Organisatie | Voorschoten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening Voorschoten 2010 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening Voorschoten 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | regels omtrent openbare orde en veiligheid |
Externe bijlagen | Bebouwde kom - noordelijk gedeelte Bebouwde kom - zuidelijk gedeelte |
Derde wijziging (06-06-2013)
Gezien de aan de gemeenteraad gepresenteerde geconsolideerde versie van de verordening zijn bepalingen in de verordening tot vaststelling van de derde wijziging omtrent het geheel vervangen van een artikel zo gelezen dat de vervanging slechts de tekst betreft, tenzij uitdrukkelijk wordt vermeld hoe de kop wordt gewijzigd.
Gebiedsaanwijzing artikel 2:48, eerste lid van de APV (verboden drankgebruik) in werking sinds 10-08-2007.
Aanwijzingsbesluit nachtvissen APV Voorschoten 2007, in werking sinds 13-06-2008.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-02-2017 | 30-12-2017 | art. 2:6, 2:14, 2:16, 2:25, 2:32, 2:36, 2:39, 2:45, 2:46, 2:60, 4:5, 4:7, 5:6, 5:11, 5:16, 5:22, 5:23, 5:29 en 5:32 | 02-02-2017 | Onbekend | |
21-07-2016 | 18-02-2017 | Zesde wijziging, art. 2:34b | 07-07-2015 | 5032 | |
26-06-2015 | 21-07-2016 | art. 1:1, 1:2, 1:3, 1:5, 1:8, 2:1, 2:3, 2:6, 2:11, 2:12, 2:14, 2:15, 2:21, 2:22, 2:25, 2:27, 2:28, 2:29, 2:31, 2:32, 2:33, 2:34, 2:34A, 2:39, 2:40, 2:41, 2:44, 2:45, 2:46, 2:48, 2:58, 2:60, 2:64, 2:67, 2:72, 2:73:, 2:76, 2:77, 2:78, 3:3, 3:5, 3:8, 3:9, 3:11, 4:1, 4:2, 4:3, 4:4, 4:6, 4:16, 4:19, 5:2, 5:3, 5:5, 5:6, 5:7, 5:8, 5:9, 5:11, 5:13, 5:14, 5:15, 5:16, 5:18, 5:20, 5:23, 5:24, 5:26, 5:30, 5:32, 5:33, 5:34, 5:36 en 6:2. | 11-06-2015 | 4550 | |
01-11-2014 | 26-06-2015 | art. 2:11, art. 5:24 | 01-10-2014 | 4032 | |
27-03-2014 | 01-11-2014 | art. 2:34a, 2:34b | 12-12-2013 | 3511 | |
07-06-2013 | 27-03-2014 | art. 1:1, 1:3, 1:3a, 1:10, 2:1, 2:6, 2:9, 2:10, 2:11, 2:12, 2:22, 2:24, 2:25, 2:28, 2:29, 2:39, 2:41, 2:45, 2:46, 2:47, 2:47a, 2:48, 2:50, 2:53, 2:57, 2:58, 2:59, 2:60, 2:64, 2:67, 2:71, 2:72, 2:74, 3:4, 3:5, 3:7, 3:12, 3:13, 4:6, 4:11, 4:13, 4:14, 4:18, 4:19, 5:2, 5.2a.5, 5:3, 5:6, 5:7, 5:8, 5:11, 5:12, 5:13, 5:15, 5:16, 5:18, 5:23, 5:24, 5:25, 5:32, 5:33, 5:34, 5:36 | 16-05-2013 Groot Voorschoten, 06-06-2013 | 3074 | |
07-02-2013 | 07-06-2013 | art. 2:1 | 31-01-2013 Groot Voorschoten, 07-02-2013 | 2967 | |
30-03-2012 | 07-02-2013 | art. 1:2, 1:3a, 1:9, 1:10, 2:10, 2:11, 2:12, 2:24, 2:25, 2:39, 2:48, 2:57, 2:58, 2:64, 2:75, 3:5, 3:6, 3:7, 3:13, 4:11, 4:13, 4:14, 4:15, 4:17, 4:19, 5:6, 5:8, 5:15, 5:20, 5:24, 5:25, 5:26, 5:28, 5:30, 5:33, 5:34 | 08-03-2012 Groot Voorschoten, 22-03-2012 | 2055 | |
16-12-2011 | 30-03-2012 | art. 4:11 | 28-06-2010 Groot Voorschoten, 15-12-2011 | 790 | |
24-09-2010 | nieuwe regeling. | 28-06-2010 Groot Voorschoten, 23-09-2010 | 421 | ||
24-09-2010 | 16-12-2011 | nieuwe regeling. | 28-06-2010 Groot Voorschoten, 23-09-2010 | 421 |
De raad van de gemeente Voorschoten
Gezien het voorstel van het college d.d 18 mei 2010,
Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de Algemene Wet Bestuursrecht;
De navolgende Algemene Plaatselijke Verordening Voorschoten 2010 vast te stellen
ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING VOORSCHOTEN 2010
- Afdeling 1: bestrijding van ongeregeldheden: artikelen 2: 1-1A
- Afdeling 2: betoging: artikel 2: 3
- Afdeling 3: verspreiden van gedrukte stukken: artikel 2: 6
- Afdeling 4: straatartiest: artikel 2: 9
- Afdeling 5: bruikbaarheid en aanzien van de weg: artikel 2: 10-12.
