Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amersfoort

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amersfoort houdende regels maatschappelijke ondersteuning Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmersfoort
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Amersfoort houdende regels maatschappelijke ondersteuning Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2017
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2017
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlageToelichting Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2017

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2015 per 1 januari 2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. art. 2.1.3 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. art. 2.1.4 lid 1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  3. art. 2.1.4 lid 2 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  4. art. 2.1.4 lid 3 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  5. art. 2.1.4 lid 7 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  6. art. 2.1.5 lid 1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  7. art. 2.1.6 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  8. art. 2.1.7 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  9. art. 2.3.6 lid 4 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  10. art. 2.6.6 lid 1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  11. art. 156 Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201701-01-2018nieuwe regeling

20-12-2016

Gemeenteblad 2016, 187425

5376423

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2017

De raad van de gemeente Amersfoort,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 november 216, nummer 5374077; gelet op het bepaalde in:

  • -

    de artikelen 2.1.3, 2.1.4 eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5 eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6 vierde lid en 2.6.6 eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, alsmede gelet op artikel 156 van de Gemeentewet;

  • -

    het meerjarig beleidskader sociaal domein 2015 - 2018

  • -

    gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein Amersfoort van 28 november 2016;

 

overwegende dat:

  • -

    burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;

  • -

    van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;

  • -

    burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;

  • -

    het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2017

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN EN REIKWIJDTE

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In de verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, die algemeen verkrijgbaar is en die niet aanzienlijk duurder is dan vergelijkbare producten;

    • b.

      Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

    • c.

      Beperking: aan de persoon verbonden factoren die er toe leiden dat deze niet (volledig) in staat is tot deelnemen aan het maatschappelijke verkeer;

    • d.

      Collectieve maatwerkvoorziening: een maatwerkvoorziening die door meerdere personen tegelijk kan worden gebruikt;

    • e.

      Dagactiviteit: dagbesteding in groepsverband als structurele tijdsbesteding met een doel dat gericht is op zelfredzaamheid en participatie van de cliënt dan wel op het ontlasten van de mantelzorger;

    • f.

      Begeleiding: individuele begeleiding gericht op het versterken, bevorderen of behouden van de zelfredzaamheid van de cliënt;

    • g.

      Gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die een leefeenheid vormen;

    • h.

      Huisgenoot: de persoon met wie de cliënt duurzaam een gezamenlijk huishouden voert;

    • i.

      Huishoudelijke hulp: het in overwegende mate overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van de cliënt dan wel van de leefeenheid waartoe de cliënt behoort voor zover de huisgenoten naar oordeel van het college geen gebruikelijke hulp kunnen bieden;

    • j.

      Hulpvraag: de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, niet zijnde informatie en advies waarvoor een melding wordt gedaan;

    • k.

      Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de cliënt zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft of zal hebben en op welk adres hij in de basisregistratie personen (BRP) ingeschreven staat of zal staan. Indien de cliënt met een briefadres in de BRP ingeschreven staat, gaat het om het feitelijk woonadres;

    • l.

      Instelling: volgens de Wet toelating zorginstellingen, een ziekenhuis of kleinschalig wooninitiatief als bedoeld in de Regeling langdurige zorg of een organisatie die maatschappelijke ondersteuning, waaronder beschermd wonen, biedt in een door het college goedgekeurde accommodatie;

    • m.

      Leefeenheid: de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten waarmee de cliënt gemeenschappelijk een woning bewoont en gezamenlijk een huishouden voert;

    • n.

      Nadere regels: een door het college vastgestelde regeling, waar op grond van deze verordening nadere regels zijn gesteld;

    • o.

      Normale gebruik van de woning: het kunnen verrichten van de elementaire woonfuncties gericht op zelfredzaamheid (eten, slapen, lichaamsreiniging, koken), het verrichten van belangrijke huishoudelijke taken, horizontale en verticale verplaatsingen in en om de woning waaronder ook de toegang tot de woning. Daaronder kan onder omstandigheden tevens de berging, de toegang tot tuin of balkon van de woning worden verstaan;

    • p.

      Ondersteuningsplan: het door de cliënt, in overleg met de aanbieder op te stellen plan over de ondersteuningstaken die worden geleverd voor het realiseren van het resultaat zoals opgenomen in het plan van aanpak;

    • q.

      Persoonsgebonden budget (PGB): persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

    • r.

      Plan van Aanpak: het verslag van het onderzoek na de melding als bedoeld in de wet;

    • s.

