Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Alkmaar

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar houdende regels omtrent de Wet taaleis Beleidsregels Wet taaleis 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlkmaar
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar houdende regels omtrent de Wet taaleis Beleidsregels Wet taaleis 2016
CiteertitelBeleidsregels Wet taaleis 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling treedt in werking op de vroegst mogelijke datum.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-12-2016nieuwe regeling

14-06-2016

Gemeenteblad 2016, 187849

.

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Wet taaleis Gemeente Alkmaar 2016

Betreffende de Participatiewet,

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatieweten en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      College: het college van burgemeester en wethouders;

    • b.

      Uitkering: de door het college verleende bijstand in het kader van de Participatiewet;

    • c.

      Participatiewet: de Participatiewet met inbegrip van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz);

    • d.

      Wet taaleis: de wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand teneinde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan die wet (Wet taaleis WWB);

    • e.

      Besluit taaltoets: het ‘Besluit taaltoets Participatiewet’;

    • f.

      Referentieniveau: het fundamentele niveau (F-niveau) taal en rekenen volgens de richtlijnen van de Rijksoverheid. Dit niveau is vergelijkbaar met taalniveau A2;

Artikel 2. Aantonen kennis Nederlandse taal

Belanghebbenden worden door het college uitgenodigd om door overleg van bewijsstukken aan te tonen dat zij de Nederlandse taal voldoende beheersen, tenzij

  • a.

    op basis van objectieve gronden kan worden vastgesteld dat belanghebbende 8 jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd;

  • b.

    belanghebbende na 1 september 1963 is geboren en tussen zijn achtste en vijftiende levensjaar tenminste acht jaar in Nederland heeft gewoond;.

  • c.

    belanghebbende met een ander document, zoals bedoeld in artikel 18b lid 2 onder c van de Participatiewet kan aantonen dat hij de Nederlandse taal voldoende beheerst;

  • d.

    belanghebbende met een ander document kan aantonen dat hij gedurende 8 jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd, zoals bedoeld in artikel 18b lid2 onder a. van de Participatiewet.

  • e.

    belanghebbende onder de doelgroep van de Wet inburgering valt.

Artikel 3. Taaltoets

  • 1.

    Indien een belanghebbende niet kan aantonen dat hij de Nederlandse taal voldoende beheerst, wordt een taaltoets afgenomen;

  • 2.

    De taaltoets wordt uitgevoerd door een door het college aangewezen instantie;

  • 3.

    In het geval van een nieuwe aanvraag, dan wordt de taaltoets afgenomen binnen een termijn die ten hoogste 8 weken bedraagt na de ontvangst van de aanvraag.

Artikel 4. Uitzonderingen

Geen taaltoets wordt afgenomen indien:

  • 1.

    vastgesteld wordt dat elke vorm van verwijtbaarheid om aan de taaleis te voldoen ontbreekt.

  • 2.

    de persoon een wettelijk erkende opleiding volgt waarvan de afronding leidt tot uitreiking van een aangewezen diploma, certificaat of ander document, op mbo2-niveau of hoger.

  • 3.

    tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal beheerst;

  • 4.

    tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, en dat op grond van in de persoon gelegen factoren is vastgesteld dat belanghebbende niet is staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F machtig te worden.

  • 5.

    belanghebbende een uitkering had in een andere gemeente en in die gemeente al een toets heeft afgelegd. De toets resultaten en trajectafspraken worden overgenomen, tenzij deze onvoldoende zekerheid bieden over de actuele taalvaardigheid.

  • 6.

    de uitkering voor korte duur wordt verstrekt en vast staat wat de einddatum van de uitkering zal zijn.

Artikel 5. Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid

Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt in ieder geval indien er:

  • a.

    sprake is van een gediagnosticeerd leerprobleem;

  • b.

    door een educatie-instelling is vastgesteld dat op grond van in de persoon gelegen factoren, belanghebbende niet is staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F machtig te worden;

  • c.

    een ontheffing is van de arbeidsplicht is op grond van psychische, fysieke of sociale problematiek, conform artikel 9 lid 5 van de Participatiewet.

Artikel 6. Relatie met de Wet educatie beroepsonderwijs

Wanneer belanghebbende voor de ingangsdatum van de Wet taaleis begonnen is met een taaltraject in het kader van de Wet educatie beroepsonderwijs en dit traject loopt nog bij de taalaanbieder, dan kan dit aangemerkt worden als ‘voldoende inspanning’ van de kant van belanghebbende, zoals bedoeld is in de Wet taaleis.

Artikel 7

Belanghebbende die na de uitkomst van de toets, waaruit blijkt dat hij niet of niet in voldoende mate de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst, wordt binnen 8 weken na de uitkomst van de toets door het college schriftelijk in kennis gesteld van het redelijk vermoeden als bedoeld in artikel 18b lid 1 van de Wet.

Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 juli 2016.

  • 2.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels Wet taaleis 2016”.

