Organisatie | Nijmegen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit burgemeester betreffende beleidsregel Bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet |
Citeertitel | Besluit burgemeester betreffende beleidsregel Bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Onbekend |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Art. 13b van de Opiumwet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-12-2016 | 10-09-2019 | Onbekend | 15-12-2016 Gmb 2016-180881 | Registratienr. 16.0011541 |
De burgemeester van de gemeente Nijmegen,
de jurisprudentie omtrent de toepasselijkheid van artikel 13b Opiumwet op hennepkwekerijen sinds de laatste wijziging van het handhavingsprotocol is uitgekristalliseerd. Het protocol wordt nu grotendeels op basis van het regionale model aangepast en een puntensysteem ingevoerd voor de beoordeling van de maatregel ten aanzien van woningen;
in de vorige versie nog rekening werd gehouden met de invoering van een verbod op paddo’s en bij wijze van overgangsregeling een verzwakt regime gold voor de locaties waar voorheen paddo’s verkocht werden. Gelet op het tijdsverloop is het niet meer wenselijk om de verkoop van paddo’s in bepaalde inrichtingen anders te beoordelen en te sanctioneren.
Het is een gegeven van algemene bekendheid dat hennepteelt en drugshandel veelal gepaard gaat met overlast en criminaliteit. Dit is een ongewenste situatie. Artikel 13b van de Opiumwet geeft de burgemeester de mogelijkheid om bestuursdwang toe te passen ter handhaving van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet. Deze bevoegdheid staat bekend als de Wet Damocles.
De tekst van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet luidt:
“De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.”
Bestuursrechtelijke maatregelen zijn reparatoire maatregelen, dat wil zeggen gericht op het ongedaan maken van de overtreding. Zij mogen niet dienen als punitieve sancties, dat wil zeggen niet gericht zijn op het bestraffen van overtredingen.
Er hoeft geen sprake te zijn van overlast ten gevolge van drugsgerelateerde activiteiten om artikel 13b van de Opiumwet te kunnen toepassen. De enkele omstandigheid dat is geconstateerd dat drugs zijn verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn, is voldoende voor toepassing er van.
Het voorliggende handhavingsbeleid staat los van de strafrechtelijke handhaving. In voorkomende gevallen kan tevens strafvervolging worden ingesteld door het Openbaar Ministerie, naast de bestuurlijke handhaving op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
Het handhavingsbeleid heeft tot doel:
Voor de bestuurlijke handhaving verstrekt de politie de benodigde informatie aan de burgemeester. Deze informatieverstrekking vindt schriftelijk plaats in de vorm van een politierapportage waarbij de burgemeester informatie krijgt over de geconstateerde feiten, het optreden en de bevindingen van de politie die voortvloeien uit een strafrechtelijk onderzoek. Daarbij wordt aangetekend dat aan de bewijslast voor bestuursrechtelijke maatregelen minder zware eisen worden gesteld dan in het kader van het strafrecht.
De benodigde informatie voor de bestuurlijke handhaving ten aanzien van hennepkwekerijen wordt verkregen conform het Regionaal Hennepconvenant 2014, met als ondertitel ‘Integrale aanpak van hennepkwekerijen in Oost Nederland’, en het Uitvoeringprotocol GZ 2015, behorend bij het Regionaal Hennepconvenant.
Deze beleidsregels is van toepassing op alle vormen van drugshandel, zoals bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet: een hard- of softdrug dat wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Mocht tussen de verschillende vormen van drugshandel een onderscheid worden gemaakt, wordt dit in deze beleidsregel expliciet toegelicht.
Het begrip verkoop wordt ruim geïnterpreteerd: het totaal aan handelingen dat rechtstreeks tot de overdracht van het verkochte leidt. Ook voorbereidingshandelingen, zoals het maken van afspraken om drugs te verkopen tussen leverancier en afnemer, al dan niet via een tussenpersoon wordt hieronder verstaan. Dit betekent dat zelfs bij het leggen van contacten of het niet plaatsvinden van de levering en betaling vanuit het lokaal of de woning sprake kan zijn van verkoop vanuit dat lokaal of woning.
Voor een omschrijving van de definitie van een handelshoeveelheid wordt verwezen naar de Aanwijzing Opiumwet. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad van State is een hennepkwekerij ook te beschouwen als een handelshoeveelheid waardoor de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet ook van toepassing is op hennepkwekerijen.
