Organisatie | Westerveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van markt- en standplaats gelden 2010 |
Citeertitel | Verordening markt- en standplaatsgelden 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-12-2009 | 01-01-2014 | Nieuwe regeling | 22-12-2009 Da's mooi, 30-12-2009 | Onbekend |
De raad van de gemeente Westerveld;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wet-houders van 10 november 2009;
gelet op het bepaalde in de artikelen 216, 219 en 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b van de Gemeentewet;
Verordening op de heffing en invordering van markt- en standplaats gelden 2010.
Artikel 2 Aard van de heffing en belastbaar feit
Onder de naam standplaatsgeld wordt een recht geheven voor het ter beschikking stellen van een standplaats voor het uitstallen, aanbieden of verkopen van goederen in het kader van de ambulante handel op een door burgemeester en wethouders aangewezen locatie, niet zijnde een winkel of op een weekmarkt.
Voor zover de marktgelden worden geheven per jaar is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar. Voor de standplaatsgelden is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor de vergunning tot het innemen van een standplaats is verleend.
Het markt- en standplaatsengeld wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder ook wordt begrepen een nota of ander schriftuur.
Het verschuldigde bedrag wordt in de kennisgeving, de nota of ander schriftuur vermeld.
a. Het marktgeld als bedoeld in artikel 6, lid 1 is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht.
b. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is het in het eerste lid, sub a van dit artikel bedoelde marktgeld verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
c. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt voor het in dit artikel, eerste lid, sub a bedoelde marktgeld ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar, na het tijdstip van het eindigen van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.
Het markt- en standplaatsgeld moet, met inachtneming van onderstaande leden, worden voldaan in vier gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die van de dagtekening van de schriftelijke kennisgeving. De volgende termijnen vervallen elke drie maanden na het vervallen van de vorige termijn.
Indien na het ontstaan van de belastingplicht voor het markt- of standplaatsgeld zeven, acht of negen kalendermaanden resteren tot het einde van het belastingjaar, moet het verschuldigde bedrag worden voldaan in drie gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die van de dagtekening van de schriftelijke kennisgeving. De volgende termijnen vervallen elk drie maanden na de vorige termijn.
Indien na het ontstaan van de belastingplicht voor het markt- of standplaatsgeld vijf of zes kalendermaanden resteren tot het einde van het belastingjaar moet het verschuldigde bedrag worden voldaan in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die van de dagtekening van de schriftelijke kennisgeving. De tweede termijn vervalt drie maanden na de eerste termijn.
Bij de invordering van de markt- en standplaatsgelden wordt geen kwijtschelding verleend.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de markt- en standplaatsgelden.
De "Verordening Marktgelden 2007”, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 december 2006, wordt ingetrokken met ingang van de in het 3e lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de 1e dag na die van bekendmaking.