De raad van de gemeente Zaanstad;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 november 2016,
2016/129263;
Gelet op:
- -
artikel 150, eerste lid, van de Gemeentewet; Artikel 150
Gemeentewet
- -
artikel 47 van de Participatiewet; Artikel 47 Participatiewet
- -
artikel 42 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werkloze werknemers; Artikel 42 Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers
- -
artikel 42 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; Artikel 42 Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen
- -
artikel 2.1.3, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015; Artikel 2.1.3 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
- -
artikel 2.10 van de Jeugdwet. Artikel 2.10 Jeugdwet
overwegende dat:
het voor personen, als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de
Participatiewet Artikel 7 Participatiewet, en hun vertegenwoordigers
mogelijk moet zijn om invloed uit te oefenen op het lokale beleid en de
uitvoering van de Participatiewet en de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015;
cliëntenparticipatie onmisbaar is voor de totstandkoming en uitvoering van
beleid waarin de cliënt centraal staat;
besluit
vast te stellen de ‘Verordening Cliëntenparticipatie Zaanstad 2017’.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
- 1.
In deze verordening wordt verstaan onder:
- -
Cliënten: de doelgroep zoals omschreven in de Participatiewet
(artikel 7, eerste lid), de Wet inkomensvoorziening oudere en
gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (hierna:
Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (hierna: Ioaz), de Wet
maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015) en de
Jeugdwet. Dit zijn personen die gebruik maken van het
ondersteuningsaanbod dat de gemeente (en haar opdrachtnemers) op
grond van deze wetten aanbiedt.
- -
Cliëntenparticipatie: de wijze waarop de gemeente cliënten en
hun vertegenwoordigers, betrokken professionals en organisaties
en anderen die bij de gemeente kenbaar maken dat zij mee willen
denken op basis van hun interesse en betrokkenheid (hierna:
‘betrokkenen’) betrekt bij beleidsvorming, -uitvoering en
–evaluatie van de gemeente op basis van de Participatiewet, de
Ioaw, de Ioaz, de Wmo 2015 en de Jeugdwet.
- -
College: het college van burgemeester en wethouders van de
gemeente Zaanstad.
- -
Raad: de gemeenteraad van Zaanstad.
- 2.
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader
worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Algemene wet
bestuursrecht (hierna: Awb), de Participatiewet, de Ioaw, de Ioaz, de
Wmo 2015 en de Jeugdwet.
Artikel 2. Invulling en doelstelling van cliëntenparticipatie
- 1.
Het doel van cliëntenparticipatie is het bevorderen en bewaken van de
kwaliteit en integraliteit van beleid en ondersteuningsaanbod van de
gemeente op basis van de Participatiewet, de Ioaw, de Ioaz, de Wmo 2015
en de Jeugdwet. Doordat cliënten, betrokkenen en vertegenwoordigende
organisaties vroegtijdig betrokken worden, de gelegenheid hebben om
beleidsvoorstellen te doen en advies te geven ook op het gebeid van
vorming, uitvoering en evaluatie van beleid. (Amendement B)
- 2.
Het college organiseert en faciliteert cliëntenparticipatie tijdig en op
een passende manier, zodat inbreng vanuit het perspectief van cliënten
zichtbaar is in besluitvorming van het college en de raad.
- 3.
De gemeente bepaalt bij elke actie op grond van deze verordening welke
cliënten en betrokkenen benaderd worden op basis van hun
ervaringsdeskundigheid en/of expertise met betrekking tot het dan
voorliggende vraagstuk.
Artikel 3. Informatie
- 1.
Het college verstrekt actief informatie met betrekking tot
cliëntenparticipatie via gemeentelijke kanalen. Zoals bijvoorbeeld de
resultaten van klanttevredenheidsonderzoeken, enquêtes, voornemens voor
nieuw beleid, etc.
- 2.
Het college verstrekt spontaan en op verzoek van cliënten en betrokkenen
alle informatie waar zij behoefte aan hebben om te kunnen meedenken,
-praten en -doen, tenzij een wettelijk voorschrift de verstrekking
daarvan in de weg staat.
- 3.
De gemeente bepaalt bij elke actie op grond van deze verordening aan wie
en op welke wijze informatie verstrekt wordt.
Artikel 4. Inbreng en advies
- 1.
De gemeente nodigt cliënten en betrokkenen actief uit om mee te denken,
-praten en –doen in trajecten die de gemeente opzet, met inachtneming
van artikel 2, lid 3, en om eigen initiatieven te ontplooien en advies
uit brengen aan de gemeente.
- 2.
Het college zorgt ervoor dat adviezen, suggesties, wensen, etc. vanuit
cliënten en betrokkenen aan de gemeente kunnen worden gegeven via (onder
meer) een meldpunt. Dit staat open naast het actief betrekken door de
gemeente als bedoeld in artikel 2 en het periodiek overleg als bedoel in
artikel 6.