Als beleidsuitgangspunt wordt als regel gekozen voor het toepassen van een last onder bestuursdwang en niet voor het opleggen van een last onder dwangsom. Bestuursdwang is een directer middel dat, in tegenstelling tot een dwangsom, tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden, herhaling zal voorkomen en de bekendheid van het pand teniet zal doen.
Van een dwangsom mag in de meeste gevallen weinig effect worden verwacht, gelet op het feit dat het financiële gewin in het verdovende middelen-circuit dusdanig groot is, dat met een dwangsom naar verwachting niet zal worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald.
·Bij het toepassen van een last onder bestuursdwang houdt dit feitelijk een (tijdelijke ) sluiting van het lokaal of de woning in. Het (tijdelijk) sluiten van een pand moet als de meest effectieve maatregel worden beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling ervan te voorkomen.
In beginsel sluit de zwaarte van de maatregel in de matrixen aan op:
teneinde te bereiken dat de overtreding ongedaan wordt gemaakt dan wel herhaling wordt voorkomen. De gekozen termijn is noodzakelijk om niet alleen feitelijk de overtredingen van de Opiumwet te voorkomen, maar ook om in voorkomende gevallen de bekendheid van het pand dan wel het erf als locatie waar drugs worden verkocht of daartoe aanwezig zijn, weg te nemen dan wel het signaal af te geven dat het ongeoorloofd is dat een pand als locatie dient om drugs te verbouwen of anderszins te creëren. .
De burgemeester heeft bij het vaststellen van de bestuursrechtelijke maatregelen in de matrixen een belangenafweging gemaakt, waarbij, naast de bovengenoemde aspecten, onderstaande aspecten zijn afgewogen tegen de belangen van belanghebbende(n):
Gelet op het recht op respect voor het/ieders privé-, familie- en gezinsleven, de woning en de correspondentie (artikel 8 EVRM) dient bij het sluiten van woningen een nog zorgvuldigere belangenafweging plaats te vinden dan bij lokalen, waarbij in het bijzonder rekening gehouden dient te worden met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Om tot een zorgvuldige belangenafweging te komen, is een puntensysteem opgesteld. Door gebruik te maken van het puntensysteem geeft de burgemeester invulling aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. In de handhavingsmatrix is de relatie tussen de scores en de wijze waarop van artikel 13b van de Opiumwet gebruik wordt gemaakt, aangegeven.
Bij het vaststellen van de bestuursrechtelijke maatregelen in de matrix is gekeken naar onderstaande aspecten, waarbij per aspect een gemotiveerde score is gegeven:
Naast bovenstaande aspecten kan de burgemeester andere omstandigheden die voor het concrete geval relevant zijn, meewegen.
De scores van alle relevante omstandigheden worden bij elkaar opgeteld. Aan de hand van de scores in de handhavingsmatrix wordt de maatregel bepaald.
Indien meer dan 5 jaar na verzenddatum van de waarschuwing een 2e constatering wordt gedaan, dan geldt deze als 1e constatering en wordt wederom een waarschuwing gegeven, tenzij de ernst van de overtreding leidt tot directe sluiting.
·Indien een bestuursrechtelijke maatregel is opgelegd, geldt een periode van 5 jaar na verzenddatum van de bestuursrechtelijke maatregel waarbinnen een volgende constatering leidt tot de volgende stap/bestuursrechtelijke maatregel in de handhavingsmatrix.
Indien meer dan 5 jaar na verzenddatum van de bestuursrechtelijke maatregel een constatering wordt gedaan, dan geldt deze als 1e constatering en wordt conform die constatering opgetreden (waarschuwing of bestuursrechtelijke maatregel).
Bij cumulatie van op te leggen bestuursrechtelijke maatregelen, bijvoorbeeld als gevolg van overtredingen van verschillende AHOJ-G-I-criteria, is de zwaarst gestelde bestuursrechtelijke maatregel van toepassing of kan worden afgeweken van het beleid (zie verderop in deze beleidsregel de afwijkingsbevoegdheid).
Bij een sluiting voor onbepaalde tijd wordt de kanttekening gemaakt dat de pandeigenaar te allen tijde een verzoek tot opheffing van de sluiting kan indienen. Dit verzoek kan alleen ingewilligd worden als de vrees voor herhaling verdwenen is en de burgemeester van oordeel is dat er door nieuwe feiten en omstandigheden een andere belangenafweging moet plaatsvinden.
Op basis van de bestuurlijke rapportage of het hennepbericht, opgesteld door de politie, en eventueel andere verkregen informatie over het desbetreffende pand wordt een dossier aangemaakt om op grond van artikel 13b van de Opiumwet bestuurlijk op te kunnen treden.