- Afdeling 6: veiligheid op de weg: artikel 2: 14-22
- Afdeling 7: evenementen: artikel 2: 24-26
- Afdeling 8: toezicht op horecabedrijven: artikel 2: 27-34
- Afdeling 9: toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf: artikel 2: 35-38
- Afdeling 10: toezicht op speelgelegenheden: artikel 2: 39-40
- Afdeling 11: maatregelen tegen overlast en baldadigheid: artikel 41-65
- Afdeling 12: bepalingen ter bestrijding van heling van goederen: artikel 2: 66-68
- Afdeling 13: vuurwerk: artikel 2: 71- 73
- Afdeling 14: drugsoverlast: artikel 74-74a
- Afdeling 15: bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen: artikel 2: 75-78
Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie ed.
- Afdeling 1: begripsbepalingen: artikel 3: 1-3
- Afdeling 2: seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke: artikel 3: 4-11
- Afdeling 3: beslissingstermijn, weigeringsgronden: artikel 3: 12-13
- Afdeling 4: beëindiging exploitatie, wijziging beheer: artikel 3: 14-15
Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de Gemeente
- Afdeling 1; geluidhinder en verlichting: artikel 4: 1-6
- Afdeling 2: bodem-, weg- en milieuverontreiniging; artikel 4: 7-9
- Afdeling 3: omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden: artikel 4: 10-12
- Afdeling 4: maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast: artikel 4: 13-16
- Afdeling 5: kamperen buiten kampeerterreinen: artikel 4: 17-19
Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
- Afdeling 1: parkeerexcessen: artikel 5: 1-12
- Afdeling 2a: paardenmarkt: artikel 5.2a.
- Afdeling 2; collecteren: artikel 5: 13
- Afdeling 3: venten: artikel 5: 14-16
- Afdeling 4: standplaatsen: artikel 5; 17-20
- Afdeling 5: snuffelmarkten: artikel: 5: 22-23
- Afdeling 6: openbaar water: artikel 5: 24-31Afdeling 7: crossterreinen, gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden; artikel 5: 32-33
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Artikel 1:7 Geldingsduur vergunning
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
AFDELING 1. BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
De burgemeester kan voor een openbare plaats voor een beperkte periode een samenscholingsverbod afkondigen indien naar het oordeel van de burgemeester op deze openbare plaats de openbare orde ernstig wordt verstoord door veelvuldige en structurele hinder of andere vormen van door een groep veroorzaakte overlast.
Artikel 2:1A Gebiedsontzegging
Het is degene aan wie dit door of namens de burgemeester in het belang van de openbare orde of zedelijkheid van te voren schriftelijk vooraf bekend is gemaakt verboden zich gedurende de uren daarbij genoemd, anders dan in een openbaar middel van vervoer te bevinden of aan door de burgemeester aangewezen wegen en plaatsen te bevinden. Dit verbod geldt gedurende de in de bekendmaking genoemde periode.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde en veiligheid voorschriften geven ter verzekering van een redelijke en veilige afwikkeling van het verkeer, ter beveiliging van personen of goederen, ter voorkoming van ernstige hinder voor anderen dan deelnemers aan de betoging en ter voorkoming van strafbare feiten.
