Organisatie | Tholen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening voor het stads- en dorpsvernieuwingfonds van de gemeente Tholen |
Citeertitel | Subsidieverordening voor de stads- en dorpsvernieuwing van de gemeente Tholen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
de provinciale Verordening voor het stads- en dorpsvernieuwingfonds Zeeland
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2002 | 24-09-2012 | Onbekend | 27-08-2001 Gemeenteblad 18/2001 | Onbekend |
De raad van de gemeente Tholen;overwegende, dat per 1 januari 1994 de provinciale Verordening voor het stads- en dorpsvernieuwingfonds Zeeland van kracht is geworden, waarin is bepaald dat 50% van de jaarlijks door het rijk uit te keren bijdrage uit het stadsvernieuwingsfonds rechtstreeks beschikbaar wordt gesteld aan gemeenten;dat in het kader van het nieuwe stads- en dorpsvernieuwingbeleid per 1994 met de provincie is overeengekomen dat elke gemeente (ten minste) één Verordening particuliere woningverbetering vaststelt, waarvan de uitvoering tevens bij de gemeenten ligt;overwegende, dat in verband met de invoering van de euro per 1 januari 2002 de daarvoor in aanmerking komende verordeningen aangepast moeten worden;overwegende, dat het de voorkeur geniet dat wijzigingen op verordeningen integraal worden opgenomen in de verordeningen, zodat deze bij de publicatie via internet goed leesbaar zijn;b e s l u i t :
De gemeenteraad neemt jaarlijks een verdeelbesluit waarin wordt aangegeven welke bedragen voor dat begrotingsjaar beschikbaar zijn in het belang van de stadsvernieuwing, waarbij in ieder geval het bedrag wordt genoemd voor de door de eigenaar bewoonde woning.
Indien toepassing van deze verordening zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de bepalingen in deze verordening.
Artikel 8 Verbetering van door de eigenaar bewoonde woningen
Verbetering van door de eigenaar bewoonde woningen
Het belang van de geldelijke steun voor het treffen van voorzieningen aan de door de eigenaar bewoonde woning is gelegen in het opheffen van bouwtechnische gebreken aan het casco van woningen met een matige tot slechte kwaliteit
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder eigenaar-bewoner mede verstaan:
Artikel 12 Het verlenen van geldelijke steun
Burgemeester en wethouders kunnen geldelijke steun verlenen indien aan elk van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Een aanvraag gaat ten minste vergezeld van gegevens over het doel waarvoor geldelijke steun wordt gevraagd en een begroting van de kosten zoals is aangegeven op een door de gemeente te verstrekken aanvraagformulier.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen personen.
Artikel 18 Het vaststellen van geldelijke steun
Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen de termijn volgens artikel 15d meldt de subsidie-aanvrager aan burgemeester en wethouders dat de bedoelde werkzaamheden gereed zijn.
De gereedmelding gaat vergezeld van een gespecificeerd overzicht van de werkelijk gemaakte kosten zoals aangegeven op een door de gemeente te verstrekken formulier. Tevens wordt op het formulier verklaard dat bij het treffen van de voorzieningen is of wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder de geldelijke steun is verleend.
Indien de werkelijke kosten lager zijn dan de geraamde, bedraagt de geldelijke steun 50% van de door burgemeester en wethouders goed te keuren kosten tot het maximum van artikel 10, lid 3.
Met uitzondering van de sloop- en grondwerkzaamheden, alsmede het schilderwerk, dienen alle subsidiabele werkzaamheden te worden uitgevoerd door een erkend aannemingsbedrijf.
Indien geldelijke steun wordt toegekend, kan aan de aanvrager in daartoe aanleiding gevende gevallen een voorschot worden verstrekt. Het voorschot wordt verrekend bij de uitbetaling van de bijdrage.
Artikel 23 Het intrekken van de geldelijke steun
Indien geldelijke steun verleend of vastgesteld is en gebleken dat de gegevens op grond waarvan de beschikking werd genomen onjuist waren terwijl de subsidie-aanvrager wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat deze onjuist waren, kunnen burgemeester en wethouders de beschikking tot verlening of tot vaststelling van de geldelijke steun intrekken en kunnen zij een reeds betaalde bijdrage geheel of gedeeltelijk met vergoeding van de wettelijke rente terugvorderen.
