Organisatie | Nijmegen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken |
Citeertitel | Inspraakverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 150 en art. 156
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-02-2008 | 09-10-2012 | Onbekend | 23-01-2008 Gemeenteblad 2008/034 | raadsvoorstel 4/2008 |
De raad van de gemeente Nijmegen,
gelezen het voorstel van het college van 16 oktober 2007 nummer 4/2008;
gelet op de artikelen 150 en 156 van de Gemeentewet;
I in te trekken de Inspraakverordening, vastgesteld bij zijn besluit van 22 februari 1995
II vast te stellen de Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken.
Het bestuursorgaan stelt voor elk voornemen waarop inspraak wordt verleend in een inspraakplan de procedure vast die in concreto zal worden gevolgd. Het bestuursorgaan maakt zijn besluit op de gebruikelijke wijze bekend, en informeert ter zake indien van toepassing en redelijkerwijs mogelijk de belanghebbenden.
Ter afronding van de inspraak stelt het bestuursorgaan tegelijk met het beleid waarop de inspraak betrekking had een beknopt eindverslag vast. Dit verslag bevat:
een aanduiding van de resultaten van deze inbreng waarbij voor zover relevant wordt aangegeven of en in hoeverre deze inbreng is overgenomen, dan wel met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten de inbreng niet is overgenomen of waarom niet tot aanpassing van een beleidsvoornemen is overgegaan.
Aldus vastgesteld door de raad van Nijmegen op 23 januari 2008
De voorzitter, mr. Th.C. de Graaf
De griffier, drs. M.M.V. Mientjes
Op basis van de huidige inspraakverordening regelt het college zowel de inspraak voor de besluiten waartoe hij zelf bevoegd is, als die voor de raad en de burgemeester.
In de praktijk is dit wel beargumenteerd met de stelling dat inspraak regelen hoort tot de voorbereidende taak van het college.
Niet voorzien is echter in de sinds de invoering van het duale stelsel alleszins voor de hand liggende mogelijkheid dat ook de raad bijvoorbeeld voor nota’s die hij zelf opstelt een eigen inspraakprocedure wil voeren.
Ook is er geen rekening mee gehouden dat het college geen beleidsvoorbereidende taak heeft inzake besluiten van de burgemeester.
Het voor de hand liggende uitgangspunt is dat elk bestuursorgaan zijn eigen inspraak moet regelen. De modelverordening van de VNG gaat daar ook expliciet vanuit. Wij nemen dit in ons voorstel over.
Niettemin is het in de praktijk in zeer veel gevallen wenselijk dat het college de inspraak op raadsbesluiten regelt. Hierop gaan wij bij artikel 4 nader in.
Object van inspraak; inspraakprocedure
Artikel 2 laat elk bestuursorgaan om te beginnen enige vrijheid om te bepalen of een onderwerp zich leent voor inspraak.
Die vrijheid geldt weer niet als een wet tot inspraak hetzij volgens de verordening hetzij tot specifieke vormen van inspraak verplicht.
De besluiten om al dan niet inspraak te verlenen zijn besluiten als bedoeld in de Awb.
Voorgesteld te bepalen dat inspraak altijd wordt verleend als de wet dat bepaalt, en dat het dan ook gebeurt op de wijze zoals de wet dat voorschrijft.
Een wettelijke inspraakprocedures treffen we bijvoorbeeld aan de Wet op de ruimtelijke ordening die voor diverse ruimtelijke plannen toepassing van afdeling 3.4 Awb voorschrijft.
Wat wel blijft is dat dan de gemeente vrijheid houdt (en daarmee op grond van onze eigen verordening in principe verplicht blijft) op de besluitvorming voor andere besluiten in het voortraject de gemeentelijke inspraakverordening toe te passen.
Een andere aanpak treffen we aan in de Wet milieubeheer, die voor het gemeentelijk milieubeleidsplan in artikel 4.17 en de afvalstoffenverordening in artikel 10.26 het college resp. de raad opdragen ingezetenen en belanghebbenden te betrekken op de voet van de gemeentelijke inspraakverordening. Ook de Wet stedelijke vernieuwing draagt het college in artikel 7 op bij de voorbereiding van het ontwikkelingsprogramma inspraak op de voet van de inspraakverordening te verlenen.
De Wet maatschappelijke ondersteuning (artikel 11) geeft het college eveneens een dergelijke opdracht voor de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning. Artikel 47 Wet werk en bijstand doet het wéér anders en schrijft voor dat de raad bij verordening de cliëntenparticipatie regelt. Het college moet bovendien de burgers in de gelegenheid stellen zelfstandig voorstellen voor het maatschappelijke ondersteuningsbeleid in te dienen.
De aanduiding van belanghebbenden en ingezetenen als inspraakgerechtigden is rechtstreeks ontleend aan de Gemeentewet. Ingezetenen kunnen altijd inspreken ook als ze in juridische zin geen rechtstreeks belang bij het onderwerp hebben.
Inspraak zo zegt dit artikel begint met een inspraakplan. Hieruit vloeit ook voort dat inspraak tijdig en op effectieve wijze als zodanig wordt aangekondigd.
Het (juridisch) probleem van de combinatie van beleidsvoorbereiding met inspraak door het college voor raadsbeleid wordt opgelost in het tweede lid, doordat de raad daar deze bevoegdheid expliciet aan het college overdraagt. Den raad kan zich deze bevoegdheid in voorkomende gevallen voorbehouden.
Voor de duidelijkheid wordt het algemeen geldende uitgangspunt vastgelegd dat de raad kaders kan stellen voor de wijze waarop alle gemeentelijke bestuursorganen dus ook hij zelf met inspraak om moeten gaan.
Het eindverslag over de inspraak is overgenomen uit de huidge verordening. Voorgesteld wordt overigens nu te volstaan met een beknopt verslag. Dit kan onderdeel uitmaken van het besluit of de overwegingen behorend bij het besluit omtrent het beleid waar de inspraak betrekking op had.