Aldus vastgesteld in de college vergadering van 14-6-2016

Burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar.

Toelichting op de beleidsregels Wet taaleis 2016

Algemeen

De Eerste Kamer heeft op 17 maart 2015 ingestemd met het wetsvoorstel ‘Wet taaleis WWB’ (hierna: Wet taaleis). Dit wetsvoorstel is een uitvloeisel van een aantal afspraken uit het regeerakkoord “Bruggen slaan”.

 

Het niet voldoende beheersen van de Nederlandse taal is nadrukkelijk géén uitsluitingsgrond of toegangsvoorwaarde voor bijstand. De taaleis is alleen van toepassing, als er recht op bijstand bestaat en heeft betrekking op alle bijstandsgerechtigden. De taaleis legt een inspanningsverplichting op aan belanghebbende. Voldoende is, dat de belanghebbende zich inspant om de Nederlandse taal voldoende machtig te worden. Doel van die inspanningsverplichting is om de volgende vaardigheden in de Nederlandse taal op referentieniveau 1F te verwerven:

  • -

    Spreekvaardigheid;

  • -

    Luistervaardigheid;

  • -

    Gespreksvaardigheid;

  • -

    Schrijfvaardigheid;

  • -

    Leesvaardigheid.

 

Met de Wet taaleis krijgt de gemeente de verplichting om van bijstandsgerechtigden te verlangen dat zij actief werken aan hun taalvaardigheid. Zonder Nederlands te begrijpen en te spreken is het immers veel moeilijker om aan het werk te komen en daarmee uit de bijstand te komen. Bovendien draagt kennis van de taal bij aan maatschappelijke participatie.

 

De Participatiewet kent een brede arbeids- en re-integratieverplichting. Gezien het belang van de beheersing van de Nederlandse taal voor arbeidsinschakeling is ervoor gekozen om de Participatiewet uit te breiden met een taaleis. In artikel 18b is de inlichtingenplicht uitgebreid met de verplichting om aan te tonen dat de aanvrager de Nederlandse taal beheerst.

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel bevat de begripsbepalingen die op deze beleidsregels van toepassing zijn.

 

Artikel 2.

sub b.

In de leerplichtwet 1969 is inwerking getreden op 30 mei 1968 en regelt vanaf het schooljaar waarin het kind 6 wordt, 9 jaar onderwijs gevolgd moet worden (van zesde tot 15e jaar). Daarvoor was de regel dat kinderen met een leeftijd tussen 6 en 12 jaar onderwijs moesten volgen, en voor die groep kunnen we niet objectief vaststellen dat 8 jaar Nederlandstalig onderwijs is gevolgd. Voor belanghebbenden die onder de leerplichtwet 1969 vielen, kan wel objectief worden vastgesteld, dat zij 8 jaar Nederlandstalig onderwijs hebben gevolgd.

 

Concreet betekent dit dat iedereen die in het schooljaar 1968-1969 6 jaar werd, onder de leerplichtwet 1969 viel. Daarom gaan we ervan uit dat iedereen die in Nederland is geboren met geboortedatum later dan 1-9-1963, en gedurende de leerplichtige leeftijd minimaal 8 jaar in Nederland heeft gewoond, dan ook 8 jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd.

 

Dat belanghebbende in Nederland woonachtig is geweest hoeft niet verder bewezen te worden, omdat dat blijkt uit de aan de gemeente ter beschikking staande registraties.

 

sub c/d.

Met deze bepaling wordt de mogelijkheid open gehouden om voor mensen op basis van bepaalde criteria op voorhand vast te stellen dat ze de taal voldoende beheersen of 8 jaar Nederlandstalig onderwijs hebben gevolgd. Hierbij kan worden gedacht aan het hebben van:

  • -

    een Nederlands diploma op het niveau Mbo-2 of hoger.

  • -

    certificaten of diploma’s van erkende onderwijsinstellingen (zowel basis- als voortgezet/beroepsonderwijs), waaruit blijkt dat de Nederlandse taal op niveau 1F beheerst wordt; dit kan ook particulier of Nederlandstalig onderwijs in het buitenland zijn.

  • -

    Certificaten of diploma’s van particulier of Nederlandstalig onderwijs in het buitenland zijn:

    • o

      een Belgisch diploma, waaruit blijkt dat het Nederlandstalig onderwijs betreft + cijferlijst (beide documenten voorzien van apostille);

    • o

      een Surinaams diploma + cijferlijst (beide documenten voorzien van apostille);

    • o

      een diploma van het Europees baccalaureaat van de Europese school, met Nederlands als 1e of 2e taal en een voldoende voor het vak Nederlands;

    • o

      een getuigschrift International baccalaureaat Middle Years Certificate, International General Certificate of Secondary Education of International Baccalaureaat met een voldoende voor het vak Nederlands.