Burgemeester en wethouders brengen jaarlijks verslag uit aan de gemeenteraad over de verleende ontheffingen op grond van deze verordening en over de toepassing van artikel 7.
Burgemeester en wethouders kunnen de in deze verordening genoemde bedragen jaarlijks aanpassen, gehoord de commissie Gemeentelijke Ontwikkeling.
Artikel 28 Verhuis- en herinrichtingsbijdragen
Het belang van de geldelijke steun is de bijdrage aan de huurders als gevolg van overlast in het huurgenot, indien in het belang van de stadsvernieuwing het treffen van voorzieningen aan of het slopen van een woning noodzakelijk is.
Burgemeester en wethouders kunnen aan huurders van woningen waaraan voorzieningen worden getroffen of van woningen die gesloopt worden en die in de woning legaal hun hoofdverblijf hebben geldelijke steun verlenen in de verhuis- en herinrichtingskosten.
Artikel 30 Het aanvragen van geldelijke steun
Geldelijke steun wordt niet verleend indien voor dezelfde woning reeds eerder steun in de verhuis- en herinrichtingskosten werd verleend en zonder dat nadien voorzieningen zijn getroffen.
De aanvraag om geldelijke steun moet worden ingediend op een door de gemeente beschikbaar te stellen formulier.
Artikel 33 Het verlenen van geldelijke steun
Burgemeester en wethouders kunnen geldelijke steun verlenen indien aan elk van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Artikel 36 Overgangs- en slotbepalingen
Deze verordening kan worden aangehaald als de "Subsidieverordening voor de stads- en dorpsvernieuwing van de gemeente Tholen".
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Tholen in zijn openbare vergadering van 27 augustus 2001.
, voorzitter.
, secretaris.
Toelichting op de Subsidieverordening voor het stads- en dorpsvernieuwingsfonds
Geldelijke steun wordt in de stadsvernieuwing vooral verleend ten behoeve van bouwactiviteiten. Andere activiteiten kunnen ook voor geldelijke steun in aanmerking komen, zoals welzijnsvoorzieningen of bewonersondersteuning. Om deze reden wordt over "activiteiten" gesproken. Daaronder vallen zowel bouwactiviteiten als andere activiteiten.
Als definitie in de wet hanteert het rijk voor de bepaling van de rijksbijdrage aan de stadsvernieuwing: Een zodanig geïntensiveerde aanpassing aan het woon-, werk- en leefmilieu (in de bebouwde kom van voor 1971) aan de huidige wensen en normen, dat de thans nog aanwezige achterstand sprongsgewijze wordt ingelopen. In deze verordening is om die reden ook gekozen voor activiteiten die plaatsvinden in het gebied van de bebouwde kom van voor 1971.
Met dit artikel wordt zo ook voorkomen dat individuele woningen in het buitengebied voor subsidie in aanmerking kunnen komen.
De Kwalitatieve woningregistratie (ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 1993) definieert bouwtechnische achterstand als de herstelkosten die gemaakt moeten worden om de woning weer op nieuwbouwpeil te krijgen. In deze verordening wordt rekening gehouden met eigen woningen van matige tot slechte kwaliteit. Slechte en zeer slechte woningen zijn woningen waarvan de herstelkosten meer dan 30% van de nieuwbouwwaarde bedragen. Bij matige woningen ligt dit percentage tussen de 20 en 30.
Onder kosten van een bouwplan worden in elk geval de investeringskosten verstaan volgens NEN 2631 (1979): "Investeringskosten van gebouwen". Deze omvatten een omschrijving van de grondkosten, de bouwkosten, de inrichtingskosten en de bijkomende kosten. De bijkomende kosten hebben onder meer betrekking op voorbereidings- en begeleidingskosten.
De subsidiabele kosten omvatten uitsluitend de kosten die te maken hebben met het treffen van voorzieningen aan het casco van de woning. De subsidiabele kosten zullen het niveau van een sobere en doelmatige uitvoering niet te boven gaan.