      Spoedeisend geval: een (onvoorziene) situatie die geen uitstel verdraagt;

    • t.

      Uitvoeringsplan PGB: een plan opgesteld door (of namens) de cliënt waaruit blijkt dat de besteding van het PGB voldoet aan de voorwaarden van de wet en/of deze verordening zonodig aangevuld met voorwaarden die daar naar oordeel van het college aan gesteld mogen worden;

    • u.

      Vervoersvoorziening: een voorziening, al dan niet gemotoriseerd, waarmee de cliënt zich in zijn leefomgeving kan verplaatsen;

    • v.

      Voorliggende voorziening: een andere wettelijke regeling op grond waarvan de cliënt een beroep kan doen met het oog op zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. Onder omstandigheden van het individuele geval kan daar ook een privaatrechtelijke regeling onder worden verstaan;

    • w.

      Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • x.

      Woning: een woonruimte welke volgens algemeen maatschappelijk aanvaarde maatstaven bestemd en geschikt is voor permanente bewoning en waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimte, was en kookgelegenheid en toilet met andere woningen worden gedeeld. Hieronder begrepen een woonschip en een woonwagen, mits bestemd én nog tenminste vijf jaar geschikt voor permanente bewoning;

    • y.

      Woonvoorziening: een woningaanpassing of hulpmiddel gericht op het normale gebruik in de woning.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: de wet) en de daarop gebaseerde lagere regelgeving en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1.2 Reikwijdte verordening

  • 1.

    Deze verordening heeft betrekking op maatschappelijke ondersteuning, ten behoeve van ingezetenen van de gemeente Amersfoort.

  • 2.

    Als ingezetene wordt aangemerkt degene die zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de gemeente Amersfoort.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid geldt voor de maatschappelijke ondersteuning in de vorm van beschermd wonen en (maatschappelijke) opvang voor iedere ingezetene van Nederland die zich voor deze ondersteuning tot het college wendt.

HOOFDSTUK 2. PROCEDUREGELS

Artikel 2.1 De melding van de hulpvraag

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een cliënt vormvrij bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een hulpvraag schriftelijk of per e-mail. Daarbij wijst het college op de mogelijkheid van het indienen van een persoonlijk plan.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college na de melding als bedoeld in het eerste lid onverwijld tijdelijk een maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomsten van het gesprek als bedoeld in artikel 2.4 van de verordening.

  • 4.

    Onder een hulpvraag als bedoeld in het eerste lid wordt tevens verstaan een verzoek om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming meerkosten als bedoeld in hoofdstuk 7 van de verordening.

Artikel 2.2 Cliëntondersteuning en persoonlijk plan

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2.

    Het college wijst de cliënt en zijn eventuele mantelzorger na de melding maar in ieder geval voorafgaande aan het gesprek als bedoeld in artikel 2.4 van de verordening op de mogelijkheid gebruik te kunnen maken van cliëntondersteuning.

  • 3.

    Het college betrekt het persoonlijk plan bij het onderzoek als bedoeld in artikel 2.4 van de verordening.

Artikel 2.3 Informatie en identificatie

  • 1.

    De cliënt dan wel diens vertegenwoordiger verschaft het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 2.

    Bij het onderzoek, bedoeld in artikel 2.4 van de verordening, stelt het college de identiteit van de cliënt vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

  • 3.

    Het college is tevens bevoegd de identiteit van de vertegenwoordiger of mantelzorger van de cliënt vast te stellen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 2.4 Het onderzoek

  • 1.

    Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Het gesprek wordt gevoerd met de cliënt, dan wel zijn vertegenwoordiger, zijn mantelzorger en/of personen uit zijn sociale netwerk.

  • 2.

    Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, zijn rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt indien nodig om toestemming voor het verwerken of het uitwisselen van zijn persoonsgegevens.

  • 3.

    De onderwerpen van artikel 2.3.2, vierde lid, van de wet vormen de basis van het gesprek als bedoeld in het eerste lid. Daarnaast wordt het eventuele persoonlijk plan en het verzoek om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de meerkosten als bedoeld in hoofdstuk 7 van de verordening betrokken bij het onderzoek.

  • 4.

    Als de ondersteuningsbehoefte genoegzaam bekend is bij het college, kan (alleen) in overeenstemming met de cliënt worden afzien van een gesprek.

Artikel 2.5 Plan van aanpak na het onderzoek

  • 1.

