Organisatie | Bunschoten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels Verordening Jeugd 2017 gemeente Bunschoten |
Citeertitel | Nadere regels Verordening Jeugd 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Verordening Jeugd 2017 gemeente Bunschoten, artt. 2 lid 3, artikel 4 en artikel 6 lid 3 en 4
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | Nieuwe regeling | 19-12-2016 | Onbekend |
Burgemeester en wethouders van Bunschoten;
gelet op artikelen 2 lid 3, artikel 4 en artikel 6 lid 3 en 4, van de Verordening Jeugd 2017 gemeente Bunschoten;
overwegende dat het wenselijk is nadere regels vast te stellen ter uitvoering van de Verordening Jeugd 2017 gemeente Bunschoten;
Hoofdstuk 2: Toegang jeugdhulp, zijnde een individuele voorziening, via de gemeente
Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 5, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.
Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen: in het kader van het uitgangspunt 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur, wordt de hulp of begeleiding die door verschillende partijen gegeven wordt op elkaar afgestemd. En in samenspraak met het gezin vastgelegd in een Plan van Aanpak.
Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.
Conform artikel 2.3 van de Jeugdwet waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van het inzetten van de aangewezen voorziening. Het college heeft daartoe professionals in een sociaal team aangesteld. Deze professionals hanteren op basis van het vooronderzoek (artikel 4), het gesprek (artikel 5), het verslag (artikel 6) en de aanvraag (artikel 7) de volgende afwegingsfactoren en verstrekken een onderbouwd advies aan het college om een overige voorziening, een algemene voorziening of een individuele voorziening te treffen.
Daar waar van toepassing hanteren de professionals richtlijnen om de afweging zorgvuldig te maken.
Hoofdstuk 3: Regels voor persoonsgebonden budget
Artikel 9. Wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb) wordt vastgesteld
Toelichting nadere regels Verordening jeugdhulp 2015
Hoofdstuk 1 Vormen van jeugdhulp
Artikel 1 Overige voorzieningen
De overige voorzieningen zijn vrij toegankelijk beschikbaar zonder een aanvraagprocedure. De overige voorzieningen bestaan uit het laagdrempelig verlenen van informatie en advies en uit het verstrekken van ambulante hulpverlening. Voor een deel van de hulpvragen zal volstaan kunnen worden met een vrij toegankelijke voorziening. Indien dit niet toereikend is, wordt een individuele voorziening ingezet. Daarnaast kunnen de overige voorzieningen een goede ondersteuning bieden bij de inzet van een individuele voorziening.
Ouders en jeugdige kunnen zonder een aanvraag rechtstreeks toegang krijgen tot overige voorzieningen. De gemeente communiceert duidelijk naar de inwoners welke voorzieningen direct toegankelijk zijn en welke voorzieningen niet direct toegankelijk zijn.
Artikel 2 Individuele voorzieningen
De individuele voorziening is een voorziening die alleen via een aanvraag en een beschikking kan worden ingezet. Het is een voorziening, die niet vrij toegankelijk is voor ouders en jeugdigen. De diensten die onder het gedwongen kader vallen zijn niet op aanvraag beschikbaar, maar worden opgelegd via de rechtbank. Het gaat hier om jeugdbescherming en jeugdreclassering. De gemeente is verantwoordelijk voor een toereikend aanbod van deze voorzieningen.
De individuele voorzieningen betreffen specialistische hulpverlening/begeleiding en kan zowel ambulant als in een intramurale setting worden geboden.
In de Verordening Jeugd 2017 Gemeente Bunschoten, (artikel 2, lid 2) worden de volgende individuele voorzieningen genoemd:
Onder specialistische jeugdhulp wordt in ieder geval verstaan
In deze Nadere regels Verordening Jeugd 2017 gemeente Bunschoten (inwerkingtreding 1 januari 2017) wordt een vertaling gemaakt zoals beschreven in artikel 2.
Deze indeling past binnen de ingezette beweging in het sociaal domein en sluit aan bij de vormen van individuele voorzieningen zoals staan beschreven in artikel 2 lid 2 van de Verordening Jeugd 2017 gemeente Bunschoten.
Hoofdstuk 2 Toegang jeugdhulp via de gemeente
Artikel 3 lid 1 en 2 Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag
De gemeente organiseert de toegang tot de jeugdhulp. We gaan er hiervan uit dat de toegang naar jeugdhulp zo dicht mogelijk bij het kind en gezin wordt georganiseerd. Na bevestiging van hulpvraag wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek, indien mogelijk zal het gesprek bij de ouders en jeugdige thuis plaatsvinden.
Wanneer er sprake is van spoedeisende hulp, kan direct een individuele voorziening worden ingezet. Dit betekent dat de ouders en jeugdige geen procedure hoeven te doorlopen om de nodige zorg te ontvangen.
Het sociaal teamlid informeert de ouders en jeugdigen over de procedure van het gesprek en informeert de ouders en jeugdigen over hun rechten en plichten. Het kan zijn dat een sociaal teamlid op basis van de gegevens uit het brede gesprek nader onderzoek doet om te bepalen of belanghebbende een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet nodig heeft. Het aanvragen van advies door andere deskundigen kan onderdeel uitmaken van het onderzoek. Het is van belang dat de ouders (en jeugdigen) toestemming geeft voor het uitwisselen van persoonsgegevens.
