Organisatie | Rucphen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening gemeente Rucphen 2017 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Rucphen 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | 19-09-2018 | Onbekend | 14-12-2016 Onbekend | Onbekend |
De raad van de gemeente Rucphen;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 november 2016;
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;
gezien het advies van de commissie Algemeen Bestuur en Middelen van 1 december 2016;
besluit vast te stellen de Financiële verordening gemeente Rucphen 2017.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;
overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.
De raad kan bepalen dat hij, naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken voor bepaalde onderwerpen kaders wil stellen en daarover geïnformeerd wil worden in extra paragrafen. Evenzo kan de raad bepalen dat aan paragrafen aanvullende onderwerpen ten opzichte van hetgeen in het Besluit Begroting en Verantwoording is vermeld, dienen te worden toegevoegd.
Het college biedt jaarlijks aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 15 juli vast.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Het college informeert de raad als ze verwacht, dat de lasten van een programma het geautoriseerde bedrag dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een programma het geautoriseerde bedrag dreigen te onderschrijden. Daarbij doet het college een voorstel voor wat betreft het moment en de wijze waarop de raad een voorstel tot bijstelling van de raming wordt aangeboden.
Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten en investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.
Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 500.000,00 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage
Rapportage vindt in elk geval plaats over de eerste drie en de eerste acht maanden van het begrotingsjaar.
Bij de rapportage die over de eerste acht maanden wordt opgesteld, wordt de realisatie en raming van de investeringskredieten vermeld, tevens worden alle reserves en voorzieningen op de noodzaak van instandhouding en op de toereikendheid beoordeeld. Indien nodig doet het college de raad voorstellen tot het vormen van, storten in en aanwenden van reserves en voorzieningen.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa
Artikel 10. Reserves en voorzieningen
Artikel 11. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
Voor de toerekening van de overheadkosten wordt het deel van die kosten dat kan worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.
Voor de toerekening van de overheadkosten wordt het deel van die kosten dat kan worden die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten, rechten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het achtste en negende lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.
In afwijking van het zevende lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.
In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.
Artikel 12. Prijzen economische activiteiten
Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de tarieven voor de onroerende zaak-belastingen, de rioolheffingen en de afvalstoffenheffing. Voor overige belastingen, rechten en heffingen wordt per geval beoordeeld of een voorstel met betrekking tot tarieven wordt gedaan. Indien het college besluit dat dit laatste niet het geval is, wordt dit in het voorstel aan de raad toegelicht.
Artikel 14. Financieringsfunctie
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
Artikel 16. Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt aan de raad voor tenminste de op grond van artikel 12 van het Besluit Begroting en Verantwoording verplichte onderdelen een (onderhouds)plan ter vaststelling aan. Het plan omvat tenminste het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de kosten daarvan en de looptijd van het plan. Indien van toepassing worden ook uitbreidingen en de daaruit voortvloeiende onderhoudskosten in het plan opgenomen.
Artikel 18. Verbonden partijen
In de begroting neemt het college in de paragraaf verbonden partijen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
-De richtlijnen waarmee de gemeenschappelijke regelingen rekening moeten houden bij het opstellen van de kaderbrief en de begroting van het jaar volgend op dat waarop de begroting van de gemeente betrekking heeft.
Het college biedt de raad een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Artikel 21. Financiële organisatie
Het college draagt zorgt voor:
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 5 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
De Financiële verordening gemeente Rucphen 2014, vastgesteld op 24 september 2014 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.
Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel
Aldus vastgesteld door
de raad van de gemeente Rucphen
in zijn openbare vergadering van 14 december 2016
de griffier,
J.C.W.M. Rosiers-Goorden MSc.
de voorzitter,
mr. M. van der Meer Mohr.
Tabel afschrijvingstermijnen volgens verordening art. 212
·Gronden en terreinen geen afschrijving, tenzij (*)
(*) Gronden die deel uitmaken van een ander activum, worden over een gelijke periode als dat activum afgeschreven indien na het einde van de levendsduur van dat activum de grond geen waarde meer heeft.
·Weg- en waterbouwkundige werken
(*) wanneer na onderzoek reconstructie volgt: het onderzoek meenemen in afschrijvingstermijn reconstructie.
Regels voor het vormen van reserves en voorzieningen, stortingen in of bestedingen ten laste van de reserves en voorzieningen:
Jaarlijks wordt, bij de tussentijdse rapportage over de eerste 8 maanden van het jaar, aan raad een actueel overzicht van bestemmingsreserves aangeboden. Daarbij worden ook de onttrekkingen en stortingen die zijn geraamd in de meerjarenbegroting, opgenomen. Indien een reserve of een restant daarvan niet meer benodigd is, valt het saldo vrij ten gunste van de algemene reserve.
Aangezien egalisatievoorzieningen, zoals bedoeld in artikel 44 lid 1c van het BBV, geen verplichtend karakter hebben, en toevoegingen en onttrekkingen meerjarig kunnen worden geraamd, zijn de regels die hiervoor zijn beschreven voor bestemmingsreserves ook op deze categorie voorzieningen van toepassing.
Er vindt geen rentetoevoeging plaats op de reserves en voorzieningen