    Het college stelt na het onderzoek een plan van aanpak op waarbij rekening wordt gehouden met het eventuele persoonlijk plan en het verzoek om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming meerkosten als bedoeld in hoofdstuk 7 van de verordening en verstrekt dat in tweevoud aan de cliënt.

  • 2.

    Het college betrekt bij het plan van aanpak zonodig ook de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger.

  • 3.

    Opmerkingen of aanvullingen van de cliënt op het plan van aanpak kunnen aan het plan van aanpak worden toegevoegd.

Artikel 2.6 De aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening en een tegemoetkoming meerkosten als bedoeld in hoofdstuk 7 van de verordening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij dat niet is uitgevoerd binnen zes weken na de melding van de hulpvraag of van een gesprek is afgezien als bedoeld in artikel 2.4, vierde lid, van de verordening.

  • 2.

    In afwijking van het vorige lid kan het college een ondertekend plan van aanpak als bedoeld in artikel 2.5 van de verordening, voorzien van de NAW-gegevens van de cliënt, aanmerken als aanvraag.

  • 3.

    Het college is bevoegd de beslistermijn als bedoeld in artikel 2.3.5, tweede lid, van de wet op te schorten indien voor de beoordeling van de aanspraak op, dan wel welke maatwerkvoorziening een passende bijdrage kan leveren een deskundigenadvies nodig is. Bij een aanvraag voor een tegemoetkoming meerkosten als bedoeld in hoofdstuk 7 van de verordening handelt het college overeenkomstig dit lid.

  • 4.

    De bevoegdheid als bedoeld in het vorige lid is ook van toepassing indien de cliënt geen of onvoldoende gegevens, die nodig zijn voor de beoordeling van de aanspraak, heeft verstrekt als bedoeld in artikel 2.3.2, zevende lid, van de wet.

Artikel 2.7 Advisering bij melding of aanvraag

  • 1.

    Het college kan om deskundigenadvies vragen voor zover dit van belang is voor het onderzoek of de beoordeling van de aanvraag waaronder inbegrepen het in staat zijn van het bieden van gebruikelijke hulp.

  • 2.

    Het college is bevoegd om de cliënt of in geval van gebruikelijke hulp zijn huisgenoten uit te nodigen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip voor een onderzoek door een of meer daartoe aangewezen deskundigen.

  • 3.

    De cliënt dan wel zijn huisgenoot verleent zijn medewerking aan het onderzoek als bedoeld in het eerste lid voor zover die redelijkerwijs kan worden gevergd.

Artikel 2.8 Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als PGB wordt verstrekt. De beschikking is mede gebaseerd op het plan van aanpak. Het eventueel opgestelde ondersteuningsplan maakt integraal onderdeel uit van de beschikking.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken maatwerkvoorziening is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de maatwerkvoorziening wordt verstrekt.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

    • b.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld.

  • 4.

    Als sprake is van een te betalen bijdrage in de kosten wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

HOOFDSTUK 3. BEOORDELING VAN DE AANSPRAAK

Artikel 3.1 Algemene criteria maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een cliënt die zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de gemeente Amersfoort kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet:

    • a.

      op eigen kracht;

    • b.

      met gebruikelijke hulp;

    • c.

      met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk; dan wel

    • d.

      met gebruikmaking van algemene voorzieningen,kan verminderen of wegnemen.

  • 2.

    De maatwerkvoorziening als bedoeld in het eerste lid levert, rekening houdend met het plan van aanpak als bedoeld in artikel 2.5 van de verordening en voor zover aanwezig het persoonlijk plan, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt voldoende en op aanvaardbare wijze in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk op verantwoorde wijze in de eigen leefomgeving kan blijven.

  • 3.

    Een cliënt die ingezetene is van Nederland met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet:

    • a.

      op eigen kracht;

    • b.

      met gebruikelijke hulp;

    • c.

      met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk; dan wel

    • d.

      met gebruikmaking van algemene voorzieningen,kan verminderen of wegnemen.

  • 4.

    De maatwerkvoorziening als bedoeld in het vorige lid levert, rekening houdend met het plan van aanpak als bedoeld in artikel 2.5 van de verordening en voor zover aanwezig het persoonlijk plan, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt voldoende en op aanvaardbare wijze in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht op verantwoorde wijze te handhaven in de samenleving.

