Er kan een nieuwe aanvraag worden gedaan als er zekerheid bestaat over de voortgang.
Artikel 8. Kostprijsberekening
Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b, dat de gemeente bij verordening in ieder geval de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten moet vaststellen. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de sam
enstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor de gemeente prijzen en heffingen in rekening brengt.
De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college zijn systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.
Artikel 9. Prijzen economische activiteiten
Dit artikel regelt economische prijzen aan overheidsbedrijven en derden in verband met de Wet Markt en Overheid.
Artikel 10. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die hij ex artikel 156 van de Gemeentewet niet kan delegeren. Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolheffing en afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt. Een gemeenteraad, die voor meer rechten (en leges) de tarieven jaarlijks wenst vast te stellen, kan het eerste lid met deze rechten (en leges) uitbreiden.
Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken, die niet onder artikel 229 Gemeentewet vallen is een privaatrechtelijke besluit. Deze besluiten zijn op grond van artikel 160, eerste lid, aanhef en letter e van de Gemeentewet een bevoegdheid van het college.
Artikel 11. Financieringsfunctie
De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet de expliciete bepaling dat de financiële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat. Regel is dat er de risico’s die worden gelopen beperkt zijn, uitzettingen in hefboomproducten zijn niet toegestaan. Nadere instructies zijn opgenomen in het Treasurystatuut.
Artikel 12. Onderhoud Kapitaalgoederen
Dit artikel verschaft inzicht in de onderhoudsplanning van openbare ruimte.
Vanuit doelmatigheidsoverwegingen is het gewenst om hier planmatig mee om te gaan.
Dit artikel verschaft inzicht in de bedrijfsvoering.
Dit artikel verschaft inzicht in het grondbeleid.
Artikel 15. Administratieen Informatieverschaffing
Onder artikel 15 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie en informatieverschaffing. Op hoofdlijnen draagt de raad het college op welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.
De accountant toetst jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheers handelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 16 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheers handelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.
Artikel 17. Misbruik en oneigenlijk gebruik
Artikel 17 bepaalt dat het college in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen treft of laat treffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat de gemeente subsidies wel daadwerkelijk verstrekt aan rechthebbenden. Het treffen van afdoende beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidsoordeel van de accountant.
Artikel 18. Financiële organisatie
Artikel 18 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter a van artikel 160 van de Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college wordt onder lid 1, letter a, b, c en d van het artikel uit de verordening opgedragen bepaalde van deze regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten.
De regels bedoeld onder de letters a en b heeft het college inmiddels gezamenlijk vastgelegd in de Organisatieverordening Bloemendaal. De regels voor de organisatie van de financieringsfunctie zijn in het Treasurystatuut gemeente Bloemendaal 2011 vastgelegd.
De leden 2 en 3 geven regels voor resp. inkoop en aanbesteding alsmede subsidieverstrekking en steunverlening.
Het gaat hier om de plicht van het college om de raad tijdig te informeren bij het aangaan van substantiële grondposities, leningen en garanties en het verstrekken van kapitaal aan ondernemingen en instellingen.
De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het betreffende begrotingsjaar. De jaarstukken van het vorig begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening. Op investeringen met maatschappelijk nut van voor 1 januari 2017 blijft de Verordening financieel beheer Bloemendaal 2016 van toepassing.
Artikel 21 geeft de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet worden verwezen.