Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de raad van Amsterdam regelende de instelling, taak en werkwijze van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit 2017 (Verordening op de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit 2017) |
Citeertitel | Verordening op de Commissie Ruimtelijke kwaliteit 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | Monumenten en welstand |
Externe bijlage | Kaart behorend bij artikel 2.10 van de verordening op de commissie ruimtelijke kwaltiteit 2017 |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | nieuwe regeling | 22-12-2016 | 2016, nr. 440/1680 |
Onverminderd het bepaalde in artikel 12a van de Woningwet, baseert de commissie haar advies als bedoeld in het derde lid op het beleid voor de visuele kwaliteit van de fysieke leefomgeving voor zover dat geformuleerd en openbaar gemaakt is in planologische maatregelen, beleidsnota's, deelnotities, dan wel de daarbij behorende ontwerpen en op het beleid voor de bescherming van het onroerend cultureel erfgoed.
Bij het aanstellen van een supervisor ten behoeve van de ontwerpkwaliteit van de ruimtelijke planontwikkeling draagt het college van burgemeester en wethouders zorg voor een duidelijke taakomschrijving en een goede afstemming tussen de supervisor en de commissie.
Voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie en subcommissies genieten de leden een vergoeding, die door de raad wordt vastgesteld in de Verordening geldelijke voorzieningen externe commissieleden.
De voorzitter of leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins bij een door een subcommissie te beoordelen plan of aanvraag om advies of vooroverleg betrokken zijn, onthouden zich van medewerking aan de beoordeling daarvan en zijn bij de beraadslaging, beoordeling en advisering niet in de vergadering aanwezig.
De op grond van de Verordening op de Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam 2013 benoemde leden worden geacht te zijn benoemd ingevolge deze verordening. De termijn van ten hoogste drie jaar als bedoeld in artikel 3, vijfde lid loopt vanaf de datum van de benoeming op grond van de Verordening op de Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam 2013.
Eerst wordt de naam van de commissie geïntroduceerd, vervolgens wordt de hoofdtaak genoemd waarmee de commissie is belast: het op verzoek of uit eigen beweging adviseren over de visuele kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Deze taakomschrijving sluit aan op het begrippenkader van de Omgevingswet (Stb. 2016, nr. 1560) die nog niet in werking is getreden. Deze wet beoogt een meer integrale aanpak van de ontwikkel- en kwaliteitsopgaven in de fysieke leefomgeving. De commissie richt zich bij het beoordelen van bouwwerken en andere objecten niet alleen op ontwerp en beeldkwaliteit, maar ook op kwalitatieve inbedding daarvan in de fysieke leefomgeving. De Commissie heeft de opdracht om, uitgaande van de ontwikkeling of opgave, de visuele kwaliteit van de fysieke leefomgeving in samenhang te beschouwen. In het bepaalde in het tweede lid, onder a. tot en met d. wordt deze taak verder geconcretiseerd.
Een belangrijk deel van de tijd besteedt de commissie aan het geven van adviezen in het kader van aanvragen om een omgevingsvergunning. Deze taak vloeit voort uit artikel 12 van de Woningwet en artikel 6.2 van het Besluit omgevingsrecht, waarbij de commissie het bevoegd gezag adviseert over het al dan niet voldoen aan redelijke eisen van welstand. De commissie hanteert daarbij de vastgestelde welstandsnota.
Verder heeft de commissie een taak in het kader van de Monumentenwet 1988 (op basis van het overgangsrecht van de Erfgoedwet) en de Erfgoedverordening Amsterdam. Daarbij gaat het om het geven van adviezen ten aanzien van monumenten: enerzijds in het kader van aanvragen om een omgevingsvergunning voor het deelaspect monument; anderzijds de voornemens om een object als een rijks- of gemeentelijk monument of een gebied als een beschermd stads- of dorpsgezicht aan te wijzen. Voor deze laatste taak (de advisering in het kader van de aanwijzing tot rijks- of gemeentelijk monument) is de subcommissie aanwijzing monumenten ingesteld.
Ook is de commissie belast met de beoordeling of er sprake is of kan zijn van ontsierende reclame in de zin van artikel 4.10 van de Algemene Plaatselijke Verordening.
Op grond van de betreffende bepalingen van de Verordening op het Binnenwater adviseert de commissie tevens over aanvragen voor het verlenen van een ligplaatsvergunning, een vervangingsvergunning of een verbouwingsvergunning. Ook adviseert de commissie over een aanvraag voor een ontheffing van het verbod om met pleziervaartuigen die langer zijn dan twaalf meter een ligplaats in te nemen. De commissie betrekt de historische waarde bij de beoordeling. Ook adviseert de commissie over de historische waardestelling van passagiers(salon)-vaartuigen en kan de commissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen over onderwerpen die historische schepen betreffen.
De commissie kan ook ongevraagd adviseren over zaken die het uiterlijk van de fysieke leefomgeving betreffen.
De commissie kan in het kader van vooroverleg om een preadvies worden gevraagd. Het betreft dan een beoordeling op hoofdlijnen aan de hand van de door het bevoegd gezag beschikbaar gestelde gegevens.
Dit artikel regelt de samenstelling van de commissie. Omwille van een verdeling van de taken zijn uit de commissie vijf subcommissies gevormd. De subcommissies 1, 2 en 3 adviseren over concrete beschikkingen, zoals aanvragen om vergunning of verzoeken om handhaving. De subcommissie aanwijzing monumenten adviseert over de aanwijzing van monumenten als beschermd monument (door het Rijk, of door de gemeente, rijks- of gemeentelijk monument).
