De raad van de gemeente Westerveld;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15
november 2016;
gelet op het bepaalde in de artikelen 216, 219 en 229, eerste lid, aanhef en
onderdeel a en b van de Gemeentewet;
B E S L U I T:
vast te stellen de:
Verordening op de heffing en invordering van markt- en standplaatsgelden
2017.
Artikel 1 Begripsomschrijving
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
marktstandplaats: een op en voor de duur van de markt door of namens
het college
van burgemeester en wethouders aangewezen ruimte voor het
uitoefenen van de markthandel op een weekmarkt.
- b.
marktdagplaats: een marktstandplaats die per marktdag beschikbaar
wordt gesteld.
- c.
vaste marktplaats: een marktstandplaats die tot wederopzegging
beschikbaar wordt
gesteld.
- d.
marktstandplaatshouder: ieder aan wie het door of namens het college
van burgemeester en
wethouders is toegestaan om gedurende een weekmarkt een
marktstandplaats te bezetten.
- e.
standplaats: een voor een bepaalde tijd door of namens het college
van
burgemeester en wethouders aangewezen plaats niet zijnde een
winkel of een markt waar goederen te koop worden aangeboden.
- f.
standplaatshouder: ieder aan wie het door of namens het college van
burgemeester en
wethouders is toegestaan om een standplaats in te nemen.
Artikel 2 Aard van de heffing en belastbaar feit
- 1.
Onder de naam marktgeld wordt een recht geheven voor het innemen van een
marktstandplaats voor het uitoefenen van de markthandel op onze
weekmarkten en daarmee verband houdende handelingen en/of het gebruik
van verstrekte hulpmiddelen.
- 2.
Onder de naam standplaatsgeld wordt een recht geheven voor het innemen
van een standplaats voor het uitstallen, aanbieden of verkopen van
diensten of goederen in het kader van de ambulante handel op een door
burgemeester en wethouders aangewezen locatie, niet zijnde een winkel of
op een weekmarkt.
- 3.
Onder de naam standplaatsgeld met elektra wordt een recht geheven voor
het innemen van een standplaats alsmede voor het ter beschikking stellen
van een door de gemeente aangebrachte elektriciteitsvoorziening.
- 4.
Onder de naam standplaatsgeld met elektra (verlichting) wordt een recht
geheven voor het innemen van een standplaats alsmede voor het ter
beschikking stellen van een door de gemeente aangebrachte
elektriciteitsvoorziening voor verlichting.
- 5.
Onder de naam standplaatsgeld wordt een recht geheven voor het mogen
innemen van een standplaats voor het uitstallen, aanbieden of verkopen
van goederen in het kader van de particuliere handel op een door
burgemeester en wethouders aangewezen (particuliere) locatie,
niet zijnde een winkel of op een weekmarkt.
Artikel 3 Belastingplicht
- 1.
Het marktgeld genoemd in artikel 2, lid 1 wordt geheven van de
marktstandplaatshouder.
- 2.
Het standplaatsgeld genoemd in artikel 2, lid 2, 3, 4 en 5 wordt geheven
van een standplaatshouder.
Artikel 4 Belastingtijdvak
Voor zover de marktgelden worden geheven per jaar is het
belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar. Voor de
standplaatsgelden is het belastingtijdvak gelijk aan de periode
waarvoor de vergunning tot het innemen van een standplaats is
verleend.
Artikel 5 Belastinggrondslag
- 1.
Het marktgeld wordt berekend naar het aantal strekkende meters
frontlengte van de ingenomen standplaats waarbij een gedeelte van een
strekkende meter voor een volle strekkende meter wordt gerekend.
- 2.
Het standplaatsgeld wordt vastgesteld op een vast bedrag, afhankelijk
van de frequentie en de duur van de periode dat de standplaats wordt
ingenomen.
Artikel 6 Tarieven
- 1.
Het marktgeld van artikel 2, lid 1 bedraagt:
- a.
voor een dagplaats (of gedeelte daarvan) € 1,80 per
strekkende meter met een minimum van: € 14,40
- b.
voor een vaste marktplaats € 6,08 per strekkende meter
per maand, met een minimum van: € 48,64
- 2.
Het standplaatsgeld voor het gebruik van een standplaats
als bedoeld in artikel 2, lid 2 bedraagt:
- a.
voor een standplaats voor één dag in de week, per jaar:
€ 336,65
- b.
voor een standplaats voor één dag in de week voor een
periode korter dan een jaar, maar langer of gelijk aan
een maand, per maand: € 28,30
- c.
voor een standplaats korter dan een maand, per dag: €
10,20
- 3.
Het standplaatsgeld voor het gebruik van een standplaats
als bedoeld in artikel 2, lid 3 bedraagt:
- a.
voor een standplaats voor één dag in de week, per jaar:
€ 540,65
- b.
voor een standplaats voor één dag in de week voor een
periode korter dan een jaar, maar langer of gelijk aan
een maand, per maand: € 45,40
- c.
voor een standplaats korter dan een maand, per dag: €
13,80
- 4.
Het standplaatsgeld voor het gebruik van een standplaats
als bedoeld in artikel 2, lid 4 bedraagt:
- a.
voor een standplaats voor één dag in de week, per jaar:
€ 387,65
- b.
voor een standplaats voor één dag in de week voor een
periode korter dan een jaar, maar langer of gelijk aan
een maand, per maand: € 32,40
- c.
voor een standplaats korter dan een maand, per dag: €
10,95
- 5.