Artikel 3.2 Primaat en kortdurende maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Het college kan maatschappelijke ondersteuning verlenen als collectieve – en/of individuele maatwerkvoorziening. Daarbij ligt het primaat bij de collectieve maatwerkvoorziening, tenzij dat niet als goedkoopst passende bijdrage kan worden aangemerkt.

  • 2.

    Het college kan een maatwerkvoorziening kortdurend verlenen indien de cliënt of de personen van wie gebruikelijke hulp kan worden gevergd leerbaar zijn. De maatschappelijke ondersteuning is gericht op het versterken, verbeteren of behouden van de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. Daaronder kan ook toeleiding naar algemene voorzieningen of voorliggende voorzieningen worden verstaan.

Artikel 3.3 Specifieke criteria maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Er bestaat slechts aanspraak op een maatwerkvoorziening voor zover:

    • a.

      deze noodzakelijk is om de cliënt in aanvaardbare mate in staat te stellen tot zelfredzaamheid en participatie mede met het oog op het zo lang mogelijk op verantwoorde wijze in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;

    • b.

      deze als goedkoopst passende bijdrage is aan te merken;

    • c.

      deze in overwegende mate op de cliënt is gericht.

  • 2.

    Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat indien:

    • a.

      de beperkingen van de cliënt met een voor hem als algemeen gebruikelijk te beschouwen voorziening kunnen worden opgelost dan wel verminderd;

    • b.

      een maatwerkvoorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verleend en daarvan de normale afschrijvingstermijn nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verleende voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • c.

      de cliënt in redelijkheid van hem te vergen mogelijkheden heeft om zelf of met hulp van anderen voor een passende oplossing te zorgen voor de beperkingen in diens zelfredzaamheid en participatie.

    • d.

      de cliënt, gelet op de noodzaak tot maatschappelijke ondersteuning, aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening.

HOOFDSTUK 4. MAATWERKVOORZIENINGEN

Artikel 4.1 Dagactiviteit, vervoer en begeleiding

  • 1.

    Het college kan een maatwerkvoorziening verlenen in de vorm van dagactiviteit welke gericht is op:

    • a.

      het bieden van arbeidsmatige ondersteuning aan cliënten die (nog) niet over arbeidsvermogen beschikken;

    • b.

      op het aanbrengen van structuur, bevorderen van sociale participatie;

    • c.

      het ontlasten van de mantelzorger.

  • 2.

    Onder dagactiviteit valt tevens het noodzakelijke vervoer inclusief de eventuele begeleiding zodat de cliënt gebruik kan maken van de dagactiviteit. Het vervoer als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval noodzakelijk geacht indien:

    • a.

      de cliënt niet in staat is zelfstandig lopend, al dan niet met een algemeen gebruikelijk loophulpmiddel, de dagbesteding te bereiken of zelfstandig met een algemeen gebruikelijk vervoermiddel te reizen;

    • b.

      de cliënt niet met beschikbare hulp van personen uit diens sociale netwerk of vrijwilligers kan reizen of op een andere manier door hen kan worden begeleid.

  • 3.

    Het college kan een maatwerkvoorziening verlenen in de vorm van begeleiding welke gericht is op:

    • a.

      het verrichten van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen;

    • b.

      het voeren van een gestructureerd huishouden.

Artikel 4.2 Huishoudelijke hulp

  • 1.

    Het college kan een maatwerkvoorziening verlenen in de vorm van huishoudelijke hulp. Daarbij houdt het college rekening met de mate waarin de cliënt het vermogen heeft om huishoudelijke taken te organiseren.

  • 2.

    Huishoudelijke hulp is gericht op het bereiken van de volgende resultaten:

    • a.

      een schoon en leefbaar huis;

    • b.

      het beschikken over schone en draagbare, zo nodig opgevouwen of opgehangen kleding of ander linnengoed, indien (medisch) noodzakelijk gestreken;

    • c.

      het bereiden of klaarzetten en zonodig aanreiken van maaltijden;

    • d.

      beschikken over boodschappen voor het dagelijks leven;

    • e.

      het thuis zorgen voor de minderjarige kinderen die tot het huishouden behoren (die niet voor zich zelf kunnen zorgen);

    • f.

      de organisatie van het huishouden.

  • 3.

    Huishoudelijke hulp gericht op het schoonhouden van de woning wordt slechts geboden voor zover dit betrekking heeft op de ruimten die gericht zijn op het normale gebruik van de woning.

Artikel 4.3 Respijtverblijf in een instelling

  • 1.

