Organisatie | Amersfoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort houdende regels maatschappelijke ondersteuning Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning Amersfoort 2017 |
Citeertitel | Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning Amersfoort 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Nadere regels verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2016, I.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | 01-01-2018 | nieuwe regeling | 29-11-2016 | 5376426 |
Burgemeester en wethouders van Amersfoort;
Gelet op de artikelen 4.9 derde lid, 5.2 zesde en zevende lid, 6.1 derde lid, 7.2 eerste lid en 9.4 tweede lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2017;
Besluit vast te stellen de volgende nadere regels:
Nadere regels verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2017
HOOFSTUK 2 AANVULLENDE REGELS DEELNAME MAATSCHAPPELIJK VERKEER
HOOFDSTUK 3 PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Artikel 3.1 Algemene bepalingen
Het tarief voor een PGB voor diensten wordt mede gebaseerd op het door de cliënt opgestelde Uitvoeringsplan PGB, waarbij deze nadere regels en het Financieel besluit bij de verordening en nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2017 gemeente Amersfoort de grondslag vormen voor het besluit.
Artikel 3.2 Budgetperiode hulpmiddelen
Het PGB wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor zover van toepassing met de economische levensduur die geldt voor de met het PGB aan te schaffen dan wel in te kopen hulpmiddel en wordt gesteld op 7 jaar. De budgethouder wordt geacht gedurende deze periode te kunnen gebruikmaken van een compenserende maatwerkvoorziening.
Artikel 3.3 Hoogte persoonsgebonden budget diensten
50% voor personen uit het sociaal netwerk, indien er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst,
op basis van de door het college vastgestelde tarief in natura voor het betreffende onderdeel (per uur of naar rato daarvan of per resultaat). Het college stelt deze tarieven vast in het Financieel besluit bij de verordening en nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2017.
Artikel 3.4 Persoonsgebonden budget beschermd wonen
Bij toekenning van PGB voor beschermd wonen wordt beoordeeld of de budgethouder in aanmerking komt voor de wooninitiatieventoeslag. Daarbij geldt dat de wooninitiatieventoeslag bestemd is voor kosten gemaakt voor het organiseren van de ondersteuning van PGB-houders, de gemeenschappelijke ruimte en infrastructuur in het kader van doelmatige ondersteuning en voor zover het niet mogelijk is deze te financieren uit voorliggende voorzieningen, waaronder het PGB beschermd wonen.
HOOFDSTUK 4 TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN
Artikel 4.1 Financiële draagkracht
Onder een beperkte financiële draagkracht als bedoeld in artikel 7.1 eerste lid van de verordening wordt verstaan:
HOOFDSTUK 5 BIJDRAGE IN DE KOSTEN
Artikel 5.1 Verschuldigde bijdrage in de kosten maatwerkvoorziening en persoonsgebonden budget
Het bedrag per vier weken dat een meerpersoonshuishouden indien een van beiden niet pensioengerechtigd is dient te betalen bedraagt € 0,00 per vier weken. Dit bedrag wordt verhoogd overeenkomstig de situatie genoemd in artikel 3.8, eerste lid onder b, onderdeel 1 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
Voor hulpmiddelen en woningaanpassingen geldt dat de cliënt en/of de persoon als bedoeld in artikel 6.1 tweede lid van de verordening indien het een woningaanpassing betreft voor een persoon jonger dan 18 jaar, een bijdrage in de kosten is verschuldigd op basis van de kostprijs in onderstaande schema.
Het doel van de normen als bedoeld in het vorige lid is onwenselijke en onveilige situaties te minimaliseren waarbij 3 thema’s centraal staan:
cliëntgerichte ondersteuning, hetgeen gepaard kan gaan met een door de aanbieder opgesteld ondersteuningsplan wat in samenspraak met de cliënt tot stand is gekomen en is afgestemd op zijn behoeften. De aanbieder voert dat plan uit, toetst en evalueert dit regelmatig in samenspraak met de cliënt en/of zijn vertegenwoordiger;
veilige voorziening, wat betrekking heeft op: de cliëntveiligheid (sociale en fysieke veiligheid), professionals en vrijwilligers in contact met cliënten en beleid over ongewenst gedrag en veiligheid van cliënt en professional, daaronder begrepen het beschikken over een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). De aanbieder werkt conform het protocol calamiteitentoezicht als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, van de wet;
Toelichting nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning 2017
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In dit hoofdstuk zijn een aantal noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen die geen nadere toelichting behoeven.
Hoofdstuk 2 Aanvullende regels ondersteuning deelname maatschappelijke verkeer
Artikel 2.1 Omvang gebruik Regiotaxi
Indien de cliënt een gebruikerspas krijgt toegewezen bepaalt dit artikel het aantal zones op jaarbasis. Verder kan een (noodzakelijk) begeleider gratis meereizen.
Hoofdstuk 3 Persoonsgebonden budget
Artikel 3.1 Algemene bepalingen
Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.