Ruimtelijke plannen vragen meestal een belangenafweging over meerdere sectoren en belangen, waarbij het belang van een goede ruimtelijke kwaliteit in Amsterdam altijd zwaar weegt. Een goede belangenafweging in de geest van de Omgevingswet vereist bij plannen met een grote ruimtelijke impact een integrale aanpak heel vroeg in het proces van planontwikkeling. De nieuwe subcommissie integrale ruimtelijke kwaliteit adviseert bij dit soort plannen in de fase van de planontwikkeling die aan de aanvraag om omgevingsvergunning voorafgaat over het kwaliteitsaspect.
De subcommissies hebben vaste voorzitters zodat de samenhang en continuïteit van de advisering is gewaarborgd.
Het wordt aan de commissie overgelaten, afhankelijk van de behoefte, specifieke adviseurs of deskundigen (een architectuurhistoricus, een bouwhistoricus, een stedenbouwkundige, een landschapsarchitect, een specialist op het gebied van historisch interieur of een specialist met andere relevante kennis) aan te trekken.
De benoeming en de zittingsduur van een voorzitter of ander lid van een welstandscommissie worden voorgeschreven. De benoeming en zittingsduur van alle leden van de commissie, inclusief de voorzitters van de subcommissies, worden in dit artikel geregeld. Ook de benoeming en zittingsduur van de adviseurs van de commissie worden geregeld.
Een welstandscommissie moet volgens de Woningwet een onafhankelijke commissie zijn. Het onafhankelijkheidsvereiste geldt dan ook voor elk afzonderlijk lid van de commissie, voor zover dat lid adviseert bij de voorbereiding van concrete beschikkingen zoals het verlenen van een omgevingsvergunning.
In de fase voorafgaand aan de aanvraag om omgevingsvergunning kan de faciliterende en inhoudelijke inbreng van ervaren en gezaghebbende ambtenaren op het gebied van gebiedsontwikkeling in het advieswerk echter niet worden gemist. Daarom worden in de subcommissie integrale ruimtelijke kwaliteit ten minste twee ambtelijke deskundigen benoemd. Zij worden op grond van hun gezag en ervaring door het college van burgemeester en wethouders aangesteld op persoonlijke titel. Van hen wordt verwacht dat zij een zekere ‘onafhankelijkheid van denken' kunnen bieden, zonder in conflict te komen met de functioneringsnorm voor ambtenaren die gericht is op de goede functionering van de openbare dienst. Deze ambtenaren spelen geen rol bij de beoordeling van concrete bouwplannen in de fase van de vergunningverlening.
Anders dan dat bij de overige leden van de commissie het geval is, kunnen de leden meermalen worden herbenoemd in de subcommissie integrale ruimtelijke kwaliteit. Dit is zo geregeld omdat het de bedoeling is gezaghebbende (ervaren) deskundige ambtenaren en externe gezaghebbende deskundigen (mogelijk met ruime ervaring in het welstandstoezicht) in deze subcommissie te benoemen.
De commissie heeft op grond van artikel 12b, derde lid, van de Woningwet de verplichting om een jaarverslag aan de raad aan te bieden. In het verslag wordt in ieder geval uiteengezet hoe de commissie, bij de beoordeling van adviesaanvragen in het kader van aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen, toepassing heeft gegeven aan de criteria uit de welstandsnota.
De termijnen voor de behandeling van plannen zijn afgestemd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Een verlenging van de adviestermijn is slechts mogelijk indien op grond van de Wabo de beslistermijn voor de vergunningverlening is verlengd.
Voor het advieswerk is ondersteuning door een secretariaat noodzakelijk Dit is organisatorisch ondergebracht bij een centraal stedelijke dienst, maar functioneert inhoudelijk ondergeschikt aan de commissie. In verband hiermee wordt de secretaris van de commissie door het college van burgemeester en wethouders in functie benoemd.
Dit artikel biedt de commissie de mogelijkheid om uit oogpunt van doelmatigheid de afdoening van aanvragen te mandateren aan één of meer van haar leden en/of commissiesecretarissen.
De behandeling van aanvragen om vergunning door een welstandscommissie is openbaar. De openbaarheid blijft alleen achterwege voor zover artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur van toepassing is. Op grond van artikel 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt de aanvrager van een vergunning de mogelijkheid geboden tot toelichting van het bouwplan. Belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2 Awb wordt de mogelijkheid geboden een toelichting te geven.
Hier staan de vormvereisten van het advies. De commissie geeft haar advies schriftelijk. Vooral bij een negatief advies is een goede schriftelijke motivering belangrijk. In het advies wordt verder vermeld op grond van welke bevoegdheid zij adviseert. Indien er een minderheidsstandpunt is, kan er door diegene die het minderheidsstandpunt vertegenwoordigt, worden verlangd dat diens standpunt uitdrukkelijk in het advies wordt vermeld.
Een supervisor is een architect of stedenbouwkundige die door de gemeente is aangesteld ten behoeve van de ontwerpkwaliteit van de ruimtelijke planontwikkeling, Het is zijn taak om daadwerkelijk stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit te bereiken. Dit is een heel andere functie dan de rol die de commissie heeft op grond van de Woningwet. Het werk van een supervisor of kwaliteitsteam wordt wel eens verward met dat van de welstandscommissie. Daarom is een duidelijke taakomschrijving en een goede afstemming nodig.
Het huishoudelijk reglement bevat onder meer een nadere uitwerking van de werkwijze, de vergaderorde en de verantwoordelijkheden van het secretariaat. De wijze waarop de commissie zich laat bijstaan door adviseurs met kennis van de lokale situatie is onderwerp van het reglement. Het wordt vastgesteld door de voltallige vergadering van de commissie, het plenum.
De vergoeding die de leden van de commissie ontvangen voor hun inspanningen zijn voor een belangrijk deel afgestemd op de overeenkomstige regeling die de Bond van Nederlandse Architecten (BNA) heeft opgesteld.