De definitie in de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing luidt: "Onder stadsvernieuwing wordt verstaan de stelselmatige inspanning, zowel op stedenbouwkundig als op sociaal, economisch en milieuhygiënisch gebied, gericht op behoud, herstel, verbetering, herindeling of sanering van bebouwde gedeelten van het gemeentelijk grondgebied".
De definitie van de wet is zodanig geformuleerd dat alle gangbare stadsvernieuwingsactiviteiten hier- onder kunnen vallen. Onderhoud en beheer van woningen en woonomgeving vallen uitdrukkelijk niet onder het begrip van stadsvernieuwing.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 41 van de wet. Het besluit betreft het zogenaamde "volumebesluit" of "verdeelbesluit" waarin de gemeenteraad aangeeft of en hoeveel geld hij ten behoeve van verschillende activiteiten (in de wet "sectoren van de samenleving" genoemd) ter beschikking stelt. De gemeenteraad kan daarnaast in enig begrotingsjaar de bijdrage voor een onderdeel van deze verordening op nul stellen. Aanvragen voor dat onderdeel worden dan niet in behandeling genomen.
Onder de aan te wijzen activiteiten wordt onder meer verstaan:
De keuze van de aan te wijzen activiteiten wordt mede bepaald door de provinciale Subsidieverordening voor de stads- en dorpsvernieuwing. In ieder geval moeten op grond van de wet de bewoners van eigen woningen worden genoemd.
Dit artikel geeft burgemeester en wethouders de mogelijkheid om andere middelen die kunnen worden verkregen voor hetzelfde doel in mindering te brengen op de bijdrage op grond van deze verordening uit het stadsvernieuwingsfonds, bijvoorbeeld provinciale middelen voor restauratie van monumenten. Ook verzekeringspenningen die voor hetzelfde doel verkregen kunnen worden, kunnen hiertoe gerekend worden. Het artikel biedt een mogelijkheid zonder dat deze dwingend voorgeschreven wordt ("rekening houden met"). De stadsvernieuwingsbijdrage is sluitpost in de financiering. Indien andere middelen kunnen worden verkregen, gaan deze voor.
Aanhouding van een aanvraag kan plaatsvinden indien op grond van artikel 2 het deelbudget als gevolg van toekenning overschreden zou worden en het plan overigens wel aan de criteria voldoet.
Indien een aanvraag past binnen de prioriteiten kan het in het belang van de stadsvernieuwing zijn om de aanvraag aan te houden. De aanvraag hoeft dan niet opnieuw gedaan te worden, maar wordt op een later moment beoordeeld.
Deze hardheidsclausule is opgenomen omdat zich omstandigheden kunnen voordoen waarbij toepassing van de verordening tot onbillijkheden kan leiden. Om deze reden moet van de verordening kunnen worden afgeweken. Deze afwijkingen kunnen zowel in het voordeel als in het nadeel van de aanvrager zijn. Van deze clausule kan incidenteel ook gebruik worden gemaakt indien spoedshalve met de werkzaamheden moet worden begonnen en de subsidie nog niet is verleend.
De verordening gaat uit van het verbeteren van matige en slechte woningen binnen de bebouwde kom van voor 1971 volgens de Kwalitatieve woningregistratie. Op basis van de provinciale verordening wordt uitgegaan van casco-verbeteringen.
Tot bouwkundige voorzieningen aan het casco zijn onder meer te rekenen:
Op grond van artikel 5, eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders subsidie verlenen indien dat in het belang van de stadsvernieuwing noodzakelijk is. Daartoe wordt gerekend de verbetering van matige en slechte eigen woningen. Onder verbetering wordt in deze verordening alleen verstaan het opheffen van bouwtechnische achterstanden.
De eis heeft betrekking op de gevel en het dak, ook als de aanvraag om geldelijke steun betrekking heeft op andere onderdelen van de woning.