    De cliënt kan slechts in aanmerking komen voor respijtverblijf in een instelling indien:

    • a.

      dit noodzakelijk is om de mantelzorger te ontlasten; en

    • b.

      de cliënt in dat geval aangewezen is op ondersteuning welke gepaard gaat met het overnemen van (permanent) toezicht; en

    • c.

      dagactiviteit en/of begeleiding al dan niet aangevuld met geneeskundige zorg als bedoeld in de Zorgverzekeringswet niet als passende bijdrage kan worden aangemerkt.

  • 2.

    Het respijtverblijf in een instelling bedraagt maximaal 36 etmalen per kwartaal. Het college kan het respijtverblijf ook voor een aaneengesloten periode per kalenderjaar verlenen.

Artikel 4.4 Ondersteuning bij het wonen

  • 1.

    Het college kan een maatwerkvoorziening verlenen gericht op ondersteuning bij het wonen in de vorm van:

    • a.

      woonvoorzieningen;

    • b.

      hulpmiddelen om zich in en om de woning te verplaatsen.

  • 2.

    Woonvoorzieningen worden slechts geboden indien deze zijn gericht op het kunnen gebruiken van de noodzakelijke gebruiksruimte(n) in verband met het normale gebruik van de woning waar de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben.

  • 3.

    Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een woningaanpassing worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toe- en doorgankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

  • 4.

    Maatwerkvoorzieningen voor het zich verplaatsen in en om de woning worden slechts geboden indien deze zijn gericht de cliënt in staat te stellen de noodzakelijke gebruiksruimten te bereiken ten behoeve van het normale gebruik van de woning.

Artikel 4.5 Criterium primaat van verhuizen

  • 1.

    Indien de cliënt die is aangewezen op een woningaanpassing of een woonvoorziening in de vorm van een traplift kan verhuizen naar een passende of een goedkoper aanpasbare woning in Amersfoort of in de nabijheid van Amersfoort liggende gemeenten, beoordeelt het college eerst deze mogelijkheid.

  • 2.

    De cliënt kan voor een maatwerkvoorziening als bedoeld in het eerste lid in aanmerking komen voor zover blijkt dat verhuizen als bedoeld in het vorige lid niet binnen een medisch aanvaardbare termijn mogelijk is.

Artikel 4.6 Specifieke criteria woonvoorzieningen

  • 1.

    Een woningaanpassing of een woonvoorziening in de vorm van een traplift wordt slechts verleend indien de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woning waaraan de maatwerkvoorziening wordt getroffen.

  • 2.

    De aanvraag voor een woningaanpassing of een woonvoorziening in de vorm van een traplift kan in ieder geval worden geweigerd indien:

    • a.

      de noodzaak tot het treffen van de maatwerkvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen in het normale gebruik van de woning ten gevolge van beperkingen geen aanleiding bestond en er geen andere dringende reden aanwezig was;

    • b.

      de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • c.

      verhuisd naar een woonruimte die niet bestemd en/of geschikt is om het gehele jaar door bewoond te worden;

    • d.

      de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • e.

      de noodzaak tot het treffen van een woningaanpassing het gevolg is van achterstallig onderhoud dan wel slechts strekt ter renovatie van de woning of om deze in overeenstemming te brengen met de eisen die redelijkerwijs aan de woning mogen worden gesteld.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen over afschrijftermijnen als bedoeld in het vorige lid onderdeel e.

Artikel 4.7 Bezoekbaar maken woning

  • 1.

    Het college kan een woonvoorziening verlenen gericht op het bezoekbaar maken van een woning in de gemeente Amersfoort, indien de cliënt zijn hoofdverblijf heeft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg in de gemeente Amersfoort.

  • 2.

    Onder het bezoekbaar maken van de woning wordt uitsluitend verstaan het bereikbaar maken van de woonruimte, de woonkamer en het toilet.

Artikel 4.8 Ondersteuning bij deelname maatschappelijk verkeer

  • 1.

    Het college kan maatwerkvoorzieningen verlenen gericht op ondersteuning bij deelname maatschappelijk aan het maatschappelijk verkeer in de vorm van:

    • a.

      vervoersvoorzieningen;

    • b.

      een gebruikerspas Regiotaxi, waarvoor de cliënt een ritbijdrage is verschuldigd;

    • c.

      individueel (rolstoel)taxivervoer in de vorm van een PGB.

  • 2.