Na bevestiging van hulpvraag wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek. Op voorhand bepalen de nadere regels niet precies wanneer deze afspraak wordt gemaakt. Afhankelijk van de hulpvraag kan het namelijk zijn dat het sociaal team eerst gegevens wil verzamelen voor een goede voorbereiding op het gesprek.
Wanneer de gegevens bekend zijn bij het sociaal team, dan is het niet nodig om het gehele vooronderzoek opnieuw te houden.
Het familiegroepsplan is in artikel 1.1 van de Jeugdwet gedefinieerd als: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. In artikel 4.1.2 van de Jeugdwet is bepaald dat de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling bij het uitvoeren van artikel 4.1.1 Jeugdwet en indien sprake is van vroegsignalering van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als eerste de mogelijkheid biedt om, binnen redelijke termijn, een familiegroepsplan op te stellen. Op voorhand bepalen deze nadere regels niet wat een redelijke termijn is. Per situatie kan met het gezin hierover afspraken worden gemaakt. Op grond van artikel 2.1., onder g, Jeugdwet, maakt het familiegroepsplan onderdeel uit van het gemeentelijk beleid.
Van het gesprek wordt een schriftelijk verslag opgesteld. Daarin staan de in samenspraak met de ouders en jeugdigen, en indien aanwezig andere personen uit het sociale netwerk, tot stand gekomen oplossingen (een arrangement). In plaats van een verslag kan ook een plan van aanpak worden opgesteld. De inhoud daarvan bevat in ieder geval ook de strekking van de genoemde onderzoeksonderwerpen.
Het verslag vormt de belangrijkste basis voor de beslissing op de aanvraag. Nadat de ouders en jeugdigen beschikt over het verslag is het wel de verantwoordelijkheid van de ouders en jeugdige, al dan niet personen uit het sociale netwerk, zelf te beslissen of een aanvraag wordt ingediend. Als de ouders en jeugdige niet eens is met het opgestelde plan, dan is er altijd een mogelijkheid voor de ouders en jeugdige om aan te geven waarom hij niet akkoord is.
Als de ouders en/of jeugdige het plan ondertekent en het plan is voorzien van zijn naam, burgerservicenummer (BSN), geboortedatum en een dagtekening, kan het plan fungeren als aanvraagformulier voor een individuele voorziening; als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek.
In de inleiding van de Jeugdwet wordt in overweging genomen dat het wenselijk is dat hulp op maat wordt geboden, er meer ruimte voor professionals is en tot het demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren van de jeugdsector, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt.
De genoemde afwegingsfactoren zijn daarop gericht. Passende jeugdhulp wordt geboden zo licht als het kan, zo zwaar als het moet. Waarbij de beoordeling van wat passende jeugdhulp is aan de professional wordt overgelaten. De professionals in het sociaal team verstrekken een onderbouwd advies op basis van intercollegiale toetsing en stellen richtlijnen op die behulpzaam zijn bij het formuleren van dat advies.
In de Jeugdwet staat vermeld dat de ouder of jeugdige op eigen kracht of met hulp van zijn sociaal netwerk in staat moet zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren (zie artikel 8.1.1).
Wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld
Een individuele voorziening in de vorm van een PGB wordt alleen verstrekt indien de aanvrager dit gemotiveerd, aan de hand van een opgesteld plan vraagt. De ouders (en jeugdige) moet motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is. Conform het geen in de Jeugdwet (artikel 8.1.1.) staat kan het niet beschikbaar zijn van ZIN die identiteitsgebonden is, een reden zijn dat ZIN ‘niet passend is’. In het plan moet duidelijk worden aangetoond dat de verstrekking van een PGB aantoonbaar leidt tot veilige, betere en effectievere ondersteuning. Ook dient de ondersteuning aantoonbaar doelmatiger te zijn. De gemeente beoordeelt of dit plan voldoet. Door het opstellen van een persoonlijk plan wordt de ouders en jeugdige gestimuleerd na te denken over zijn zorgvraag, deze uit te werken en te concretiseren.
Bij de vaststelling van de tarieven voor dienstverlening wordt een onderscheid gemaakt tussen zorgverlening door professionals in dienst van een instelling, professionals niet in dienst van een instelling en niet professionals (zoals werkstudenten, sociaal netwerk). Het PGB voor dienstverlening door professionals in dienst van een instelling bedraagt 100% van het door het college vast te stellen tarief. Voor dienstverlening door professionals niet in dienst van een instelling (zoals ZZP-ers) wordt uitgegaan van 75% van het vastgestelde tarief omdat deze professionals lagere overheadkosten hebben. Voor de categorie niet professionals hanteert het college een bedrag van 50% van het vastgestelde tarief.
Wanneer de jeugdhulp die gefinancierd wordt uit het PGB duurder blijkt te zijn dan de hulp in natura, mag het PGB niet op voorhand worden geweigerd. Gemeenten mogen in dit geval ervoor kiezen alleen een budget te verstrekken ter hoogte van het ingekochte ZIN-tarief (zorg in natura). De extra kosten om de jeugdhulp uit het PGB te contracteren, kunnen dan bijbetaald worden door de aanvrager.