Dezelfde eis geldt namelijk ook voor huurwoningen indien daaraan ingrijpende voorzieningen worden getroffen en maakt onderdeel uit van het convenant dat rijk, woonbond en sociale verhuurders in september 1992 sloten. Wij menen dat in het belang van het milieu deze eis ook voor woningverbetering in het kader van de stadsvernieuwing moet gelden en past binnen het milieuwerkplan van de gemeente Tholen.
Als grens voor de minimale kosten is een bedrag van € 6.806,70 (exclusief b.t.w.) gekozen. Het betreft de door burgemeester en wethouders goedgekeurde subsidiabele kosten (aannemersprijzen). De maximale grens is vastgesteld op € 34.033,52 (exclusief b.t.w.). Daarboven vervalt het recht op subsidie (ook als bij de gereedmelding blijkt dat de kosten hoger zijn).
Dit artikel bevat de beoordelingscriteria om voor subsidieverlening in aanmerking te komen. Op geformuleerde weigeringgronden zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van toepassing (afdeling 3.2 Algemene wet bestuursrecht: zorgvuldigheid en belangenafweging):
Als algemene eis geldt dat noodzakelijke vergunningen zijn verleend. In de verordening is de eis opgenomen dat het bouwplan sober en doelmatig is (artikel 13, onder b) en dat de woning na het treffen van de voorzieningen voldoet aan het Bouwbesluit, bestaande woningen. Om te voorkomen dat verleende subsidies pas na lange tijd besteed kunnen worden of zelfs in het geheel niet besteed kunnen worden, is de voorwaarde opgenomen dat de noodzakelijke vergunningen zijn verleend. Daarbij kan gedacht worden aan de bouwvergunning, de milieuvergunningen of een vergunning op grond van de Monumentenverordening. Deze vergunningen worden eveneens door de gemeente verleend en behoeven niet bij de aanvraag te worden meegestuurd. Indien geen vergunning zal worden verleend, is het niet zinvol subsidie te verlenen.
In algemene zin bepaalt de Algemene wet bestuursrecht dat de aanvrager de gegevens en bescheiden verschaft die voor de beslissing nodig zijn. In de afzonderlijke artikelen en op de door de gemeente te verstrekken formulieren wordt een specificatie gegeven van gegevens die in elk geval moeten worden verstrekt. Ze hebben onder meer betrekking op de eigendomssituatie, de bouw- en woontechnische toestand van de woning, de offerte van de aannemer en de afrekeningen.
Ook de Woningwet maakt controle op de bouwplaats mogelijk. Deze controle beperkt zich tot hetgeen krachtens de bouwvergunning is bepaald. De hier bedoelde controle is breder en richt zich op de naleving van de subsidievoorwaarden.
Er is voor gekozen om de gereedmelding tevens de aanvraag tot betaling te laten zijn. Op de gereedmelding volgt de toets aan de subsidievoorwaarden en vervolgens vaststelling van de hoogte van de steun. De gereedmelding en het verzoek tot vaststellen en betalen van de subsidie zijn door artikel 19, tweede lid, aan elkaar gekoppeld.
De vaststelling (van de hoogte van de geldelijke steun) volgt op de gereedmelding en is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Om te voorkomen dat ieder uitgevoerd plan gedetailleerd moet worden gecontroleerd, is ervoor gekozen om een verklaring te geven dat aan de voorwaarden is voldaan. Indien later alsnog zou blijken dat dit niet het geval is, kan betaalde subsidie worden teruggevorderd. Deze bepaling heeft onder meer betrekking op niet goedgekeurde afwijkingen van het bouwplan.
Op grond van de provinciale verordening wordt uitgegaan van cascoverbeteringen. Wij huldigen de opvatting dat het van groot belang is dat het casco van een woning goed moet zijn. Daarom hechten wij eraan dat alle aan het casco te treffen voorzieningen worden uitgevoerd door een aannemingsbedrijf.
De andere uit te voeren voorzieningen, welke niet subsidiabel zijn en verbeteringen van het woongerief tot gevolg hebben, mogen wel in zelfwerkzaamheid worden uitgevoerd.
Het vooruitbetalen van een deel van de subsidie kan, indien geen andere financieringsmogelijkheden beschikbaar zijn, een stimulans zijn voor belanghebbenden om een aanvraag in te dienen dan wel mede te werken aan de stadsvernieuwing.
