Organisatie | Drimmelen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2017 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017. Deze verordening vervangt per 1 januari 2017 de 'Verordening rioolheffing 2016'.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-01-2017 | 01-01-2018 | Onbekend | 08-12-2016 | Onbekend |
De raad van de gemeente Drimmelen;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 november 2016;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2017
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
Met betrekking tot deze belasting wordt als gebruiker aangemerkt:
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
De belasting als bedoeld in artikel 3, wordt geheven:
per perceel, met dien verstande dat meer dan één perceel in één aanslag kan worden begrepen én naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat door Brabant Water N.V. in de laatste verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of door de gebruiker is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald.
In geval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of een bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met een vaste capaciteit in bedrijf is geweest, kan worden afgelezen.
Het gestelde in het eerste lid van artikel 5 is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
De op de voet van het tweede lid van artikel 5 berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd, indien wordt aangetoond dat de laatstbedoelde hoeveelheid minimaal 20% bedraagt van de eerstbedoelde hoeveelheid water.
Indien voor de in artikel 3 bedoelde percelen, in verband met het ontbreken van afzonderlijke watermeters of in verband met het ontbreken van een voorgaande verbruiksperiode, niet de hoeveelheid water kan worden vastgesteld zoals hiervoor omschreven, wordt voor de gebruikers van die percelen de verdeelsleutel gehanteerd zoals deze door de respectievelijke gebruikers wordt gebruikt voor de onderlinge verdeling van de waternota van Brabant Water N.V. Bij het ontbreken van een dergelijke regeling wordt overgegaan tot een zo reëel mogelijke verdeling of inschatting op basis van beschikbare gegevens, waarbij het jaarlijks waterverbruik voor eenpersoonshuishoudens alsdan gesteld wordt op 50m³.
De belasting als bedoeld in artikel 2 bedraagt:
€ 147,50 en € 0,41 per m³, bij een hoeveelheid afvalwater van 251 t/m 500 m³; € 250,00 en € 0,08 per m³, bij een hoeveelheid afvalwater van 501 t/m 1.000 m3;
€ 290,00 en € 0,03 per m³, bij een hoeveelheid afvalwater van meer dan 1.000 m3.
Artikel 7 Tijdelijk gebruik van het gemeenteriool of gemeentewater
De belasting voor het afvoeren van water in geval van bronnering bedraagt, per lozingseenheid:
Voor een periode korter dan één maand € 101,60
Voor een periode langer dan één maand € 51,25, vermeerderd met € 51,25 per maand of gedeelte hiervan.
Onder lozingseenheid wordt verstaan: een pomp met afvoerslangen
De belasting wordt niet geheven ter zake van:
• gebouwde eigendommen, welke in hoofdzaak worden gebruikt voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten;
• gebouwde eigendommen, die eigendom zijn van de gemeente en die uitsluitend worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente;
• gebouwde eigendommen, welke uitsluitend worden gebruikt als inrichting voor het geven van onderwijs.
Artikel 12 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later)
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnbedragen waarvan de eerste termijn vervalt op de 28e dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
De in het tweede lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen 56 dagen na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan geldt de betaaltermijn als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 14 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
De ‘Verordening rioolheffing 2016’, vastgesteld op 10 december 2015, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.