    De maatwerkvoorzieningen als bedoeld in het eerste lid zijn gericht op:

    • a.

      het zich kunnen verplaatsen;

    • b.

      medemensen ontmoeten en sociale verbanden aangaan,over de korte afstand rondom de woning en verplaatsingen over de langere afstand binnen de leefomgeving van de cliënt die geen gebruik kan maken van het reguliere Openbaar Vervoer.

  • 3.

    Onder de leefomgeving als bedoeld in dit artikel wordt 15 tot 20 kilometer rondom de woning verstaan waarbij deelname aan het maatschappelijk verkeer mogelijk is met een omvang van 2000 kilometer per jaar.

  • 4.

    Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het vorige lid.

Artikel 4.9 Beschermd wonen

  • 1.

    Het college kan de cliënt in aanmerking brengen voor beschermd wonen indien de cliënt:

    • a.

      is aangewezen op een beschermende woonomgeving, gelet op complexe problematiek; en

    • b.

      24-uurs (maatschappelijke) opvang of de ambulante maatwerkvoorziening(en) begeleiding, dagactiviteit al dan niet gecombineerd met respijtverblijf in een instelling niet als passende bijdrage kunnen worden aangemerkt; en

    • c.

      deze (mede) gericht zijn op het in staat stellen van de cliënt om zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 2.

    Een beschermende woonomgeving gaat gepaard met noodzakelijk verblijf in een accommodatie van een instelling waar toezicht en aangewezen ondersteuning wordt geboden.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels in het geval de cliënt een PGB wenst te besteden bij een niet door het college gecontracteerde aanbieder voor beschermd wonen. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de eisen die gelden voor de accommodatie waar de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben voor wat betreft:

    • a.

      het aantal bewoners; en

    • b.

      de inschrijving in de Basisregistratie personen (BRP); en

    • c.

      de eisen die gelden voor de accommodatie.

HOOFDSTUK 5. PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 5.1 Algemeen

Het college kan een PGB voor de kosten van een maatwerkvoorziening, welke betrekking hebben op een periode voorafgaande aan de melding dan wel de aanvraag weigeren, tenzij:

  • a.

    het college vaststelt dat de melding dan wel de aanvraag niet eerder ingediend kon worden; en

  • b.

    de cliënt aantoont verplichtingen met derden te zijn aangegaan die onherroepelijk zijn; en

  • c.

    het college tot het oordeel komt dat de betreffende maatwerkvoorziening noodzakelijk is.

Artikel 5.2 Verplichtingen en vaststellen hoogte persoonsgebonden budget diensten

  • 1.

    Indien de cliënt in aanmerking komt voor een PGB geldt dat de cliënt verplicht is om een Uitvoeringsplan PGB op te stellen. Het college kan een format voor dit uitvoeringsplan vaststellen.

  • 2.

    De budgethouder is verplicht om gebruik te maken van de op zijn situatie van toepassing zijnde modelovereenkomst van de Sociale Verzekeringsbank.

  • 3.

    De hoogte van een PGB, niet zijnde beschermd wonen, bedraagt niet meer dan het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst passende bijdrage in natura die het college verschuldigd is en is toereikend voor het inkopen daarvan.

  • 4.

    Het college hanteert gedifferentieerde tarieven rekening houdend met ondersteuners die bij een professionele instelling werken, ondersteuners die werkzaam zijn als zelfstandig werkend ondernemer of via een arbeidsovereenkomst en personen die behoren tot het sociaal netwerk.

  • 5.

    De hoogte van het PGB dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk is in ieder geval lager dan de hoogte van het PGB voor ondersteuners die bij een professionele instelling werken, ondersteuners die als zelfstandig werkend ondernemer werken of via een arbeidsovereenkomst.

  • 6.

    Het college stelt de hoogte van het PGB (tarief) voor beschermd wonen vast op basis van de indicatie rekening houdend dat de cliënt zelf woonkosten is verschuldigd.

  • 7.

    Het college stelt nadere regels over:

    • a.

      de tarieven als bedoeld in het vierde lid, waarbij het college percentages kan hanteren; en

    • b.

      de besteding van een PGB in het geval van verblijf buiten de gemeente Amersfoort en het buitenland.

Artikel 5.3 Vaststellen hoogte persoonsgebonden budget overig

  • 1.

    De hoogte van het PGB voor woningaanpassingen en hulpmiddelen bedraagt in ieder geval niet meer dan het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst passende bijdrage waaronder inbegrepen de instandhoudingskosten of andere bijkomende kosten en is toereikend voor het inkopen daarvan.

