Geconsolideerde tekst van de regeling
De raad van de gemeente Dronten,
gelezen het voorstel van het college van 26 november 2016,
B16.002335;
gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;
gezien het advies van de raadscommissie van oktober 2016;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende Verordening op de heffing en de invordering
van watertoeristenbelasting 2017 (Verordening
watertoeristenbelasting 2017):
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
vaartuig: een vaartuig dat is
bestemd of wordt gebezigd voor vakantie of andere recreatieve
doeleinden;
- b.
lengte: de lengte over alles;
- c.
vaste ligplaats: een ligplaats die
naar plaatselijk gebruik, zulks ter beoordeling van het college
van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het regelmatig
afmeren of ter anker leggen van een zelfde vaartuig gedurende
een periode van ten minste een maand;
- d.
etmaal: een aaneengesloten tijdvak
van 24 uren, aanvangend om 21.00 uur;
- e.
maand: een aaneengesloten tijdvak
van 30 etmalen;
- f.
seizoen: het tijdvak van 1 april
tot en met 31 oktober;
- g.
schipper: de gezagvoerder van een
vaartuig of degene die deze vervangt;
- h.
particulier: een natuurlijk persoon
die buiten de uitoefening van een bedrijf of beroep gelegenheid
biedt tot verblijf
- i.
particulier verhuurde ligplaats of
vaartuig: een ligplaats die of vaartuig dat
door een particulier ter beschikking wordt gesteld voor het
houden van verblijf tegen een vergoeding in welke vorm dan
ook;
- j.
GBLT: het openbaar lichaam
Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus – Tricijn te
Zwolle.
Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam ‘watertoeristenbelasting’ wordt een directe belasting
geheven voor het houden van verblijf op vaartuigen die aanwezig zijn in
de wateren binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan
ook, door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente
in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.
Artikel 3 Belastingplicht
- 1.
Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als
bedoeld in artikel 2 door het ter beschikking stellen van
ligplaatsen of vaartuigen. .
- 2.
De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te
verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.
- 3.
Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot
verblijf, is belastingplichtig;
- a.
- b.
de eigenaar of de gebruiker van een vaartuig, of
- c.
degene die werkelijk verblijf houdt aan boord van een
dergelijk vaartuig.
Artikel 4 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:
- 1.
door degenen die verblijf houden aan boord van:
- a.
een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot
verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen,
van hulpbehoevenden of van bejaarden;
- b.
kano’s, roei en volgboten;
- c.
motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 4
meter;
- d.
een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid
in het gemeentelijke watergebied bevindt;
- e.
een vaartuig in directe dienst van het Rijk, de
provincie Flevoland, het waterschap of de gemeente
Dronten;
- f.
een vaartuig dat in eigendom toebehoort aan de
Koninklijke Nederlandse Reddingsmaatschappij;
- g.
een vaartuig in gebruik voor onderhoud aan de
waterwegen, welk onderhoud in opdracht van het Rijk, de
provincie Flevoland, het waterschap Zuiderzeeland of de
gemeente Dronten wordt uitgevoerd.
- 2.
van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van
de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft
in de zin van artikel 8, letters, c, d, f, g, h, van voornoemde
wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een
gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder
verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang
Asielzoekers.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
- 1.
Om de maatstaf van heffing vast te stellen kan de ambtenaar belast
met de heffing zoals bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdeel
a, van de gemeentewet de belastingplichtige conform artikel 3 eerste
lid, uitnodigen tot het doen van aangifte.
- 2.
Aangifte wordt gedaan door het volledig ingevulde uitgereikte
aangiftebiljet met de eventueel daarbij gevraagde bescheiden in te
leveren of toe te zenden aan de ambtenaar belast met de heffing
zoals bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, van de
gemeentewet.
- 3.
De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het
belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal
overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.
- 4.
Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal
voor een vol etmaal gerekend.
Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing
- 1.
Voor particulier verhuurde ligplaatsen of vaartuigen en voor vaste
ligplaatsen kan het aantal verblijven als bedoeld in artikel 5 op
een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige
forfaitair worden vastgesteld, mits er een belastingplichtige als
bedoeld in artikel 3, eerste lid, is aangewezen. Bij de forfaitaire
vaststelling wordt het aantal verblijven gesteld op het aantal
verblijfhoudende personen vermenigvuldigd met het aantal etmalen
overeenkomstig het bepaalde in het navolgende in dit artikel.