Artikel 3.2 Budgetperiode hulpmiddelen
Dit artikel bepaalt dat het PGB toereikend wordt geacht voor de periode waarvoor het wordt toegekend. Voor de cliënt die het PGB binnen de budgetperiode volledig heeft besteed vanwege een door hem gemaakte keuze geldt dat het college niet verplicht is om binnen deze periode opnieuw een PGB te verstrekken voor de eerder geïndiceerde voorziening. Denk in dit kader aan de situatie dat met het PGB een andere voorziening wordt aangeschaft dan de door het college geïndiceerde voorziening. De gemaakte keuze blijft in principe voor rekening en risico van de cliënt (CRVB:2015:4918). Een andere opvatting zou er feitelijk op neer komen dat het college ook de aan de keuze van de cliënt verbonden extra kosten zou moeten vergoeden. Dit verdraagt zich niet met het bepaalde in artikel 3.3, eerste lid, van de verordening dat slechts aanspraak bestaat op de goedkoopste passende bijdrage. Het tweede lid bepaalt dat een met het PGB aangeschafte voorziening na afloop van de budgetperiode nog steeds als (goedkoopst) passende bijdrage kan worden gekwalificeerd door het verlenen van instandhoudingskosten.
Artikel 3.3 Hoogte persoonsgebonden budget diensten
Dit artikel geeft invulling aan de delegatiebepaling van artikel 5.2, zevende lid, van de verordening. Het college stelt de hoogte van het PGB vast op basis van de kwalificatie die aan de ondersteuner kan worden gegeven. Er zijn 3 mogelijkheden waarbij 3 percentages van het natura-tarief worden gehanteerd. Daarbij wordt opgemerkt dat bij personen uit het sociaal netwerk sprake kan zijn van een arbeidsovereenkomst. Is dat het geval, dan wordt het 50%-tarief niet toegepast.
Artikel 3.4 Persoonsgebonden budget beschermd wonen
Dit artikel geeft invulling aan de delegatiebepaling van artikel 4.9, derde lid, van de verordening. Uit de wettelijke definitie van beschermd wonen volgt dat het een maatwerkvoorziening betreft voor (noodzakelijk) verblijf in een accommodatie van een instelling (zie begripsbepaling van de verordening) en bijbehorende aangewezen ondersteuning. In het geval de cliënt recht heeft op een PGB worden eisen gesteld aan de accommodatie, het moet gaan om een zogeheten kleinschalige woonvorm. Hoewel dat impliciet uit de wet kan worden afgeleid bepaalt het tweede lid expliciet dat verblijf bij ouders of wettelijk vertegenwoordigers niet kan worden aangemerkt als kleinschalige woonvorm. Omdat het beschermd wonen ook bestaat uit aangewezen ondersteuning, zoals begeleiding (individueel gericht of in groepsverband) al dan niet met vervoer, spreekt het voor zich dat daarvoor aparte tarieven gelden. Daarnaast kan het zijn dat de budgethouder in aanmerking komt voor een wooninitiatieftoeslag.
Artikel 3.5 Besteden persoonsgebonden budget buiten Amersfoort
Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.
Hoofdstuk 4 Tegemoetkoming meerkosten
Artikel 4.1 Financiële draagkracht
Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.
Artikel 4.2 Hoogte tegemoetkoming
Dit artikel bepaalt de kaders voor de hoogte van de tegemoetkoming meerkosten afhankelijk van de kostensoort en verwijst voor de bedragen naar het Financieel besluit bij de verordening en nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2017 gemeente Amersfoort.
Hoofdstuk 5 Bijdrage in de kosten
Artikel 5.1 Verschuldigde bijdrage in de kosten maatwerkvoorziening en persoonsgebonden budget
Dit artikel geeft invulling aan de delegatiebepaling van artikel 6.1, derde lid, van de verordening. Naast deze nadere regels zijn er een tweetal andere algemeen verbindende voorschriften die hiermee in relatie staan. Het betreft het Financieel besluit waarin voornamelijk de concrete bedragen (de kostprijs) staan en de nadere regels over de hoogte van de bijdrage in de kosten voor beschermd wonen en opvang. Het tweede lid bepaalt voor welke maatwerkvoorziening geen bijdrage verschuldigd is. In het vierde tot en met het achtste lid van dit artikel is bepaald of een bijdrage is verschuldigd, en zo ja wat de hoogte daarvan is. Het negende lid regelt de hoogte en de omvang (duur) voor de bijdrage in de kosten voor woningaanpassingen en hulpmiddelen.
In de Wmo 2015 staat in hoofdstuk 3 (artikelen 3.1-3.5 van de wet) beschreven wat relevante kwaliteitseisen zijn. Zo wordt bepaald dat de (maatwerk)voorziening zelf veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht moet zijn. Andere eisen die relevant zijn hebben betrekking op regelingen voor de afhandeling van klachten, medezeggenschap, meldcode en betrokken professionals. In artikel 3.4, eerste lid, van de wet is bepaald dat de aanbieder bij de toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1 van de wet onverwijld melding doet van iedere calamiteit die bij de verstrekking van een voorziening heeft plaatsgevonden en van geweld bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van de nadere regels. Dit afwijken kan alleen maar ten gunste en nooit ten nadele van de cliënt. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet nadrukkelijk worden beschouwd als een uitzondering.
Artikel 7.2 Citeertitel en inwerkingtreding
Dit artikel regelt de inwerkingtreding, waarbij geen overgangsrecht is opgenomen. Dat betekent dat deze nadere regels, net als de verordening, onmiddellijke werking hebben.