- 3.
Het college geeft indieners van adviezen een reactie, waarin het college
beargumenteerd aangeeft wat de gemeente met die inbreng doet.
- 4.
Het college informeert de adviescommissie als bedoeld onder artikel 8,
over zijn reacties als bedoeld onder lid 3.
- 5.
Aan het begin van elk participatie- en/of inspraaktraject wordt aan de
cliënt/doelgroep medegedeeld en vastgelegd wat het verloop van het
traject zal zijn en wat er met de resultaten gedaan wordt.
Artikel 5. Uitsluiting
- 1.
Er is geen inbreng mogelijk naar aanleiding van klachten,
bezwaarschriften en andere zaken van individuele cliënten. Dit is
geregeld in de rechtsmiddelen voor bezwaar en beroep.
- 2.
Ook is geen inbreng mogelijk op financiële besluiten en op het gebied
van personeels- en organisatiebeleid. Dit is een taak van
respectievelijk de raad en de ondernemingsraad van de gemeente.
Artikel 6. Periodiek overleg
- 1.
De gemeente organiseert een periodiek overleg, met een minimum van 4
maal per jaar, tussen de door het college aangewezen wethouders en een
vertegenwoordiging van cliënten, betrokkenen en de adviescommissie, met
inachtneming van artikel 2, lid 3.
- 2.
De agenda voor dit overleg komt tot stand met inbreng van cliënten,
betrokkenen, de adviescommissie en de gemeente. Het college zorgt ervoor
dat onderwerpen voor de agenda kunnen worden aangeleverd via een
meldpunt en bij een ambtenaar die de opdracht heeft dit overleg voor te
bereiden.
- 3.
Het college is gehouden aan het onderzoeken van de ingediende
voorstellen tijdens dit periodieke overleg en het terug rapporteren met
betrekking tot de mogelijkheden van uitvoering van deze
voorstellen.
- 4.
De gemeente kan ook een periodiek overleg organiseren over een specifiek
thema of voor een specifieke doelgroep.
Artikel 7. Beschikbare middelen
- 1.
Het college stelt middelen ter ondersteuning van cliëntenparticipatie
beschikbaar. Hiertoe:
- a.
stelt het een budget beschikbaar voor initiatiefnemers, ten
behoeve van het organiseren van activiteiten of het uitbrengen
van adviezen aan de gemeente op het gebied van
cliëntenparticipatie. Het aanvragen van budget moet voor
initiatiefnemers eenvoudig zijn.
- b.
stelt het vergaderruimte op het stadhuis beschikbaar voor
groepen die behoefte hebben aan een ruimte voor overleg in het
kader van cliëntenparticipatie.
- c.
stelt het ambtenaren van de gemeente in de gelegenheid om
overleggen bij te wonen en om toelichting of uitleg te geven als
daar door betrokkenen om wordt verzocht.
Artikel 8. Rol adviescommissie
- 1.
De gemeente stelt een adviescommissie in, die tot taak heeft om de
gemeente gevraagd en ongevraagd te adviseren over de wijze waarop zij
invulling geeft aan artikel 2. De adviescommissie doet dit op basis van
eigen expertise en ervaring en op basis van ontwikkelingen die zij rond
dit onderwerp signaleert.
Artikel 9. Samenstelling adviescommissie
- 1.
De adviescommissie bestaat uit ten minste 5 en maximaal 7 leden.
- 2.
De leden nemen deel op basis van vrijwillige inzet.
- 3.
De leden zijn herkenbaar betrokken bij de doelgroep.
- 4.
De adviescommissie streeft er in de samenstelling van zijn leden naar
zoveel mogelijk een representatieve afspiegeling van de doelgroep te
zijn.
- 5.
De leden van de adviescommissie mogen geen lid zijn van de raad, geen
ambtenaar bij de gemeente Zaanstad zijn en niet werkzaam zijn als
adviseur van de gemeente op de betreffende beleidsterreinen.
Artikel 10. Benoeming en ontslag leden adviescommissie
- 1.
De adviescommissie werft en selecteert nieuwe leden op basis van een
door de adviescommissie en het college gezamenlijk opgesteld
profiel.
- 2.
De leden van de adviescommissie worden bij de start van de
adviescommissie door het college geworven, geselecteerd en zonder
voordracht benoemd op basis van een door het college opgesteld profiel.
- 3.
Het college benoemt en ontslaat leden van de adviescommissie op
voordracht van de commissie.
- 4.
Het college kan de voordracht weigeren als er ernstige bezwaren bestaan
tegen het voorgedragen lid.
- 5.
De zittingsduur van de leden is 2 jaar. De zittingsduur kan éénmalig
verlengd worden met een periode van maximaal 2 jaar.
- 6.