- 2.
Bij de forfaitaire berekening voor particulier verhuurde ligplaatsen
of vaartuigen en voor vaste ligplaatsen, wordt per ligplaats:
- a.
het aantal personen die verblijf hebben gehouden, bepaald
op;
- i.
2,1 bij een vaartuig met een lengte van 4, doch ten
hoogste 7 meter;
- ii.
2,3 bij een vaartuig met een lengte van meer dan 7,
doch ten hoogste 9 meter;
- iii.
2,5 bij een vaartuig met een lengte van meer dan 9,
doch ten hoogste 12 meter;
- iv.
2,5 bij een vaartuig met een lengte van meer dan 12
meter.
- b.
Het aantal etmalen dat door de onder a bedoelde personen
verblijf is gehouden bepaald op:
- i.
16,7 bij een vaartuig met een lengte van 4, doch ten
hoogste 7 meter;
- ii.
18,2 bij een vaartuig met een lengte van 7, doch ten
hoogste 9 meter;
- iii.
18,3 bij een vaartuig met een lengte van 9, doch ten
hoogste 12 meter;
- iv.
18,5 bij een vaartuig met een lengte van meer dan 12
meter.
Artikel 7 Opteren voor niet forfaitaire maatstaf van heffing
In afwijking van het bepaalde in artikel 6, wordt op een door de
belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van
heffing vastgesteld op het werkelijke aantal etmalen en het werkelijk
aantal personen dat verblijf heeft gehouden, indien blijkt dat dit
aantal lager is dan het op de voet van artikel 6 berekende aantal.
Artikel 8 Belastingtarief
Het tarief bedraagt per persoon per etmaal € 0,95.
Artikel 9 Belastingtijdvak
Het belastingjaar is gelijk aan het seizoen.
Artikel 10 Wijze van heffing
Belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 11 Voorlopige aanslag
- 1.
Na de aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige
een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag
waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden
vastgesteld.
- 2.
Een voorlopige aanslag kan met inachtneming van het in het eerste
lid bepaalde, door een of meer voorlopige aanslagen worden
aangevuld.
- 3.
De voorlopige aanslagen worden met de aanslag verrekend.
Artikel 12 Aanslaggrens
- 1.
Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd.
- 2.
Voor toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op één
aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.
Artikel 13 Termijn van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990,
moet de aanslag worden betaald in één termijn die vervalt twee
maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.
- 2.
Belastingaanslagen waarvoor de belastingschuldige een machtiging
heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische
incasso, dienen te worden betaald in zoveel gelijke maandelijkse
termijnen als er na de dagtekening van het aanslagbiljet nog in het
desbetreffende kalenderjaar volle dan wel gedeeltelijke
kalendermaanden resteren, met dien verstande dat het aantal
maandelijkse termijnen niet minder dan zes bedraagt. Voor de overige
aanslagen geldt onverkort de in lid 1 van dit artikel neergelegde
hoofdregel.
- 3.
Op de in lid 2 van dit artikel geldt als restrictie dat het bedrag
per afschrijving op het totaalbedrag van het desbetreffende
aanslagbiljet niet minder dan € 5,00 bedraagt.
- 4.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste
lid gestelde termijnen.
Artikel 13 Kwijtschelding
Bij invordering van watertoeristenbelasting wordt geen kwijtschelding
verleend.
Artikel 14 Aanmeldingsplicht
De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden,
voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze
verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, zulks schriftelijk te
melden aan de heffingsambtenaar van GBLT bedoeld in artikel 232, vierde
lid, onderdelen a en c, van de Gemeentewet.
Artikel 14 Nadere regels door het dagelijks bestuur van GBLT
Het dagelijks bestuur van GBLT kan nadere regels geven met betrekking
tot de heffing en invordering van de watertoeristenbelasting.
Artikel 15 Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De Verordening watertoeristenbelasting 2016 van 26 november 2015
wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2017, met dien
verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten
die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag
na die van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.
- 4.
De verordening wordt aangehaald als “Verordening
watertoeristenbelasting 2017”.