Zowel de beschikking tot verlenen als de beschikking tot vaststelling kan worden ingetrokken als niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Een verleend voorschot moet dan worden terugbetaald.
Fasering van de werkzaamheden kan om verschillende redenen wenselijk zijn. Indien de werkzaamheden gefaseerd worden uitgevoerd, noemen burgemeester en wethouders tevens de nieuwe termijnen voor aanvang en gereedmelding van de werkzaamheden en van de aanvang van de verschillende fasen.
Fasering van de werkzaamheden is ook zonder uitdrukkelijke toestemming van burgemeester en wethouders geoorloofd, zolang de termijn van drie jaar voor gereedmelding niet wordt overschreden.
Dit is opgenomen om de uitvoering van de regeling zo efficiënt mogelijk te laten zijn. Het gaat hierbij slechts om regels die de uitvoering van de verordening vergemakkelijken.
Deze regels kunnen onder meer betrekking hebben op te hanteren formulieren. Afwijking van de regels is slechts bij uitzondering mogelijk en moet bij de aanvraag om geldelijke steun worden gemotiveerd.
Jaarlijks kunnen de bedragen aanpassing behoeven, bijvoorbeeld vanwege de inflatie. De mogelijke aanpassingen betreffen onder meer:
Artikel 28 - Verhuis- en herinrichtingskosten
De bijdrage kan uitsluitend ten behoeve van bewoners van huurwoningen worden uitgekeerd. De bijdrage is bedoeld ter stimulering van de woningverbetering. Is eenmaal een bijdrage voor verhuizen verleend, dan is het niet doelmatig om voor dezelfde woning aan de opvolgende huurder wederom een bijdrage te verlenen. De opvolgende bewoner weet immers dat de woning verbeterd gaat worden. Daarom is bepaald dat de huurder ten minste één jaar onafgebroken in de woning moet hebben gewoond.
Centraal staat de mate van overlast die de huurder ondervindt indien aan zijn woning voorzieningen worden getroffen.
De bijdrage wordt verstrekt aan huurders van woningen waaraan voorzieningen worden getroffen of die in het belang van de stadsvernieuwing moeten worden gesloopt. Andere bijdragen, met name van de verhuurder, kunnen van de steun worden afgetrokken. De volgorde is dus: eerst de eigenaar (de verhuurder), dan de overheid. Om voor een bijdrage in aanmerking te komen, moet er duidelijk stadsvernieuwingsbelang aan de orde zijn.
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen sociale verhuurders en particuliere verhuurders. Beslissend is of er een stadsvernieuwingsbelang bij de steunverlening gemoeid is.
De huurders kunnen onder meer de verhuurder machtigen om namens hen een aanvraag in te dienen.
Het tijdvak van één jaar is gekozen omdat in een periode korter dan een jaar bekend zal zijn dat aan een woning werkzaamheden plaats gaan vinden. In dat geval dienen huurder en verhuurder zelf een afweging te maken.
Centraal staat de mate van overlast die de huurder ondervindt bij het treffen van voorzieningen. Bij verhuis- en herinrichtingskosten gaat het om maximale bedragen. Liggen de daadwerkelijke kosten lager, dan wordt een bedrag verstrekt gelijk aan de werkelijke kosten.
De momenten van betaling zijn zodanig gekozen dat deze zo dicht mogelijk liggen bij het moment dat de kosten door de huurder worden gemaakt.
De bijdrage kan aan de verhuurder betaald worden indien deze de aanvraag gedaan heeft als bedoeld in artikel 32, tweede lid. Burgemeester en wethouders machtigen in dat geval de verhuurder tot betaling aan de huurders. De voorwaarden van deze verordening blijven van kracht.
Indien er sprake is van een medehuurder, en de medehuurder een deel van de huur betaalt, kan aan de medehuurder een overeenkomstig aandeel van de uit te keren geldelijke steun worden uitbetaald. De hoogte van de bijdrage wordt berekend op basis van artikel 34. De uit te betalen steun wordt verdeeld naar rato van het aandeel in de huur en de overige betalingsverplichtingen.