  • 2.

    De hoogte van het PGB voor het gebruik van individueel (rolstoel)taxivervoer wordt vastgesteld op basis normbedragen (jaarbasis).

  • 3.

    Het college kan de hoogte van het PGB vaststellen op basis van een offerte.

HOOFDSTUK 6. BIJDRAGE IN DE KOSTEN EN KOSTPRIJS

Artikel 6.1 Maatwerkvoorziening en persoonsgebonden budget

  • 1.

    De cliënt is een bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening verschuldigd, zolang hij van de maatwerkvoorziening in natura gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het PGB is toegekend. De bijdrage in kosten is verschuldigd overeenkomstig het bepaalde in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en is afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn eventuele echtgenoot.

  • 2.

    Indien een maatwerkvoorziening dan wel PGB wordt verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt, is de bijdrage verschuldigd door:

    • a.

      de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen; en

    • b.

      degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid kan het college nadere regels stellen in welke gevallen een bijdrage in de kosten van de maatwerkvoorziening dan wel PGB is verschuldigd en wat de omvang daarvan is. Dit met inachtneming van de regels van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 4.

    De bijdrage voor de opvang wordt geïnd door de aanbieder die de opvang biedt.

Artikel 6.2 Kostprijs

  • 1.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening is gelijk aan de prijs waarvoor de gemeente de maatwerkvoorziening afneemt van of aanschaft bij een (gecontracteerde) aanbieder, inclusief de bijkomende kosten waaronder instandhoudingskosten.

  • 2.

    Bij de kostprijs voor diensten geldt dat deze mede is gebaseerd op markconform geldende tarieven rekening houdend met de van toepassing zijnde CAO en bijbehorende professionele standaard.

  • 3.

    De kostprijs van een PGB is gelijk aan het bedrag van het PGB.

HOOFDSTUK 7. TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN

Artikel 7.1 Aanspraak

  • 1.

    De persoon met een beperking of een chronisch psychisch of psychosociaal probleem die beschikt over een beperkte financiële draagkracht kan in aanmerking komen voor een tegemoetkoming indien de met die beperking of chronisch psychisch of psychosociaal probleem aantoonbare of aannemelijke meerkosten meebrengen en de tegemoetkoming bijdraagt aan de zelfredzaamheid en participatie.

  • 2.

    De tegemoetkoming kan slechts worden verleend voor:

    • a.

      verhuiskosten en/of inrichtingskosten;

    • b.

      kosten in verband met het gebruik van eigen auto indien de aanvrager uitsluitend is aangewezen op het gebruik van de eigen auto voor verplaatsingen in de leefomgeving in verband met zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer als bedoeld in artikel 4.8 van de verordening;

    • c.

      de aanschaf van een sportvoorziening. De tegemoetkoming wordt slechts eens per drie jaar verleend;

    • d.

      huurderving;

    • e.

      woningsanering.

  • 3.

    De persoon als bedoeld in het eerste lid kan slechts aanspraak maken op een tegemoetkoming indien deze persoon geen aanspraak heeft of kan hebben op een vergoeding van de (meer)kosten op grond van een voorliggende voorziening.

  • 4.

    De persoon als bedoeld in het eerste lid kan slechts aanspraak maken op een tegemoetkoming verhuiskosten en/of inrichtingskosten voor zover op deze persoon het primaat van verhuizen als bedoeld in artikel 4.5 van de verordening van toepassing is.

Artikel 7.2 Hoogte tegemoetkoming en uitbetaling

  • 1.

    Het college stelt nadere regels de beperkte financiële draagkracht en de hoogte van de tegemoetkomingen voor de kosten als bedoeld in artikel 7.1 tweede lid van de verordening rekening houdend met omstandigheden die meerkosten met zich mee kunnen meebrengen.

  • 2.

    De tegemoetkoming voor verhuiskosten en/of inrichtingskosten wordt niet eerder uitbetaald nadat de persoon als bedoeld in artikel 4.5 van de verordening is verhuisd naar de voor hem meest geschikte beschikbare woning gelet op zijn beperkingen in het normale gebruik van de woning.