Het standplaatsgeld voor het gebruik van een standplaats
als bedoeld in
artikel 2, lid 5 bedraagt:
- a.
voor een standplaats voor één dag in de week, per jaar:
€ 153,00
- b.
voor een standplaats voor één dag in de week voor een
periode korter
dan een jaar, maar langer of gelijk aan een maand, per
maand: € 9,95
- c.
voor een standplaats korter dan een maand, per dag: €
4,35
- 6.
Het recht voor het gebruik van een (seizoens)standplaats
voor de verkoop vanijs bedraagt per maand: € 72,65
- 7.
Voor een standplaats op meer dan één dag in de week
worden de in lid 2, 3, 4 en 5 genoemde standplaatsgelden
vermenigvuldigd met het aantal dagen waarvoor per week
een standplaats is toegewezen.
Artikel 7 Wijze van heffing
- 1.
Het markt- en standplaatsengeld wordt geheven door
middel van een mondelinge dan wel eengedagtekende
schriftelijke kennisgeving, waaronder ook wordt begrepen
een nota of ander
schriftuur.
- a.
Het verschuldigde bedrag wordt in de kennisgeving, de
nota of ander schriftuur vermeld.
Artikel 8 Ontstaan van belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
Marktgeld
- a.
Het marktgeld als bedoeld in artikel 6, lid 1 is
verschuldigd bij de aanvang van hetbelastingtijdvak of,
indien de belastingplicht in de loop van het
belastingtijdvak aanvangt, bij de aanvang van de
belastingplicht.
- b.
Indien de belastingplicht in de loop van het
belastingtijdvak aanvangt, is het in het eerstelid, sub
a van dit artikel bedoelde marktgeld verschuldigd over
zoveel twaalfde gedeelten
als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van
de belastingplicht, nog volle kalendermaanden.
- c.
Indien de belastingplicht in de loop van het
belastingtijdvak eindigt, wordt voor het in ditartikel,
eerste lid, sub a bedoelde marktgeld ontheffing verleend
over zoveel twaalfde
gedeelten als er in dat jaar, na het tijdstip van het
eindigen van de belastingplicht nog volle
kalendermaanden overblijven.
- 2.
Standplaatsgeld
- a.
Het standplaatsgeld als bedoeld in artikel 6, lid 2 t/m
7, is verschuldigd bij de aanvang van het
belastingtijdvak of, indien de belastingplicht in de
loop van het belastingtijdvak aanvangt, bij de aanvang
van de belastingplicht.
- b.
Indien de belastingplicht in de loop van het
belastingtijdvak aanvangt, is het in het tweedelid, sub
a van dit artikel bedoelde standplaatsgeld verschuldigd
over zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar, na
het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog
volle kalendermaanden.
- c.
Indien de belastingplicht in de loop van het
belastingtijdvak eindigt, wordt voor het in ditartikel,
eerste lid, sub a bedoelde standplaatsgeld ontheffing
verleend over zoveel twaalfde
gedeelten als er in dat jaar, na het tijdstip van het
eindigen van de belastingplicht nog volle
kalendermaanden overblijven.
Artikel 9 Tijdstip van betaling
- 1.
- 1.
Het markt- en standplaatsgeld moet, met inachtneming
van onderstaande leden, wordenvoldaan in vier gelijke
termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de
laatste dag van de maand volgende op die van de dagtekening van de
schriftelijke kennisgeving. De volgendetermijnen
vervallen elke drie maanden na het vervallen van de
vorige termijn.
- 2.
Indien na het ontstaan van de belastingplicht voor het
markt- of standplaatsgeld zeven, acht of negen
kalendermaanden resteren tot het einde van het
belastingjaar, moet het verschuldigde bedrag worden voldaan in drie gelijke termijnen,
waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand
volgende op die van de dagtekening van de schriftelijke
kennisgeving. De volgende termijnen vervallen elk drie
maanden na de vorige termijn.
- 3.
Indien na het ontstaan van de belastingplicht voor het
markt- of standplaatsgeld vijf of zes kalendermaanden
resteren tot het einde van het belastingjaar moet het
verschuldigde bedrag worden voldaan in twee gelijke
termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag
van de maand volgende op die van de dagtekening van de
schriftelijke kennisgeving. De tweede termijn vervalt
drie maanden na de eerste termijn.
- 4.
Indien na het ontstaan van de belastingplicht voor
markt- of standplaatsgeld vier kalender- maanden of
minder resteren tot het einde van het belastingjaar,
moet het verschuldigde bedrag worden voldaan op de laatste dag van de maand volgende
op die van de dagtekening van de schriftelijke
kennisgeving.
- 5.
In afwijking van bovenstaande leden vervalt de
betaaltermijn voor standplaatsgelden minder dan € 275,--
op de laatste dag van de maand volgende op die van de
dagtekening van de schriftelijke kennisgeving.
- 6.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in
de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 10 Kwijtschelding
Bij de invordering van de markt- en standplaatsgelden wordt geen
kwijtschelding verleend.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels
geven met betrekking tot de heffing en invordering van de markt-
en standplaatsgelden.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De ‘Verordening markt- en standplaatsgelden 2016’,
vastgesteld bij raadsbesluit van
15 december 2015, wordt ingetrokken met ingang van de
in het 3e lid genoemde datum van
Ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van
toepassing blijft op de belastbare feiten
die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de
1e dag na die van bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari
2017.
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening
markt- en standplaatsgelden 2017’.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van 20 december 2016.
de raadsgriffier, de voorzitter,
R.J. van der Veen H. Jager