Per dossier wordt een situatiebeoordeling gemaakt, zodat handhavend opgetreden kan worden. Deze beoordeling gebeurt aan de hand van de in hoofdstuk vijf en zes opgenomen feiten en omstandigheden en daarbij behorende handhavingsmatrixen. De belangenafweging is hiermee zoveel mogelijk inzichtelijk gemaakt.
Indien uit de situatiebeoordeling blijkt dat een waarschuwing wordt gegeven, wordt deze op schrift gesteld en (indien mogelijk) namens de burgemeester aan belanghebbende(n) overhandigd/verzonden. Een waarschuwing is pandgebonden, maar kan niet worden ingeschreven in het gemeentelijk beperkingenregister want de Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen is hierop niet van toepassing..
Ter voorbereiding van een besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt het voornemen bekend gemaakt. Tegen dit voornemen kan een zienswijze, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling, worden ingediend (artikel 4:8 en 4:9 van de Awb). Hiervan wordt afgezien indien vereiste spoed zich hiertegen verzet (artikel 4:11, onder a, van de Awb).
De zienswijze kan een ander licht op de zaak werpen, waardoor een minder zware of juist zwaardere bestuursrechtelijke maatregel opgelegd moet worden.
-Last onder bestuursdwang inhoudende sluiting
Het besluit wordt op schrift gesteld en aangetekend verzonden aan diegene die bevoegd is de last uit te voeren. In de last onder bestuursdwang inhoudende sluiting worden in ieder geval de volgende elementen opgenomen:
Indien de overtreder geen gevolg geeft aan de last, zal de burgemeester overgaan tot feitelijke sluiting en zal het pand ontoegankelijk worden gemaakt en/of worden verzegeld. De overtreder/eigenaar kan tijdens de sluiting niet over het pand/zijn eigendom beschikken. Op grond van artikel 2.4.5, tweede lid, van de APV voor de gemeente Nijmegen is het verboden een pand te betreden, dat is gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
Als de overtreder zelf het pand niet afdoende heeft afgesloten, kan besloten worden om het pand alsnog te verzegelen. Verzegeling kan controle van het pand gemakkelijker maken. Het doorbreken van het zegel is strafbaar op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht.
Bij panden die aan verschillende personen worden verhuurd, zoals kamerverhuurpanden, kan, indien dit mogelijk is, worden besloten tot gedeeltelijke sluiting door sluiting van de afzonderlijke kamer(s) of een gedeelte van het pand. De rest van het pand blijft dan voor derden toegankelijk. Hierdoor worden bijvoorbeeld medebewoners, die niets met de overtreding te maken hebben, niet onnodig getroffen. Bij aanhoudende overlast kan het pand alsnog in zijn geheel gesloten worden.
Bewoners die niets met de overtreding(en) in en rond het pand te maken hebben, kunnen worden getroffen door het sluitingsbesluit. Uit jurisprudentie met betrekking tot artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens blijkt dat in dit geval aan de “onschuldige” bewoner passende, vervangende woonruimte moet worden aangeboden.
Op grond van de Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen dient de sluiting van het pand binnen vier dagen te worden ingeschreven in de landelijke voorziening.
De toepassing van bestuursdwang geschiedt ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Awb op kosten van de overtreder. Dat is in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek heeft verricht. Daarnaast kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk heeft begaan, doch aan wie de handeling is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en derhalve als overtreder worden aangemerkt. Van de eigenaar van een pand die dat verhuurt, mag worden gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het door hem verhuurde pand wordt gemaakt. De eigenaar kan bijvoorbeeld als overtreder worden aangemerkt, indien hij wist, dan wel redelijkerwijs had kunnen weten dat het pand als hennepkwekerij werd gebruikt.
·Afloop sluitingstermijn en heropening
Wanneer na heropening van het pand opnieuw overtreding van de Opiumwet plaatsvindt, wordt wederom conform de handhavingsmatrixen bestuurlijk opgetreden.
Indien een belanghebbende van mening is dat een voor een bepaalde tijd gesloten pand eerder heropend zou moeten worden, kan een gemotiveerd verzoek tot opheffing van het besluit worden ingediend bij de burgemeester. Dit verzoek kan alleen ingewilligd worden als de vrees voor herhaling verdwenen is en de burgemeester van oordeel is dat er door nieuwe feiten en omstandigheden een andere belangenafweging moet plaatsvinden. Het uitgangspunt is nadrukkelijk dat een opgelegde sluiting ook geëffectueerd wordt en alleen bij uitzondering tussentijds wordt opgeheven. Een verzoek wordt in ieder geval niet ingewilligd indien degene tot wie de sluiting zich richtte nog steeds gebruiker is van het pand. Ook zal er bij een lokaal sprake moeten zijn van een opvallend gewijzigd gebruik, bijvoorbeeld winkel in plaats van horeca of andersom, zodat evident is dat er een nieuwe onderneming gevestigd is. Verder zal er aangetoond moeten worden dat er voldoende maatregelen getroffen zijn om herhaling te voorkomen.