  • -

    een diploma Staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT-2), programma I of II;

  • -

    een WIN-Certificaat, met bijbehorende verklaring van de school, met voldoende niveau voor onderdeel Maatschappij Oriëntatie (t/m 31 augustus 2001 85% of hoger, vanaf 1 september 2001 80% of hoger) en voldoende taalniveau op alle onderdelen (niveau A2);

  • -

    een Certificaat Inburgering Oudkomers met op alle taalonderdelen niveau A2;

  • -

    een document waaruit blijkt dat de Verkorte Vrijstellingstoets is afgelegd en behaald;

  • -

    een certificaat Naturalisatietoets (zoals dit luidde voor 1 april 2007). Hieruit moet blijken dat belanghebbende geslaagd is voor de volgende vijf onderdelen: kennis van staatsinrichting en maatschappij; spreek-, luister-, schrijf- en leesvaardigheid.

 

Bij een ander document kan bijvoorbeeld worden gedacht aan (deel)certificaten, waaruit blijkt dat men de Nederlandse taal op niveau 1F beheerst (taalcursussen).

 

sub e.

De strekking van dit lid is dat de groep die tevens valt onder de Wet inburgering, niet wordt uitgenodigd in het kader van de Wet taaleis. Dit is in alle gevallen een overbodige belasting van zowel belanghebbende als de uitvoering:

  • -

    Als een belanghebbende inburgeringsplichtig is, en hij volgt een inburgeringstraject, dan wordt dit gezien als voldoende inspanning zoals bedoeld in de Wet taaleis. Het heeft dan geen zin om de klant een Taaltoets te laten doen: hoogstwaarschijnlijk zal hij deze (nog) niet halen en vervolgens zal het deelnemen aan het inburgeringstraject als voldoende inspanning worden beschouwd.

  • -

    Heeft belanghebbende nog geen start gemaakt met het inburgeringstraject, dan kan vanuit de Wet inburgering een boete dreigen. Het uitnodigen van belanghebbende in het kader van de Wet taaleis kan leiden tot een verlaging van de uitkering. Wettelijke bepalingen staan een dergelijke “dubbele sanctionering” in de weg.

  • -

    Een derde groep is de groep die inburgeringsplichtig zijn geweest, maar waarvan de inburgeringsplicht is gestopt vanwege een ontheffing. Als deze ontheffing verband houdt met aantoonbare vergeefse inspanningen of medische gronden, zal die ook gelden als inspanningen worden gevraagd in het kader van de Wet taaleis. Als de ontheffing te maken heeft met aantoonbare voldoende inburgering, dan ligt het in de geest van de wet dat ook de taaltoets niet meer nodig is.

 

Artikel 3. Taaltoets

Dit artikel geeft aan welke instelling de taaltoets uitvoert. De taaltoets wordt uitgevoerd door een door het college aangewezen instantie.

 

Artikel 4. Geen taaltoets

Bij de keuze om geen taaltoets af te nemen is sprake van maatwerk. De omstandigheden van belanghebbende en in de persoon gelegen factoren moeten worden meegewogen in dit besluit. In dit artikel worden aantal situaties beschreven waarin geen taaltoets wordt afgenomen.

 

Artikel 5. Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid

Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid kan op meerdere plaatsen in het werkproces van toepassing zijn. Voorbeelden hiervan zijn bij het beoordelen van wel of geen taaltoets en gedurende het taaltraject. De genoemde vormen zijn niet limitatief.

 

sub a.Een leerprobleem dat vastgelegd is in een officiële verklaring van een deskundige, zoals een dyslexie-verklaring.

 

sub b.Belanghebbenden die in het verleden diverse malen een taalcursus hebben gevolgd, zonder direct aantoonbaar resultaat, kunnen bij de educatie-instelling een leerbaarheidstest doen. Als daaruit blijkt dat belanghebbende niet (meer) leerbaar is, is het redelijk om dit te zien als het ontbreken van verwijtbaarheid.

 

Sub c.Verder ontbreekt bij belanghebbenden waarvan, door een medisch of psychologisch advies, is vastgesteld dat zij op dit moment niet deel kunnen nemen aan activiteiten (ontheffing van de arbeidsplicht, algemene ontheffing) elke vorm van verwijtbaarheid.

 

Artikel 6. Relatie met de Wet educatie en beroepsonderwijs

Indien belanghebbenden een aanbod met als doel taalverhoging heeft aanvaard en dit nog volgt op de ingangsdatum van de Wet taaleis is men actief bezig met verbetering van de beheersing van de Nederlandse taal. Zij leveren daarmee ‘voldoende inspanning’.

Dit laat onverlet dat de voortgang van het traject ook voor deze groep wordt gemonitord.

 

Artikel 7

Als belanghebbende de taaltoets niet haalt, dan ontvangt hij hiervan een schriftelijke kennisgeving. Deze kennisgeving bevat ook informatie hoe de belanghebbende alsnog aan de inspanningsverplichting kan voldoen.

 

Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 juli 2016.

  • 2.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels Wet taaleis 2016”.

 

 

Aldus vastgesteld in de college vergadering van….

Burgemeester en wethouders van…