Het college kan een lid van de adviescommissie ontslaan als daartegen
ernstige bezwaren opkomen.
- 7.
Indien op enig moment moet worden voorzien in een geheel nieuwe
adviescommissie, is lid 2. van toepassing.
Artikel 11. Jaarlijkse evaluatie
- 1.
Jaarlijks wordt door de bestuurders van de gemeente en de
adviescommissie geëvalueerd of de werkwijze voldoet met het oog op de in
artikel 2 genoemde doelstellingen. Eventuele verbeterpunten worden
gezamenlijk geformuleerd. De evaluatie wordt ter zienswijze aan de raad
voorgelegd.
Artikel 12. Nadere regels
- 1.
Het college kan voor de uitvoering van deze verordening nadere regels
vaststellen.
- 2.
In gevallen, die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin
deze regeling niet voorziet, beslist het college.
Artikel 14. Citeerregel
Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening Cliëntenparticipatie
Zaanstad 2017”.
Artikel 15. Inwerkingtreding
- 1.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.
- 2.
De Verordening cliëntenparticipatie inkomensvoorzieningen Zaanstad
2015, wordt gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze
verordening ingetrokken.
Algemene toelichting op de ‘Verordening Cliëntenparticipatie Zaanstad
2017’
In Zaanstad beslissen inwoners mee over het beleid van de gemeente. Dat geldt
ook voor Zaankanters die een beroep doen op ondersteuning. Bijvoorbeeld bij het
zoeken naar werk, schulddienstverlening of thuiszorg.
In 2016 wilde de gemeente de werkwijze rond cliëntenparticipatie vernieuwen,
omdat vraagstukken steeds meer verschillende betrokkenen raken en integraal
bekeken moeten worden. In de nieuwe aanpak worden mensen die gebruik maken van
het ondersteuningsaanbod van de gemeente vanaf het begin bij de beleidsvorming
betrokken. De gemeente praat direct met de inwoners die gebruik maken van het
ondersteuningsaanbod van de gemeente, met het netwerk dat bij cliënten betrokken
is en bijvoorbeeld belangenbehartigers, zelforganisaties en professionals.
In twee beleidstrajecten ('Visie op Vrijwillige Inzet’ en de ‘Visie op
Armoedebeleid’) deed de gemeente ervaring op met directe betrokkenheid van de
doelgroep bij het maken van het beleid. Deze visies werden samen met de inwoners
die het betrof, inclusief vertegenwoordigers van betrokken organisaties gemaakt.
De reacties van betrokkenen bij die processen zijn positief. Zij vinden dat de
gemeente, professionals, betrokken organisaties en inwoners elkaar beter leren
kennen en beleid en dagelijks leven meer samenvallen. Het resultaat is een
beleid dat uitgaat van de kennis, ervaringen en behoeften van de doelgroep en
een aanbod dat daarbij aansluit (maatwerk).
Met de nieuwe werkwijze wil de gemeente ruimte maken om met direct betrokkenen
vragen te bespreken en oplossingen te maken. Bijvoorbeeld met inwoners van een
verzorgingshuis, hun families, mensen die kampen met schulden, vrijwilligers van
de voedselbank, werkgevers, etc. Daar komen oplossingen op maat uit. Het lijkt
dan dubbelop om deze oplossingen daarna nog een keer voor te leggen aan een
advies- en overlegorgaan namens de doelgroep, die zelf al betrokken is geweest.
De gemeente besloot daarom de formele adviesrelatie met de bestaande adviesraden
(de Wmo Participatieraad, de Cliëntenraad Werk en Inkomen en de Seniorenraad) te
beëindigen en een gelijke inbreng te faciliteren voor alle belanghebbenden:
inwoners, hun netwerk, vertegenwoordigende organisaties en de adviesraden.
In de nieuwe werkwijze hebben de inwoners, vertegenwoordigende organisaties en
de adviesraden een gelijkwaardige rol. Zij kunnen op dezelfde manier gebruik
maken van ondersteuning door de gemeente voor initiatieven en ideeën die
bijdragen aan cliëntenparticipatie. In de Verordening Cliëntenparticipatie
Zaanstad 2017 is de werkwijze vastgelegd.
De huidige status als formeel adviesorgaan en de bijbehorende (financiële)
ondersteuning van de adviesraden vervalt om ruimte te creëren voor deze
flexibele werkwijze. Voor de adviesraden is voor 2017 een overgangsregeling
getroffen. Het college heeft nadere regels bij de verordening vastgesteld,
waarmee aan de adviesraden voor één jaar een functioneringsbudget wordt
toegekend om hiermee hun rol in de nieuwe werkwijze in te vullen. Gedurende een
jaar wordt deze werkwijze door het college periodiek met de adviesraden
geëvalueerd. Na een jaar besluit het college op basis van deze evaluaties over
het vervolg.