Een coffeeshop is een alcoholvrije inrichting waarin onder bepaalde voorwaarden (de zogenaamde gedoogcriteria, vastgesteld door het College van Procureurs-Generaal) de verkoop van softdrugs wordt gedoogd. Het niet naleven van deze voorwaarden kan leiden tot vervolging wegens softdrugshandel én bestuursrechtelijke maatregelen op grond van de Opiumwet. Verder kan de burgemeester op grond van de Opiumwet bestuursrechtelijk optreden tegen overtredingen van het gemeentelijke coffeeshopbeleid.
In de gemeente Nijmegen vallen coffeeshops onder een inrichting als bedoeld in artikel 2.3.1.1, eerste lid, sub a, onder 2, van de APV voor de gemeente Nijmegen, waardoor zij een exploitatievergunning nodig hebben. Uit de in deze vergunning opgenomen voorschriften blijkt tevens dat in de vergunde inrichting de verkoop van softdrugs onder voorwaarden wordt gedoogd.
De overtredingen van de bepalingen van het lokale coffeeshopbeleid worden in principe met artikel 13b van de Opiumwet gehandhaafd, maar optreden op grond van de APV blijft daarnaast mogelijk. Dit is niet in deze beleidsregel opgenomen.
Indien er sprake is geweest van een overtreding van een AHOJ-G-I criterium of vergunningsvoorwaarde of ander feit, waarvoor een waarschuwing is gegeven, dan volgt ook een maatregel als vervolgens een ander AHOJ-G-I criterium of vergunningsvoorwaarde wordt overtreden.
Het gaat bij overige lokalen om:
Grow- en smartshops vallen ook onder de voor het publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven. Sinds 1 maart 2015 zijn alle handelingen die de (grootschalige) illegale hennepteelt voorbereiden of vergemakkelijken strafbaar. Growshops die alleen leveren aan de kleine thuiskweker blijven legaal.
Een smartshop is een winkel, waar in het algemeen smartdrugs en andere psycho-actieve substanties worden verkocht en accessoires voor het gebruiken van dit soort middelen. Ook bel- en internetwinkels vallen onder de niet-vergunningplichtige, voor publiek toegankelijke lokalen.
Bij de bepaling van de op te leggen maatregelen, zoals opgenomen in onderstaande handhavingsmatrix, is een onderscheid gemaakt tussen hennepkwekerijen en de handel in soft- en/of harddrugs of aanwezigheid van een handelsvoorraad drugs. De burgemeester is van mening dat een lokaal minder bekend zal staan als drugspand als in het lokaal een hennepkwekerij is opgericht. De eigenaar/opdrachtgever van de kwekerij zal hier niet veel ruchtbaarheid aan willen geven. Dit in tegenstelling tot de situatie waarbij rechtstreeks vanuit het lokaal soft- en/of harddrugs worden verkocht of verstrekt, aangezien het lokaal dan (regelmatig) bezocht wordt door gebruikers en/of handelaren. De grens van 500 planten is gerelateerd aan de Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, waarin 500 planten aanleiding is om gevangenisstraf te vorderen. Bij een kleiner aantal planten wordt een taakstraf geëist.
Naast handhaving op grond van artikel 13b van de Opiumwet, kan ten aanzien van vergunningplichtige inrichtingen tegen overtredingen in of vanuit een overig lokaal opgetreden worden op grond van de desbetreffende regelgeving, zoals Drank- en Horecawet en de APV. Dit is niet in deze beleidsregel opgenomen.
Voor de niet-vergunningplichtige lokalen geldt dat overtredingen alleen op grond van artikel 13b van de Opiumwet worden gehandhaafd, omdat in beginsel geen wettelijke regelingen van toepassing zijn op grond waarvan handhavend opgetreden kan worden.
Hieronder wordt met woning bedoeld een pand waarop een woonbestemming rust en waar tevens feitelijke bewoning plaatsvindt.