AFDELING 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG
Artikel 2:10 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg
Het verbod uit het eerste en het tweede lid geldt niet voor:
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan. Degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten draagt er zorg voor, dat onmiddellijk na het beëindigen van de werkzaamheden en in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;
In afwijking van het eerste en tweede lid is geen vergunning vereist indien wordt voldaan an de door het college vastgestelde nadere eisen ten aanzien van door hen aangewezen stoffen en voorwerpen, mits:
1. Het voornemen tot het aanbrengen, plaatsen of hebben bij het college is gemeld en
2. De melding uiterlijk twee weken voorafgaande aan het aanbrengen, plaatsen of hebben is gedaan.
Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen of veranderen van een weg
Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht , de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Wegenverordening Zuid-Holland 2010, de Keur Rijnland 2009, de Telecommunicatiewet of de mede daarop gebaseerde Verordening werkzaamheden kabels en leidingen Voorschoten.
AFDELING 6. VEILIGHEID OP DE WEG
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Indien er bij jaarlijks terugkerende grote evenementen geen wijzigingen zijn ten opzichte van de eerder ingediende aanvraag dan stelt de organisator het bevoegd gezag hiervan op de hoogte. Deze jaarlijks terugkerende grote evenementen zijn de B-evenementen die zijn gekwalificeerd in het ‘kader evenementenveiligheid van de Veiligheidsregio Hollands Midden’. Het bevoegd gezag zal met de reeds bestaande stukken de aanvraag voor een nieuwe vergunning in behandeling nemen.
Voor jaarlijks terugkerende grote evenementen waarbij wel wijzigingen zullen voorkomen ten opzichte van de eerder ingediende aanvraag behoeft de organisator alleen de wijzigingen ten opzichte van de eerder ingediende aanvraag door te geven aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag zal deze wijzigingen met de reeds bestaande stukken gebruiken voor de aanvraag van een nieuwe vergunning. De organisator is verantwoordelijk deze wijzigingen te melden met in acht neming van de in artikel 1:3 genoemde termijnen.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing’.
AFDELING 8. TOEZICHT OP HORECABEDRIJVEN
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf
Het eerste lid geldt niet voor:
een horecabedrijf voor het nuttigen van niet-alcoholische dranken in een winkelruimte in de zin van de winkeltijdenwet en niet zijnde een inrichting, die in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als een smartshop, growshop of coffee shop indien het horecabedrijf niet meer ruimte inneemt dan maximaal 10m2 en maximaal 20% van het totale vloeroppervlak van de voor de clientèle toegankelijke binnenruimte, en indien geen terras aanwezig is of beoogd is. De ingebruikname van de ruimte als voornoemd moet wel bij het college worden gemeld.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
Bij de toepassing van de in het vijfde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
In afwijking van artikel 2:10 is de burgemeester bevoegd om te beslissen over de ingebruikneming van de weg ten behoeve van een terras, indien een vergunningaanvraag ook betrekking heeft op bij het horecabedrijf behorende terrassen die zich op de weg bevinden. Bij vergunningvoorschrift kunnen afwijkende openingstijden van het terras worden bepaald.
Indien de aanvrager om gronden voortvloeiend uit artikel 5, lid 3 van de Wet Justitiële en Strafvorderlijke gegevens geen verklaring omtrent gedrag kan verkrijgen in verband met zijn leeftijd, kan de burgemeester ontheffing verlenen van de verplichting tot het overleggen van een verklaring van goed gedrag.
Afdeling 8A BIJZONDERE BEPALINGEN OVER HORECABEDRIJVEN ALS BEDOELD IN DE DRANK- EN HORECAWET
AFDELING 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of als kampeerder verblijft op een terrein is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting of dat terrein volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
AFDELING 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
Artikel 2:39 Speelgelegenheden en speelautomatenhal
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
AFDELING 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op of aan de weg of op openbaar water, dan wel in voor het publiek toegankelijke gebouwen alcoholhoudende drank te nuttigen indien dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren of het woon- en leefklimaat aantasten.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen en bromfietsen
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden en paarden
De eigenaar of houder van een hond is verplicht, indien hij zich met een hond op plaatsen bevindt genoemd in het eerste lid, een deugdelijk opruimmiddel bij zich te hebben dat geschikt is voor de directe verwijdering van de uitwerpselen van de hond en is tevens verplicht dit opruimmiddel te tonen op verzoek van een toezichthouder of een (bijzonder) opsporingsambtenaar.
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
AFDELING 12. BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit).