HOOFDSTUK 8. NIEUWE FEITEN EN OMSTANDIGHEDEN, HERZIENING, INTREKKING OF TERUGVORDERING

Artikel 8.1 Opschorting en beëindiging

Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een toegekende aanspraak op een maatwerkvoorziening dan wel (uitbetaling van) PGB geheel of gedeeltelijk beëindigen, dan wel de inzet (levering) daarvan tijdelijk opschorten indien:

  • a.

    niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld op grond van de wet of bij of krachtens de verordening;

  • b.

    de cliënt wordt opgenomen of gaat wonen in een instelling, tenzij dat gebeurt in het kader van de te bieden maatschappelijke ondersteuning;

  • c.

    de cliënt zich niet houdt aan de verplichtingen verbonden aan het gebruik van de maatwerkvoorziening of de verplichtingen die zijn verbonden aan het PGB;

  • d.

    de cliënt is overleden;

  • e.

    de cliënt vanwege een verhuizing geen woonplaats meer heeft in de gemeente Amersfoort.

Artikel 8.2 Herziening of intrekking

  • 1.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college desgevraagd of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot een heroverweging van de beslissing als bedoeld in de artikelen 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Het college kan overeenkomstig het eerste lid een besluit tot toekenning tegemoetkoming meerkosten als bedoeld in hoofdstuk 7 van de verordening herzien of intrekken indien achteraf blijkt dat de persoon bedoeld in dat hoofdstuk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zouden hebben geleid.

Artikel 8.3 Terugvordering en verrekenen

  • 1.

    Onverminderd artikel 2.4.1 van de wet kan het college nadat het besluit tot toekenning van een maatwerkvoorziening dan wel PGB of tegemoetkoming meerkosten als bedoeld in hoofdstuk 7 van de verordening is herzien of ingetrokken:

    • a.

      het ten onrechte of tot een te hoog bedrag betaald PGB terugvorderen;

    • b.

      de ten onrechte ontvangen tegemoetkoming meerkosten terugvorderen;

    • c.

      de geldswaarde van een maatwerkvoorziening in natura terugvorderen.

  • 2.

    De wijze waarop de terugvordering geïnd wordt, kan verrekening zijn. De hoogte van het na verrekening (periodieke) bedrag moet in redelijke verhouding staan tot de te compenseren beperkingen.

HOOFDSTUK 9. OVERIGE BEPALINGEN

§ 1. Jaarlijkse blijk waardering mantelzorgers

Artikel 9.1 De wijze van waardering

  • 1.

    Het college draagt jaarlijks zorg voor een blijk van waardering voor mantelzorgers in de vorm van een geldbedrag indien mantelzorg wordt verleend aan een cliënt die zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Amersfoort.

  • 2.

    De jaarlijkse blijk van waardering wordt op aanvraag verleend.

§ 2. Klachtafhandeling en medezeggenschap

Artikel 9.2 Regeling voor klachtenafhandeling

  • 1.

    Voor de afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op gedragingen jegens hen van het college of van personen die namens haar meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening behandelen, hanteert het college de op het moment van indienen van de klacht geldende klachtenregeling.

  • 2.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten.

Artikel 9.3 Regeling voor medezeggenschap

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van maatwerkvoorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

§ 3. Kwaliteit

Artikel 9.4 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt en het aansluiten bij de ondersteuning van het sociaal netwerk;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg waaronder inbegrepen de ondersteuning van het sociaal netwerk;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde maatwerkvoorzieningen.

Artikel 9.5 Prijs kwaliteitsverhouding

  • 1.

    Het college houdt, in het belang van een goede prijs-kwaliteitsverhouding rekening, bij het leveren van diensten door derden, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 2.

    Het college houdt, in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening, en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de maatwerkvoorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • 1°.

        aanmeten, leveren en plaatsen van de maatwerkvoorziening;

      • 2°.

        instructie over het gebruik van de maatwerkvoorziening;

      • 3°.

        onderhoud van de maatwerkvoorziening, en

      • 4°.

        verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

§ 4. Betrekken van ingezetenen

Artikel 9.6 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

HOOFDSTUK 10. SLOTBEPALINGEN

Artikel 10.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van hetgeen bij deze verordening is bepaald, voor zover toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10.2 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2017.

  • 3.

    Het college heeft de bevoegdheid een besluit op grond van aan deze verordening voorafgaande verordeningen in te trekken met toepassing van deze verordening. Het college kan daarvoor een ander besluit in de plaats stellen.

Aldus besloten in de vergadering van de raad van de gemeente Amersfoort op 20 december 2016 .

de griffier, de voorzitter,