De handhavingsmatrix is gebaseerd op een puntensysteem, waarbij een aantal aspecten is beoordeeld. Aan het eind worden alle punten bij elkaar opgeteld, waardoor een eindscore wordt verkregen. Door gebruik te maken van het puntensysteem wordt een zorgvuldige belangenafweging gemaakt, waarbij in het bijzonder rekening is gehouden met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
In geval van woningen in eigendom van een woningcorporatie wordt in beginsel niet overgegaan tot sluiting van de woning op basis van deze beleidsregel. Woningcorporaties en de gemeente hebben een bijzondere verantwoordelijkheid op grond van de Huisvestingswet waardoor een andere belangenafweging voorligt. De woningcorporaties zijn tevens partner in het Regionaal Hennepconvenant en verplichten zich daarmee tot het laten opzeggen van de huurovereenkomst door de huurder dan wel tot ontbinding van de huurovereenkomst.
6.1Wegnemen bekendheid van de woning
Dit aspect heeft betrekking op de noodzaak om de bekendheid van de woning als locatie van drugshandel weg te nemen.
De burgemeester is van mening dat de woning minder bekend zal staan als drugspand als in de woning een hennepkwekerij is opgericht. De eigenaar/opdrachtgever van de kwekerij zal hier niet veel ruchtbaarheid aan willen geven. Dit in tegenstelling tot de situatie waarbij vanuit de woning soft- en/of harddrugs worden verkocht of verstrekt, aangezien de gebruikers het pand regelmatig bezoeken.
Hierbij moet ook weer een onderscheid worden gemaakt tussen de handel aan eindgebruikers en aan groothandelaren. Bij handel aan groothandelaren is de bezoekfrequentie een stuk lager dan bij handel aan eindgebruikers, waardoor de afname van de bekendheid van het pand als drugspand bij groothandelaren een langer tijdsbestek zal innemen dan bij eindgebruikers en dus zwaarder meetelt.
Aanwijzing dat drugs zijn verkocht dan wel verstrekt: |
Het gaat hier over de inschatting van het risico dat drugshandel opnieuw in dezelfde woning plaatsvindt.
De burgemeester is van mening dat de kans dat er in de woning een handelshoeveelheid drugs dan wel een hennepkwekerij wordt aangetroffen groter is als in de betreffende woning al eerder een handelshoeveelheid, al dan niet in de vorm van een kwekerij is aangetroffen dan wanneer dit niet het geval is.
Daarnaast is de burgemeester van mening dat het risico groter is als de drugshandel door de eigenaar geschiedt.
Is sprake van verhuur en is de huurder zelf verantwoordelijk voor/betrokken bij de drugshandel en zijn er geen aanwijzingen dat de eigenaar/verhuurder het redelijkerwijs had kunnen vermoeden, dan is het risico op herhaling kleiner. Als de eigenaar/verhuurder wist of kon weten dat de huurder al eerder de Opiumwet heeft overtreden, wordt bijvoorbeeld verondersteld dat de eigenaar/verhuurder het redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
Het risico van herhaling wordt ook kleiner als de eigenaar/verhuurder de huurovereenkomst beëindigt. Gebeurt dit niet, dan kan de huurder nog gebruik maken van de woning waardoor de kans op herhaling aanwezig blijft dan wel groter wordt.
Ook is de kans op herhaling groter als al eerder met betrekking tot de woning is opgetreden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Onder eerdere toepassing van artikel 13b van de Opiumwet wordt verstaan zowel een waarschuwing als een bestuursrechtelijke maatregel.
Drugshandel door huurder en aanwijzing dat eigenaar/ verhuurder het redelijkerwijs had kunnen vermoeden | |
Drugshandel door huurder en eigenaar heeft huurovereenkomst niet beëindigd | |
6.3Voorkomen van verdere aantasting van het woon- en leefklimaat
Uit de omstandigheden kan blijken dat het woon- en leefklimaat is aangetast en weer hersteld moet worden. Een aanwijzing hiervoor kan zijn het gebruik van soft- en/of harddrugs in de directe omgeving van de bewuste woning.
6.4Herstel van verstoring van de openbare orde
Uit de omstandigheden kan blijken dat sprake is van onrust in de directe omgeving en dat de rust in de directe omgeving moet worden hersteld.
De burgemeester is van mening dat als er klachten van omwonenden bekend zijn bij politie en/of gemeente omtrent de wijze van gebruik van de woning, dit voldoende reden is om aan te nemen dat er sprake is van onrust.
De maatregelen genoemd in de matrix geven een richtlijn. In zéér uitzonderlijke gevallen kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van de beleidsregel en de daarin genoemde (zwaarte van de) bestuursrechtelijke maatregel.
Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.