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen
Het is verboden op of aan door de burgemeester aangewezen wegen of weggedeelten middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
AFDELING 15. BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in één of meer van de volgende artikelen van deze verordening groepsgewijs niet naleven:
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten een bevel geven zich gedurende ten hoogste 48 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen] kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste 12 weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
AFDELING 2. SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKE
De exploitatievergunning is telkens geldig gedurende vijf jaar, tenzij twee maanden voor het verlopen ervan een verklaring omtrent gedrag wordt overgelegd door de exploitant van de inrichting. Deze verklaring omtrent gedrag mag niet ouder zijn dan 2 maanden voor de datum waarop de vergunning zou verlopen. Ook overigens moet niet gebleken zijn van omstandigheden die in strijd zijn met de gedragsregels voor een exploitant zoals bedoeld in artikel 3: 5 van de APV.
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
- bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
- de artikelen 137c tot en met 137g , 140 , 240b , 242 tot en met 249 , 252 , 250a (oud), 273f , 300 tot en met 303 , 416 , 417 , 417bis , 426 , 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht ;
- de artikelen 8 en 162, derde lid , alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994 ;
- de artikelen 1, onder a, b en d, 13 , 14 , 27 en 30b van de Wet op de Kansspelen ;
De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
De burgemeester kan met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid, personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid, verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen of gebieden en op de tijden bedoeld in het eerste lid onder b.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het verbod bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
AFDELING 3: BESLISTERMIJN, WEIGERINGSGRONDEN
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, achterwege worden gelaten, in het belang van:
AFDELING 4: BEËINDIGING EXPLOITATIE, WIJZIGING BEHEER
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit – van zondag tot en met donderdag uiterlijk om 24.00 uur beëindigd en op vrijdag en zaterdag uiterlijk om 01.00 uur beëindigd.
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
AFDELING 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
AFDELING 3. Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Artikel 4:10 Begripsbepalingen omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 4:11 Verbod tot het vellen van een houtopstand
De vergunning kan worden geweigerd:
indien het door de aanvrager gesteld maatschappelijk belang bij het vellen van de waardevolle boom of houtopstand niet opweegt tegen het belang bij behoud van de monumentale boom op grond van de natuurwaarde, de landschappelijke, cultuurhistorische of beeldbepalende waarde van die boom of houtopstand;
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld dan wel op andere wijze tenietgegaan is, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de aanwijzingen binnen een door hen te
Indien de houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in lid 1 van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die
AFDELING 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4:14 Verbod handelsreclame
opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
Artikel 4:15 Bescherming verkeersveiligheid, hinder, openbare orde
Het is verboden door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in artikel 4:14 tweede lid, ernstige hinder voor de omgeving te veroorzaken, de veiligheid van het verkeer of de openbare orde in gevaar te brengen.
AFDELING 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerst lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4:18 Recratief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen
Het is verboden dat op de in het eerste lid bedoelde plaatsen ten behoeve van nachtvissen meer dan één onderkomen geschikt voor maximaal twee personen, geplaatst wordt voor een langere
periode dan 48 uur aaneengesloten te gebruiken door degene die op dat moment ook daadwerkelijk vist met één of meer hengels.
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5.2a.1 Begripsbepalingen
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 5.2a.4 Taak marktmeester
De marktmeester ziet, waar nodig in overleg met de met de keuring belaste dierenarts en/of de inspecteur, er op toe dat het gebruik van het paardenmarktterrein geschiedt met inachtneming van het bepaalde in paragraaf 4 van het Besluit.
Artikel 5.2a.5 Toegang paardenmarkt aanvoer
Tot de marktplaats mogen paarden slechts worden aangevoerd van 6.00 uur tot 10.00 uur. Alle paarden dienen uiterlijk om 14.00 uur des namiddags van de marktplaats verwijderd te zijn.
Artikel 5.2a.7 Verbodsbepalingen plaats innemen
Het is niet toegestaan op het paardenmarktterrein: een plaats in te nemen:
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartwet , het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Vaarwegenverordening Zuid-Holland, de Telecommunicatiewet en de Verordening werkzaamheden kabels en leidingen Voorschoten.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
AFDELING 7. CROSSTERREINEN, GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
Artikel 5:33 Beperking verkeer in parken, plantsoenen enz.
AFDELING 9. VERSTROOIING VAN AS
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Aanvragen om een vergunning of ontheffing bedoeld in de artikelen 2:10, vierde lid, 2: 11. 4: 11, 4: 13 en 4: 14 die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van de dag waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold voor de inwerkingtreding van die wet.